'

GENESIS – TWEEENVEERTIGSTE HOOFDSTUK
GENESIS 42 : 1 - 38
1. En hij zag, Jakob, dat er opbrengst in Egypte was en Jakob zei tot zijn zonen:
Waarom ziet gij elkaar aan.
2. En hij zei: Ziet, ik heb gehoord dat er opbrengst in Egypte is; daalt daarheen af, en
koopt ons van daar en dat wij leven en dat wij niet sterven.
3. En Jozefs tien broeders daalden af om koren uit Egypte te kopen.
4. En Benjamin, Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broeders, omdat hij zei:
Misschien zou hem onheil overkomen.
5. En Israëls zonen kwamen om te kopen in het midden van degenen die kwamen,
omdat de honger was in het land Kanaän.
6. En Jozef, hij, was de heerser over het land, hij verkopende aan al het volk des
lands; en Jozefs broeders kwamen en zij bogen zich voor hem met de aangezichten ter
aarde.
7. En Jozef zag zijn broeders en hij herkende hen; en hij gedroeg zich als een vreemde
jegens hen en hij sprak harde dingen met hen en hij zei tot hen: Van waar zijt gij
gekomen; en zij zeiden: Uit het land Kanaän, om spijs te kopen.
8. En Jozef herkende zijn broeders en zij herkenden hem niet.
9. En Jozef gedacht aan de dromen die hij hun gedroomd had; en hij zei tot hen: Gij
zijt verspieders; om de naaktheid des lands te zien, zijt gij gekomen.
10. En zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer en uw knechten komen om spijs te kopen.
11. Wij allen, wij zijn zonen van één man; wij zijn recht; uw knechten zijn niet
verspieders.
12. En hij zei tot hen: Neen, dat gij gekomen zijt om de naaktheid des lands te zien.
13. En zij zeiden: Wij uw knechten zijn twaalf broeders, de zonen van één man, in het
land Kanaän; en zie, de kleinste is heden met onze vader en één is niet.
14. En Jozef zei tot hen: Dit is het wat ik tot u sprak, door te zeggen: Gij zijt
verspieders.
15. Hierin zult gij beproefd worden, Farao leve, indien gij van hier zult uitgaan, tenzij
uw kleinste broeder hierheen komt.
16. Zendt één uit u en hij neme uw broeder, en gij, gij zult gebonden zijn en uw
woorden zullen beproefd worden of de waarheid met u is en indien niet, Farao leve,
dat gij verspieders zijt.
17. En hij sloot hen op ter bewaring drie dagen.
18. En Jozef zei tot hen op de derde dag: Doet dit, en gij zult leven; ik vrees God.
19. Indien gij recht zijt, uw broeder, één, worde gebonden in het huis van uw
bewaring; en gij gaat, brengt de opbrengst van de honger van uw huizen.
20. En brengt uw kleinste broeder tot mij en uw woorden zullen waar gemaakt worden
en gij zult niet sterven; en zij deden aldus.
21. En zij zeiden, de man tot zijn broeder: Voorwaar, wij zijn schuldig over onze
broeder, wiens benauwdheid der ziel wij zagen, toen hij tot ons smeekte en wij
hoorden niet; deswege is deze benauwdheid tot ons gekomen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2303
22. En Ruben antwoordde hun, al zeggende: Heb ik niet tot u gezegd, al zeggende:
Zondigt niet aan het kind en gij hebt niet geluisterd; en ook zijn bloed, ziet het wordt
gezocht.
23. En zij wisten niet dat Jozef was horende, omdat er een tolk tussen hen was,
24. En hij wendde zich af van over hen en hij weende; en hij keerde weder tot hen en
hij sprak tot hen; en hij nam uit hen Simeon en hij bond hem voor hun ogen.
25. En Jozef gebood en zij vulden hun vaten met koren en om terug te brengen hun
zilver, van eenieder in zijn zak en om hun te geven teerkost tot de weg; en hij deed hun
aldus.
26. En zij hieven hun opbrengst op hun ezels en zij gingen van daar.
27. En één opende zijn zak om zijn ezel voeder te geven in de herberg en hij zag zijn
zilver en ziet, het was in de mond van zijn reiszak.
28. En hij zei tot zijn broeders: Mijn zilver is teruggevoerd en ook, ziet, in mijn
reiszak; en het hart ontging hun en zij beefden, de man tot zijn broeder, al zeggende:
Wat is dit dat God ons gedaan heeft.
29. En zij kwamen tot Jakob, hun vader, in het land Kanaän en zij gaven hem te
kennen alle dingen die hun wedervaren waren, al zeggende.
30. De man, de heer des lands, sprak harde dingen met ons en hij gaf ons als
verspiedende het land.
31. En wij zeiden tot hem: Wij zijn recht; wij zijn niet verspieders.
32. Wij zijn twaalf broeders, zonen van onze vader; één is niet en de kleinste is heden
met onze vader in het land Kanaän.
33. En de man, de heer des lands, zei tot ons: Hierin zal ik weten dat gij recht zijt;
doet u één broeder met mij blijven en neemt de honger uwer huizen en gaat.
34. En brengt uw kleinste broeder tot mij; en ik zal weten dat gij niet verspieders zijt,
dat gij recht zijt; uw broeder zal ik u geven en gij zult al handel drijvende het land
doorzwerven.
35. En het geschiedde als zij hun zakken ledigden, en ziet, eenieder had het pak zijns
zilvers in zijn zak en zij zagen de pakken huns zilvers, zij en hun vader en zij vreesden.
36. En Jakob, hun vader, zei tot hen: Gij hebt mij van kinderen beroofd; Jozef is niet
en Simeon is niet en Benjamin neemt gij; al deze dingen zullen op mij zijn.
37. En Ruben zei tot zijn vader, al zeggende: Doe mijn twee zonen sterven zo ik hem
niet tot u zal hebben gebracht; geef hem op mijn hand en ik zal hem tot u
wederbrengen.
38. En hij zei: Mijn zoon zal met ulieden niet nederdalen, omdat zijn broeder dood is,
en hij, hij alleen is overgebleven; en zo hem onheil overkomt in de weg waarin gij zult
gaan en gij zult mijn grijsheid in droefenis ten grave doen nederdalen.
DE INHOUD
5396. In het vorige hoofdstuk is aan het einde gehandeld over de invloeiing en de verbinding
van het hemelse van het geestelijke met de wetenschappelijke dingen in het natuurlijke; nu
wordt gehandeld over de invloeiing en de verbinding van het hemelse van het geestelijke met
de ware dingen van het geloof die van de Kerk daar zijn.
5397. Eerst wordt gehandeld over het streven om deze ware dingen toe te eigenen door de
wetenschappelijke dingen van de Kerk, die Egypte zijn en zonder het middel dat Benjamin is,
met het ware vanuit het Goddelijke, dat Jozef is, maar dit tevergeefs; en daarom werden zij
teruggezonden en werd enig goede van het natuurlijk ware om niet gegeven.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2304
DE INNERLIJKE ZIN
5398. In dit hoofdstuk en in die welke volgen ten aanzien van de zonen van Jakob en over
Jozef, wordt in de innerlijke zin gehandeld over de wederverwekking van het natuurlijke ten
aanzien van de ware en de goede dingen van de Kerk, namelijk dat zij niet plaatsvindt door de
wetenschappelijke dingen, maar door de invloeiing uit het Goddelijke.
Degenen die heden ten dage van de Kerk zijn, weten zo weinig over de wederverwekking, dat
het nauwelijks iets is, zij weten zelfs niet eens dat de wederverwekking de volledige
levensloop van degene die wordt wederverwekt, voortduurt en dat die in het andere leven
wordt voortgezet; en verder dat de verborgenheden van de wederverwekking zo ontelbaar
zijn, dat die nauwelijks voor een tienduizendste deel door de engelen kunnen worden geweten
en dat de dingen die de engelen weten, de dingen zijn die hun inzicht en hun wijsheid maken.
De oorzaak waarom zij die heden ten dage van de Kerk zijn, zo weinig over de
wederverwekking weten, is deze: dat zij zoveel spreken over de vergeving van de zonden en
over de rechtvaardigmaking en dat zij geloven dat de zonden in één ogenblik worden
vergeven en sommigen dat zij worden afgewist zoals van het lichaam het vuil door water en
dat de mens wordt gerechtvaardigd door het geloof-alleen of door het vertrouwen van één
enkel ogenblik.
Dat de mensen van de Kerk zo geloven, vindt hierin zijn oorzaak dat zij niet weten wat zonde
of wat het boze is; indien zij dit kenden, zouden zij weten dat zonden geenszins van iemand
afgewist kunnen worden, maar dat zij afgescheiden of naar de zijden geworpen worden opdat
zij niet oprijzen, wanneer de mens door de Heer in het goede wordt gehouden; en verder dat
dit niet kan gebeuren tenzij het boze aanhoudend wordt uitgeworpen en wel door middelen
die eindeloos zijn in getal en voor het merendeel onuitsprekelijk zijn; zij die in het andere
leven die mening met zich hebben meegebracht dat de mens in één enkel ogenblik door het
geloof gerechtvaardigd en geheel en al van zonden gewassen wordt, staan, wanneer zij
bemerken dat de wederverwekking plaatsvindt door middelen die eindeloos zijn in getal en
onuitsprekelijk zijn, verbaasd en lachen om hun onwetendheid, die zij ook waanzin noemen
die zij in de wereld hadden gehad ten aanzien van de ogenblikkelijke vergeving van de
zonden en over de rechtvaardigmaking, soms wordt hun gezegd dat de Heer aan eenieder die
het van harte verlangt de zonde vergeeft, toch worden zij daarom niet van de duivelse bende
gescheiden, waaraan zij zijn vastgebonden door de boze dingen die het leven volgen en dit
leven hebben zij in hun geheel bij zich; daarna leren zij uit ondervinding dat van de hellen
gescheiden worden is van de zonden gescheiden worden en dat dit geenszins kan plaatsvinden
dan op duizend en nog eens duizend manieren, die alleen aan de Heer bekend zijn en dit, als
men het wil geloven, in een voortdurende opeenvolging tot in het eeuwige; want de mens is
dermate boos dat hij zelfs niet van één zonde ten volle tot in het eeuwige bevrijd kan worden,
maar alleen kan hij, vanuit de barmhartigheid van de Heer, indien hij die heeft opgenomen,
van de zonde afgehouden en in het goede gehouden worden.
Op welke wijze de mens dus het nieuwe leven ontvangt en wordt wederverwekt, is bevat in
het heiligdom van het Woord, dat wil zeggen, in de innerlijke zin ervan, de oorzaak hiervan is
vooral dat de engelen vanuit het Woord, wanneer dit door de mens wordt gelezen in hun
gelukzaligheid van de wijsheid kunnen zijn en eveneens dan in hun verkwikking van als
middelen van dienst te kunnen zijn.
In dit hoofdstuk en in het volgende, waar sprake is van Jozefs broeders, wordt in de hoogste
innerlijke zin gehandeld over de verheerlijking van het Natuurlijke van de Heer en in de
uitbeeldende zin over de wederverwekking van het natuurlijke bij de mens uit de Heer, hier
ten aanzien van de ware dingen die van de Kerk daar zijn.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2305
5399. vers 1-5. En hij zag, Jakob, dat er opbrengst in Egypte was en Jakob zei tot zijn zonen:
Waarom ziet gij elkaar aan.
En hij zei: Ziet, ik heb gehoord dat er opbrengst in Egypte is; daalt daarheen af, en koopt ons
van daar en dat wij leven en dat wij niet sterven.
En Jozefs tien broeders daalden af om koren uit Egypte te kopen.
En Benjamin, Jozefs broeder, zond Jakob niet met zijn broeders, omdat hij zei: Misschien zou
hem onheil overkomen.
En Israëls zonen kwamen om te kopen in het midden van degenen die kwamen, omdat de
honger was in het land Kanaän.
En hij zag, betekent de dingen die van het geloof zijn; Jakob betekent het natuurlijke ten
aanzien van het ware dat van de Kerk is; dat er opbrengst in Egypte was, betekent de
gezindheid om zich de ware dingen te verwerven door de wetenschappelijke dingen, die
Egypte zijn; en Jakob zei tot zijn zonen, betekent de doorvatting ten aanzien van de ware
dingen in het algemeen; waarom ziet gij elkaar aan, betekent waarom zij aarzelden; en hij zei:
Ziet, ik heb gehoord dat er opbrengst in Egypte is, betekent dat de ware dingen kunnen
worden verworven door de wetenschappelijke dingen; daalt daarheen af en koopt ons van
daar, betekent de toe-eigening hierdoor; en dat wij leven en dat wij niet sterven, betekent
vandaar het geestelijk leven; en zij daalden af, betekent het streven en de daad; Jozefs tien
broeders, betekent zulke ware dingen van de Kerk die zouden overeenstemmen; om koren uit
Egypte te kopen, betekent om zich het goede van het ware toe te eigenen door de
wetenschappelijke dingen; en Benjamin, Jozefs broeder, betekent het geestelijke van het
hemelse, dat het bemiddelende is; zond Jakob niet met zijn broeders, betekent zonder dat
bemiddelende; omdat hij zei: Misschien zou hem onheil overkomen, betekent dat het zonder
het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, te gronde zou gaan; en Israëls zonen kwamen om
te kopen in het midden van degenen die kwamen, betekent de wens dat de geestelijke ware
dingen evenzeer door de wetenschappelijke dingen zouden worden verworven als de overige;
omdat de honger was in het land Kanaän, betekent dat er verlating was ten aanzien van de
dingen die van de Kerk zijn in het natuurlijke.
5400. En hij zag; dat dit de dingen betekent die van het geloof zijn, blijkt uit de betekenis van
zien, namelijk dingen die van het geloof zijn, waarover de nrs. 897, 2325, 2807, 3863, 3869,
4403 tot 4421; het gezicht immers dat van zulke dingen die van de wereld zijn is verwijderd,
dat wil zeggen, het geestelijk gezicht, is niets anders dan de doorvatting van het ware, dat wil
zeggen, van zulke dingen die van het geloof zijn; daarom wordt met zien in de innerlijke zin
niet iets anders aangeduid; de innerlijke zin immers treedt tevoorschijn wanneer de dingen die
van de wereld zijn, daarvan worden weggetrokken, want de innerlijke zin is er een van zulke
dingen die van de hemel zijn; het Licht van de hemel, waardoor daar het gezicht is, is het
Goddelijk Ware uit de Heer; dit verschijnt voor de ogen van de engelen zoals het licht,
duizendmaal blinkender dan het middaglicht in de wereld; en omdat dit Licht het leven in zich
heeft, verlicht het tezamen met het gezicht van het oog van de engelen ook het gezicht van
hun verstand en bewerkt de bemerking van het ware volgens de hoeveelheid en de
hoedanigheid van het goede waarin zij zijn.
Omdat in dit hoofdstuk in de innerlijke zin wordt gehandeld over de dingen die van het geloof
zijn of over de ware dingen van de Kerk, wordt daarom aan het begin zelf van dit hoofdstuk
gezegd ‘hij zag’ en met hij zag, worden de dingen aangeduid die van het geloof zijn.
5401. Dat Jakob het natuurlijke betekent ten aanzien van het ware dat van de Kerk is, staat
vast uit de uitbeelding van Jakob, namelijk de leer van het ware in het natuurlijke en in de
hoogste zin het Natuurlijke van de Heer ten aanzien van het ware, waarover de nrs. 3305,
3509, 3525, 3546, 3599, 4009, 4538.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2306
5402. Dat er opbrengst in Egypte was; dat dit de gezindheid betekent om zich de ware dingen
te verwerven door de wetenschappelijke dingen, die Egypte zijn, staat vast uit de betekenis
van de opbrengst, namelijk de ware dingen van de Kerk of de ware dingen die van het geloof
zijn; dat de overvloed van de opbrengst de vermenigvuldiging van het ware is, zie de nrs.
5276, 5280, 5292; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen,
waarover de nrs. 1164, 1165, 1186, 1462; en dat het in de echte zin de wetenschappelijke
dingen van de Kerk zijn, zie de nrs. 4749, 4964, 4966; dat de gezindheid om zich die te
verwerven, wordt aangeduid, ligt daarin opgesloten, zoals blijkt uit wat direct hierna volgt.
Onder de wetenschappelijke dingen die van de Kerk zijn en die hier Egypte zijn, worden alle
erkentenissen van het ware en het goede verstaan, voordat zij zijn verbonden met de innerlijke
mens, of door de innerlijke mens met de hemel en dus zo door de hemel met de Heer; de
leerstellige dingen van de Kerk en haar rituelen en ook de erkentenissen wat en hoe deze de
geestelijke dingen uitbeelden en eendere dingen, zijn niets anders dan wetenschappelijke
dingen, voordat de mens vanuit het Woord heeft gezien of zij waar zijn en die zich daaruit
heeft toegeëigend.
Er zijn twee wegen om de ware dingen die van het geloof zijn te verwerven, namelijk door de
leerstellingen en door het Woord; wanneer de mens ze zich alleen verwerft door de
leerstellige dingen, dan heeft hij geloof in degenen die deze dingen vanuit het Woord hebben
geconcludeerd en hij bevestigt bij zichzelf dat zij waar zijn omdat anderen het zo hebben
gezegd; dus gelooft hij die zaken niet vanuit zijn eigen geloof, maar vanuit dat van anderen;
maar wanneer hij zich die dingen vanuit het Woord verwerft en vandaar bij zichzelf bevestigt
dat zij waar zijn, dan gelooft hij ze omdat ze vanuit het Goddelijke zijn, dus vanuit het geloof
uit het Goddelijke.
Eenieder die binnen de Kerk is, verwerft zich eerst de ware dingen die van het geloof zijn,
vanuit de leerstellingen en hij moet zich die eveneens daaruit verwerven, omdat hij nog niet
over zo’n oordeel beschikt om die zelf vanuit het Woord te kunnen zien, maar dan zijn die
ware dingen voor hem niet iets anders dan wetenschappelijke dingen; maar zij blijven,
wanneer hij die vanuit zijn eigen oordeel kan bezien, indien hij dan niet het Woord raadpleegt
ten einde daaruit te zien of ze waar zijn, bij hem als wetenschappelijke dingen; maar indien hij
dan het Woord raadpleegt vanuit de aandoening en het doel om de ware dingen te weten en
wanneer hij ze gevonden heeft, dan verwerft hij zich de dingen die van het geloof zijn, vanuit
de echte bron en dan worden ze hem uit het Goddelijke toegeëigend.
Het zijn deze en eendere dingen waarover hier in de innerlijke zin wordt gehandeld; Egypte
immers zijn die wetenschappelijke dingen; Jozef is het ware uit het Goddelijke, dus het ware
vanuit het Woord.
5403. En Jakob zei tot zijn zonen; dat dit de doorvatting betekent ten aanzien van de ware
dingen in het algemeen, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het
Woord, namelijk het doorvatten, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080,
2619, 2862, 3509, 3395; en uit de betekenis van de zonen, namelijk de ware dingen die van
het geloof zijn, nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 3373, 4257; en omdat het de zonen van Jakob
waren, worden de ware dingen in het algemeen aangeduid, want met de twaalf zonen van
Jakob werden, evenals met de twaalf stammen, alle dingen van het geloof aangeduid, dus de
ware dingen in het algemeen, zie de nrs. 2129, 2130, 3858, 3862, 3926, 3939, 4060.
5404. Waarom ziet gij elkaar aan; dat dit betekent waarom zij aarzelden, kan zonder
ontvouwing vaststaan.
5405. En hij zei: Ziet, ik heb gehoord dat er opbrengst in Egypte is; dat dit betekent dat de
ware dingen kunnen worden verworven door de wetenschappelijke dingen, kan vaststaan uit
wat eerder in nr. 5402 is ontvouwd, waar daarmee, dat er opbrengst was in Egypte, de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2307
gezindheid wordt aangeduid om zich de ware dingen te verwerven door de wetenschappelijke
dingen, die Egypte zijn; wat onder de wetenschappelijke dingen die Egypte zijn, wordt
verstaan, zie men ook daar.
Opbrengst wordt hier in de oorspronkelijke taal uitgedrukt met een woord dat ‘breking’
betekent en met een eender woord ook ‘kopen of verkopen’, waar gezegd wordt dat de zonen
van Jakob dat kochten in Egypte en dat Jozef dat daar verkocht; de oorzaak hiervan is deze
dat in de Oude Kerk het brood werd gebroken wanneer het aan een ander moest worden
gegeven en daarmee werd aangeduid vanuit het zijne vergemeenschappen en het goede toeeigenen,
vanuit het zijne en dus zo de liefde wederzijds maken; wanneer immers het brood
wordt gebroken en aan een ander gegeven, dan wordt het vanuit het zijne gedeeld; of wanneer
onder meerder mensen het brood wordt gebroken, dan wordt één brood wederzijds bezit, dan
is er dus verbinding door de naastenliefde; daaruit blijkt dat het breken van het brood
aanduidend was voor de wederzijdse liefde; omdat die ritus aangenomen en gebruikelijk was
in de Oude Kerk, werd daarom eveneens onder het breken zelf de opbrengst verstaan die
gemeenschappelijk werd; dat brood het goede van de liefde is, zie de nrs. 276, 680, 1798,
2165, 2177, 3464, 3478, 3735, 3813, 4211, 4217, 4735, 4976; vandaar komt het dat de Heer,
toen Hij het brood zou geven, dit brak, zoals bij Mattheüs: ‘Jezus, de vijf broden en de twee
vissen nemende, opziende naar de hemel, zegende en brekende gaf Hij de discipelen het
brood’, (Mattheüs 14:19; Markus 6:41; Lukas 9:16).
Bij dezelfde: ‘Jezus, de zeven broden en de vissen nemende, dankzeggende, brak en gaf Zijn
discipelen en de discipelen aan de schare’, (Mattheüs 15:36; Markus8:6).
Bij dezelfde: ‘Jezus, het brood nemende, zegenende, brak en gaf de discipelen en Hij zei:
Neemt, eet, dit is Mijn lichaam’, (Mattheüs 26:26; Markus 14:22; Lukas 22:19).
Bij Lukas: ‘Het geschiedde als de Heer met hen aanzat, nemende het brood zegende Hij en
brekende reikte Hij hun over; en hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem.
De discipelen vertelden hoe de Heer door hen herkend was in de breking van het brood’,
(Lukas 24:30,31,35).
Bij Jesaja: ‘Dit is het vasten dat Ik verkies: de hongerige uw brood breken’, (Jesaja 58:6,7).
5406. Daalt daarheen af en koopt voor ons van daar; dat dit de toe-eigening door de
wetenschappelijke dingen betekent, staat vast uit de betekenis van afdalen, omdat het wordt
gezegd met betrekking tot het gaan naar de uiterlijke dingen, waarover hierna; en uit de
betekenis van kopen, te weten de toe-eigening, nrs. 4397, 5374; dat het daardoor is, namelijk
door de wetenschappelijke dingen, wordt aangeduid door ‘van daar’, namelijk vanuit Egypte;
dat Egypte de wetenschappelijke dingen is, werd eerder getoond.
In het Woord wordt hier en daar gezegd opklimmen en afdalen, wanneer men van de ene tot
de andere plaats gaat; de oorzaak hiervan is niet dat de ene plaats hoger is gelegen dan de
andere, maar omdat opklimmen wordt gezegd met betrekking tot het gaan naar de innerlijke
of hogere dingen en afdalen met betrekking tot het gaan naar de uiterlijke of lagere dingen;
dat wil zeggen, dat opklimmen wordt gezegd met betrekking tot het gaan naar de geestelijke
en de hemelse dingen; deze immers zijn innerlijk en zij worden eveneens voor hoger
gehouden; en afdalen wordt gezegd met betrekking tot het gaan naar de natuurlijke en aardse
dingen; deze immers zijn uiterlijk en zijn eveneens naar de schijn lager; vandaar komt het dat
niet alleen hier, maar ook overal elders in het Woord, wordt gezegd uit het land Kanaän tot
Egypte afdalen en uit Egypte tot het land Kanaän opklimmen; immers, met het land Kanaän
wordt het hemelse aangeduid en met Egypte het natuurlijke; want het land Kanaän is in de
uitbeeldende zin het hemelse rijk en dus de hemelse en de geestelijke goede en ware dingen,
die eveneens innerlijk zijn bij de mens die een rijk van de Heer is; maar Egypte is in de
uitbeeldende zin het natuurlijke rijk, en dus de goede en ware dingen die van de uiterlijke
Kerk zijn en voor het merendeel wetenschappelijke dingen zijn; dat opklimmen wordt gezegd
met betrekking tot het gaan naar de innerlijke dingen, zie nr. 4539.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2308
5407. En dat wij leven en dat wij niet sterven; dat dit het geestelijk leven betekent, staat vast
uit de betekenis van leven en niet sterven, te weten het geestelijk leven, want er wordt in de
innerlijke zin niet iets anders aangeduid met leven en niet sterven; in het andere leven immers
wordt met leven in het algemeen de hemel aangeduid, in het bijzonder de eeuwige
gelukzaligheid en met de dood wordt in het algemeen de hel aangeduid en in het bijzonder de
eeuwige ellende daar, wat ook uit tal van plaatsen in het Woord blijkt; dat de hemel in het
algemeen en de gelukzaligheid in het bijzonder het leven wordt genoemd, komt omdat daar de
wijsheid van het goede en het inzicht van het ware is; en in de wijsheid van het goede en in
het inzicht van het ware is het leven uit de Heer, uit Wie het al van het leven is; maar omdat in
de hel het tegendeel is, namelijk in plaats van het goede het boze en in plaats van het ware het
valse en zo een uitgeblust geestelijk leven, is daarom daar naar verhouding de dood, want de
geestelijke dood is het kwaad en het valse en bij de mens is het het boze willen en vandaar het
valse denken.
De boze genieën en geesten willen er niet van horen dat over hen wordt gezegd dat zij niet
leven of dat zij dood zijn; zij zeggen immers dat zij het leven hebben omdat zij kunnen willen
en kunnen denken; maar hun wordt gezegd dat aangezien in het goede en het ware het leven
is, het geenszins in het boze en het valse kan zijn; het zijn immers tegenstellingen.
5408. En zij daalden af; dat dit het streven en de daad betekent, namelijk tot het verwerven en
het zich toe-eigenen van de ware dingen door de wetenschappelijke dingen, blijkt uit de
betekenis van afdalen, namelijk tot Egypte, zowel in streven als in de daad.
5409. Jozefs tien broeders; dat dit zulke ware dingen van de Kerk betekent die zouden
overeenstemmen, staat vast uit de betekenis van de broeders, namelijk de ware dingen die van
de Kerk zijn; deze worden vanwege de overeenstemming de broeders genoemd van Jozef, die
het ware uit het Goddelijke is; de overeenstemming immers maakt dat zij verbonden zijn
zoals een broer met een broer; met de zonen van Jakob worden alle dingen van het geloof
aangeduid of de ware dingen van de Kerk in het algemeen, nr. 5403; eender met de broeders
van Jozef, maar vanwege de overeenstemming; met de tien zonen van Jakob uit Lea worden
de ware dingen aangeduid die van de uiterlijke Kerk zijn en met de twee zonen van Jakob uit
Rachel worden de ware dingen aangeduid die van de innerlijke Kerk zijn, zoals blijkt wat
over Lea en Rachel werd getoond, namelijk dat Lea de aandoening van het uiterlijk ware is en
Rachel de aandoening van het innerlijk ware, nrs. 3758, 3782, 3793, 3819; dat de innerlijke en
de uiterlijke Kerk broeders zijn, zie nr. 1222; de Heer Zelf noemt de ware dingen en de goede
dingen daaruit, die overeenstemmen door de naastenliefde en het geloof, broeders, dat wil
zeggen, zij die in de ware dingen en daaruit in het goede zijn; bij Mattheüs: ‘De Koning zal tot
hen zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, voor zoveel gij het een van deze Mijn minste broederen hebt
gedaan, zo hebt gij het Mij gedaan’, (Mattheüs 25:40); en elders: ‘Jezus antwoordde hun,
zeggende: Wie is Mijn moeder of Mijn broeders; en omziende rondom, zei Hij: Ziet, Mijn
moeder en Mijn broeders; want zo wie de wil van God gedaan zal hebben, deze is Mijn
broeder en Mijn zuster en Mijn moeder’, (Markus 3:33-35; Mattheüs 12:49; Lukas 8:21).
5410. Om koren uit Egypte te kopen; dat dit betekent om zich het goede van het ware toe te
eigenen door de wetenschappelijke dingen, staat vast uit de betekenis van kopen, namelijk
toe-eigenen, nrs. 4397, 5374, 5406; uit de betekenis van het koren, namelijk het goede van het
ware, nr. 5295; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen, nr.
5402.
5411. En Benjamin Jozefs broeder; dat dit het geestelijke van het hemelse betekent, dat het
bemiddelende is, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het geestelijke van het
hemelse, nr. 4592; dat het geestelijke van het hemelse het bemiddelende is, zie ook daar.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2309
In het algemeen moet men weten dat het innerlijke geen verbinding kan hebben met het
uiterlijke, en omgekeerd, tenzij er een bemiddelende is; dus, dat het ware uit het Goddelijke,
dat Jozef is, geen verbinding kan hebben met de ware dingen in het algemeen in het
natuurlijke, dat de zonen van Jakob zijn, zonder het bemiddelende, dat door Benjamin wordt
uitgebeeld en het geestelijke van het hemelse wordt genoemd; een bemiddelende moet, om
bemiddelend te zijn, deel hebben aan het ene en het andere, namelijk aan het innerlijke en aan
het uiterlijke.
De oorzaak dat er een bemiddelende moet zijn, is deze dat het innerlijke en het uiterlijke ten
strengste van elkaar zijn onderscheiden en dus zo onderscheiden dat zij gescheiden kunnen
worden, zoals het laatste uitwendige van de mens, dat zijn lichaam is, wanneer het sterft,
gescheiden wordt van zijn innerlijke, dat zijn geest is; het uitwendige sterft dan wanneer het
bemiddelende wordt verbroken en het uitwendige leeft dan, wanneer het bemiddelende tussen
beide aanwezig is; en in die mate en zodanig als het bemiddelende tussen die beide aanwezig
is, leeft het uitwendige.
Omdat de zonen van Jakob zonder Benjamin waren, dat wil zeggen, zonder het bemiddelende,
kon Jozef zich daarom niet aan zijn broeders openbaren en sprak hij daarom harde dingen met
hen door hen verspieders te noemen en door hen in bewaring te geven; en ook, vanwege
dezelfde reden herkenden zij Jozef niet.
Maar hoedanig dit bemiddelende is dat door Benjamin wordt uitgebeeld en het geestelijke van
het hemelse wordt genoemd, kan niet bevattelijk worden beschreven; de begrippen immers
ontbreken over het hemelse van het geestelijk, dat Jozef is en over de ware dingen van de
Kerk, voor zover die slechts wetenschappelijke dingen zijn, die de zonen van Jakob zijn;
vandaar eveneens van het geestelijke van het hemelse, dat Benjamin is; maar in de hemel
verschijnt als op klaarlichte dag hoedanig dat bemiddelende is; het hoedanige ervan wordt
daar vertoond door onuitsprekelijke uitbeeldende dingen in het licht van de hemel, waarin
tevens de doorvatting is; want het licht van de hemel is het inzicht zelf vanuit het Goddelijke;
daaruit is de doorvatting in de afzonderlijke dingen die door dat licht worden uitgebeeld; dit
bestaat niet in het licht van de wereld, want dit licht heeft niets van inzicht in zich, maar
daardoor wordt het verstand gevormd door de invloeiing van het licht van de hemel daarin en
dan tevens door de invloeiing van de doorvatting dat in het licht van de hemel is; vandaar
komt het dat de mens voor zoveel in het licht van de hemel is als hij in het inzicht is, en hij
voor zoveel in het inzicht is als hij in de ware dingen van het geloof is en dat hij voor zoveel
in de ware dingen van het geloof is als hij in het goede van de liefde is; dus, dat de mens voor
zoveel in het licht van de hemel is als hij in het goede van de liefde is.
5412. Zond Jakob niet met zijn broeders; dat dit betekent zonder dat bemiddelende, kan
vaststaan uit wat nu eerder is gezegd.
5413. Omdat hij zei: Misschien zou hem onheil overkomen; dat dit betekent dat het zonder
het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, te gronde zou gaan, staat vast uit de betekenis
van onheil overkomen, namelijk hier te gronde gaan; deze dingen werden door de vader
gezegd omdat hij hem liefhad en omdat hij vreesde dat hij tussen de broeders te gronde zou
gaan, evenals Jozef; maar deze zelfde dingen werden in het Woord aangevoerd en opgenomen
vanwege de innerlijke zin, die deze is: dat het bemiddelende met de uiterlijke dingen alleen
zonder het innerlijke te gronde zou gaan; het bemiddelende immers is Benjamin, de uiterlijke
dingen zijn de zonen van Jakob en het innerlijke is Jozef; dat wat het bemiddelende is, gaat
ook, wanneer het met de uiterlijke dingen alleen zonder het innerlijke is, te gronde, want het is
met het bemiddelende als volgt gesteld: dit ontstaat uit het innerlijke, vandaar blijft het ook uit
het innerlijke bestaan; het ontstaat immers vanuit de nauwkeurige innerlijke beschouwing van
het uiterlijke vanuit de aandoening en het doel om het uiterlijke aan zich te vergezelschappen,
en dus is dat wat bemiddelend is, verbonden met het innerlijke en uit het innerlijke met het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2310
uiterlijke; daaruit blijkt dat wat bemiddelend is, met het uiterlijke alleen zonder het innerlijke
te gronde moet gaan.
Bovendien is het een algemene wet, zowel in de dingen die van de geestelijke wereld, als in
de dingen die van de natuurlijke wereld zijn, dat het eerdere kan blijven bestaan met datgene
wat eerder is, maar niet zonder dat met datgene wat later is en dat het, indien het alleen met
dit is, te gronde moet gaan; de oorzaak hiervan is deze: dat alles wat zonder verbinding is met
dat wat eerder is, zonder verbinding is met de Eerste, uit Wie het al van het ontstaan en het
blijven bestaan is.
5414. En Israëls zonen kwamen om te kopen in het midden van degenen die kwamen; dat dit
betekent dat het wilde dat de geestelijke ware dingen evenzeer door de wetenschappelijke
dingen zouden worden verworven als de overige, staat vast uit de betekenis van de zonen
Israëls, namelijk de geestelijke ware dingen; zonen immers zijn de ware dingen, nr. 5403; en
Israël is de hemels-geestelijke mens vanuit het natuurlijke, nrs. 4286, 4570, 4598; dus zijn de
zonen Israëls de geestelijke ware dingen in het natuurlijke; uit de betekenis van kopen,
namelijk verworven worden; en uit de betekenis van in het midden van degenen die kwamen,
namelijk zoals de overige dingen, te weten die door de wetenschappelijke dingen worden
verworven.
5415. Omdat de honger was in het land Kanaän; dat dit betekent dat er verlating was ten
aanzien van de dingen die van de Kerk zijn in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van
de honger, namelijk het gebrek aan erkentenissen en vandaar de verlating, waarover de nrs.
3364, 5277, 5279, 5281, 5300, 5349, 5360, 5376; en uit de betekenis van het land Kanaän,
namelijk de Kerk, nrs. 3705, 3686, 4447; en omdat het de Kerk is, is het eveneens datgene
wat van de Kerk is; vandaar komt het dat met de honger was in het land Kanaän de verlating
wordt aangeduid ten aanzien van de dingen die van de Kerk zijn; dat het in het natuurlijke
was, komt omdat daarvan wordt gesproken met betrekking tot de zonen van Jakob, met wie de
dingen worden aangeduid die van de uiterlijke Kerk zijn, nr. 5409, dus die van de Kerk in het
natuurlijke zijn.
5416. vers 6-8. En Jozef, hij, was de heerser over het land, hij verkopende aan al het volk des
lands; en Jozefs broeders kwamen en zij bogen zich voor hem met de aangezichten ter aarde.
En Jozef zag zijn broeders en hij herkende hen; en hij gedroeg zich als een vreemde jegens
hen en hij sprak harde dingen met hen en hij zei tot hen: Van waar zijt gij gekomen; en zij
zeiden: Uit het land Kanaän, om spijs te kopen.
En Jozef herkende zijn broeders en zij herkenden hem niet.
En Jozef, hij, was de heerser over het land, betekent dat het hemelse van het geestelijke, of het
ware uit het Goddelijke, regeerde in het natuurlijke waar de wetenschappelijke dingen waren;
hij verkopende aan al het volk des lands, betekent dat daaruit alle toe-eigening was; en Jozefs
broeders kwamen, betekent de algemene ware dingen van de Kerk zonder de bemiddeling; en
zij bogen zich voor hem met de aangezichten ter aarde, betekent de vernedering; en Jozef zag
zijn broeders en hij herkende hen, betekent de doorvatting en de erkenning uit het hemelse
van het geestelijke; en hij gedroeg zich als een vreemde jegens hen, betekent de nietverbinding
omdat het bemiddelende er niet was; en hij sprak harde dingen met hen, betekent
vandaar eveneens de niet-overeenstemming; en hij zei tot hen: Van waar zijt gij gekomen,
betekent de uitvorsing; en zij zeiden: Uit het land Kanaän, betekent dat zij van de Kerk waren;
om spijs te kopen, betekent om het ware van het goede toe te eigenen; en Jozef herkende zijn
broeders, betekent dat die ware dingen van de Kerk aan het hemelse van het geestelijke vanuit
het licht ervan verschenen; en zij herkenden hem niet, betekent dat het ware uit het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2311
Goddelijke niet verscheen in het natuurlijke licht dat nog niet door het hemelse licht was
verlicht.
5417. En Jozef, hij, was de heerser over het land; dat dit betekent dat het hemelse van het
geestelijke, of het ware uit het Goddelijke, regeerde in het natuurlijke waar de
wetenschappelijke dingen waren, staat vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse
van het geestelijke, nrs. 4286, 4963, 5249, 5307, 5331, 5332; dat het hemelse van het
geestelijke het ware uit het Goddelijke is, zal men hierna zien; uit de betekenis van de heerser,
namelijk hij die zou regeren; en uit de betekenis van het land, hier van het land van Egypte, te
weten het natuurlijk gemoed, dus het natuurlijke, nrs. 5276, 5278, 5280, 5288, 5301; dat het
hemelse van het geestelijke regeerde in het natuurlijke waar de wetenschappelijke dingen
waren, zie nr. 5313; dat Egypte in de innerlijke zin het wetenschappelijke is, zie de nrs. 1164,
1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966.
Dat het hemelse van het geestelijke het ware uit het Goddelijke is, komt omdat het Innerlijk
Menselijke van de Heer alvorens ten volle verheerlijkt te zijn, aangezien het de woonplaats
was van het Goddelijke zelf, het hemelse van het geestelijke was, dat zo moet worden
genoemd, omdat het met geen andere woorden of denkvormen kan worden uitgedrukt; deze
woonplaats of deze ontvanger van het Goddelijke is hetzelfde als het ware vanuit het
Goddelijke; dat Jozef dat ware is, zie de nrs. 4723, 4727.
5418. Hij verkopende aan al het volk des lands; dat dit betekent dat van hem alle toe-eigening
was, staat vast uit de betekenis van verkopen, namelijk de toe-eigening, waarover de nrs.
5371, 5374; en uit de betekenis van het volk des lands, namelijk de ware dingen die van de
Kerk zijn, waarover nr. 2928, hier in het natuurlijke, nr. 5409.
5419. En Jozefs broeders kwamen; dat dit de algemene ware dingen van de Kerk betekent
zonder de bemiddeling, staat vast uit de betekenis van de broeders van Jozef, namelijk de
algemene ware dingen van de Kerk, nr. 5409; dat zij zonder de bemiddeling waren, komt
omdat zij zonder Benjamin kwamen, die het bemiddelende is; dat Benjamin het bemiddelende
is, zie de nrs. 5411, 5413.
5420. En zij bogen zich voor hem met de aangezichten ter aarde; dat dit de vernedering
betekent, staat vast uit de betekenis van zich nederbuigen, namelijk de vernedering, nr. 2153
en van de aangezichten ter aarde, namelijk de vernedering van de aanbidding nr. 1999.
Onder de vernedering wordt hier niet de vernedering of de erkenning verstaan en vandaar de
innerlijke vernedering, maar de uiterlijke vernedering, omdat die was voor de heerser van het
land volgens het aanvaarde gebruik; dat niet de innerlijke vernedering maar de uiterlijke
vernedering wordt verstaan, komt omdat er nog niet overeenstemming was en door de
overeenstemming verbinding; wanneer het natuurlijke in die staat is, kan het zich weliswaar
vernederen en eveneens in de hoogste graad, maar alleen vanwege een door gewoonte
aangenomen gebruik; het is een gebaar zonder de echte aandoening die dit voortbrengt; zo is
het dus iets lichamelijks zonder zijn ziel; een zodanige vernedering wordt hier verstaan.
5421. En Jozef zag zijn broeders en hij herkende hen, dat dit de doorvatting en de erkenning
uit het hemelse van het geestelijke betekent, staat vast uit de betekenis van zien, te weten de
doorvatting, nrs. 2150, 3764, 4567, 4723; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse
van het geestelijke, nr. 5417; uit de betekenis van zijn broeders, namelijk de algemene ware
dingen van de Kerk, nr. 5419; en uit de betekenis van herkennen, namelijk de erkenning
vanuit de doorvatting.
Over deze herkenning van de zijde van Jozef en over het niet herkennen van de zijde van zijn
broeders, zie de hierna de nrs. 5422, 5427, 5428.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2312
5422. En hij gedroeg zich als een vreemde jegens hen; dat dit de niet-verbinding betekent,
aangezien het zonder het bemiddelende was, staat vast uit de betekenis van zich als een
vreemde gedragen, namelijk hier de niet-verbinding; aangezien het was zonder het
bemiddelende; degene immers die niet in de wederkerige verbinding is, aangezien hij zonder
het bemiddelende is, verschijnt als een vreemde, zoals het innerlijk ware of het ware
rechtstreeks uit het Goddelijke voor hen die in de uiterlijke ware dingen zijn; vandaar nu komt
het dat Jozef zich als een vreemde gedroeg jegens zijn broeders; niet dat hij voor hen een
vreemde was; hij had hen immers lief, want hij keerde zich van hen af en weende, vers 24;
maar de vervreemding van hun kant had, met als oorzaak de niet-verbinding, wordt daardoor
uitgebeeld dat hij zichzelf zo gedroeg; zoals bijvoorbeeld waar in het Woord wordt gezegd dat
Jehovah of de Heer Zich als een vreemde gedraagt jegens het volk, Zich tegen hen stelt, hen
verwerpt, verdoemt, in de hel zendt, straft, en daarin behagen schept dat zulke dingen
plaatsvinden; daar wordt in de innerlijke zin verstaan, dat zij zich zelf als vreemden gedragen
jegens Jehovah of de Heer, zich tegen Hem stellen, in de boze dingen zijn die hen verwerpen
van voor Zijn aangezicht, die hen verdoemen, die hen in de hel zenden en die hen straffen en
dat vanuit Jehovah of de Heer zulke dingen nooit voortgaan; maar het wordt in het Woord zo
gezegd met als oorzaak dat het zo schijnt; het schijnt immers de eenvoudigen zo toe.
Eender is het gesteld met de innerlijke ware dingen, wanneer deze worden bezien vanuit de
uiterlijke ware dingen, zonder de verbinding door het bemiddelende; dan verschijnen die ware
dingen aan hen geheel en al als vreemd, ja soms zelfs tegenovergesteld, terwijl toch het
tegenovergestelde niet in de innerlijke ware dingen is, maar bij de uiterlijke ware dingen; deze
immers kunnen zonder de verbinding door het bemiddelende deze dingen niet anders
beschouwen dan uit het licht van de wereld, gescheiden van het licht van de hemel en dus als
vreemd aan henzelf; maar hierover meer in wat volgt.
5423. En hij sprak harde dingen met hen; dat dit betekent vandaar eveneens de nietovereenstemming,
staat vast uit dezelfde ontvouwing die eerder daarover werd gegeven dat
hij zich als een vreemde gedroeg; zich als een vreemde gedragen ziet op de aandoening, die
van de wil is, en harde dingen spreken ziet op het denken, dat van het verstand is; spreken
immers is in de innerlijke zin denken, nrs. 2271, 2287, 2619; het innerlijke immers verschijnt
dan vreemd aan het uiterlijke wanneer er geen aandoening is en het innerlijke schijnt dan
harde dingen te spreken wanneer er geen overeenstemming is; de overeenstemming is de
verschijning van het innerlijke in het uiterlijke en daar zijn uitbeelding; en daarom is daar
waar de niet-overeenstemming is, geen verschijning van het innerlijke in het uiterlijke en dus
daarin niet de uitbeelding ervan; vandaar het harde.
5424. En hij zei tot hen: Vanwaar zijt gij gekomen; dat dit de uitvorsing betekent, staat zonder
ontvouwing vast.
5425. En zij zeiden: Uit het land Kanaän; dat dit betekent dat zij van de Kerk waren, staat vast
uit de betekenis van het land Kanaän, namelijk de Kerk, waarover de nrs. 3705, 3686, 4447.
5426. Om spijs te kopen; dat dit betekent om het ware van het goede toe te eigenen, staat vast
uit de betekenis van kopen, namelijk zich toe-eigenen, waarover de nrs. 4397, 5374, 5406,
5410; en uit de betekenis van de spijs, namelijk het ware van het goede, nrs. 5293, 5340,
5342.
5427. En Jozef herkende zijn broeders; dat dit betekent dat die ware dingen van de Kerk aan
het hemelse van het geestelijke vanuit het licht ervan verschenen, staat vast uit de betekenis
van herkennen of erkennen, namelijk doorvatten, zien en dus zo verschijnen; uit de
uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van het geestelijke, waarover eerder; en uit de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2313
betekenis van zijn broeders, namelijk de algemene ware dingen van de Kerk, waarover de nrs.
5409, 5419; en omdat met Jozef herkende zijn broeders, die dingen worden aangeduid,
namelijk, dat de algemene ware dingen van de Kerk verschenen aan het hemelse van het
geestelijke, zo volgt daaruit dat het gebeurde vanuit het licht waarin het hemelse van het
geestelijke was, dus vanuit het hemelse licht van het geestelijke; vanuit dit licht, dat het ware
uit het Goddelijke is, nr. 5417, verschijnen alle en de afzonderlijke ware dingen die beneden
of die in het natuurlijke zijn, niet echter omgekeerd, indien er niet het bemiddelende, te
minder indien er niet overeenstemming is en door de overeenstemming verbinding; wat
duidelijk hieruit kan vaststaan dat de engelen die in de hemelen, dus in het licht van de hemel
zijn, alle en de afzonderlijke dingen kunnen zien die plaatsvinden in de wereld der geesten,
welke wereld het naast beneden de hemelen is en verder ook alle en de afzonderlijke dingen
die plaatsvinden op de aarde van de lagere dingen, ja zelfs, die dingen die in de hellen
gebeuren, niet echter omgekeerd.
Ook is het hiermee als volgt gesteld dat de engelen van een hogere hemel alle dingen kunnen
zien die onder hen in een lagere hemel gebeuren, niet echter omgekeerd, indien er niet het
bemiddelende is; er zijn ook bemiddelende geesten, door wie de vergemeenschapping over en
weer plaatsvindt; wanneer daarom zij die beneden zijn en niet het bemiddelende hebben en te
meer wanneer zij niet de overeenstemming hebben, in het licht van de hemel opzien, dan zien
zij in het geheel niets; al wat daar is, verschijnt geheel en al in het duister, terwijl toch
degenen die daar zijn, zich in de helderste dag bevinden; dit kan door deze enige
ondervinding worden toegelicht: er verscheen aan mij een grote stad, waar duizend en nog
eens duizend verschillende dingen waren en die verlustigend en mooi waren; ik zag dit omdat
mij het bemiddelende was gegeven, maar de geesten die bij mij waren, konden omdat zij
zonder het bemiddelende waren, zelfs niet het minste ding daar zien; en er werd gezegd dat zij
die niet in de overeenstemming zijn, hoewel zij daar zijn, toch hoegenaamd niets van wat daar
was, bemerken.
Het is daar eveneens zo gesteld als met de innerlijke mens of zijn geest, die ook de ziel wordt
genoemd; deze kan alle en de afzonderlijke dingen zien die in de uiterlijke mens zijn en daar
plaatsvinden, niet echter omgekeerd, tenzij er overeenstemming en het bemiddelende is;
vandaar komt het dat aan de uiterlijke mens die niet in de overeenstemming is, de innerlijke
mens zoals niets verschijnt en wel dermate dat wanneer iets over de innerlijke mens wordt
gezegd, het de uiterlijke mens dit zo duister toeschijnt dat hij het gezicht zelfs niet daarheen
wil wenden of ook wel als een niets waaraan geen geloof is te hechten; maar wanneer er wel
overeenstemming is, ziet ook de uiterlijke mens door een bemiddelende wat in de innerlijke
mens gebeurt; het lichaam immers dat de innerlijke mens heeft, vloeit door het bemiddelende
in het licht dat de uiterlijke mens heeft in, dat wil zeggen, het hemelse licht in het natuurlijke
licht en verlicht dit; vanuit deze verlichting verschijnt dat wat bij de innerlijke mens bestaat;
vandaar heeft de uiterlijke of natuurlijke mens inzicht en wijsheid; maar indien er geen
bemiddelende is en te meer indien er geen overeenstemming is, dan ziet de innerlijke mens en
doorvat hij wat in de uiterlijke mens plaatsvindt en leidt hij ook in bepaalde mate, maar niet
omgekeerd; indien er echter tegenwerking is, namelijk indien de uiterlijke mens geheel en al
datgene verdraait of uitblust wat door de innerlijke mens invloeit, dan wordt de innerlijke
mens van zijn licht, dat vanuit de hemel is, beroofd en wordt hem de vergemeenschapping
naar de hemel toegesloten, maar de vergemeenschapping tot de uiterlijke mens uit de hel
geopend; zie hierover meer in wat hierna volgt.
5428. En zij herkenden hem niet; dat dit betekent dat het ware uit het Goddelijke niet
verscheen in het natuurlijke licht, dat nog niet door het hemelse licht was verlicht, kan
vaststaan uit wat vlak hiervoor staat; wanneer immers ‘Jozef herkende zijn broeders’ wordt
aangeduid dat de algemene ware dingen van de Kerk aan het hemelse van het geestelijke
vanuit het licht ervan verschenen, volgt dat met ‘zij herkenden hem niet’, wordt aangeduid dat
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2314
het hemelse van het geestelijke of het ware uit het Goddelijke, niet verscheen aan de
algemene ware dingen van de Kerk in het natuurlijk licht, nog niet door het hemelse licht
verlicht; hoe het hiermee is gesteld, blijkt weliswaar uit wat eerder is gezegd, maar omdat het
tot de verborgenheden behoort, mag het door voorbeelden worden toegelicht; als voorbeeld
dient de heerlijkheid van de hemel; zij die vanuit het natuurlijke niet uit het licht van de hemel
verlichte licht denken over de heerlijkheid van de hemel, omdat zij zonder het bemiddelende
zijn en te meer indien er geen overeenstemming is, kunnen daarvan geen andere voorstelling
hebben dan een zodanige als die over de heerlijkheid van de wereld, zoals wanneer zij
profetische onthullingen, vooral die van Johannes in de Openbaring lezen; dat alle dingen
daar van de allergrootste pracht zijn; maar wanneer hun wordt gezegd dat de heerlijkheid van
de hemel alle pracht van de wereld te boven gaat en wel dermate dat deze nauwelijks met de
hemelse kan worden vergeleken en dat dit toch niet de heerlijkheid van de hemel is, maar dat
de heerlijkheid van de hemel het Goddelijke is dat opblinkt vanuit de afzonderlijke dingen die
daar verschijnen en de doorvatting van de Goddelijke dingen en de wijsheid daaruit, maar dat
deze heerlijkheid alleen is voor diegenen die deze pracht in verhouding tot de wijsheid voor
niets achten en alle wijsheid aan de Heer en aan zichzelf in het geheel niets toekennen, zo
wordt deze heerlijkheid van de hemel, wanneer die uit het natuurlijk licht zonder het
bemiddelende wordt geschouwd en te meer wanneer er geen overeenstemming is, geenszins
erkend.
Tot voorbeeld dient ook de macht van de engelen: zij die vanuit het natuurlijke niet uit het
licht van de hemel verlichte licht denken over de macht van de engelen, vooral over die van
de aartsengelen, van wie in het Woord melding wordt gemaakt, omdat zij zonder het
bemiddelende zijn en te meer indien er geen overeenstemming is, kunnen daarvan geen
andere voorstelling hebben dan zoals over de macht van machthebbers in de wereld, namelijk
dat zij duizenden en nog eens duizenden minderen hebben over wie zij gebieden en dat de
hoogwaardigheden in de hemel in zo’n oppermacht bestaan; maar wanneer hun wordt gezegd
dat de macht van de engelen weliswaar alle macht van de machthebbers in de wereld te boven
gaat en dat zij zo groot is dat een van de mindere engelen myriaden van helsen kan verjagen
en in hun hellen neerstoten en dat zij vandaar eveneens ‘machten’ en ook ‘heerschappijen’
worden genoemd, maar dat niettemin de kleinste van hen de grootste is, dat wil zeggen, dat hij
die gelooft, wil en doorvat dat alle macht uit de Heer is en niets vanuit hemzelf, de
allermachtigste is, waarom zij die daar machten zijn, een volstrekte afkeer hebben van alle
macht vanuit zichzelf, dan wordt dit eveneens, wanneer het wordt beschouwd uit het
natuurlijke licht zonder het bemiddelende en te meer indien er geen overeenstemming is, ook
niet erkend.
Nog een voorbeeld: wie vanuit het natuurlijke zonder bemiddelende en te meer indien er geen
overeenstemming is, het vrije beschouwt, kan niet anders weten dan dat het vrije is: denken en
willen vanuit zich en kunnen handelen zonder teugel zoals hij denkt en wil, waarom de
natuurlijke mens ook, om alle dingen te kunnen hebben die hij denkt en wil, de allerrijkste wil
zijn en om alle dingen te kunnen doen die hij denkt en wil, de allermachtigste wil zijn; en hij
gelooft dan in het opperste vrije te zijn en vandaar in de gelukzaligheid zelf; als hun echter
wordt gezegd dat het vrije zelf, dat het hemelse vrije wordt genoemd, in het geheel niet
zodanig is, maar dat het daarin bestaat niets vanuit zich te willen, maar uit de Heer, ja zelfs
ook niet vanuit zich te denken, maar uit de hemel en dat zij vandaar geheel en al in droefenis
en in smart zijn indien het hun wordt toegelaten vanuit zichzelf te denken en vanuit zichzelf te
willen, dan wordt dit niet erkend.
Hieruit kan enigszins blijken hoe het daarmee is gesteld dat het ware uit het Goddelijke niet
verschijnt in het nog niet door het hemelse licht verlichte natuurlijke licht, wat daarmee wordt
aangeduid dat Jozefs broeders hem niet herkenden.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2315
5429. vers 9-16. En Jozef gedacht aan de dromen die hij hun gedroomd had; en hij zei tot
hen: Gij zijt verspieders; om de naaktheid des lands te zien, zijt gij gekomen.
En zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer en uw knechten komen om spijs te kopen.
Wij allen, wij zijn zonen van één man; wij zijn recht; uw knechten zijn niet verspieders.
En hij zei tot hen: Neen, dat gij gekomen zijt om de naaktheid des lands te zien.
En zij zeiden: Wij uw knechten zijn twaalf broeders, de zonen van één man, in het land
Kanaän; en zie, de kleinste is heden met onze vader en één is niet.
En Jozef zei tot hen: Dit is het wat ik tot u sprak, door te zeggen: Gij zijt verspieders.
Hierin zult gij beproefd worden, Farao leve, indien gij van hier zult uitgaan, tenzij uw kleinste
broeder hierheen komt.
Zendt één uit u en hij neme uw broeder, en gij, gij zult gebonden zijn en uw woorden zullen
beproefd worden of de waarheid met u is en indien niet, Farao leve, dat gij verspieders zijt.
En Jozef gedacht aan de dromen die hij hun gedroomd had, betekent dat het hemelse van het
geestelijke voorzag wat gebeuren zou met betrekking tot de algemene ware dingen van de
Kerk in het natuurlijke; en hij zei tot hen, betekent de doorvatting daaruit; gij zijt verspieders,
betekent dat het alleen was om winst te behalen; om de naaktheid des lands te zien zijt gij
gekomen, betekent dat niets hun liever is dan voor zichzelf te weten dat het geen ware dingen
zijn; en zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer, wij zijn recht, betekent dat het in zich ware
dingen zijn; en uw knechten komen om spijs te kopen, betekent dat zij zijn om aan het
natuurlijke te worden toegeëigend door het goede; wij allen zijn de zonen van één man,
betekent dat die ware dingen vanuit één oorsprong zijn; wij zijn recht, betekent dat zij dus
ware dingen in zich zijn; uw knechten zijn niet verspieders, betekent dat het zo niet is ter wille
van het gewin; en hij zei tot hen: Neen, dat gij gekomen zijt om de naaktheid des lands te
zien, betekent dat zij er zich niet om bekommeren of het ware dingen zijn; en zij zeiden: Wij
uw knechten zijn twaalf broeders, betekent dat alle dingen van het geloof tezamen zo
verbonden waren; de zonen van één man, betekent vanuit één oorsprong; in het land Kanaän,
betekent in de Kerk; en zie, de kleinste is heden met onze vader, betekent dat er ook
verbinding was met het geestelijk goede; en één is niet, betekent dat het Goddelijk geestelijke,
waaruit zij is, niet verschijnt; en Jozef zei tot hen, betekent de doorvatting daarover; dit is het
wat ik tot u sprak, betekent dat het waar is zoals ik heb gedacht; door te zeggen: Gij zijt
verspieders, betekent dat zij in de ware dingen van de Kerk zijn ter wille van het gewin; hierin
zult gij beproefd worden, betekent dat het zal worden gezien of het wel zo is; Farao leve,
betekent het zekere; indien gij van hier zult uitgaan, tenzij uw kleinste broeder hierheen komt,
betekent dat het niet anders kan dan dat de ware dingen bij u zodanig zijn, tenzij verbonden
zijn met het geestelijk goede; zendt één uit u en hij neme uw broeder, betekent als er slechts
enige verbinding is met dat goede; en gij zult gebonden zijn, betekent hoewel er scheiding is
in de overige dingen; en uw woorden zullen beproefd worden of de waarheid met u is,
betekent dat het dan dus zo zal uitkomen; en indien niet, Farao leve, dat gij verspieders zijt,
betekent anders is het zeker dat de ware dingen voor u alleen zijn ter wille van het gewin.
5430. En Jozef gedacht aan de dromen die hij hun gedroomd had; dat dit betekent dat het
hemelse van het geestelijke voorzag wat gebeuren zou met betrekking tot de algemene ware
dingen van de Kerk in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van gedenken, namelijk de
tegenwoordigheid, want de zaak die men gedenkt, vertoont zich tegenwoordig; dat gedenken
wordt gezegd met betrekking tot het vooruitzien, zie nr. 3966; uit de uitbeelding van Jozef,
namelijk het hemelse van het geestelijke, waarover vaak eerder; en uit de betekenis van de
dromen, namelijk het vooruitzien, de voorzegging, de gebeurtenis, waarover de nrs. 3698,
5091, 5092, 5104; hier dus het vooruitzien wat gebeuren zou met de algemene ware dingen
van de Kerk in het natuurlijke, want die worden met de zonen van Jakob aangeduid, nrs.
5409, 5419; en daarom wordt er ook gezegd ‘die hij hun gedroomd had’.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2316
5431. En hij zei tot hen; dat dit de doorvatting daaruit betekent, staat vast uit de betekenis van
zeggen, namelijk het doorvatten, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080,
2619, 2862, 3509.
5432. Gij zijt verspieders; dat dit betekent dat het alleen was om winst te behalen, staat vast
uit de betekenis van de verspieders, namelijk hier om winst te behalen; dat niets anders in de
innerlijke zin door verspieders wordt aangeduid, staat vast uit de reeks; immers in de
innerlijke zin wordt gehandeld over de ware dingen van de Kerk, namelijk dat zij aan het
natuurlijke moeten worden toegeëigend en dat zij daaraan niet kunnen worden toegeëigend,
tenzij door de invloeiing uit het hemelse van het geestelijke door het bemiddelende; die ware
dingen van de Kerk zijn de zonen van Jakob of de broeders van Jozef en het bemiddelende is
Benjamin.
Hoe het daarmee is gesteld werd in nr. 5402 gezegd, namelijk dat de ware dingen van het
geloof van de Kerk, die de leerstellige dingen worden genoemd, in de eerste leeftijd, wanneer
men ze aanleert, niet anders begrepen en aan het geheugen toevertrouwd worden dan zoals
andere wetenschappelijke zaken en zolang als wetenschappelijke dingen blijven, totdat de
mens aanvangt die dingen vanuit eigen visie te bezien en te zien of zij waar zijn en hij,
wanneer hij heeft gezien dat ze waar zijn, volgens deze te handelen; die visie en deze wil
maken dat zij niet langer wetenschappelijke dingen zijn, maar geboden van het leven en
tenslotte het leven; zo immers treden zij in het leven binnen, waaraan zij worden toegeëigend.
Degenen die de volwassen leeftijd en te meer zij die een hoge ouderdom hebben bereikt en de
ware dingen van de Kerk, die de leerstellige dingen worden genoemd, niet vanuit hun eigen
inzicht hebben bezien en niet hebben gezien of ze al dan niet waar zijn en daarna niet volgens
die hebben willen leven, houden ze ook niet anders bij zich vast dan zoals de overige
wetenschappelijke dingen; zij zijn slechts in hun natuurlijk geheugen en daaruit in de mond;
en wanneer zij ze spreken, spreken zij ze niet vanuit hun innerlijke mens of vanuit het hart,
maar slechts uit de uiterlijke mens en vanuit de mond; wanneer de mens in deze staat is, kan
hij geenszins geloven dat de ware dingen van de Kerk waar zijn, hoezeer het hem ook mag
toeschijnen dat hij het gelooft; dat het hem toeschijnt dat hij gelooft dat die ware dingen ware
zijn, komt omdat hij zich op anderen verlaat en de dingen die van anderen zijn, bij zich heeft
bevestigd; dingen bevestigen die van anderen komen, om het even of ze waar of vals zijn, is
heel gemakkelijk; dit is immers een werk alleen van het vernuft; deze ware dingen van de
Kerk, of zij die zodanig in de ware dingen van de Kerk zijn, worden aangeduid met de
verspieders die komen om de naaktheid van het land te zien; zij geloven immers de
leerstellingen van hun Kerk niet vanuit enige aandoening van het ware, maar vanuit de
aandoening van eerbewijzen te oogsten, of winst te behalen; daarom geloven zij bij zichzelf
nauwelijks iets, het merendeel ontkennen zij met het hart, terwijl zij die leerstellingen
beschouwen zoals een koopman zijn koopwaren; en dan schijnen zij zichzelf geleerd en wijs
toe, wanneer zij vanuit zich zien dat het niet ware dingen zijn, maar wel het gewone volk
kunnen overreden dat het ware dingen zijn; dat zeer vele voorgangers van de Kerk zodanig
zijn, blijkt duidelijk uit hen in het andere leven; daar immers zijn zij in de sfeer van hun eigen
aandoeningen en van hun gedachten daaruit, waarheen zij ook mogen gaan; en deze sfeer
wordt door anderen duidelijk waargenomen; vandaar wordt het openlijk voor de zinnen
kenbaar, hoedanige aandoening van het ware en hoedanig geloof zij hebben gehad; in de
wereld openbaart zich dit niet, want daar is niet de geestelijke doorvatting van zulke dingen,
en omdat dit zo is, openbaren zij die dingen zelf niet; zij zouden immers van hun gewin
worden beroofd.
Dat het verspieders zijn, kan voldoende hieruit vaststaan dat die bij degenen die in de ware
dingen vanuit het goede zijn, niets anders dan de schandvlekken zoeken om aan te klagen en
te verdoemen; wat zijn die, om het even of ze tot de papisten, dan wel tot de gereformeerden
of tot de quakers of tot de socinianen of tot de Joden behoren, wanneer zij eenmaal bij
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2317
zichzelf de leerstellingen van hun Kerk hebben bevestigd, anders dan verspieders; want de
eigenlijke ware dingen zelf, indien zij ergens zijn, bespotten en verdoemen zij; immers, dat de
ware dingen waar zijn, vatten zij niet; de oorzaak hiervan is de volgende dat zij niet de
aandoening van het ware hebben ter wille van het ware, te minder ter wille van het leven,
maar ter wille van gewin; wanneer zij dan ook het Woord lezen, doorvorsen zij het Woord
alleen ten einde de wetenschappelijke leerstellige dingen te bevestigen ter wille van gewin en
verscheidenen van hen doorvorsen het Woord om de naaktheid des lands te zien, dat wil
zeggen, om te zien dat de ware dingen van de Kerk niet ware dingen zijn, maar slechts van
dienst zijn om anderen te overreden dat het ware dingen zijn ter wille van gewin.
Degenen echter die in de aandoening van het ware zijn ter wille van het ware en ter wille van
het leven en zodoende ter wille van het rijk van de Heer, hebben weliswaar geloof in de
leerstellingen van de Kerk, maar toch doorvorsen zij het Woord niet ter wille van een ander
doel dan ter wille van het ware; daaruit hebben zij hun geloof en hun geweten; indien iemand
hun zegt dat men in de leerstellige dingen moet blijven van de Kerk waarin men is geboren,
dan denken zij dat indien zij geboren waren in het jodendom of in het socinianisme,
quakerisme, het christelijk heidendom of ook buiten de Kerk, hetzelfde zo gezegd zou zijn
door hen die daar zijn; en dat overal wordt gezegd: Hier is de Kerk, hier is de Kerk; hier zijn
de ware dingen en niet elders.
En dat men, omdat dit zo is, het Woord moet doorvorsen met een vroom gebed tot de Heer dat
er verlichting zal zijn; zulke mensen verstoren niet wie ook binnen de Kerk, noch verdoemen
zij anderen, omdat zij weten dat eenieder die een Kerk is, vanuit zijn geloof leeft.
5433. Om de naaktheid des lands te zien zijt gij gekomen; dat dit betekent dat niets hun liever
is dan voor zichzelf te weten dat het niet ware dingen zijn, staat vast uit de betekenis van
komen om te zien, namelijk begeren te weten dat iets zo is en dus dat niets hun liever is dan te
weten; uit de betekenis van de naaktheid, te weten zonder de ware dingen en dus dat het niet
ware dingen zijn, waarover hierna; en uit de betekenis van het land, te weten de Kerk; hier
zijn daarom de naaktheid des lands de niet ware dingen van de Kerk; dat het land de Kerk is,
zie de nrs. 566, 662, 1067, 1262, 1733, 1850, 2117, 2118, 3355, 4447, 4535.
Dat naaktheid betekent verstoken van de ware dingen of zonder de ware dingen, komt omdat
klederen in het algemeen de ware dingen betekenen en elk kleed in het bijzonder een of ander
afzonderlijk ware, zie de nrs. 2576, 3301, 4545, 4677, 4741, 4742, 4763, 5248, 5319; vandaar
betekent de naaktheid dat men zonder de ware dingen is, zoals men eveneens hierna uit
plaatsen vanuit het Woord zal zien.
Hoe het hiermee gesteld is, blijkt uit wat vlak hiervoor in nr. 5432 is gezegd, namelijk dat zij
die de ware dingen leren niet ter wille van het ware en ter wille van het leven, maar ter wille
van gewin, geenszins anders kunnen denken bij zichzelf dat de ware dingen van de Kerk niet
ware dingen zijn; de oorzaak hiervan is deze dat de aandoening van het gewin een wereldse
aandoening is en de aandoening van het ware een geestelijke aandoening; de ene of de andere
moet de heerschappij hebben; niemand kan twee heren dienen; waar dus de ene aandoening is,
is de andere niet; dus is daar waar de aandoening van het ware is, de aandoening van het
gewin niet en is daar waar de aandoening van het gewin is, de aandoening van het ware niet;
vandaar komt het dat het, indien de aandoening van het gewin de heerschappij heeft,
geenszins anders kan zijn dan dat men niets liever heeft dan dat de ware dingen geen ware
dingen zijn, maar dat men niettemin niets liever heeft dan dat de ware dingen door anderen als
ware dingen worden geloofd; indien immers de innerlijke mens omlaag ziet, namelijk naar de
aardse dingen en daarin alles stelt; kan hij geenszins omhoog zien en daar iets stellen, want de
dingen van de aarde verzwelgen en verstikken geheel en al; de oorzaak hiervan is deze dat de
engelen van de hemel bij de mens niet kunnen zijn in zijn aardse dingen, waarom zij dan ook
terugtreden en dan treden de helse geesten toe, die bij de mens niet kunnen zijn in de hemelse
dingen; vandaar zijn de hemelse dingen beuzelingen voor hem en de aardse dingen alles voor
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2318
hem; en wanneer de aardse dingen alles voor hem zijn, gelooft hij zich geleerder en wijzer
dan anderen, hierin dat hij de ware dingen van de Kerk bij zich ontkent en in zijn hart zegt dat
die voor de eenvoudigen zijn; de mens moet daarom of in de aardse of in de hemelse
aandoening zijn; hij kan immers niet met de hemelse engelen zijn en tevens met de helsen;
dan immers zou hij tussen hemel en hel hangen; maar wanneer hij in de aandoening van het
ware is ter wille van het ware, dat wil zeggen, ter wille van het rijk van de Heer, daar immers
is het Goddelijk Ware en dus ter wille van de Heer zelf, dan is hij onder de engelen en dan
minacht hij ook niet het gewin voor zover het hem voor het leven in de wereld bevorderlijk is,
maar hij heeft niet het gewin ten doel, maar de nutten daaruit, die hij als bemiddelende
doeleinden tot het laatste hemelse einddoel beschouwt; zo stelt hij dus geenszins zijn hart in
het gewin.
Dat de naaktheid betekent zonder de ware dingen, kan ook vaststaan uit andere plaatsen in het
Woord, zoals bij Johannes: ‘Schrijf aan de engel van de Kerk der Laodicensen: Omdat gij
zegt: Ik ben rijk en ben verrijkt geworden, zodat ik niets nodig heb, terwijl gij niet weet dat gij
zijt ellendig en erbarmelijk en behoeftig en blind en naakt’, (Openbaring 3:17); daar staat
naakt voor ‘in volslagen gebrek aan het ware’.
Bij dezelfde: ‘Ik raad u dat gij van Mij koopt goud, gelouterd door het vuur, opdat gij rijk
moogt worden en witte bekleedselen, opdat gij moogt bekleed worden en de schaamte van uw
naaktheid niet geopenbaard worde’, (Openbaring 3:18); goud kopen voor het goede
verwerven en zich toe-eigenen; opdat gij rijk moogt worden, voor: opdat zij in het hemelse en
het geestelijke goede zal zijn; witte bekleedselen voor de geestelijke ware dingen; de
schaamte der naaktheid, voor: dat zij zonder de goede en ware dingen is; dat kopen is zich het
goede verwerven en toe-eigenen, zie nr. 5374; dat het goud het hemels en het geestelijk goede
is, nrs. 1551, 1552; dat de bekleedselen de ware dingen zijn, nrs. 1073, 2576, 4545, 4763,
5248, 5319; dat van wit wordt gesproken met betrekking tot het ware, omdat het vanuit het
licht van de hemel is, nrs. 3301, 3993, 4007, 5319.
Bij dezelfde: ‘Ziet, Ik kom als een dief; gezegend is hij die waakt en zijn bekleedselen
bewaart, opdat hij niet naakt wandele’, (Openbaring 16:15); die zijn bekleedselen bewaart,
voor: die de ware dingen bewaart; opdat hij niet naakt wandele, voor: opdat hij niet zonder
ware dingen wandele.
Bij Mattheüs: ‘De Koning zal tot hen aan Zijn rechterzijde zeggen: Ik was naakt en gij hebt
Mij omkleed; en tot hen aan Zijn linkerzijde: Naakt en gij hebt Mij niet omkleed’, (Mattheüs
25:36,43); naakt voor de goeden die erkennen dat niets van het goede en van het ware in hen
is, nr. 4958.
Bij Jesaja: ‘Is dit niet het vasten, de hongerige uw brood breken en dat gij in uw huis de
verbannen verslagenen binnenbrengt; wanneer gij een naakte ziet, dat gij hem dekt’, (Jesaja
58:7).
Bij Jeremia: ‘Een zonde heeft Jeruzalem gezondigd, daarom is zij tot een maandstondige
geworden; allen die haar eerden, hebben haar geminacht, dewijl zij haar naaktheid gezien
hebben’, (Klaagliederen 1:8), waar de naaktheid staat voor zonder de ware dingen.
Bij Ezechiël: ’Gij zijt gekomen tot de sierlijkheden der sierlijkheden, de borsten zijn vast
geworden en uw haar is gegroeid, doch gij waart naakt en bloot.
Ik breidde Mijn vleugel over u uit en dekte uw naaktheid.
Gij hebt niet gedacht de dagen uwer jeugd, als gij naakt en ontbloot waart’, (Ezechiël
16:7,7,22); daar wordt gehandeld over Jeruzalem, waaronder de Oude Kerk wordt verstaan
zodanig als zij was toen zij was geïnstaureerd en zodanig als zij daarna is geworden, namelijk
dat zij eerst zonder ware dingen was, maar daarna in de ware dingen was onderricht en dat zij
ze tenslotte verwierp.
Bij dezelfde: ‘Indien een gerecht man die gericht en gerechtigheid zal hebben gedaan, de
hongerige zijn brood geeft en de naakte met een kleed bedekt’, (Ezechiël 18:7);
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2319
de naakte met een kleed bedekken, voor: diegenen in de ware dingen onderrichten die naar de
ware dingen verlangen.
Bij Hosea: ‘Opdat Ik haar misschien niet naakt uitstrope, haar zette als ten dage toen zij
gebaard werd, haar stelle zoals een woestijn en haar beschikke als een land van droogte en
haar dode door dorst’, (Hosea 2:2); naakt uitstropen voor; opdat zij zonder ware dingen zij.
Bij Nahum: ‘Ik zal de natiën uw naaktheid tonen en de koninkrijken uw schande’, (Nahum
3:5); de natiën de naaktheid tonen, voor: de lelijkheid tonen; alle lelijkheid is uit de niet-ware
dingen en alle schoonheid is uit de ware dingen, nrs. 4985, 5199.
5434. En zij zeiden tot hem: Neen, mijn heer, wij zijn recht; dat dit betekent dat het ware
dingen zijn in zich, staat vast uit de betekenis van ‘tot hem zeggen’: Neen heer, namelijk dat
het niet was om winst te behalen, wat werd aangeduid met Jozefs woorden: Gij zijt
verspieders, nr. 5432 en dat het niet is dat niets hun liever was dan voor zichzelf te weten dat
het niet ware dingen zijn, wat wordt aangeduid met Jozefs woorden: Om de naaktheid des
lands te zien, zijt gij gekomen, nr. 5433; en uit de betekenis van wij zijn recht, namelijk dat zij
ware dingen in zich zijn; het rechte immers betekent het ware in de innerlijke zin, hier als vele
malen elders in het Woord.
Deze zin, namelijk dat zij ware dingen in zich zijn, volgt uit de reeks, want bij hen die zich de
ware dingen van de Kerk verwerven ter wille van het gewin, zijn de ware dingen weliswaar
niet ware dingen voor hen, zoals eerder in nr. 5433 werd getoond, maar toch kunnen zij in
zich ware dingen zijn; de ware dingen zelf van de Kerk immers worden in het algemeen met
de zonen van Jakob aangeduid.
Dat de rechten abstract genomen de ware dingen zijn, komt omdat in de innerlijke zin alle
dingen van de personen worden weggetrokken; dat de idee van de persoon wordt veranderd in
de idee van de zaak, zie de nrs. 5225, 5287; de oorzaak is dat het op zichzelf reeds niet anders
kan of het denken en daaruit de spraak wordt weggetrokken en moet afvallen van de zaak en
de beschouwing ervan tot zulke dingen die van de persoon zijn en bovendien kan het denken
en daaruit de spraak anders ook niet universeel worden en tegelijkertijd vele en te minder
eindeloze en onuitsprekelijke dingen omvatten, zoals bij de engelen; niettemin sluit dat
abstracte de persoon in, namelijk degenen die in die dingen zijn; vandaar komt het dat de
rechten de ware dingen betekenen.
5435. En uw knechten komen om spijs te kopen; dat dit betekent dat zij, namelijk die ware
dingen, zijn om aan het natuurlijke te worden toegeëigend door het goede, staat vast uit de
betekenis van de knechten, namelijk de lagere en naar verhouding de natuurlijke dingen, nrs.
2541, 3019, 3020, 5161, 5164, 5305; vandaar ook de ware dingen, nr. 3409, want de ware
dingen zijn onderworpen aan het goede en de dingen die onderworpen zijn, worden in het
Woord knechten genoemd; hier dus de ware dingen in het natuurlijke ten opzichte van het
hemelse van het geestelijke; uit de betekenis van kopen, namelijk toegeëigend worden, nrs.
4397, 5374, 5406, 5410; en uit de betekenis van de spijs, namelijk het hemels en het geestelijk
goede, nr. 5147; en verder het aan het goede aangebonden ware, nrs. 5340, 5342; hier dus het
ware dat aan het natuurlijke moet worden aangebonden door het goede en zo moet worden
toegeëigend; het ware wordt de mens nooit anders toegeëigend dan door het goede, maar
wanneer het door het goede is toegeëigend, wordt het ware het goede, want dan handelt het
één daarmee; dan immers maken zij tezamen als het ware één lichaam uit, waarvan de ziel het
goede is; de ware dingen in dat goede zijn als het ware de geestelijke vezels die het lichaam
vormen; daarom ook worden met de vezels de binnenste, vanuit het goede voortgaande
vormen aangeduid en met de zenuwen de ware dingen, nrs. 4303, 5189.
5436. Wij allen zijn de zonen van één man; dat dit betekent dat die ware dingen vanuit één
oorsprong zijn, staat vast uit de betekenis van de zonen, hier van de zonen van Jakob,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2320
namelijk de ware dingen in het algemeen, waarover vaak eerder; dat van één man wil zeggen
dat zij vanuit één oorsprong zijn, is zonder ontvouwing duidelijk.
5437. Wij zijn recht; dat dit betekent dat zij dus ware dingen in zich zijn, staat vast uit de
betekenis van wij zijn recht, namelijk de ware dingen in zich, nr. 5434.
5438. Uw knechten zijn niet verspieders; dat dit betekent dat het niet is ter wille van het
gewin, staat vast uit de betekenis van verspieders, namelijk diegenen die in de ware dingen
van de Kerk zijn ter wille van gewin, waarover nr. 5432, hier dat zij het niet zijn.
5439. En hij zei tot hen: Neen, dat gij gekomen zijt om de naaktheid des lands te zien; dat dit
betekent dat zij er zich niet om bekommeren of het ware dingen zijn, staat vast uit de
betekenis van komen om de naaktheid des lands te zien, namelijk dat niets hun liever is dan
voor zichzelf te weten dat het niet ware dingen zijn, nr. 5433; hier iets eenders, namelijk dat
zij er zich niet om bekommeren of het ware dingen zijn.
5440. En zij zeiden: Wij uw knechten zijn twaalf broeders; dat dit betekent dat alle dingen van
het geloof tezamen zo verbonden waren, staat vast uit de betekenis van twaalf, namelijk alle
dingen; en wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de zonen van Jakob, zoals
hier, of tot de naar hen genoemde stammen en eveneens tot de apostelen, zijn het alle dingen
van het geloof in één samenvatting, waarover de nrs. 577, 2089, 2129, 2130, 2553, 3272,
3488, 3858, 3862, 3913, 3926, 3939, 4060; en uit de betekenis van de broeders, namelijk de
verbinding door het goede, want wanneer de ware dingen door het goede worden verbonden,
nemen zij onder elkaar als het ware een broederschap aan; indien zij zonder het goede
verbonden verschijnen, zijn zij toch niet verbonden; de valse dingen van het boze treden
steeds binnen en ontbinden; de oorzaak hiervan is deze dat zij niet één oorsprong hebben waar
vanuit zij zijn, noch één doel hebben waarnaar zij streven; het eerste en het laatste moeten
verbinden opdat er verbinding zal zijn; het eerste moet het goede zijn waaruit zij zijn en het
laatste moet het goede zijn waarnaar zij streven; en bovendien moet, opdat de ware dingen
verbonden zijn, het goede universeel regerend zijn; wat universeel regeert, dat verbindt.
Dat de broeder de aandoening van het goede is, en dus het goede, zie de nrs. 2524, 2360,
3303, 3459, 3803, 3815, 4121.
5441. De zonen van één man; dat dit betekent vanuit één oorsprong, staat vast uit wat eerder
in nr. 5436 is gezegd, waar eendere woorden voorkomen.
5442. In het land Kanaän; dat dit betekent in de Kerk, staat vast uit de betekenis van het land
Kanaän, namelijk het rijk van de Heer en de Kerk, waarover de nrs. 1413, 1437, 1607, 3038,
3481, 3705, 3686, 4447.
5443. En zie, de kleinste is heden met onze vader; dat dit betekent dat er ook verbinding was
met het geestelijk goede, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, die hier de kleinste is,
namelijk het verbindende bemiddelende, waarover hierna; en uit de uitbeelding van Jakob,
hier van Israël, die hier de vader is, namelijk het geestelijk goede, waarover de nrs. 3654,
4598.
Dat Benjamin het geestelijke van het hemelse is, dat het bemiddelende is, zie de nrs. 4592,
5411, 5413, 5419, namelijk het bemiddelende van het natuurlijke of van de dingen die van het
natuurlijke zijn, met het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is; en omdat Benjamin het
bemiddelende is en Israël het geestelijk goede, wordt met die woorden ‘Zie, de kleinste is
heden met onze vader’, de verbinding met het geestelijk goede aangeduid.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2321
5444. En één is niet; dat dit betekent dat het Goddelijk geestelijke, waaruit zij is, niet
verschijnt, staat vast uit de uitbeelding van Jozef, die hier ‘de ene’ is, namelijk het hemelse
van het geestelijke of wat hetzelfde is, het Goddelijk geestelijke of het ware uit het
Goddelijke, nrs. 3969, 4286, 4592, 4723, 4727, 4963, 5249, 5307, 5331, 5332, 5417; en
omdat alle verbinding van het ware in het natuurlijke uit het Goddelijk geestelijke voortgaat,
wordt er gezegd, het Goddelijk geestelijke, waaruit zij is; en uit de betekenis van ‘is niet’,
namelijk dat het niet verschijnt; het was er immers wel, maar het verscheen niet aan hen,
omdat het bemiddelende, dat Benjamin is, daar niet was.
5445. En Jozef zei tot hen; dat dit de doorvatting daarover betekent, namelijk ten aanzien van
de dingen die zijn broeders spraken, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische
gedeelten van het Woord, te weten de doorvatting, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822,
1919, 2080, 2619, 3509.
5446. Dit is het wat ik tot u sprak; dat dit betekent dat het waar is zoals ik heb gedacht, staat
vast uit de betekenis van spreken, te weten denken, waarover de nrs. 2271, 2287, 2619; dat er
wordt aangeduid dat het waar is, is zonder ontvouwing duidelijk.
5447. Door te zeggen: Gij zijt verspieders; dat dit betekent dat zij in de ware dingen van de
Kerk zijn ter wille van het gewin, staat vast uit de betekenis van verspieders, namelijk
diegenen die in de ware dingen van de Kerk zijn, alleen om winst te behalen, nrs. 5432, 5438.
5448. Hierin zult gij beproefd worden; dat dit betekent, het zal worden gezien of het wel zo is,
staat vast zonder ontvouwing.
5449. Farao leve; dat dit het zekere betekent, staat hieruit vast dat Farao leve een formule van
verzekering is, dus dat het zeker is; weliswaar wist Jozef dat zij niet verspieders waren en dat
zij niet gekomen waren om de naaktheid des lands te zien, maar toch verzekerde hij het zo
omdat het zeker was wat in de innerlijke zin is, namelijk dat de ware dingen van de Kerk
zonder verbinding door het goede met de innerlijke mens, niets anders ten doel hebben dan
gewin, onverschillig bij wie zij zijn, maar dat zij wanneer zij verbonden zijn door het goede
met de innerlijke mens, het goede en het ware zelf ten doel hebben, dus de Kerk, het rijk van
de Heer en de Heer Zelf; en wanneer zij deze dingen ten doel hebben, dan valt hun ook zoveel
gewin toe als zij nodig hebben, volgens de woorden van de Heer bij Mattheüs:
‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijn Gerechtigheid en alle dingen zullen u toegeworpen
worden’, (Mattheüs 6:33).
5450. Indien gij van hier zult uitgaan, tenzij uw kleinste broeder hierheen komt; dat dit
betekent dat het niet anders kan dan dat de ware dingen bij u zodanig zijn, tenzij zij
verbonden zijn met het geestelijk goede, kan niet zo worden ontvouwd volgens de
betekenissen van de woorden zelf, maar deze zin vloeit ten volle daaruit voort; met de kleinste
broeder immers wordt hier de verbinding met het geestelijk goede aangeduid, nr. 5443.
5451. Zendt één uit u en hij neme uw broeder; dat dit betekent als er slechts enige verbinding
is met dat goede, staat vast uit de betekenis van uw broeders, namelijk van de kleinste, te
weten de verbinding met het geestelijk goede, zoals eerder in nr. 5450; en uit de betekenis van
één zenden en hem nemen, namelijk als er slechts enige is en wel enige verbinding; immers,
het is iets van twijfel dat wordt uitgedrukt.
5452. En gij zult gebonden zijn; dat dit betekent hoewel er nog scheiding is in de overige
dingen, staat vast uit de betekenis van gebonden worden, namelijk hier, gescheiden worden,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2322
want wie gebonden wordt gehouden, die wordt gescheiden, namelijk van het geestelijk goede,
dat met de vader Israël wordt aangeduid.
5453. En uw woorden zullen beproefd worden of de waarheid met u is; dat dit betekent dat
het dan zo zal uitkomen, staat vast uit de betekenis van de woorden ‘worden beproefd’ en van
‘of het de waarheid is’, namelijk het zekere dat het dan zo zal uitkomen, namelijk zoals het
door hen werd gezegd; het zekere heeft betrekking op de dingen die door hen werden gezegd
en in de innerlijke zin zijn vervat, waarover eerder in de nrs. 5434-5444.
5454. En indien niet, Farao leve, dat gij verspieders zijt; dat dit betekent, anders is het zeker
dat de ware dingen voor u alleen zijn ter wille van het gewin, staat vast uit de betekenis van
Farao leve, namelijk het zekere, nr. 5449; en uit de betekenis van de verspieders, namelijk
diegenen die in de ware dingen van de Kerk alleen uit winstbejag zijn, nrs. 5432, 5438, 5447.
Er wordt van afgezien deze en de vlak voorafgaande dingen verder te ontvouwen, omdat die
in wat voorafging in het algemeen werden ontvouwd en bovendien zijn het zulke dingen die
niet duidelijk onderscheiden in het verstand kunnen vallen; immers, tevoren moeten de
algemene dingen in het verstand zijn en dan pas komen de bijzondere dingen die daaronder
vallen binnen, zodanig als zij zijn bevat in deze voorafgaande dingen; indien de algemene
dingen niet tevoren werden opgenomen, worden de bijzondere dingen geenszins toegelaten, ja
zelfs wekken zij tegenzin op, want er bestaat geen aandoening voor de bijzondere dingen,
tenzij de algemene dingen tevoren met de aandoening zijn binnengetreden.
5455. vers 17-20. En hij sloot hen op ter bewaring drie dagen.
En Jozef zei tot hen op de derde dag: Doet dit, en gij zult leven; ik vrees God.
Indien gij recht zijt, uw broeder, één, worde gebonden in het huis van uw bewaring; en gij
gaat, brengt de opbrengst van de honger van uw huizen.
En brengt uw kleinste broeder tot mij en uw woorden zullen waar gemaakt worden en gij zult
niet sterven; en zij deden aldus.
En hij sloot hen op ter bewaring, betekent ervan gescheiden zijn; drie dagen, betekent ten
volle; en Jozef zei tot hen op de derde dag, betekent de doorvatting van het hemelse van het
geestelijke ten aanzien van die ervan gescheiden ware dingen, toen het voldongen was; doet
dit en gij zult leven; ik vrees God, betekent dat het zo zal zijn indien zij het leven uit het
Goddelijke hebben; indien gij recht zijt, betekent indien het ware dingen in zich zijn; uw
broeder, één, zal gebonden worden in het huis uwer bewaring, betekent dat het geloof met de
wil zal worden gescheiden; en gij, gaat, brengt de opbrengst van de honger van uw huizen,
betekent dat zij intussen het vrije hadden om voor zichzelf zorg te dragen; en brengt uw
kleinste broeder tot mij, betekent totdat het bemiddelende aanwezig is; en uw woorden zullen
waar gemaakt worden, betekent dat het dan met de ware dingen zal zijn zoals verklaard was;
en gij zult niet sterven, betekent dat zo de ware dingen het leven zullen hebben; en zij deden
aldus, betekent het einde van deze staat.
5456. En hij sloot hen op ter bewaring; dat dit het ervan gescheiden zijn betekent, staat vast
uit de betekenis van ter bewaring geven of opsluiten, namelijk de verwerping en dus de
scheiding, nrs. 5083, 5101.
5457. Drie dagen; dat dit ten volle betekent, staat vast uit de betekenis van drie dagen,
namelijk van de aanvang tot het einde, dus het volle, nrs. 2788, 4495; het is immers een
nieuwe staat die hier nu wordt beschreven; die volledige staat wordt aangeduid met drie
dagen; en het laatste ervan en zo het nieuwe met op de derde dag, zoals hierna volgt.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2323
5458. En Jozef zei tot hen op de derde dag; dat dit de doorvatting betekent van het hemelse
van het geestelijke over die ware dingen die ervan gescheiden waren, toen het voldongen was,
staat vast uit de betekenis van zeggen, namelijk de doorvatting, nrs. 1791, 1815, 1819, 1822,
1898, 1919, 2619, 3509; uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, namelijk de ware dingen
van de Kerk in het algemeen, waarover eerder, hier die ware dingen gescheiden van het
hemelse van het geestelijke, nr. 5436; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van
het geestelijke, waarover ook eerder; en uit de betekenis van op de derde dag, namelijk het
laatste, wanneer het nieuwe begint, nrs. 5159, 5457, dus wanneer het voldongen is; daaruit
blijkt dat met Jozef zei tot hen op de derde dag, de doorvatting wordt aangeduid van het
hemelse van het geestelijke over die ware dingen die ervan gescheiden waren, toen het
voldongen was.
5459. Doet dit en gij zult leven; ik vrees God; dat dit betekent dat het zo zal zijn, indien zij het
leven uit het Goddelijke hebben, staat vast uit de betekenis van doet dit, namelijk dat het zo
zal zijn; uit de betekenis van gij zult leven, namelijk dat zij het leven zullen hebben, te weten
de ware dingen, die hier met Jakobs zonen worden aangeduid; en uit de betekenis van ik vrees
God, namelijk uit het Goddelijke: door Jozef immers wordt de Heer uitgebeeld ten aanzien
van het ware uit het Goddelijke, wat hetzelfde is als het hemelse van het geestelijke en
daarom wordt met ‘ik’ hier in de hoogste zin het ware uit het Goddelijke aangeduid en met
‘God’ het Goddelijke zelf dat in het hemelse van het geestelijke is of het Goddelijke dat in het
ware is; met vrezen wordt in de hoogste zin, wanneer het wordt gezegd met betrekking tot de
Heer, niet de vrees aangeduid, maar de liefde; ook betekent de vreze Gods hier en daar in het
Woord de liefde tot God; immers, de liefde tot God richt zich naar de subjecten; die liefde
wordt vrees bij hen die in de uiterlijke eredienst zijn zonder de innerlijke; en die liefde wordt
heilige vreze bij hen die in de geestelijke eredienst zijn; maar zij wordt liefde waarin heilig
ontzag is, bij hen die in de hemelse eredienst zijn; maar in de Heer was niet de vrees maar de
zuivere liefde; daaruit kan vaststaan dat met ‘ik vrees God’, wanneer het wordt gezegd met
betrekking tot de Heer, de Goddelijke liefde wordt aangeduid, dus het Goddelijke.
5460. Indien gij recht zijt; dat dit betekent indien het ware dingen in zich zijn, staat vast uit de
betekenis van recht zijn, namelijk dat het ware dingen in zich zijn, nrs. 5434, 5437.
5461. Uw broeder, één, zal gebonden worden in het huis uwer bewaring; dat dit betekent dat
het geloof met de wil gescheiden zal worden, staat vast uit de uitbeelding van Simeon, die
hier de ene broeder is, die gebonden werd, vers 24, namelijk het geloof met de wil, waarover
de nrs. 3869-3872, 4497, 4502, 4503; en uit de betekenis van gebonden worden in het huis der
bewaring, namelijk gescheiden worden, nrs. 5083, 5101, 5452, 5456.
Hiermee is het als volgt gesteld: wanneer het geloof met de wil, of de wil om het ware te doen
dat van het geloof is, wordt gescheiden van hen die in de ware dingen van de Kerk zijn, dan is
het verband met het Goddelijke zo zwak dat het nauwelijks meer is dan een erkenning; de
invloeiing immers van het Goddelijke uit de Heer bij de wederverwekte mens is in het goede
en daaruit in het ware, of wat hetzelfde is, in de wil en daaruit in het verstand; voor zoveel als
dus de mens die in de ware dingen van het geloof is, uit de Heer het goede opneemt, vormt de
Heer bij hem de nieuwe wil in zijn verstandelijke deel; dat het in het verstandelijke deel is, zie
de nrs. 927, 1023, 1043, 1044, 2256, 4328, 4493, 5113; en voor even zoveel vloeit de Heer in
en maakt Hij de aandoening van het goede te doen, dat wil zeggen, van de liefde jegens de
naaste uit te oefenen; hieruit kan vaststaan dat het geloof met de wil, dat door Simeon wordt
uitgebeeld, gescheiden zal worden, voordat het bemiddelende, dat Benjamin was, zich
aanwezig zou vertonen.
5462. Gij, gaat, brengt de opbrengst van de honger van uw huizen; dat dit betekent dat zij
intussen het vrije hadden om voor zich zelf zorg te dragen, staat vast uit de betekenis van ‘gij,
gaat’ , nadat zij gebonden waren geweest en één in hun plaats werd vastgehouden, namelijk
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2324
dat zij intussen het vrije hadden; uit de betekenis van de opbrengst, namelijk het ware, nrs.
5276, 5280, 5292; uit de betekenis van de honger, namelijk het gebrek aan erkentenissen en
de verlating, nrs. 5360, 5376; en uit de betekenis van uw huizen, namelijk de woningen waar
de ware dingen van eenieder in het bijzonder zijn, dus het natuurlijk gemoed; dat het huis het
natuurlijk gemoed is, zie de nrs. 4973, 5023; en dat de ware dingen die hier door de zonen van
Jakob worden uitgebeeld van de uiterlijke Kerk zijn, dus in het natuurlijke, nrs. 5401, 5415,
5428; uit deze dingen tezamen genomen kan vaststaan dat met ‘brengt de opbrengst van de
honger van uw huizen’, wordt aangeduid dat zij in de verlating van het ware, waarin zij zijn,
voor zichzelf en voor de hunnen zouden zorg dragen.
5463. En brengt uw kleinste broeder tot mij; dat dit betekent totdat het bemiddelende
aanwezig is, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, namelijk
tussen het hemelse van het geestelijke en het natuurlijke, nrs. 5411, 5443.
5464. En uw woorden zullen waar gemaakt worden; dat dit betekent dat het dan met de ware
dingen zal zijn zoals verklaard was, kan zonder ontvouwing vaststaan; op welke wijze zij zich
over zichzelf hadden verklaard, dus over de ware dingen van de Kerk die zij uitbeeldden, zie
de nrs. 5434 t0t 5456.
Hiermee is het als volgt gesteld: degenen die in de ware dingen van de Kerk alleen ter wille
van het gewin zijn, kunnen evenzeer als anderen verklaren hoe het met de ware dingen is
gesteld, zoals bijvoorbeeld dat de ware dingen aan niemand worden toegeëigend tenzij die
verbonden zijn met de innerlijke mens, ja zelfs, dat zij daarmee niet verbonden kunnen
worden tenzij door het goede en verder dat de ware dingen niet eerder het leven hebben; deze
en eendere dingen zien zij soms even goed als anderen en zelfs soms naar de schijn scherper,
maar alleen dan wanneer zij met anderen daarover spreken; wanneer zij echter met zichzelf
spreken, dus met hun innerlijke mens, dat wil zeggen, wanneer zij denken, dan zien diegenen
die in de ware dingen van de Kerk alleen ter wille van het gewin zijn, het tegendeel; en
hoewel zij het tegendeel zien en met het hart de ware dingen ontkennen, kunnen zij toch
anderen overreden dat het hiermee zo gesteld is, ja, dat zij zelf op zodanige wijze in de ware
dingen zijn; de begeerte naar gewin, eerbewijzen en beroemdheid vanwege dit, haalt alle
middelen tot overreden tot zich en niets gretiger dan zulke dingen die in zich ware dingen
zijn; deze immers hebben een in zich verborgen kracht om de gemoederen aan te trekken; met
een zodanig vermogen, namelijk met het vermogen van verstaan of het ware dingen zijn, is de
mens begiftigd, onverschillig hoedanig hij is, als hij slechts niet abnormaal stompzinnig is; de
oorzaak hiervan is dat hij door het verstandelijke deel hervormd en wederverwekt kan
worden; maar wanneer hij tot verdraaide dingen is afgedwaald en de dingen die van het geloof
van de Kerk zijn, geheel en al heeft verworpen, dan is hij weliswaar in een eender vermogen
van het verstaan van de ware dingen, maar hij wil ze niet langer verstaan en keert zich af
zodra hij daarvan hoort.
5465. En gij zult niet sterven; dat dit betekent dat zo de ware dingen het leven zullen hebben,
namelijk wanneer de ware dingen het leven zullen hebben, dus wanneer de ware dingen zullen
zijn zoals verklaard was, staat vast uit de betekenis van gij zult niet sterven, dus gij zult leven
en dus dat de ware dingen die door hen worden uitgebeeld, het leven zullen hebben.
5466. En zij deden aldus; dat dit het einde van deze staat betekent, staat vast uit de betekenis
van doen of hetgeen gedaan is, namelijk het einde van de vorige staat en de insluiting van de
aanvang van de volgende staat, nrs. 4979, 4987, 4999, 5074.
Er wordt ook om de eerder aangegeven reden, nr. 5454 van afgezien deze dingen
breedvoeriger te ontvouwen; maar toch moet men weten dat zij onuitsprekelijke
verborgenheden in zich bevatten, die vanuit de afzonderlijke woorden in de hemelen
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2325
opflitsen, hoewel hoegenaamd niets ervan voor de mens verschijnt; het heilige dat soms wordt
bemerkt bij de mens wanneer hij het Woord leest, heeft tal van zulke verborgenheden in zich,
want in het heilige waardoor de mens wordt aangedaan, schuilen ontelbare dingen die voor
hem niet openliggen.
5467. vers 21-24. En zij zeiden, de man tot zijn broeder: Voorwaar, wij zijn schuldig over
onze broeder, wiens benauwdheid der ziel wij zagen, toen hij tot ons smeekte en wij hoorden
niet; deswege is deze benauwdheid tot ons gekomen.
En Ruben antwoordde hun, al zeggende: Heb ik niet tot u gezegd, al zeggende: Zondigt niet
aan het kind en gij hebt niet geluisterd; en ook zijn bloed, ziet het wordt gezocht.
En zij wisten niet dat Jozef was horende, omdat er een tolk tussen hen was,
En hij wendde zich af van over hen en hij weende; en hij keerde weder tot hen en hij sprak tot
hen; en hij nam uit hen Simeon en hij bond hem voor hun ogen.
En zij zeiden, de man tot zijn broeder, betekent de doorvatting ten aanzien van de oorzaak;
voorwaar, wij zijn schuldig over onze broeder, betekent dat zij in de schuld zijn, omdat zij het
innerlijke hebben vervreemd door de niet-opneming van het goede; wiens benauwdheid der
ziel wij zagen, betekent de staat van het innerlijke in het goede, toen het was vervreemd; toen
hij tot ons smeekte en wij hoorden niet, betekent zijn aanhoudend aanzoeken zonder
opneming; en Ruben antwoordde, betekent, toch de doorvatting vanuit het geloof met de leer
en het verstand; heb ik niet tot u gezegd, al zeggende, betekent de graad van de doorvatting
daaruit; zondigt niet aan het kind, betekent opdat zij niet ontbonden worden; en gij hebt niet
geluisterd, betekent de niet-opneming; en ook zijn bloed, ziet, het wordt gezocht, betekent de
gewetenskwellingen daardoor; en zij wisten niet dat Jozef was horende, betekent dat het
vanuit het natuurlijk licht, waarin die ware dingen zijn, niet wordt geloofd dat vanuit het
geestelijk licht alle dingen verschijnen; omdat er een tolk tussen hen was, betekent dat de
geestelijke dingen dan geheel anders worden begrepen; en hij wendde zich af van over hen,
betekent iets van terugtrekking; en hij weende, betekent de barmhartigheid; en hij keerde
weder tot hen en hij sprak tot hen, betekent de invloeiing; en hij nam uit hen Simeon, betekent
het geloof met de wil; en hij bond hem, betekent de scheiding; voor hun ogen, betekent tot de
bemerking toe.
5468. En zij zeiden, de man tot zijn broeder; dat dit de doorvatting ten aanzien van de oorzaak
betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische gedeelten van het Woord,
namelijk het doorvatten, nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619, 3509; en uit de
betekenis van de man tot zijn broeder, namelijk wederzijds, nr. 4725; dat zij hier zeiden, de
man tot zijn broeder, het doorvatten betekent ten aanzien van de oorzaak, namelijk waarom
Jozef harde dingen sprak door hen verspieders te noemen en dat hij hen drie dagen in
bewaring had gehouden, komt omdat in wat nu volgt hun onderling gesprek handelt over de
oorzaak; en daarom wordt de doorvatting daarover aangeduid.
5469. Voorwaar, wij zijn schuldig over onze broeder; dat dit betekent dat zij in de schuld zijn,
omdat zij het innerlijke hebben vervreemd door de niet-opneming van het goede, staat vast uit
de betekenis van schuldig zijn, te weten in de schuld zijn en in de toerekening zijn met als
oorzaak de verwerping van het goede en het ware, nr. 3400; en uit de uitbeelding van Jozef,
die hier de broeder is over wie zij schuldig zijn, namelijk het innerlijke dat zij verworpen of
vervreemd hebben; door Jozef en Benjamin immers wordt het innerlijke van de Kerk
uitgebeeld, maar door de tien overige zonen van Jakob het uiterlijke ervan.
Rachel immers, uit wie Jozef en Benjamin zijn, is de aandoening van het innerlijk ware en
Lea de aandoening van het uiterlijk ware, nrs. 3758, 3782, 3793, 3819; in dit hoofdstuk wordt
door Jozef het hemelse van het geestelijke of het ware uit het Goddelijke uitgebeeld, dat het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2326
innerlijke is; door Benjamin het geestelijke van het hemelse, dat het daaruit voortgaande
bemiddelende is; en door de overige tien zonen van Jakob worden de ware dingen van de
uiterlijke Kerk uitgebeeld, dus in het natuurlijke, zoals meermalen eerder is gezegd; ook
wordt er gehandeld over de verbinding van het innerlijke van de Kerk met het uiterlijke ervan,
in het algemeen en in het bijzonder; elk mens immers moet een Kerk in het bijzonder zijn,
opdat hij een deel is van de gemeenschappelijke Kerk; in de hoogste zin echter wordt
gehandeld over de Heer, hoe Hijzelf het Innerlijke met het Uiterlijke in Zijn Menselijke heeft
verenigd om dat Goddelijk te maken.
5470. Wiens benauwdheid der ziel wij zagen; dat dit de staat van het innerlijke betekent
intussen, toen het vervreemd was, staat vast uit de betekenis van de benauwdheid der ziel,
namelijk de staat waarin het innerlijke verkeert wanneer het van het uiterlijke is vervreemd.
Het is met deze staat als volgt gesteld: de Heer vloeit aanhoudend bij de mens in met het
goede en in het goede met het ware; maar de mens neemt het al dan niet op; indien hij het
opneemt, is het wel met hem, indien hij het echter niet opneemt, is het slecht met hem gesteld;
indien hij, wanneer hij het niet opneemt, dan iets van angst voelt, wat hier de benauwdheid
der ziel is, is er hoop dat hij hervormd kan worden, maar wanneer hij niet iets van angst voelt,
verdwijnt die hoop; bij de mens immers, onverschillig welk mens, zijn een tweetal geesten uit
de hel en een tweetal engelen vanuit de hemel; want omdat de mens in zonden is geboren, kan
hij geenszins leven tenzij hij van de ene zijde met de hel gemeenschap heeft en van de andere
zijde met de hemel; zijn hele leven is daarvandaan; wanneer de mens opgroeit en aanvangt
zich vanuit zichzelf te regeren, dat wil zeggen, wanneer het hem toeschijnt dat hij wil en
handelt vanuit zijn eigen oordeel en over de dingen van het geloof denkt en besluit vanuit zijn
eigen verstand, dan nadert, indien hij zich tot de boze dingen begeeft, het tweetal geesten uit
de hel en verwijdert het tweetal engelen vanuit de hemel zich een weinig; indien hij zich
echter tot het goede begeeft, nadert het tweetal engelen vanuit de hemel en wordt het tweetal
geesten vanuit de hel verwijderd; indien de mens dus, wanneer hij zich tot de boze dingen
begeeft, wat bij de meesten in de jongelingsjaren plaatsvindt, iets angstigs voelt wanneer hij
daarover nadenkt dat hij het boze heeft bedreven, is dit een aanwijzing dat hij toch de
invloeiing door de engelen vanuit de hemel zal opnemen, zoals het eveneens een aanwijzing is
dat hij zich daarna zal laten hervormen; maar indien er niets van angst wordt gevoeld wanneer
hij daarover nadenkt dat hij het boze heeft bedreven, is dit een aanwijzing dat hij niet langer
de invloeiing van de engelen vanuit de hemel wil opnemen en eveneens een aanwijzing dat hij
zich daarna niet zal laten hervormen; hier dus wordt, waar gehandeld wordt over de ware
dingen van de uiterlijke Kerk, die door de tien zonen van Jakob worden uitgebeeld, melding
gemaakt van de benauwdheid der ziel waarin Jozef was toen hij van de broeders was
vervreemd en eveneens daarna dat Ruben hen vermaande, waarmee wordt aangeduid dat
aangezien deze staat voorafging, daarna de hervorming of de verbinding van het innerlijke
met het uiterlijke tot stand zou komen, over welke verbinding in hetgeen volgt wordt
gehandeld; bij degenen immers die dan in deze benauwdheid zijn, is er een innerlijke
erkenning van het boze en deze wordt wanneer zij door de Heer wordt teruggeroepen,
belijdenis en tenslotte boetedoening.
5471. Toen hij tot ons smeekte en wij hoorden niet; dat dit zijn aanhoudend aanzoeken zonder
opneming betekent, staat vast uit de betekenis van smeken, namelijk het aanzoeken; de
smeking immers om niet vervreemd te worden is, wanneer er gehandeld wordt over de
invloeiing van het goede uit het Goddelijke, het aanzoeken om opgenomen te worden; het
goede immers dat uit de Heer invloeit dringt aanhoudend aan en zoekt als het ware aan, maar
het staat aan de mens of het opgenomen wordt; vandaar komt het dat de smeking om niet
vervreemd te worden, een aanhoudend aanzoeken betekent; daaruit volgt dat niet horen
betekent niet opgenomen worden.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2327
In de letterlijke zin wordt gehandeld over verscheidene personen, zoals over de tien zonen van
Jakob en over Jozef, maar in de innerlijke zin wordt over hen in één subject gehandeld; de
ware dingen van de uiterlijke Kerk of in het natuurlijke, die door de tien zonen van Jakob
worden uitgebeeld, zijn de ware dingen die in de uiterlijke mens zijn; en het hemelse van het
geestelijke, dat door Jozef wordt uitgebeeld, is het ware uit het Goddelijke in de innerlijke
mens; eender is het elders in de historische dingen van het Woord gesteld; het zijn immers
dingen die met personen worden aangeduid en die dingen zelf betreffen één subject.
5472. En Ruben antwoordde hun, al zeggende; dat dit betekent ‘niettemin de doorvatting
vanuit het geloof met de leer en het verstand’, staat vast uit de betekenis van antwoorden of
zeggen tot zijn broeders, namelijk het doorvatten; dat zeggen het doorvatten is, zie nr. 5468;
en uit de uitbeelding van Ruben, namelijk het geloof met de leer en het verstand of het ware
van de leer waardoor men tot het goede van het leven kan komen, nrs. 3861, 3866.
Omdat hier gehandeld wordt over het aanzoeken van het goede of van het Goddelijke in het
goede om opgenomen te worden, wordt ten aanzien van het geloof vermeld, hoedanig het
over de opneming van het goede leert; wanneer immers de mens van het goede terugtreedt en
daarbij iets van angst voelt, is dit niet vanuit een of andere ingeboren inspraak, maar vanuit
het geloof dat hij vanaf de kindsheid heeft geleerd; dit dicteert dan en maakt deze angst; dit is
de oorzaak waarom Ruben, door wie dat geloof wordt uitgebeeld, hier spreekt.
Er wordt gezegd het geloof met de leer en het verstand, om het te onderscheiden van het
geloof met het leven en de wil, welk geloof door Simeon wordt uitgebeeld.
5473. Heb ik niet tot u gezegd, al zeggende: dat dit de graad van de doorvatting daaruit
betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord,
namelijk het doorvatten, waarover de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919, 2080, 2619,
3509; en omdat zeggen hier tweemaal wordt gezegd en ook kort tevoren, is het de graad van
de doorvatting die wordt aangeduid.
5474. Zondigt niet aan het kind; dat dit betekent opdat zij niet ontbonden worden, namelijk
het uiterlijke van het innerlijke; staat vast uit de betekenis van zondigen, te weten de
ontbinding, nr. 5229; elke zonde immers ontbindt; en uit de uitbeelding van Jozef, die hier het
kind is, namelijk het innerlijke, zoals eerder in nr. 5469.
5475. En gij hebt niet geluisterd; dat dit de niet-opneming betekent, staat vast uit de betekenis
van horen of luisteren, namelijk gehoorzamen, nrs. 2542, 3869, 4652-4660, 5017; en omdat
het gehoorzamen is, is het ook opnemen, nr. 5471; wie immers gehoorzaamt aan de dingen
die het geloof voorschrijft, die neemt op; hier de niet-opneming, omdat er wordt gezegd: gij
hebt niet geluisterd.
5476. En ook zijn bloed, ziet, het wordt gezocht; dat dit de gewetenskwellingen ten gevolge
ervan betekent, staat vast uit de betekenis van het bloed, namelijk het aan het goede of de
naastenliefde aangedane geweld, nrs. 374, 1005; wanneer het geweld of dit bloed wordt
gezocht, veroorzaakt het een innerlijke angst, die gewetenskwellingen worden genoemd; maar
alleen bij degenen die in de angst zijn geweest toen zij zondigden, nr. 5470.
5477. En zij wisten niet dat Jozef was horende; dat dit betekent dat het vanuit het natuurlijk
licht, waarin die ware dingen zijn, niet wordt geloofd dat vanuit het geestelijk licht alle dingen
verschijnen, staat vast uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die niet wisten, namelijk de
ware dingen van de uiterlijke Kerk, dus in het natuurlijke, waarover vaak eerder; vandaar
komt het dat er wordt aangeduid dat vanuit het natuurlijk licht, waarin die ware dingen zijn,
niet wordt geloofd; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van het geestelijke,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2328
dat in het geestelijk licht is; dat vanuit dat licht de ware dingen in het natuurlijke verschijnen,
wordt daarmee aangeduid dat Jozef horende was; horen immers betekent zowel gehoorzamen
als bemerken, nr. 5017; dus dat de ware dingen in het natuurlijke vanuit het geestelijk licht
verschenen, maar niet omgekeerd.
Met het natuurlijk licht en het geestelijk licht is het als volgt gesteld: het natuurlijk licht is uit
de zon van de wereld en het geestelijk licht is uit de Zon van de hemel, welke de Heer is; alle
ware dingen van het geloof die de mens vanaf zijn kindsheid opneemt, worden gevat door
zulke objecten en de ideeën daaruit die uit het licht van de wereld zijn, dus alle en de
afzonderlijke dingen op natuurlijke wijze; immers, alle ideeën van het denken van de mens
zijn, zolang hij in de wereld leeft, gegrond op zulke dingen die in de wereld zijn; daarom zou,
indien deze van hem worden weggenomen, zijn denken geheel en al te gronde gaan; de mens
die niet is wederverwekt, weet in het geheel niet dat er een geestelijk licht is, zelfs niet eens
dat er in de hemel een licht is dat niets gemeen heeft met het licht van de wereld; nog minder
weet hij dat het dit licht is dat de ideeën en de objecten verlicht die uit het licht van de wereld
zijn en maakt dat de mens kan denken, besluiten en bespiegelen; dat dit geestelijk licht dit kan
doen, komt omdat dit licht de wijsheid zelf is die uit de Heer voortgaat; deze vertoont zich als
licht voor het gezicht van de engelen in de hemel; vanuit dit licht verschijnen alle en de
afzonderlijke dingen die beneden zijn of die vanuit het natuurlijk licht bij de mens zijn, maar
niet omgekeerd, tenzij de mens is wederverwekt; dan verschijnen de dingen die van de hemel
zijn, dat wil zeggen van het goede en het ware, vanuit de verlichting uit het geestelijk licht in
het natuurlijke, zoals in een uitbeeldende spiegel; vandaar is het duidelijk dat de Heer, Die het
Licht zelf is, alle en de afzonderlijke dingen ziet die in het denken en in de wil van de mens
zijn, ja zelfs de dingen die in de algehele natuur zijn en dat helemaal niets voor Hem
verborgen is; hieruit kan dan vaststaan hoe het hiermee is gesteld, namelijk dat men vanuit het
natuurlijke licht waarin die ware dingen zijn, niet gelooft dat vanuit het geestelijk licht alle
dingen verschijnen en dit wordt daarmee aangeduid, dat zij niet wisten dat Jozef horende was.
Dat Jozef zijn broeders herkende en zij hem niet herkenden, vers 8, sluit iets eenders in;
daarmee immers wordt aangeduid dat die ware dingen van de Kerk aan het hemelse van het
geestelijke vanuit het licht ervan, verschenen en dat het ware uit het Goddelijke niet verscheen
in het natuurlijk licht dat nog niet door het hemels licht was verlicht; zie de nrs. 5427, 5428.
5478. Omdat er een tolk tussen hen was; dat dit betekent dat de geestelijke dingen dan geheel
anders worden begrepen, staat vast uit de betekenis van een tolk tussen hen, namelijk dat de
geestelijke dingen anders worden gevat; een tolk immers brengt de taal van de een over in de
taal van de ander; hij zet de gevoelens van de een zo dus uiteen zodat de ander ze kan
begrijpen; vandaar komt het dat met een tolk tussen hen wordt aangeduid dat de geestelijke
dingen dan geheel anders worden gevat, namelijk door hen die in de ware dingen van de Kerk
zijn en die nog niet door het goede verbonden zijn met de innerlijke mens.
Dat de ware dingen van de Kerk geheel anders worden gevat door hen die in het goede zijn,
dat wil zeggen, bij wie die ware dingen met het goede zijn verbonden, dan door hen die niet in
het goede zijn, schijnt weliswaar als een tegenstrijdigheid, niettemin is het waar; de ware
dingen immers worden door degenen die in het goede zijn, geestelijk gevat, omdat zij in het
geestelijk licht zijn, maar de ware dingen worden door hen die niet in het goede zijn,
natuurlijk gevat, omdat zij in het natuurlijk licht zijn; vandaar hebben de ware dingen aan de
kant van hen die in het goede zijn, aanhoudend ware dingen die met hen verbonden zijn, maar
aan de kant van hen die niet in het goede zijn, hebben zij met zich zeer vele begoochelingen
verbonden en eveneens valse dingen; de oorzaak hiervan is deze dat de ware dingen bij hen
die in het goede zijn, zich uitstrekken tot de hemel, maar de ware dingen bij hen die niet in het
goede zijn, zich niet tot de hemel uitstrekken; vandaar zijn de ware dingen bij hen die in het
goede zijn, vol, maar bij hen die niet in het goede zijn, vrijwel leeg; die volheid en die
leegheid verschijnen niet voor de mens zolang hij in de wereld leeft, maar wel voor de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2329
engelen; indien de mens wist hoeveel hemelse dingen er in de met het goede verbonden ware
dingen zijn, zou hij over het geloof geheel andere gevoelens hebben.
5479. En hij wendde zich af van over hen; dat dit iets van terugtrekking betekent, staat vast uit
de betekenis van zich van over hen afwenden, wanneer daarvan wordt gesproken met
betrekking tot de invloeiing van het goede uit het Goddelijke of uit de Heer, namelijk iets van
terugtrekking; de Heer immers wendt zich nooit van iemand af, maar Hij matigt de invloeiing
van het goede volgens de staat van de mens of de engel; het is deze matiging die onder de
terugtrekking wordt verstaan.
5480. En hij weende; dat dit de barmhartigheid betekent, staat vast uit de betekenis van
wenen, wanneer het wordt gezegd met betrekking tot de Heer, Die hier door Jozef wordt
uitgebeeld namelijk zich erbarmen; dat geween tot de smart en tot de liefde behoort, is bekend
en dus behoort het tot de barmhartigheid, want de barmhartigheid is een leeddragende liefde;
de Goddelijke Liefde wordt daarom Barmhartigheid genoemd, omdat het menselijk geslacht
vanuit zich in de hel is; en wanneer de mens dit in zichzelf bemerkt, smeekt hij de
barmhartigheid aan.
Omdat geween ook de Barmhartigheid is in de innerlijke zin, wordt daarom enige malen in
het Woord met betrekking tot Jehovah of tot de Heer van geween gesproken, zoals bij Jesaja:
‘Ik zal met wening Jaëzer bewenen, de wijnstok van Sibma, Ik zal u met Mijn tranen doornat
maken, o Hesbon en Eleale’, (Jesaja 16:9); en bij Jeremia: ‘Ik weet, gezegde van Jehovah, de
verontwaardiging van Moab, dat hij niet recht is; daarom zal Ik over Moab huilen en om
gans Moab zal Ik schreeuwen, boven het geween van Jaëzer zal Ik om u wenen, gij wijnstok
van Sibma’, (Jeremia 48:31,32); Moab staat voor hen die in het natuurlijk goede zijn en zich
laten verleiden en wanneer zij zijn verleid, de goede dingen schenden, nr. 2468; huilen,
schreeuwen en wenen over hem, voor zich erbarmen en leed dragen.
Eender bij Lukas: ‘Als Jezus nabij kwam, de stad aanziende, weende Hij over haar’, (Lukas
19:41)
Jeruzalem, waarover Jezus weende of waarover Hij Zich erbarmde en leed droeg, was niet
alleen de stad Jeruzalem, maar de Kerk, waarvan de laatste dag, wanneer er geen
naastenliefde en vandaar geen geloof meer zal zijn, in de innerlijke zin wordt verstaan;
vandaar weende Hij vanuit erbarming en leed; dat Jeruzalem de Kerk is, zie de nrs. 2117,
3654.
5481. En hij keerde weder tot hen en hij sprak tot hen; dat dit de invloeiing betekent, staat
vast uit de betekenis van tot hen wederkeren en tot hen spreken, nadat hij zich van over hen
had afgewend, namelijk de invloeiing; het hemelse van het geestelijke immers, of het ware uit
het Goddelijke, dat door Jozef wordt uitgebeeld, vloeit in de ware dingen die in het natuurlijke
zijn; dit wordt in de zin van de letter uitgedrukt met tot hen wederkeren en tot hen spreken;
dat spreken ook invloeien is, zie nr. 2951.
5482. En hij nam uit hen Simeon; dat dit het geloof met de wil betekent, staat vast uit de
uitbeelding van Simeon, namelijk het geloof met de wil, waarover de nrs. 3869-3872, 4497,
4502, 4503; dat het geloof met de wil van hen werd gescheiden, komt omdat het
bemiddelende dat door Benjamin wordt uitgebeeld, nog niet aanwezig was; immers, het ware
uit het Goddelijke, dat door Jozef wordt uitgebeeld, vloeit door het bemiddelende in het goede
van het geloof en door dit in het ware ervan, of wat hetzelfde is, in het willen van het ware en
door dit in het verstaan van het ware, of wat ook weer hetzelfde is, in de liefde jegens de
naaste en door deze in het geloof; een andere weg van invloeiing bestaat er niet bij de mens
die is wederverwekt en ook geen andere weg van invloeiing bij de engelen; ter vergelijking is
het daarmee gesteld zoals met de invloeiing van de zon in de subjecten van de aarde; wanneer
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2330
zij die vanuit zaad voortbrengt en ze vernieuwt dan vloeit zij met de warmte in, zoals
plaatsvindt in de lentetijd en de zomer en tevens met het licht en zo brengt zij voort; door het
licht alleen brengt zij in het geheel niets voort, zoals blijkt uit die subjecten in de wintertijd;
de geestelijke warmte is het goede van de liefde en het geestelijk licht is het ware van het
geloof; de geestelijke warmte brengt ook in de subjecten van het dierenrijk de levenswarmte
voort en het geestelijk licht brengt het leven daaruit voort.
5483. En hij bond hem; dat dit de scheiding betekent, staat vast uit de betekenis van binden,
namelijk de scheiding, waarover de nrs. 5083, 5101, 5452, 5456.
5484. Voor hun ogen, dat dit betekent tot de bemerking toe, staat vast uit de betekenis van de
ogen, namelijk het verstand en de bemerking, nrs. 2701, 4083, 4403-4421, 4523-4534.
5485. vers 25-28. En Jozef gebood en zij vulden hun vaten met koren en om terug te brengen
hun zilver, van eenieder in zijn zak en om hun te geven teerkost tot de weg; en hij deed hun
aldus.
En zij hieven hun opbrengst op hun ezels en zij gingen van daar.
En één opende zijn zak om zijn ezel voeder te geven in de herberg en hij zag zijn zilver en ziet,
het was in de mond van zijn reiszak.
En hij zei tot zijn broeders: Mijn zilver is teruggevoerd en ook, ziet, in mijn reiszak; en het
hart ontging hun en zij beefden, de man tot zijn broeder, al zeggende: Wat is dit dat God ons
gedaan heeft.
En Jozef gebood, betekent de invloeiing uit het hemelse van het geestelijke; en zij vulden hun
vaten met koren, betekent de wetenschappelijke dingen dat zij begiftigd waren met het goede
uit het ware; en om terug te brengen hun zilver, betekent zonder enig macht van die; eenieder
in zijn zak, betekent waar ook maar een ontvangstmogelijkheid in het natuurlijke is; en om
hun te geven teerkost voor onderweg, betekent en dat het de ware dingen die zij hadden,
ondersteunde; en hij deed aldus, betekent de uitwerking; en zij hieven de opbrengst op hun
ezels, betekent de in de wetenschappelijke dingen samengebrachte ware dingen; en zij gingen
van daar, betekent daaruit het leven; en één opende zijn zak, betekent de waarneming; om zijn
ezel voeder te geven in de herberg, betekent, toen hij nadacht over de wetenschappelijke
dingen in het uiterlijk natuurlijke; en hij zag zijn zilver, betekent het bemerken dat het zonder
enige eigen macht was; en het was in de mond van de reiszak, betekent dat zij gegeven waren
en neergelegd op de drempel van het uiterlijk natuurlijke; en hij zei tot zijn broeders, betekent
de gemeenschappelijke doorvatting; mijn zilver is weder gebracht, betekent dat niets van hulp
daaruit was; en ook, ziet, in mijn reiszak, betekent dat het in het uiterlijk natuurlijke was; en
het hart ontging hun, betekent de vrees; en zij beefden, de man tot de broeder, betekent de
gemeenschappelijke angst; al zeggende: Wat is dit dat God ons gedaan heeft, betekent met als
oorzaak van zoveel Voorzienigheid.
5486. En Jozef gebood, dat dit de invloeiing betekent uit het hemelse van het geestelijke, staat
vast uit de betekenis van gebieden, wanneer het wordt gezegd met betrekking tot het hemelse
van het geestelijke of tot het innerlijke ten opzichte van het uiterlijke, namelijk de invloeiing;
het innerlijke gebiedt niet anders dan door invloeiing en vandaar door een beschikking tot nut;
en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van het geestelijke, waarover vaak
eerder.
5487. En zij vulden hun vaten met koren; dat dit de wetenschappelijke dingen betekent, dat zij
begiftigd waren met het goede uit het ware, staat vast uit de betekenis van vullen, namelijk
begiftigd worden, omdat het om niet gebeurde; uit de betekenis van de vaten, namelijk de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2331
wetenschappelijke dingen, nrs. 3068, 3079; en uit de betekenis van het koren, namelijk het
goede uit het ware of het goede van het ware, nr. 5295.
5488. En om terug te brengen hun zilver, dat dit betekent zonder enige macht van die, staat
vast uit de betekenis van ‘met zilver kopen’, namelijk zich verwerven vanuit het zijne; hier is
dus het zilver terugbrengen om niet geven of zonder enige macht van die, zoals ook bij Jesaja:
‘Alle, gij dorstige, gaat tot de wateren en wie geen zilver heeft, gaat, koopt en eet, en gaat,
koopt zonder zilver en zonder prijs, wijn en melk’, (Jesaja 55:1).
5489. Eenieder in zijn zak; dat dit betekent waar ook maar een mogelijkheid van een plaats tot
ontvangst in het natuurlijke is, staat vast uit de betekenis van de zak, namelijk de plaats van
ontvangst, waarover hierna; dat het in het natuurlijke is, komt omdat er wordt gehandeld over
de ware en de wetenschappelijke dingen die in het natuurlijke zijn.
De zak betekent in het bijzonder het wetenschappelijke, de oorzaak hiervan is dat zoals de zak
de vergaarmogelijkheid is van het koren, zo is het wetenschappelijke de vergaarplaats van het
goede, hier van het goede dat uit het ware is, nr. 5487.
Dat het wetenschappelijke de vergaarplaats van het goede is, weten weinigen, omdat weinigen
over zulke dingen nadenken; toch kan men het hieruit weten: de wetenschappelijke dingen die
het geheugen binnengaan, worden altijd door de een of andere aandoening binnengeleid; die
welke niet door enige aandoening worden binnengeleid, zijn niet blijvend, maar glijden
voorbij; de oorzaak hiervan is deze dat in de aandoening het leven is gelegen, niet echter in de
wetenschappelijke dingen tenzij door de aandoening; daaruit blijkt dat de wetenschappelijke
dingen altijd zulke dingen met zich verbonden hebben die van de aandoening of wat hetzelfde
is, die van de een of andere liefde zijn, dus een of ander goede, want al wat van de liefde is
wordt het goede genoemd, hetzij het goed is, hetzij het geacht wordt goed te zijn; de
wetenschappelijke dingen vormen dus met die goede dingen als het ware een huwelijk;
vandaar komt het dat wanneer dat goede wordt opgewekt, meteen ook het wetenschappelijke
wordt opgewekt waarmee dat verbonden is; en ook omgekeerd: wanneer het
wetenschappelijke weer wordt opgeroepen, treedt ook het daarmee verbonden goede
tevoorschijn; daarvan kan eenieder, indien hij daarvoor verkiest, bij zichzelf de proef nemen.
Vandaar nu komt het dat bij de niet-wederverwekten, die het goede van de naastenliefde
hebben verworpen, de wetenschappelijke dingen, die de ware dingen van de Kerk zijn, zulke
dingen aan zich hebben gebonden die van de liefde van zich en van de wereld zijn, dus de
boze dingen, die zij, om de verkwikking die daarin is gelegen, goede dingen noemen en
eveneens door averechtse uitleggingen tot goede dingen maken; deze wetenschappelijke
dingen treden naar de schijn aantrekkelijk samengevoegd tevoorschijn, wanneer die liefden op
universele wijze regeren en volgens de graad waarin zij regeren; maar bij de wederverwekten
hebben de wetenschappelijke dingen, die de ware dingen van de Kerk zijn, zulke dingen aan
zich gebonden die van de liefde jegens de naaste en van de liefde tot God zijn, dus echte
goede dingen; deze worden door de Heer weggelegd in de ware dingen van de Kerk bij allen
die worden wederverwekt; als dan ook de Heer bij hen de ijver voor het goede inboezemt,
treden die ware dingen dan in hun volgorde tevoorschijn en wanneer Hij de ijver voor het
ware inboezemt, is dat goede aanwezig en ontsteekt het.
Hieruit kan vaststaan hoe het is gesteld met de wetenschappelijke dingen en met de ware
dingen, namelijk dat zij de opnemende vaten zijn van het goede.
5490. En om hun te geven teerkost tot de weg; dat dit betekent en dat het de ware dingen die
zij hadden, ondersteunde, staat vast uit de betekenis van teerkost geven, namelijk de
ondersteuning; en uit de betekenis van de weg, namelijk het ware, nrs. 627, 2333; hier wil
echter onderweg zeggen: zolang men in die staat is, want onderweg zijn betekent de staat van
het met het goede verbonden ware, nr. 3123.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2332
Met de teerkost wordt ook de ondersteuning uit het ware en goede aangeduid bij David: ‘Hij
deed op hen neerregenen het manna tot spijze en Hij gaf hun het koren der hemelen; het brood
der sterken at de man; Hij zond hun teerkost tot verzadiging’, (Psalm 78:24,25).
5491. En hij deed aldus; dat dit de uitwerking betekent, staat zonder ontvouwing vast.
5492. En zij hieven de opbrengst op hun ezels; dat dit de in de wetenschappelijke dingen
samengebrachte ware dingen betekent, staat vast uit de betekenis van de opbrengst, namelijk
het ware, waarover de nrs. 5276, 5280, 5292, 5402; en uit de betekenis van de ezel, namelijk
het wetenschappelijke, nr. 2781; daaruit volgt dat met zij hieven de opbrengst op hun ezels,
wordt aangeduid dat de ware dingen in de wetenschappelijke dingen waren samen gebracht.
Dat dit betekenis van deze worden is, schijnt vreemd voor degene die zijn gemoed in de
historische zin van de letter vasthoudt en nog meer indien hij niet gelooft dat er een andere,
innerlijke zin bestaat dan die welke het naast vanuit de letter opblinkt; hij zal immers tot
zichzelf zeggen: hoe kan de opbrengst op hun ezels heffen, de in de wetenschappelijke dingen
samengebrachte ware dingen betekenen; maar laat hij weten dat de zin van de letter van het
Woord in een zodanige geestelijke zin overgaat, wanneer hij uit de mens tot de engelen of tot
de hemel overgaat, ja in een nog vreemder zin wanneer die zin tot de binnenste hemel, waar
alle en de afzonderlijke dingen van het Woord overgaan in de aandoeningen die van de liefde
en van de naastenliefde zijn, aan welke zin de innerlijke zin als vlak van dienst is; dat de
historische dingen van het Woord tot een andere zin gaan wanneer zij tot de hemel worden
opgeheven, kan vaststaan voor hem die vanuit de rede gevolgtrekkingen maakt; en wie iets
kent over het natuurlijke en over het geestelijke, kan zien dat de opbrengst op hun ezels heffen
zuiver natuurlijk is en dat daar in het geheel niet enig geestelijks is en eveneens kan hij zien
dat de engelen die in de hemel of degenen die in de geestelijke wereld zijn, deze woorden niet
anders dan geestelijk kunnen vatten en dat zij geestelijk worden gevat wanneer
overeenstemmingen in de plaats van de woorden worden verstaan, namelijk het ware van de
Kerk voor de opbrengst en de wetenschappelijke dingen die in het natuurlijke zijn, voor de
ezels; dat met ezels in het Woord dienstbaarheden worden aangeduid, dus de
wetenschappelijke dingen, want deze zijn dienstbaar ten opzichte van de geestelijke en
eveneens ten opzichte van de redelijke dingen, zie nr. 2781; daaruit blijkt eveneens hoedanig
het denken en de spraak van de engelen is ten opzichte van het denken en de spraak van de
mens, namelijk dat het denken en de spraak van de engelen geestelijk is en van de mens
natuurlijk; en dat de spraak van de engelen in de natuurlijke valt wanneer zij neerdaalt en dat
deze in eerstgenoemde wordt verkeerd wanneer zij opklimt; indien dit niet zo was, zou er
geenszins enige vergemeenschapping zijn van de mens met de engelen of van de wereld met
de hemel.
5493. En zij gingen van daar; dat dit daaruit het leven betekent, staat vast uit de betekenis van
gaan, namelijk leven, nrs. 3335, 3690, 4882; het is met gaan, wat in de geestelijke zin leven
is, eender gesteld als met wat hier eerder is gezegd in nr. 5492.
5494. En één opende zijn zak; dat dit de waarneming betekent, staat vast uit de betekenis van
de zak, namelijk bewaarplaats in het natuurlijke, nrs. 5489, 5497; dat dit met het goede uit het
ware is begiftigd, nr. 5487; dat die openen wil zeggen: waarnemen, blijkt uit de reeks, want
met de woorden die volgen: om zijn ezel voeder te geven in de herberg, wordt aangeduid,
toen zij nadachten over de wetenschappelijke dingen in het uiterlijk natuurlijke.
5495. Om zijn ezel voeder te geven in de herberg; dat dit betekent toen zij nadachten over de
wetenschappelijke dingen in het uiterlijk natuurlijke, staat vast uit de betekenis van zijn ezel
voeder geven; namelijk nadenken over de wetenschappelijke dingen; het voeder immers is de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2333
spijs waarmee de ezels worden gevoederd en het bestaat uit stro en kaf; vandaar is het alle
overdenking ten aanzien van de wetenschappelijke dingen, want de overdenking voedt zich
met die dingen; dat ezels de wetenschappelijke dingen zijn, zie hier vlak voor in nr. 5492; en
uit de betekenis van de herberg, namelijk het uiterlijk natuurlijke; dat de herberg hier het
uiterlijke natuurlijke is, kan weliswaar niet uit parallelplaatsen elders in het Woord worden
bevestigd, maar toch wel hieruit dat de wetenschappelijke dingen als in hun herberg zijn,
wanneer zij in het uiterlijk natuurlijke zijn; dat het natuurlijke tweevoudig is: uiterlijk en
innerlijk, zie nr. 5118; wanneer de wetenschappelijke dingen in het uiterlijk natuurlijke zijn,
hebben zij rechtstreeks gemeenschap met de uiterlijke zinnen van het lichaam en leggen zij
zich daarop neer en rusten als het ware; vandaar komt het dat dit natuurlijke de herberg of de
rustplaats of de plaats van overnachting voor de wetenschappelijke dingen is.
5496. En hij zag zijn zilver; dat dit het bemerken betekent dat het zonder eigen macht was,
staat vast uit de betekenis van zien, namelijk verstaan en bemerken, waarover de nrs. 2150,
2325, 2807, 3764, 3863, 4403-4421, 4567, 4723, 5400; en uit de betekenis van het zilver dat
was teruggebracht, namelijk zonder enige macht van henzelf, nr. 5488.
5497. En het was in de mond van zijn reiszak; dat dit betekent dat zij gegeven waren en
neergelegd op de drempel van het uiterlijk natuurlijke, staat vast uit de betekenis van de mond
van de reiszak, namelijk de drempel van het uiterlijk natuurlijke; dat zij daar waren
neergelegd, ligt daarin opgesloten; en dat zij gegeven waren, volgt uit deze voorafgaande
dingen, namelijk dat het zonder enige eigen macht was; omdat de reiszak het voorste deel van
de zak was, wordt daarmee ook niets anders aangeduid dan het voorste deel van de
bewaarplaats, dus het uiterlijk natuurlijke, want dit is ook het voorste; dat de zak de
bewaarplaats is, zie de nrs. 5489, 5494.
Opdat men zal weten wat het uiterlijk natuurlijke en het innerlijk natuurlijke is, moet het
opnieuw in het kort worden gezegd: een knaap die nog in zijn ontwikkelingsjaren is, kan niet
vanuit iets hogers dan vanuit het uiterlijk natuurlijke denken; hij stelt zijn ideeën immers van
de zinlijke dingen samen; echter naarmate hij opgroeit en vanuit de zinlijke dingen tot
oorzaken besluit, vangt hij aan vanuit het innerlijk natuurlijke te denken; dan immers vormt
hij vanuit de zinlijke dingen enige ware dingen die boven de zinlijke dingen uitgaan, maar
toch binnen die dingen blijven die in de natuur zijn; wanneer hij echter een jongeman wordt,
dan vormt hij, indien hij naarmate hij dan opgroeit zijn redelijke opkweekt, vanuit de dingen
die in het innerlijk natuurlijke zijn, redenen, die nog verhevener ware dingen zijn en als het
ware uitgetrokken zijn uit de dingen die in het innerlijk natuurlijke zijn; de ideeën van het
denken hieruit worden in de geleerde wereld verstandelijke en onstoffelijke ideeën genoemd,
maar de ideeën vanuit de wetenschappelijke dingen van het ene en het andere natuurlijke,
voor zover zij uit de wereld vanuit de zinnen trekken, worden stoffelijke ideeën genoemd; zo
dus klimt de mens met het verstand uit de wereld naar de hemel; toch komt hij niet met het
verstand tot de hemel, tenzij hij uit de Heer het goede opneemt dat aanhoudend aanwezig is en
invloeit; en indien hij het goede opneemt, wordt hij ook met ware dingen begiftigd; in het
goede immers vinden alle ware dingen hun woonplaats; en naar gelang hij met de ware dingen
wordt begiftigd, wordt hij met verstand begiftigd, van waaruit hij in de hemel is.
5498. En hij zei tot zijn broeders; dat dit de gemeenschappelijke doorvatting betekent, staat
vast uit de betekenis van zeggen in de historische woorden van het Woord, namelijk het
doorvatten, waarover meermalen eerder; en uit de betekenis van tot de broeders, namelijk de
gemeenschappelijke doorvatting, want dat wat tot allen wordt gezegd, wordt
gemeenschappelijk.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2334
5499. Mijn zilver is teruggebracht; dat dit betekent dat niets van hulp daarbij was, staat vast
uit de betekenis van het zilver terugbrengen, namelijk zonder enige macht van henzelf, of wat
hetzelfde is, dat niets van hulp uit henzelf was, waarover eerder in de nrs. 5488, 5496.
5500. En ook ziet, in mijn reiszak; dat dit betekent dat het in het uiterlijk natuurlijke was, staat
vast uit de betekenis van de reiszak, namelijk het uiterlijk natuurlijke, nr. 5497.
5501. En het hart ontging hun; dat dit de vrees betekent van het ontglippen van het hart,
namelijk de vrees; dat het ontglippen van het hart de vrees is, komt omdat het hart bij vrees
heftig bonst.
5502. En zij beefden, de man tot de broeder; dat dit de gemeenschappelijke schrik betekent,
staat vast uit de betekenis van beven, namelijk de schrik; en uit de betekenis van de man tot de
broeder, namelijk een gemeenschappelijk iets, zoals eerder in nr. 5498.
Dat de vrees hier tweemaal wordt uitgedrukt, namelijk met het hart ontglipte en met zij
beefden, komt omdat het ene betrekking heeft op de wil en het andere op het verstand; het is
immers in het Woord, vooral in het profetische, gebruikelijk om één zaak tweemaal uit te
drukken, alleen door de woorden te veranderen; wie het mysterie niet kent dat daarin ligt, kan
menen dat het een zinledige herhaling is, maar toch is dat dus niet zo; de ene uitdrukking
heeft betrekking op het goede, de andere op het ware en omdat het goede van de wil en het
ware van het verstand is, heeft tegelijkertijd het ene betrekking op de wil en de andere op het
verstand; de oorzaak hiervan is deze dat in het Woord alles heilig is en het heilige vanuit het
hemels huwelijk is en dat is het huwelijk van het goede en het ware; vandaar komt het dat de
hemel in het Woord is en dus de Heer, Die het al in alle dingen van de hemel is en wel
dermate dat de Heer het Woord is; de beide namen van de Heer, namelijk Jezus Christus,
sluiten hetzelfde in: de naam Jezus het Goddelijk Goede en de naam Christus het Goddelijk
Ware, zie de nrs. 3004, 3005, 3008, 3009; daaruit blijkt ook dat de Heer in alle dingen van het
Woord is, dermate dat Hij het Woord zelf is; dat het huwelijk van het goede en het ware of het
hemels huwelijk in de afzonderlijke dingen van het Woord is, zie de nrs. 683, 793, 801, 2516,
2712, 5138.
Daaruit eveneens kan men duidelijk besluiten dat de mens, indien hij de hemel verwacht, niet
alleen moet zijn in het ware dat van het geloof is, maar ook in het goede dat van de
naastenliefde is en dat er anders geen hemel in hem is.
5503. Wat zijn deze dingen die God ons gedaan heeft; dat dit betekent met als oorzaak van
zoveel Voorzienigheid, staat vast uit de betekenis van God doet, namelijk de Voorzienigheid;
al wat God immers doet, kan met geen ander woord dan met het woord Voorzienigheid
worden uitgedrukt; de oorzaak hiervan is deze dat in al wat God of de Heer doet, het eeuwige
en het oneindige is; deze zijn in het woord Voorzienigheid gelegen; omdat zij zich
verbaasden, wordt er daarom aangeduid, met als oorzaak van zoveel Voorzienigheid.
5504. vers 29-34. En zij kwamen tot Jakob, hun vader, in het land Kanaän en zij gaven hem te
kennen alle dingen die hun wedervaren waren, al zeggende.
De man, de heer des lands, sprak harde dingen met ons en hij gaf ons als verspiedende het
land.
En wij zeiden tot hem: Wij zijn recht; wij zijn niet verspieders.
Wij zijn twaalf broeders, zonen van onze vader; één is niet en de kleinste is heden met onze
vader in het land Kanaän.
En de man, de heer des lands, zei tot ons: Hierin zal ik weten dat gij recht zijt; doet u één
broeder met mij blijven en neemt de honger uwer huizen en gaat.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2335
En brengt uw kleinste broeder tot mij; en ik zal weten dat gij niet verspieders zijt, dat gij recht
zijt; uw broeder zal ik u geven en gij zult al handel drijvende het land doorzwerven.
En zij kwamen, betekent het opeenvolgende van de hervorming; tot Jakob, hun vader,
betekent het goede van het natuurlijk ware; in het land Kanaän, betekent dat van de Kerk is;
en zij gaven hem te kennen alle dingen die hun wedervaren waren, betekent de bespiegeling
vanuit het goede van dat ware over de dingen waarin tot dusver voorzien was; al zeggende,
betekent de doorvatting; de man de Heer des lands, sprak, betekent het in het natuurlijke
regerende hemelse van het geestelijke; harde dingen met ons, betekent de niet-verbinding
ermee vanwege de niet-overeenstemming; en hij gaf ons als verspiedende het land, betekent
dat het had ontwaard dat de ware dingen van de Kerk waren geweest om winst te behalen; en
wij zeiden tot hem: Wij zijn recht, wij zijn niet verspieders, betekent het ontkennende dat zij
in de ware dingen van de Kerk zijn ter wille van het gewin; wij zijn twaalf broeders, betekent
alle ware dingen in één samenvatting; zonen van onze vader, betekent vanuit één oorsprong;
één is niet, betekent dat het Goddelijk geestelijke waaruit zij zijn, niet verschijnt; en de
kleinste is heden met onze vader, betekent dat het daaruit is aangebonden aan het geestelijk
goede; en de man, de heer des lands, zei tot ons, betekent het bemerken van het in het
natuurlijke regerende hemelse van het geestelijke; hierin zal ik weten dat gij recht zijt,
betekent dat het wil, indien zij in de ware dingen zijn niet ter wille van het gewin; doet u één
broeder met mij blijven, betekent dat het geloof met de wil van hen zou worden gescheiden;
en neemt de honger uwer huizen, betekent dat zij intussen in die verlating voor zichzelf
mogen zorgdragen; en gaat, betekent dat zij zo mogen leven; en brengt uw kleinste broeder tot
mij, betekent dat indien er het bemiddelende was, er verbinding zou zijn; en ik zal weten dat
gij niet verspieders zijt, betekent dat de ware dingen dan niet langer ter wille van het gewin
zullen zijn; dat gij recht zijt, betekent dat er dus zo overeenstemming zal zijn; uw broeder zal
ik u geven, betekent dat de ware dingen zo dus goede dingen zullen worden; en gij zult al
handel drijvende het land doorzwerven; betekent dat zo de ware dingen vanuit het goede
bevrucht zullen worden en alle zullen bijdragen tot nut en gewin.
5505. En zij kwamen; dat dit het opeenvolgende van de hervorming betekent, staat vast uit de
betekenis van komen, namelijk tot hun vader Jakob, te weten hier, het opeenvolgende van de
hervorming; door hun vader Jakob immers wordt het goede van het ware in het natuurlijke
uitgebeeld; tot dit komen is tot daartoe hervormd worden; want in de innerlijke zin wordt
gehandeld over de ware dingen van de Kerk, die door de zonen van Jakob worden uitgebeeld,
namelijk hoe zij in het natuurlijke ingeplant en daarna met het hemelse van het geestelijke
verbonden werden, of wat hetzelfde is, hoe de ware dingen in de uiterlijke mens verbonden
werden met de ware dingen uit het Goddelijke in de innerlijke mens; hieruit blijkt dat met ‘zij
kwamen’ hier het opeenvolgende van de hervorming wordt aangeduid.
5506. Tot Jakob, hun vader; dat dit het goede van het natuurlijk ware betekent, staat vast uit
de uitbeelding van Jakob, namelijk het goede van het natuurlijk ware, nrs. 3659, 3669, 3677,
3775, 4234, 4273, 4538; ook uit de betekenis van de vader, namelijk het goede, nr. 3703; tot
dit goede komen is tot daartoe hervormd worden; door dit goede werd daarna onder toetreding
van het bemiddelende, dus Benjamin, de verbinding bewerkt met het innerlijke, te weten
Jozef.
5507. In het land Kanaän; dat dit betekent dat van de Kerk is, staat vast uit de betekenis van
het land Kanaän, namelijk de Kerk, nrs. 3705, 4447; dat goede van het ware, dat door Jakob
wordt uitgebeeld, is het goede van de uiterlijke Kerk; datgene echter wat door Israël wordt
uitgebeeld echter is het goede van de naar verhouding innerlijke Kerk.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2336
5508. En zij gaven hem te kennen alle dingen die hun wedervaren waren; dat dit de
bespiegeling betekent vanuit het goede van dat ware over de dingen waarin tot dusver was
voorzien, staat vast uit de betekenis van te kennen geven, namelijk denken en bespiegelen, nr.
2862; want wat iemand te kennen wordt gegeven, dat wordt vanuit de bespiegeling gedacht;
en uit de betekenis van alle wederwaardigheden, namelijk de dingen die vanuit de
Voorzienigheid zijn, of de dingen waarin is voorzien, waarover hierna; dat die bespiegeling
vanuit het goede van het ware was, komt omdat zij het te kennen gaven aan hun vader Jakob,
door wie het goede van het ware wordt uitgebeeld, nr. 5506.
Dat de bespiegeling niet was vanuit de ware dingen die door de zonen van Jakob worden
uitgebeeld, zoals in de zin van de letter ligt opgesloten, komt omdat alle bespiegeling en het
denken daaruit, dat in het lagere of in het uiterlijke is, komt vanuit het hogere of vanuit het
innerlijke, hoewel het schijnt alsof die vanuit het lagere of het uiterlijke komt; en omdat het
goede van het ware, dat Jakob uitbeeldt, innerlijk is, wordt daarom de bespiegeling vanuit het
goede van het ware aangeduid.
Dat de wederwaardigheden de dingen zijn die vanuit de Voorzienigheid zijn, of de dingen
waarin is voorzien, komt omdat alle wederwaardigheid of alle gebeuren, dat anders toevallig
wordt genoemd en aan het toeval of aan het lot wordt toegeschreven, is vanuit de
Voorzienigheid; de Goddelijke Voorzienigheid werkt op zo’n onzichtbare en onbegrijpelijke
wijze, met als oorzaak, dat de mens vanuit het vrije dit of aan de Voorzienigheid of aan het
toeval kan toeschrijven; indien immers de Voorzienigheid zichtbaar en begrijpelijk zou
optreden, dan zou er gevaar bestaan dat de mens vanuit het zichtbare en begrijpelijke zou
geloven dat het van de Voorzienigheid is en er daarna dwars tegenin gaan; zo zou het ware en
het valse in de innerlijke mens verbonden en het ware ontwijd worden, wat de eeuwige
verdoemenis met zich brengt; daarom wordt een zodanig mens liever in ongelovigheid
gehouden dan dat hij eenmaal in het geloof is en daarvan zou terugtreden; iets zodanigs is het
wat wordt verstaan bij Jesaja: ‘Zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet en ziende
ziet en kent niet; maak het hart van dit volk vet en maak zijn oren zwaar en bestrijk zijn ogen,
opdat het misschien niet zie met zijn ogen en hore met zijn oren, en zijn hart versta en bekeerd
worde en genezing voor hetzelve zij’, (Jesaja 6:9,10; Johannes 12:40); vandaar komt het
eveneens dat heden ten dage ook geen wonderen plaatsvinden; deze immers zouden, evenals
alle zichtbare en begrijpelijke dingen, de mens tot geloven dwingen en dingen die dwingen,
nemen het vrije weg, terwijl toch alle hervorming en wederverwekking van de mens in zijn
vrije plaatsvindt; wat niet in het vrije wordt ingeplant, houdt geen stand; in het vrije wordt
ingeplant, wanneer de mens in de aandoening van het goede en het ware is, nrs. 1937, 1947,
2744, 2870-2893, 3145, 3146, 3158, 4031.
Dat er bij de nakomelingen van Jakob zoveel wonderen plaatsvonden, daarvan was de
oorzaak dat zij gedwongen zouden worden de inzettingen in de uiterlijke vorm in acht te
nemen; dit immers was genoeg voor hen die alleen in de uitbeeldende dingen van de Kerk
waren; zij waren in de ‘van de innerlijke dingen gescheiden uiterlijke dingen’ en daarom
konden zij niet ten aanzien van de innerlijke dingen worden hervormd; zij verwierpen immers
de innerlijke dingen geheel en al en konden daarom de ware dingen ook niet ontwijden, nrs.
3147, 3398, 3399, 3480, 4680; zulke mensen konden gedwongen worden zonder gevaar voor
ontwijding van het heilige.
Dat de mens heden ten dage dingen moet geloven die hij niet ziet, staat eveneens vast uit de
woorden van de Heer tot Thomas, bij Johannes: ‘Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, hebt gij
geloofd; gezegend zijn zij, die niet zien en geloven’, (Johannes 20:29).
Dat gebeurtenissen die anders aan het toeval of aan het lot worden toegeschreven, vanuit de
Goddelijke Voorzienigheid zijn, erkent de Kerk weliswaar, maar zij gelooft dit toch niet; wie
immers zegt niet, wanneer hij aan een groot gevaar schijnbaar toevallig ontkomt, dat hij door
God is gered en dankt eveneens God daarvoor; ook wanneer men tot ereposten wordt
verheven en eveneens wanneer men tot welgesteldheid komt, noemt men ook dit een zegen uit
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2337
God; en dus erkent de mens van de Kerk dat gebeurtenissen vanuit de Voorzienigheid zijn,
maar toch gelooft hij dit niet; maar hierover, vanuit de Goddelijke Barmhartigheid van de
Heer, elders meer.
5509. Al zeggende; dat dit de doorvatting betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in
de historische gedeelten van het Woord, namelijk doorvatten, waarover meermalen eerder.
5510. De man, de heer des lands; dat dit het in het natuurlijke regerende hemelse van het
geestelijke betekent, staat vast uit de betekenis van Jozef, die hier de man des lands is,
namelijk het hemelse van het geestelijke; man wordt gezegd met betrekking tot het geestelijke
en heer met betrekking tot het hemelse, want de man is in de innerlijke zin het ware en de
heer het goede en het is het ware uit het Goddelijke dat het geestelijke wordt genoemd en het
is het goede uit het Goddelijke dat het hemelse wordt genoemd; en uit de betekenis van het
land, hier van het land van Egypte, te weten het natuurlijk gemoed, waarover de nrs. 5276,
5278, 5280, 5288, 5301; dat het hemelse van het geestelijke, dat door Jozef wordt uitgebeeld,
in het ene en het andere natuurlijke regeerde, ligt besloten in de innerlijke zin in het
voorgaande hoofdstuk; opdat dit zou worden uitgebeeld werd Jozef over het van Egypte
aangesteld.
Er bestaan twee dingen in het natuurlijke, namelijk de wetenschappelijke dingen en de ware
dingen van de Kerk; ten aanzien van de wetenschappelijke dingen, namelijk dat het hemelse
van het geestelijke of het ware uit het Goddelijke, dit in orde stelde in het natuurlijke, werd
gehandeld; nu wordt gehandeld over de ware dingen van de Kerk, die door de tien zonen van
Jakob worden uitgebeeld; de wetenschappelijke dingen moeten daar eerder in orde worden
gesteld dan de ware dingen van de Kerk, omdat deze daaruit moeten worden verstaan; niets
immers kan het verstand van de mens binnengaan zonder ideeën uit zulke wetenschappelijke
dingen die de mens zich vanaf zijn kindsheid aan heeft verworven; de mens weet in het geheel
niet dat elk ware van de Kerk dat van het geloof wordt genoemd, gegrond is op zijn
wetenschappelijke dingen en dat hij het vat en het in zijn geheugen vasthoudt en het vanuit
het geheugen oproept vanuit de wetenschappelijke dingen bij hem samengeklonken ideeën;
hoedanig die ideeën zijn, wordt gewoonlijk in het andere leven op levende wijze getoond aan
hen die dat verlangen; dergelijke dingen immers vertonen zich in het licht van de hemel op
duidelijk zichtbare wijze; en dan verschijnt eveneens, met welke schaduwen of met hoedanige
lichtstralen overdekt zij het ware hebben gehad dat van de leer van de Kerk is geweest; bij
sommigen verschijnt dit onder valse dingen, bij anderen onder spotternijen en ook onder
ergernissen, bij weer anderen onder de begoochelingen van de zinnen, bij sommigen onder de
schijnbare ware dingen, enzovoort; indien de mens in het goede is geweest, dat wil zeggen,
indien hij een leven van naastenliefde heeft geleefd, dan worden vanuit dat goede zoals vanuit
een vlam die vanuit de hemel is, de ware dingen verlicht en de begoochelingen van de zinnen
waarin zij zijn, stralen helder; en wanneer uit de Heer onschuld wordt ingeboezemd,
verschijnen zij zoals ware dingen.
5511. Harde dingen met ons; dat dit betekent de niet-verbinding ermee vanwege de nietovereenstemming,
staat vast uit de betekenis van harde dingen spreken, wanneer het wordt
gezegd met betrekking tot het innerlijke ten opzichte van het daarvan gescheiden uiterlijke,
namelijk niet-verbinding vanwege de niet-overeenstemming, nrs. 5422, 5423; indien er
immers niet-overeenstemming is van het uiterlijke met het innerlijke, verschijnt al datgene
wat innerlijk is en uit het innerlijke komt, aan het uiterlijke hard omdat er niet-verbinding is;
zoals bijvoorbeeld: indien uit het innerlijke wordt gezegd of door hem die in het innerlijke is,
dat de mens niets vanuit zich denkt, maar of vanuit de hemel, dat wil zeggen, door de hemel
uit de Heer, of vanuit de hel; indien hij het goede denkt, dan is het door de hemel uit de Heer,
indien hij het boze denkt, dan is het uit de hel, dan verschijnt dit geheel en al hard voor
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2338
degene die vanuit zich wil denken en die gelooft dat hij dan niets is; terwijl het toch ten volste
waar is en allen die in de hemel zijn, in de doorvatting zijn dat het zodanig is.
Eender, indien uit het innerlijke of door hen die in het innerlijke zijn, wordt gezegd dat de
vreugde waarin de engelen zijn, vanuit de liefde tot de Heer en vanuit de liefde jegens de
naaste is, namelijk wanneer zij in het nut zijn van het verrichten van dingen die van de liefde
en van de naastenliefde zijn en dat daarin zo’n vreugde en zo’n gelukzaligheid is gelegen, dat
het geheel en al onuitsprekelijk is; dit zal hard zijn voor hen die alleen in de vreugde vanuit de
liefde van zich en van de wereld zijn en in geen liefde van de naaste tenzij ter wille van
zichzelf; terwijl toch de hemel en de vreugde van de hemel dan in de mens aanvangt wanneer
het beogen van zichzelf in de nutten die hij doet, de geest geeft.
Verder nog dit voorbeeld: indien uit het innerlijke wordt gezegd dat de ziel van de mens niets
anders is dan de innerlijke mens en dat de innerlijke mens na de dood geheel en al zoals een
mens in de wereld verschijnt, met eender aangezicht, eender lichaam, eender
gevoelsvermogen en eender denkvermogen, dan zullen degenen die over de ziel de mening
hebben gekoesterd dat het slechts een denkend iets is, en zo als het ware iets etherisch en dus
zonder vorm en dat dit opnieuw een lichaam zal hebben aan te trekken, menen dat het aan het
ware vreemd is dat de ziel zodanig is; en voor hen die geloven dat slechts het lichaam de
mens is, moet het hard zijn te horen dat de ziel de mens zelf is en dat het lichaam dat begraven
wordt, tot niets dient in het andere leven; dat dit waar is, weet ik, want ik ben, vanuit de
Goddelijke Barmhartigheid van de Heer met hen geweest, niet met enigen, maar met velen,
niet eenmaal, maar vaak en ik heb met hen daarover gesproken.
En zo eveneens in talloze andere dingen.
5512. En hij gaf ons als verspiedende het land; dat dit betekent dat het had ontwaard dat de
ware dingen van de Kerk waren geweest om winst te behalen, staat vast uit de uitbeelding van
de zonen van Jakob, die hier ‘ons’ zijn, namelijk de ware dingen van de Kerk in het
natuurlijke, waarover de nrs. 5403, 5419, 5427, 5458; en uit de betekenis van de verspieders
of van hen die het land verspieden, namelijk diegenen die in de ware dingen van de Kerk
alleen zijn om winstbejag, nr. 5432.
5513. En wij zeiden tot hem: Wij zijn recht, wij zijn niet verspieders; dat dit het ontkennende
betekent dat zij in de ware dingen van de Kerk zijn ter wille van het gewin, staat vast uit de
betekenis van zeggen tot hem, namelijk het antwoord, hier het ontkennende; uit de betekenis
van wij zijn recht, namelijk dat zij in de ware dingen zijn die in zich ware dingen zijn, nrs.
5434, 5437, 5460; en uit de betekenis van de verspieders, namelijk diegenen die in de ware
dingen van de Kerk zijn ter wille van het gewin; hier, dat het niet ter wille van het gewin was.
5514. Wij zijn twaalf broeders; dat dit alle ware dingen in één samenvatting betekent, staat
vast uit de betekenis van twaalf, namelijk alle dingen en wanneer dit wordt gezegd met
betrekking tot de zonen van Jakob, zoals hier, of tot de naar hen genoemde stammen en
eveneens tot de twaalf apostelen, namelijk alle dingen van het geloof in één samenvatting,
waarover de nrs. 577, 2089, 2129, 2130, 2553, 3272, 3488, 3858, 3862, 3913, 3926, 3939,
4060.
5515. Zonen van onze vader; dat dit betekent vanuit één oorsprong, staat vast uit de betekenis
van de zonen, namelijk de ware dingen, waarover de nrs. 489, 491, 533, 1147, 2623, 3373; en
uit de betekenis van de vader, namelijk het goede, nrs. 2803, 3703, 3704; vandaar betekenen
de zonen des vaders de ware dingen vanuit het goede, dus vanuit één oorsprong; alle ware
dingen zijn ook vanuit één goede.
5516. Eén is niet; dat dit betekent dat het Goddelijk geestelijke waar vanuit zij zijn, niet
verschijnt, staat vast uit wat eerder in nr. 5444 is gezegd, waar dezelfde woorden staan.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2339
5517. En de kleinste is heden met onze vader; dat dit betekent dat het vanuit het hemelse van
het geestelijke is aangebonden aan het geestelijk goede, staat ook vast uit wat eerder in nr.
5443 is ontvouwd, waar dezelfde woorden staan; dat er wordt gezegd uit hem, komt omdat het
bemiddelende, dat door Benjamin wordt uitgebeeld, voortgaat uit het hemelse van het
geestelijke, dat Jozef is.
5518. En de man, de heer des lands, zei tot ons; dat dit het bemerken betekent over het in het
natuurlijke regerende hemelse van het geestelijke, staat vast uit de betekenis van zeggen in de
historische dingen van het Woord, namelijk bemerken, waarover meermalen eerder; en uit de
betekenis van de man, de heer des lands, namelijk het in het natuurlijke regerende hemelse
van het geestelijke, waarover nr. 5510.
5519. Hierin zal ik weten dat gij recht zijt; dat dit betekent dat het wil, indien zij in de ware
dingen zijn niet ter wille van het gewin, staat vast uit de betekenis van weten, namelijk hier
willen; dit volgt immers vanuit de reeks; en uit de betekenis van dat gij recht zijt, dus dat zij
geen verspieders zijn, namelijk dat zij in de ware dingen zijn niet ter wille van het gewin,
waarover de nrs. 5432, 5512.
5520. Doet u één broeder met mij blijven; dat dit betekent dat het geloof met de wil zou
worden gescheiden, staat vast uit de uitbeelding van Simeon, die hier de ene broeder is,
namelijk het geloof met de wil, nr. 5482; en uit de betekenis van doen blijven, namelijk
gescheiden worden; hoe het hiermee is gesteld werd eerder gezegd.
5521. En neemt de honger uwer huizen; dat dit betekent dat zij intussen in die verlating voor
zichzelf mogen zorg dragen, staat vast uit wat eerder in nr. 5462 is gezegd, waar eendere
dingen staan; dat het in die verlating is, komt omdat met de honger de verlating wordt
aangeduid.
5522. En gaat; dat dit betekent dat zij zo mogen leven, staat vast uit de betekenis van gaan,
namelijk leven, waarover de nrs. 3335, 3690, 4882, 5493.
5523. En brengt uw kleinste broeder tot mij; dat dit betekent dat indien er het bemiddelende
was, er verbinding zou zijn, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, die hier de kleinste
broeder is, namelijk het bemiddelende, nrs. 5411, 5413, 5443; en uit de betekenis van hem tot
mij brengen, namelijk dat er vandaar verbinding zou zijn; door het bemiddelende immers
vindt de verbinding plaats van het innerlijke, dat wordt uitgebeeld door Jozef, met de
uiterlijke dingen, die door de zonen van Jakob worden uitgebeeld, zoals eerder is getoond,
nrs. 5411, 5413, 5427, 5428.
5524. En ik zal weten dat gij niet verspieders zijt; dat dit betekent dat de ware dingen dan niet
langer ter wille van het gewin zullen zijn, staat vast uit de betekenis van de verspieders,
namelijk diegenen die in de ware dingen van de Kerk zijn ter wille van het gewin; hier, dat zij
het niet langer zullen zijn, namelijk indien er door het bemiddelende verbinding is.
5526. Uw broeder zal ik u geven; dat dit betekent dat de ware dingen zo dus goede dingen
zullen worden, kan vaststaan uit de uitbeelding van Simeon, die hier de broeder is die hij hun
zou geven, namelijk het geloof met de wil, nr. 5482; en uit de uitbeelding van de tien zonen
van Jakob, die hier diegenen zijn aan wie hij zou worden gegeven, namelijk de ware dingen
van de Kerk in het natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5428, 5512; dat met uw broeder zal ik u
geven, wordt aangeduid dat de ware dingen zo goede dingen zullen worden, komt omdat het
geloof met de wil wordt gegeven, de ware dingen goede dingen worden; zodra immers het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2340
ware van het geloof, dat van de leer is, de wil binnengaat, wordt het ware van het leven en
wordt het metterdaad het ware en dan wordt dit het goede genoemd en het wordt eveneens het
geestelijk goede; vanuit dit goede wordt uit de Heer bij de mens de nieuwe wil gevormd; dat
de wil maakt dat het ware het goede is, vindt hierin zijn oorzaak dat de wil in zich beschouwd
niet iets anders is dan de liefde; al wat immers de mens liefheeft, dat wil hij en al wat hij niet
liefheeft, dat wil hij niet; en dat al wat van de liefde of vanuit de liefde is, door de mens wordt
doorvat als het goede; het geeft hem immers verkwikking; vandaar komt het dat al wat van de
wil is of vanuit de wil, het goede is.
5527. En gij zult al handel drijvende het land doorzwerven; dat dit betekent dat zo de ware
dingen vanuit het goede bevrucht zullen worden en alle zullen bijdragen tot nut en gewin,
staat vast uit de betekenis van handel drijven, namelijk zich de erkentenissen van het goede en
het ware, dus de ware dingen van de Kerk verwerven en die vergemeenschappen, nr. 4453;
handelaren worden diegenen genoemd die zulke dingen hebben, nr. 2967; en daarom is al
handel drijvende het land doorzwerven, zulke dingen bijeenzoeken waar zij ook zijn; daaruit
volgt dat met al handel drijvende het land doorzwerven ook wordt aangeduid de ware dingen
vanuit het goede bevruchten; wanneer immers de verbinding door het bemiddelende, dat
Benjamin is, heeft plaatsgevonden, namelijk de verbinding van de uiterlijke mens, te weten de
tien zonen van Jakob, met de innerlijke mens, te weten Jozef, over welke verbinding hier
wordt gehandeld, of wat hetzelfde is, wanneer de mens is wederverwekt, worden de ware
dingen aanhoudend vanuit het goede bevrucht; wie immers in het goede is, is in het vermogen
de ware dingen te doorzien die uit de algemene dingen vloeien en wel in een aanhoudende
reeks en nog meer daarna in het andere leven, waar de wereldse en lichamelijke dingen geen
schaduw werpen.
Dat in het goede dat vermogen is, werd door meerdere ondervindingen te weten gegeven; de
geesten die niet zo’n doorzicht hebben gehad toen zij als mensen in de wereld leefden, maar
toch een leven van de naastenliefde hebben geleid, zag ik in gezelschappen van engelen
opgeheven en toen in eenzelfde inzicht en in eenzelfde wijsheid als de engelen daar, ja zelfs
wisten zij niet anders dan dat dit inzicht en deze wijsheid in hen waren; zij waren immers door
het goede waarin zij waren geweest, in het vermogen om alle invloeiing uit de gezelschappen
van engelen waarin zij waren, op te nemen; een zodanig vermogen is in het goede gelegen en
vandaar een zodanige vruchtmaking.
Maar de ware dingen die bij hen uit het goede worden bevrucht, blijven niet ware dingen,
maar worden door hen aan het leven overgegeven en worden dan nutten; daarom wordt met
‘gij zult al handel drijvende het land doorzwerven’ ook aangeduid dat zij alle zullen bijdragen
tot nut en tot gewin.
5528. vers 35-38. En het geschiedde als zij hun zakken ledigden, en ziet, eenieder had het pak
zijns zilvers in zijn zak en zij zagen de pakken huns zilvers, zij en hun vader en zij vreesden.
En Jakob, hun vader, zei tot hen: Gij hebt mij van kinderen beroofd; Jozef is niet en Simeon is
niet en Benjamin neemt gij; al deze dingen zullen op mij zijn.
En Ruben zei tot zijn vader, al zeggende: Doe mijn twee zonen sterven zo ik hem niet tot u zal
hebben gebracht; geef hem op mijn hand en ik zal hem tot u wederbrengen.
En hij zei: Mijn zoon zal met ulieden niet nederdalen, omdat zijn broeder dood is, en hij, hij
alleen is overgebleven; en zo hem onheil overkomt in de weg waarin gij zult gaan en gij zult
mijn grijsheid in droefenis ten grave doen nederdalen.
En het geschiedde als zij hun zakken ledigden, betekent het nut vanuit de ware dingen die in
het natuurlijke zijn; en ziet, eenieder had het pak zijns zilvers, betekent de om niet gegeven
orde van de ware dingen; in zijn zak, betekent in het ontvangende van eenieder; en zij zagen
de pakken huns zilvers, betekent de bemerking dat het zo was; zij en hun vader, betekent uit
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2341
de ware dingen en uit het goede van het ware in het natuurlijke; en zij vreesden, betekent het
heilige; en Jakob, hun vader zei tot hen, betekent de doorvatting die zij hadden uit het goede
van het ware; gij hebt mij van kinderen beroofd, betekent dat er zo de Kerk niet meer is; Jozef
is niet, betekent het innerlijke, dat het er niet is; en Simeon is niet, betekent het geloof met de
wil, dat dit er ook niet is; en Benjamin neemt gij, betekent indien ook het bemiddelende wordt
weggenomen; al deze dingen zullen op mij zijn, betekent dat zo datgene wat van de Kerk is,
vernietigd zal zijn; en Ruben zei tot zijn vader, betekent de dingen die van het geloof met het
verstand zijn, bemerkt uit het goede van het ware; al zeggende: Doe mijn twee zonen sterven,
betekent dat het ene en het andere van het geloof ook niet zal leven; zo ik hem niet tot u zal
gebracht hebben, betekent tenzij het bemiddelende wordt aangebonden; geef hem op mijn
hand, betekent voor zoveel als in zijn macht was; en ik zal hem tot u brengen, betekent dat het
hersteld zal worden; en hij zei: Mijn zoon zal met ulieden niet nederdalen, betekent dat het
zich niet zal nederlaten naar de lagere dingen; omdat zijn broeder dood is, betekent aangezien
het innerlijke niet aanwezig is; en hij alleen is overgelaten, betekent dat hij nu in de plaats van
het innerlijke is; en zo hem onheil overkomt in de weg waarin gij zult gaan, betekent dat het
met de ware dingen alleen, in het natuurlijke, gescheiden van het innerlijke, zou vergaan; en
gij zult mijn grijsheid doen nederdalen, betekent dat er zo het laatste van de Kerk zal zijn; in
droefenis ten grave, betekent zonder hoop op wederverwekking.
5529. En het geschiedde als zij hun zakken ledigden; dat dit het nut betekent vanuit de ware
dingen in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van ledigen, namelijk de opbrengst die zij
uit Egypte aandroegen, namelijk nut doen vanuit de ware dingen; met de opbrengst immers
wordt het ware aangeduid, nrs. 5276, 5280, 5292, 5402; en uit de betekenis van de zakken,
namelijk het ontvangende in het natuurlijke, nrs. 5489, 5494, dus het natuurlijke; ten aanzien
van het ontvangende in het natuurlijke zie hierna in nr. 5531.
5530. En ziet, eenieder had het pak zijns zilvers; dat dit de om niet gegeven orde van de ware
dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het pak of het bundeltje, namelijk de ordening,
waarover hierna; en uit de betekenis van het zilver, namelijk het ware, waarover de nrs. 1551,
2954; daarmee dat eenieder had in zijn zak, wordt aangeduid dat het om niet was gegeven.
Dat het pak of het bundeltje de ordening is, komt daarvandaan dat de ware dingen bij de mens
in reeksen geschikt en geordend zijn; zij die het meest met de liefden overeenkomen, zijn in
het midden; die welke niet zo overeenkomen zijn aan de zijden en tenslotte zijn die welke in
het geheel niet overeenkomen, naar de buitenste omtrekken verworpen; buiten die reeks zijn
die welke tegen de liefden indruisen; daarom worden die welke in het midden zijn,
bloedverwanten genoemd; de liefde immers maakt het bloedverwante; die welke verder
verwijderd zijn, zijn aanverwant; aan de laatste grenzen sterven de aanverwantschappen af; in
zulke reeksen zijn alle dingen bij de mens geschikt en zij worden met bundeltjes of pakken
aangeduid; vandaar blijkt duidelijk hoe het is gesteld met degenen die in de liefden van zich
en van de wereld zijn en hoe met hen die in de liefde tot God en jegens de naaste zijn; bij hen
die in de liefde van zich en van de wereld zijn, zijn zulke dingen die deze liefden begunstigen,
in het midden en die welke slechts weinig begunstigen, in de omtrekken en de dingen die
daartegen in strijd zijn, zijn buiten geworpen, zoals de dingen die van de liefde tot God en van
de liefde jegens de naaste zijn; in een zodanige staat is de helse geest; vandaar verschijnt ook
soms een lichtend iets rondom hen, maar binnen dit lichtende, waar zij zelf zijn, is het
donkerzwarte, het monsterachtige en het huiveringwekkende; maar bij de engelen is een
vlammende straling in het midden vanuit het goede van het hemelse en van de geestelijke
liefde en daaruit het lichtende of blinkende rondom; degenen die zo verschijnen, zijn
gelijkenissen van de Heer; immers de Heer zelf, toen Hij Zijn Goddelijke aan Petrus, Jacobus
en Johannes toonde, ‘blonk met het aangezicht zoals de zon en Zijn bekleedselen werden wit,
zoals het licht’, (Mattheüs 17:2)
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2342
Dat de engelen, die gelijkenissen zijn, in een vlammende straling en vandaar in het wit
verschijnen, blijkt uit de engel die vanuit de hemel neerdaalde en de steen afwentelde van de
opening van het graf, ‘Zijn gedaante was zoals een bliksem en zijn bekleedsel wit als sneeuw’,
(Mattheüs 28:3).
5531. In zijn zak; dat dit betekent in het ontvangende van eenieder, staat vast uit de betekenis
van de zak, namelijk het ontvangende, nrs. 5489, 5494, 5529.
Wat hier het ontvangende is, moet ook in het kort worden gezegd: het natuurlijke van de mens
is in ontvangende delen onderscheiden; in elk ontvangende is een zeker algemene, waarin de
minder algemene of naar verhouding de bijzondere dingen en hierin de afzonderlijke dingen
zijn geordend; elk zodanig algemene met zijn bijzondere en met zijn afzonderlijke dingen
heeft zijn ontvangende, waarbinnen het zich in werking stellen of de vormen afwisselen en de
staten veranderen kan; die ontvangende delen zijn bij de mens die is wederverwekt even
talrijk als de algemene ware dingen bij hem en elk ontvangende deel stemt overeen met een
bepaald gezelschap in de hemel; zodanig is de ordening bij de mens die in het goede van de
liefde en daaruit in het ware van het geloof is; hieruit blijkt enigermate wat er wordt verstaan
onder het ontvangende van eenieder, wanneer het wordt gezegd met betrekking tot de
algemene ware dingen in het natuurlijke, die door de tien zonen van Jakob worden uitgebeeld.
5532. En zij zagen de pakken huns zilvers; dat dit de bemerking betekent dat het zo was,
namelijk dat de ordeningen van de ware dingen gegeven waren om niet, staat vast uit wat
eerder in nr. 5530 is ontvouwd.
5533. Zij en hun vader; dat dit betekent uit de ware dingen en uit het goede van het ware in
het natuurlijke, staat vast uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die hier ‘zij’ zijn,
namelijk de ware dingen in het natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512; en uit de
uitbeelding van Jakob, die hier hun vader is, namelijk het goede van het ware, hier ook in het
natuurlijke, nrs. 3659, 3669, 3677, 3775, 4234, 4273, 4538.
Wat de bemerking is vanuit de ware dingen en uit het goede van het ware in het natuurlijke,
kan weliswaar ontvouwd worden, maar het valt niet in het verstand dan alleen op een heel
duistere wijze, daarentegen in het verstand van geesten zoals op klaarlichte dag; zulke dingen
behoren voor hen tot de lichtere dingen; vandaar kan ook enigermate vaststaan hoedanig het
verschil is van het inzicht van de mens wanneer hij in de wereld en het schijnsel ervan is en
wanneer hij in de hemel en daar in het licht ervan is.
5534. En zij vreesden; dat dit het heilige betekent, staat vast uit de betekenis van vrezen,
wanneer zich zulke dingen voordoen die van de Voorzienigheid zijn, zoals hier dat de ware
dingen om niet waren gegeven, die daarmee worden aangeduid dat eenieder het pak zijns
zilver in zijn zak had; het heilige dat dan invloeit, veroorzaakt ook iets van vrees met een
heilige eerbied.
5535. En Jakob, hun vader, zei tot hen; dat dit de doorvatting betekent die zij hadden uit het
goede van het ware, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het
Woord, namelijk het doorvatten, waarover vaak eerder; en uit de uitbeelding van Jakob,
namelijk het goede van het ware, waarover eerder in nr. 5533.
5536. Gij hebt mij van kinderen beroofd; dat dit betekent dat er dan de Kerk niet meer is, staat
vast uit de uitbeelding van Jakob, die dit van zichzelf zegt, namelijk het goede van het ware,
nrs. 3659, 3669, 3677, 3775, 4234, 4273, 4538; en omdat hij het goede van het ware is, is hij
eveneens de Kerk, want het wezenlijke van de Kerk is het goede; en daarom is het hetzelfde
of men zegt het goede van het ware, dan wel de Kerk, want de mens bij wie het goede van het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2343
ware is, bij die mens is de Kerk; dat Jakob de Kerk is, zie de nrs. 4286, 4520; vandaar komt
het ook dat zijn zonen de ware dingen van de Kerk uitbeelden, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458,
5512; en uit de betekenis van ‘van kinderen beroven’, namelijk de Kerk van de goede en ware
dingen beroven, zoals hier van die, welke door Jozef, Benjamin en Simeon worden
uitgebeeld, waarover hierna.
Dat van kinderen beroven is de Kerk van haar ware dingen beroven, komt omdat de Kerk met
een huwelijk wordt vergeleken; haar goede met de echtgenoot en haar ware met de echtgenote
en de vanuit dat huwelijk geboren ware dingen met de zonen en de goede dingen met de
dochters, enzovoort; wanneer dus beroofd of beroving van kinderen wordt gezegd, betekent
dit dat de Kerk van haar ware dingen is beroofd en vandaar tot geen Kerk wordt; in deze zin
wordt beroofd en beroving van kinderen ook hier en daar elders in het Woord gezegd, zoals
bij Ezechiël: ‘Ik zal over u zenden de honger en het boze wilde dier en u kinderloos maken’,
(Ezechiël 5:17).
Bij dezelfde: ‘Wanneer Ik het boze wilde dier door het land zal hebben doen doorgaan en het
hetzelve van kinderen zal beroofd hebben, zodat het een verlating worde, aldus dat er
niemand doorga vanwege het wilde dier’, (Ezechiël 14:15).
In Leviticus: ‘Ik zal in u zenden het wilde dier des velds, hetwelk u van kinderen beroven en
uw beest uitroeien en u verminderen zal, zodat uw wegen verwoest worden’, (Leviticus
26:22); daar staat de honger voor het gebrek aan erkentenissen van het goede en het ware en
vandaar voor de verlating; het boze wilde dier voor de valse dingen vanuit de boze dingen; het
land voor de Kerk; de honger en het wilde dier zenden en het land van kinderen beroven,
voor: door de valse dingen vanuit de boze dingen de Kerk vernietigen, dus haar geheel en al
van ware dingen beroven.
Bij Jeremia: ‘Ik zal dezelve wannen met een wan in de poorten des lands, Ik zal van kinderen
beroven, Ik zal Mijn volk verderven’, (Jeremia 15:7); ook daar staat van kinderen beroven
voor ‘van ware dingen beroven’.
Bij dezelfde: ‘Geef hun zonen aan de honger en doe ze wegvloeien door de hand des zwaards,
opdat hun echtgenoten van kinderen beroofd en weduwen worden’, (Jeremia 18:21); opdat
hun echtgenoten van kinderen beroofd en weduwen worden, voor: dat zij zonder ware dingen
en zonder het goede zijn.
Bij Hosea: ‘Aangaande Efraïm, hunlieder heerlijkheid zal wegvliegen zoals een vogel, van de
baring en van de buik en van de ontvangenis af; omdat indien zij hun zonen hebben opgevoed,
dan zal Ik hen kinderloos maken van de mens’, (Hosea 9:11,12), eender.
Bij Ezechiël: ‘Ik zal op u doen wandelen de mens, Mijn volk; die zullen u in erfenis bezitten en
gij zult hun ter erfenis zijn en gij zult ook niet voortgaan hen kinderloos te maken.
Zo heeft de Heer Jehovih gezegd, aangezien zij u zeggen: Verterende de mens, gij, en uw
volken van kinderen berovende zijt gij geweest’, (Ezechiël 36:12); van kinderen beroven ook
daar voor ‘van de ware dingen beroven.
Bij Jesaja: ‘Hoor nu dit, gij verfijnde, die zeker zit, zeggende in uw hart: Ik en niemand meer
als ik; ik zal niet weduwe zitten, noch de beroofdheid van kinderen kennen; doch die twee
dingen zullen u in één ogenblik, op één dag komen, de beroofdheid van kinderen en het
weduwschap’, (Jesaja 47:8,9); over de dochter van Babel en Chaldea, dat wil zeggen, over
hen die in een heilig uiterlijke en in een profaan innerlijke zijn en zich vanuit het heilig
uiterlijke, de Kerk noemen; de beroofdheid van kinderen en het weduwschap, voor de
beroving van het ware en van het goede.
Bij dezelfde: ‘Hef uw ogen op rondom, en zie, allen worden vergaderd, zij komen tot u; zij
zullen nog in uw oren zeggen, de zonen uwer beroofdheden van kinderen: De plaats is nauw
voor mij, wijk van mij, dat ik wonen moge; gij echter zult in uw hart zeggen: Wie heeft mij
dezen verwekt, terwijl ik toch van kinderen beroofd en eenzaam was, verbannen en
verwijderd; wie heeft mij dan dezen opgevoed, ik was alleen overig gelaten; waar waren
dezen’, (Jesaja 49:18,20,21); daar over Zion of de hemelse Kerk en over haar vruchtmaking
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2344
na de verwoesting; de zonen der beroofdheden van kinderen voor de ware dingen waarvan zij
in de verwoesting beroofd was, en die werden teruggegeven en tot in het onmetelijke
vermeerderd.
5537. Jozef is niet; dat dit het innerlijke betekent dat het er niet is, staat vast uit de uitbeelding
van Jozef, dat, omdat het het hemelse van het geestelijke is, het innerlijke van de Kerk is, nrs.
5469, 5471.
5538. En Simeon is niet; dat dit het geloof met de wil betekent, dat het er ook niet is, staat
vast uit de uitbeelding van Simeon, namelijk het geloof met de wil, waarover de nrs. 3869-
3872, 4497, 4502, 4503, 5482.
5539. En Benjamin neemt gij; dat dit betekent indien ook het bemiddelende wordt
weggenomen, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, nrs.
5411, 5413, 5443.
5540. Al deze dingen zullen op mij zijn; dat dit betekent dat zo datgene wat van de Kerk is,
vernietigd zal zijn, staat vast uit de uitbeelding van Jakob, die dit van zichzelf zegt, namelijk
de Kerk, nr. 5536; wanneer in de Kerk niet het innerlijke is, dat wordt uitgebeeld door Jozef,
noch het geloof met de wil, dat wordt uitgebeeld door Simeon en indien het verbindend
bemiddelende wordt weggenomen, dat door Benjamin wordt uitgebeeld, dan is datgene wat
van de Kerk, vernietigd; het zijn deze dingen die worden aangeduid met ‘al deze dingen
zullen op mij zijn’.
5541. En Ruben zei tot zijn vader; dat dit de dingen betekent die van het geloof met het
verstand zijn, met het inzicht uit het goede van het ware, staat vast uit de betekenis van
zeggen in de historische dingen van het Woord, namelijk inzicht hebben, waarover
meermalen eerder; uit de uitbeelding van Ruben, namelijk het geloof met de leer en met het
verstand, nrs. 3861, 3866, 5472, dus de dingen die van dat geloof zijn; en uit de uitbeelding
van Jakob, die hier de vader is tot wie Ruben het zei, namelijk het goede van het ware,
waarover de nrs. 3659, 3669, 3677, 3775, 4234, 4273, 4538, 5533; daaruit blijkt dat met
Ruben zei tot zijn vader, de dingen worden aangeduid die van het geloof met het verstand
zijn, met inzicht uit het goede van het ware.
Dat Ruben hier spreekt, komt omdat er wordt gehandeld over de Kerk waarin het geloof met
de leer en met het verstand schijnbaar de eerste rol vervult en eveneens leert, hier wat gedaan
moet worden opdat niet de dingen die van de Kerk zijn, vernietigd worden.
5542. Al zeggende: Doe mijn twee zonen sterven; dat dit betekent dat het ene en het andere
van het geloof ook niet zal leven, staat vast uit de betekenis van de twee zonen van Ruben,
namelijk het ene en het andere van het geloof; door Ruben immers wordt het geloof met de
leer en met het verstand uitgebeeld; zijn zonen zijn de twee leren die van de Kerk zijn,
namelijk de leer van het ware en de leer van het goede, of de leer van het geloof en de leer
van de naastenliefde; dat dit ene en het andere van het geloof of van de Kerk niet zal leven,
tenzij het bemiddelende, dat wordt uitgebeeld door Benjamin, verbonden wordt, wordt
aangeduid met ‘doe mijn twee zonen sterven’, zo ik Benjamin niet tot u zal hebben gebracht;
met deze woorden bevestigt Ruben dat het met de Kerk gedaan zou zijn indien er niet het
bemiddelende is; indien deze innerlijke zin niet in die woorden was gelegen, zou Ruben nooit
tot zijn vader gezegd hebben zijn twee zonen te doen sterven tenzij hij Benjamin zal hebben
teruggebracht; zo zou hij immers hebben voorgesteld nog een familie uit te roeien, wat, omdat
het tegen het heilig recht indruist, schandelijk geweest zou zijn; maar de innerlijke zin leert
waarom het zo werd gezegd.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2345
5543. Zo ik hem niet tot u zal hebben gebracht; dat dit betekent tenzij het bemiddelende wordt
verbonden, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, die hier degene is die hij zou brengen,
namelijk het bemiddelende, nrs. 5411, 5413, 5443, 5539; en uit de betekenis van brengen tot,
namelijk verbonden worden.
5544. Geef hem op mijn hand, dat dit betekent voor zoveel als in zijn macht was, staat vast uit
de betekenis van de hand, namelijk de macht, nrs. 878, 3387, 4931-4937, 5327, 5328; hem op
zijn hand geven, is in de eigenlijke zin hem aan hemzelf toevertrouwen, maar omdat het
geloof met het verstand, dat door Ruben wordt uitgebeeld, slechts weinig macht heeft waarin
vertrouwen is te stellen – het ware immers dat van het geloof is, heeft zijn macht uit het goede
dat van de naastenliefde is, nr. 3563, daarom wordt met ‘geef hem op mijn hand’ aangeduid:
voor zoveel als in zijn macht was.
5545. En ik zal hem tot u brengen; dat dit betekent dat het hersteld zal worden, staat zonder
ontvouwing vast.
5546. En hij zei: Mijn zoon zal met ulieden niet nederdalen; dat dit betekent dat het zich niet
zal neerlaten naar de lagere dingen, staat vast uit de betekenis van nederdalen, wat gezegd
wordt met betrekking tot het gaan naar de lagere dingen, nr. 5406, hier tot de
wetenschappelijke ware dingen, die in het uiterlijk natuurlijke zijn, nrs. 5492, 5495, 5497,
5500, die worden uitgebeeld door de zonen van Jakob.
5547. En hij alleen is overgelaten; dat dit betekent ‘aangezien het innerlijke niet aanwezig
was’ staat vast uit de uitbeelding van Jozef, die hier de broeder is, namelijk het hemelse van
het geestelijke of het ware uit het Goddelijke, dus het innerlijke van de Kerk, nr. 5469; en uit
de betekenis van dood zijn, namelijk hier niet aanwezig zijn; hij was immers onder de
levenden, maar niet aanwezig.
5548. En hij alleen is overgebleven; dat dit betekent dat hij nu in de plaats van het innerlijke
is, kan hieruit vaststaan dat omdat het innerlijke, dat Jozef is, niet aanwezig was en hij alleen
vanuit die moeder was, hij nu ook zoals de anderen was; Jozef en Benjamin, de een en de
ander, beelden ook het innerlijke uit en de tien overige zonen van Jakob het uiterlijke, nr.
5469.
5549. En zo hem onheil overkomt in de weg waarin gij zult gaan; dat dit betekent dat het met
de ware dingen alleen, in het natuurlijke, gescheiden van het innerlijke, zou vergaan, staat
vast uit wat eerder in nr. 5413 is ontvouwd, waar eendere dingen voorkomen.
5550. En gij zult mijn grijsheid doen nederdalen; dat dit betekent dat er zo het laatste van de
Kerk zal zijn, staat vast uit de betekenis van de grijsheid, wanneer over de Kerk wordt
gehandeld, namelijk het laatste van haar; het laatste wordt ook met grijsheid aangeduid bij
Jesaja: ‘Let op Mij, huis van Jakob en alle overblijfselen van het huis Israëls, die
aangedragen zijt van de buik aan, gebracht van de baarmoeder aan: Ook tot de ouderdom toe
Ik, de Zelfde, en tot de grijsheid toe Ik, Ik zal aandragen’, (Jesaja 46:4); het huis van Jakob
voor de uiterlijke Kerk, het huis van Israël voor de innerlijke Kerk; van de buik en de
baarmoeder af, voor ‘van haar aanvang af’; tot de ouderdom en tot de grijsheid, voor ‘tot haar
laatste’.
En bij David: ‘Geplant in het huis van Jehovah, in de voorhoven onzes Gods zullen zij
uitspruiten; zij zullen nog inkomst hebben in de grijsheid’, (Psalm 92:14,15); in de grijsheid
voor ‘in het laatste’.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2346
5551. In droefenis ten grave; dat dit betekent zonder hoop op wederopwekking, staat vast uit
de betekenis van de droefenis hier, namelijk zonder hoop; wanneer er immers niet enige hoop
is, dan is er droefenis; en uit de betekenis van het graf, namelijk de wederopstanding en
wederverwekking, nrs. 2816, 2917, 3256, 4621, dus de wederopwekking, namelijk van de
Kerk; indien immers in de Kerk niet het innerlijke is, te weten Jozef, noch het bemiddelende,
te weten Benjamin en ook niet het geloof met de wil of de naastenliefde, die Simeon is, dan is
er niet enige hoop meer op haar wederverwekking.
Dat het graf de wederopwekking is, schijnt weliswaar vreemd, maar dit is de idee die de mens
van het graf heeft; hij scheidt immers het graf niet van de dood en zelfs niet van het lijk dat in
het graf is; de engelen in de hemel kunnen echter niet zo’n idee van het graf hebben, maar zij
hebben daar een geheel andere kijk op dan de mens, namelijk de idee van de wederopstanding
of van de wederopwekking; de mens immers wordt, wanneer zijn lijk aan het graf wordt
overgegeven, tot het andere leven wederopgewekt; daarom hebben zij over het graf niet de
idee van de dood, maar de idee van het leven en dus van de wederopwekking.
Vervolg over de overeenstemming met de Grootste Mens;
hier over de overeenstemming van de huid, de haren en van de beenderen ervan.
5552. Met de overeenstemming is het als volgt gesteld: de dingen die in de mens het meeste
leven hebben, stemmen overeen met die gezelschappen in de hemelen die het meeste leven
hebben en vandaar de grootste gelukzaligheid daar, zoals die gezelschappen zijn waarmee de
uiterlijke en de innerlijke zinzetels van de mens overeenstemmen en die van het verstand en
van de wil zijn; maar de dingen die in de mens minder leven hebben, stemmen overeen met
zulke gezelschappen die in een minder leven daar zijn, zoals de huiden, die het gehele lichaam
omgeven en verder de kraakbeenderen en de beenderen, die alle dingen die in het lichaam
zijn, schragen en ondersteunen; en eveneens de haren, die vanuit de huiden tevoorschijn
breken; welke en hoedanige gezelschappen het zijn die met genoemde dingen
overeenstemmen, moet ook worden gezegd.
5553. De gezelschappen waarmee de huiden overeenstemmen, zijn in de ingang tot de hemel
en hun wordt de doorvatting gegeven hoedanig de geesten zijn die tot de eerste drempel
aanspoelen, die zij of verwerpen of toelaten; zodat zij de ingangen of de drempels van de
hemel genoemd kunnen worden.
5554. Er zijn zeer vele gezelschappen die de uiterlijke bedekkingen van het lichaam
samenstellen, met verschillen vanaf het aangezicht tot de voetzolen toe, want overal is
verschil; ik heb veel met hen gesproken; ten aanzien van het geestelijk leven waren zij
zodanig geweest dat zij zich door anderen hadden laten overreden dat iets zo is, en wanneer
zij het vanuit de letterlijke zin van het Woord hadden horen bevestigen, hadden zij het geheel
en al geloofd en waren zij in hun mening staande gebleven en hadden zij volgens die mening
een niet boos leven geleid; maar met hen kunnen anderen die niet van eenzelfde inborst zijn,
niet gemakkelijk verkeer hebben, want zij hangen hardnekkig aan hun opgevatte meningen en
zij laten zich niet door redenen daarvan afbrengen; van deze aardbol zijn zeer velen zodanig,
omdat onze wereld in uiterlijke dingen is en eveneens tegen de innerlijke dingen reageert,
zoals ook de huid reageert.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2347
5555. Zij die in het leven van het lichaam niets dan de algemene dingen van het geloof
hebben geweten, zoals dat men de naaste moet liefhebben en vanuit dat algemene beginsel de
bozen evenzeer als de rechtschapenen hebben welgedaan, zonder onderscheid - zij zeiden
immers dat iedereen de naaste is - zulke mensen hebben zich, toen zij nog in de wereld
leefden, veel laten verleiden door valse, huichelachtige mensen en ook door schijnheiligen;
hetzelfde overkomt hen in het andere leven en zij bekommeren er zich ook niet om wat hun
gezegd wordt, want zij zijn zinlijk en begeven zich niet in redenen.
Deze geesten stellen eveneens de huid samen maar de uiterlijke, minder gevoelige huid.
Ik heb met degenen gesproken die de huid van de schedel samenstellen; maar er bestaat onder
hen veel verschil, net als het verschil van die huid is op de verschillende plaatsen van het
lichaam, zoals op de diverse plaatsen van de schedel, het achterhoofd, het voorhoofd, de
slapen, in het aangezicht, op de borst, het onderlichaam, de lendenen, de voeten, de armen, de
handen en de vingers.
5556. Wie de schubachtige huid samenstellen, werd mij ook te weten gegeven; die huid is het
minst gevoelig, vergeleken bij de overige omhulsels; deze huis is immers bedekt met
schubben die enigszins op een fijne kraakbeenachtige structuur lijken; de gezelschappen die
deze huid samenstellen, zijn diegenen die over alle dingen redeneren of iets zo is dan wel niet
is en niet verdergaan; toen ik met hen sprak, werd het gegeven te doorvatten dat zij in het
geheel niet vatten wat waar of niet waar is; en hoe meer zij redeneren, hoe minder zij vatten;
toch schijnen zij aan zichzelf wijzer toe dan anderen, want zij stellen wijsheid in het
vermogen van redeneren; zij weten in het geheel niet dat het voornaamste van de wijsheid is
te doorvatten zonder redenering dat iets zo is of niet.
Verscheidenen van hen zijn uit diegenen die in de wereld zodanig geworden zijn ten gevolge
van de verwarring van het goede en het ware door filosofische ideeën; vandaar hebben zij een
minder gezond verstand.
5557. Er zijn ook geesten door wie anderen spreken en die nauwelijks verstaan wat zij
zeggen; dit bekenden zij; maar toch spreken zij veel; zodanig worden diegenen die in het
leven van het lichaam alleen maar gebabbeld hebben en in het geheel niet daarover hebben
gedacht wat zij zeiden en die daarvan hielden over alle dingen te praten; er werd gezegd dat
het hele scharen zijn en dat enige daarvan betrekking hebben op de vliezen die de ingewanden
van het lichaam bedekken, verder ook enige op de huiden die slechts weinig gevoel hebben;
immers het zijn slechts passieve krachten en zij verrichten niets uit zichzelf, maar vanuit
anderen.
5558. Er zijn geesten die wanneer zij iets willen weten, zeggen dat iets zo is, zo de een na de
ander in het gezelschap; en dan nemen zij waar, wanneer zij het zeggen of het vrije vloeit,
zonder enige geestelijke tegenstand; wanneer het immers niet zo is, wordt meestal een
tegenstand uit het innerlijke gevoeld; indien door hen geen tegenstand wordt bemerkt, menen
zij dat iets zo is; en dit weten zij nergens anders vandaan; zodanig zijn zij die de huidklieren
samenstellen; maar er zijn twee geslachten van hen: het ene dat bevestigt, omdat er zoals
gezegd, een vloeiing verschijnt, waaruit zij gissen dat het, omdat er geen tegenstand is,
overeenkomt met de hemelse vorm, dus met het ware en zo dat het bevestigd is; het tweede
geslacht, dat onverschrokken bevestigt dat iets zo is, hoewel zij dit niet weten.
5559. Op uitbeeldende wijze werd mij de harmonische vorming van de in elkaar geweven
patronen in de huiden getoond; de harmonische vorming bij degenen bij wie de uiterste
dingen met de innerlijke dingen overeenstemden, of bij wie de stoffelijke dingen daar
gehoorzaamden aan de geestelijke dingen, was een mooi weefsel, vanuit wonderbaarlijk
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2348
samengevlochten spiralen, op de wijze zoals van kantwerk, wat nooit kan worden beschreven;
zij waren van een blauwe kleur.
Daarna werden nog meer doorgewerkte, fijnere en sierlijker vormen uitgebeeld; zodanig
verschijnen de huiden van de wederverwekte mens.
Bij degenen echter die bedriegers zijn geweest, verschijnen die uiterste dingen zoals kluwen
uit louter slangen en bij hen die magiërs zijn geweest, zoals afzichtelijke darmachtige dingen.
5560. De gezelschappen van de geesten waarmee de kraakbeenderen en de beenderen
overeenstemmen, zijn zeer talrijk; maar zij zijn zodanig dat zij slechts weinig geestelijk leven
hebben, zoals de beenderen slechts zeer weinig leven hebben ten opzichte van de weke delen
die ze omgeven; zoals bijvoorbeeld de schedel en de beenderen van het hoofd hebben ten
opzichte van de hersenen en van het verlengde merg en van de gevoelssubstanties daarin; en
eveneens zoals de wervels en de ribben hebben ten opzichte van het hart en de longen,
enzovoort.
5561. Het werd getoond hoe weinig geestelijk leven diegenen in zich hebben die op de
beenderen betrekking hebben; andere geesten spreken door hen en zij zelf weten slechts
weinig wat zij zeggen, niettemin spreken zij, terwijl zij alleen daarin hun verkwikking vinden.
In een zodanige staat worden diegenen gebracht die een boos leven hebben geleid en toch
enige overblijfselen van het goede in zich opgeborgen hebben gehad; deze overblijfselen
maken dat weinige geestelijke leven, na verwoestingen van verscheidene eeuwen; wat de
overblijfselen zijn, nrs. 468, 530, 561, 660, 1050, 1738, 1906, 2284, 5135, 5342, 5344.
Er werd gezegd dat zij slechts weinig geestelijk leven hebben; onder het geestelijk leven
wordt dat leven verstaan dat de engelen in de hemel hebben; tot dit leven wordt de mens in de
wereld binnengeleid door de dingen die van het geloof en van de naastenliefde zijn; de
aandoening zelf van het goede dat van de naastenliefde is en de aandoening van het ware dat
van het geloof is, is het geestelijk leven; zonder deze is het leven van de mens een natuurlijk,
werelds, lichamelijk en aards leven, dat niet het geestelijk leven is, indien dat daar niet in is,
maar dat is een leven zodanig als de dieren in het algemeen hebben.
5562. Degenen die uit de verwoestingen oprijzen en de nutten die de beenderen hebben, van
dienst zijn, hebben niet een denken dat bepaald is, maar een algemeen soort van denken, bijna
onbepaald; zij zijn zoals diegenen die verstrooid worden genoemd, als het ware niet in het
lichaam; zij zijn langzaam, vervlakt, stompzinnig; zij zijn traag in alle zaken; maar toch zijn
zij soms niet zonder kalmte, omdat de zorgen niet doordringen, maar in hun duister algemene
worden verstrooid.
5563. In de schedel worden soms pijnen gevoeld, nu eens in het ene deel dan weer in het
andere en er worden daar als het ware kernen bemerkt die gescheiden zijn van de overige
beenderen, die dus pijn doen; door ondervinding werd mij te weten gegeven dat zulke dingen
ontstaan uit valse dingen die vanuit begeerten zijn en wat wonderbaarlijk is, de geslachten en
soorten van de valse dingen hebben bepaalde plaatsen in de schedel, wat mij ook door
veelvuldige ondervinding bekend is gemaakt.
Zulke kernen, die verhardingen zijn, worden bij degenen die hervormd worden, gebroken en
tot weekheid gebracht en wel op verschillende manieren; in het algemeen door hen in te
lichten over het goede en het ware, door ruwe invloeiing van waarheden, wat met innerlijke
pijn gebeurt en verder met daadwerkelijke verscheuringen, wat met uiterlijke pijn gebeurt.
De valse dingen vanuit begeerten immers zijn van zo’n natuur dat zij verharden; zij druisen
immers tegen de ware dingen in en de ware dingen vloeien, omdat zij volgens de vorm van de
hemel worden bepaald, zoals vanzelf, vrij, zacht, week; maar de valse dingen hebben, omdat
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2349
zij er dwars tegenin gaan, tegengestelde bepalingen, waarvandaan het vloeiende, dat van de
hemelse vorm is, tot staan wordt gebracht: vandaar de verhardingen.
Vandaar komt het dat degenen die in een dodelijke haat zijn geweest en in wraakoefeningen
van een zodanige haat en daarvanuit in valse dingen, volslagen verharde schedels hebben,
sommigen zoals ebbenhout, waardoor geen lichtstralen, die de ware dingen zijn, heendringen,
maar geheel en al worden teruggekaatst.
5564. Er zijn geesten, klein van gestalte, die wanneer zij spreken, een donderend geluid
maken, een enkele soms als een menigte; zo te spreken is hun ingeboren; zij zijn niet van deze
aarde, maar van een andere, waarover vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer,
gehandeld zal worden, wanneer sprake zal zijn van de bewoners van de verschillende
aardbollen.
Er werd gezegd dat zij betrekking hebben op het schildvormig kraakbeen dat voor de
borstkamer is en de ribben van voren en ook de verschillende klankspieren tot steun van
dienst is.
5565. Er zijn er ook die betrekking hebben op nog hardere beenderen, zoals op de tanden,
maar over hen werd niet veel te weten gegeven; alleen dat degenen die nauwelijks iets van
geestelijk leven over hebben, wanneer zij zich zichtbaar vertonen in het licht van de hemel,
niet met een aangezicht verschijnen, maar alleen ten aanzien van de tanden in plaats van een
aangezicht; het aangezicht immers beeldt de innerlijke dingen van de mens uit, dus zijn
geestelijke en hemelse dingen, dat wil zeggen de dingen die van het geloof en van de
naastenliefde zijn; diegenen dus die in het leven van het lichaam zich niet iets van een
zodanig leven hebben verworven, verschijnen zodanig.
5566. Iemand kwam bij mij; hij verscheen zoals een zwarte wolk, er rond omheen waren
dwaalsterren; dwaalsterren betekenen, wanneer die in het andere leven verschijnen,
valsheden, maar vaste sterren waarheden; ik bemerkte dat het een geest was die wilde naderen
en toen hij genaderd was, joeg hij vrees aan; dit kunnen sommige geesten, vooral rovers;
hieruit kon ik opmaken dat hij een rover was geweest; toen hij dichtbij mij was, wilde hij mij
met alle inspanning bestoken door magische kunstgrepen, maar tevergeefs; hij strekte zijn
hand uit om een denkbeeldige macht uit te oefenen, maar dit richtte in het geheel niets uit.
Daarna werd getoond hoedanig zijn aangezicht was; het was geen aangezicht, maar in de
plaats daarvan iets zeer zwarts en toen verscheen een afgrijselijk en wreed opengesperde
mond, zodat het op een muil leek, waarin een rij tanden uitstaken; in één woord, hij was zoals
een dolle hond met opengesperde bek en wel dermate dat het kaken had was maar geen
aangezicht.
5567. Iemand voegde zich aan mijn linkerzijde aan en toen wist ik niet van waar en hoedanig
hij was; hij ging ook op duistere wijze te werk en wilde eveneens innerlijk in mij doordringen,
maar hij werd teruggeworpen; hij veroorzaakte een algemene sfeer van denkvoorstellingen,
die zodanig was dat die niet kan worden beschreven; ik herinner mij niet een eendere
algemene sfeer bemerkt te hebben; hij was door geen beginselen aan banden gelegd, maar hij
was in het algemeen tegen allen, die hij bedreven en vernuftig had kunnen weerleggen en
berispen, hoewel hij niet wist wat waar is; ik verwonderde mij dat er een zodanig vernuft
bestond, namelijk om anderen op vernuftige wijze te kunnen weerleggen en wel vanuit geen
erkentenis van het ware bij zichzelf.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2350
Daarna ging hij heen, maar kwam weldra terug met een aarden fles in de hand en hij wilde mij
daaruit iets te drinken geven; er was daarin zoiets als vanuit fantasie, dat het degenen die het
zouden drinken, het verstand zou ontnemen; dit werd uitgebeeld, omdat hij hen die hem in de
wereld hadden aangehangen van het verstand van het ware en het goede had beroofd,
niettemin hingen zij hem aan.
Deze geest verscheen eveneens in het licht van de hemel niet met een aangezicht, maar alleen
tanden, de oorzaak hiervan was dat hij anderen had kunnen bespotten en toch zelf niets van
het ware wist.
Wie hij was werd mij gezegd; toen hij leefde op aarde, behoorde hij tot de beroemden en het
was aan enigen bekend dat hij zodanig was.
5568. Soms waren er bij mij die met de tanden knarsten; zij waren vanuit de hellen, waar
diegenen zijn die niet alleen een boos leven hadden geleid, maar zich ook tegen het
Goddelijke hadden bevestigd en alle dingen tot de natuur hadden herleid; dezen knarsen met
de tanden wanneer zij spreken, wat een akelig gehoor is.
5569. Zoals er een overeenstemming is van de beenderen en de huiden, is er ook een
overeenstemming van de haren; deze immers spruiten voort vanuit de wortels in de huiden; al
wat van de overeenstemming met de Grootste Mens is, is bij de geesten en de engelen, want
eenieder geeft als beeld de Grootste Mens weer; daarom hebben de engelen keurig en ordelijk
geschikte haren; de haren beelden hun natuurlijke leven uit en de overeenstemming ervan met
hun geestelijk leven; dat de haren of het hoofdhaar die dingen betekenen die van het
natuurlijke leven zijn, zie nr. 3301; en dat de haren scheren wil zeggen de natuurlijke dingen
aanpassen zodat zij netjes en dus sierlijk zijn.
5570. Er zijn er velen, vooral vrouwen, die alles hebben gesteld in fraaie dingen en niet dieper
hebben gedacht en nauwelijks iets over het eeuwige leven; dit wordt de vrouwen vergeven tot
aan de leeftijd van een jonge vrouw toe, wanneer de gloed heeft opgehouden die gewoonlijk
aan het huwelijk voorafgaat; maar indien zij op meer volwassen leeftijd in die dingen
volharden, terwijl zij anders kunnen verstaan, dan nemen zij een natuur aan die na de dood
blijft; zulke geesten verschijnen in het andere leven met lange en over het aangezicht
uitgespreide haren, die zij eveneens kammen terwijl zij daarin bevalligheid stellen; want de
haren kammen betekent de natuurlijke dingen aanpassen opdat die sierlijk verschijnen, nr.
5247; daaraan worden zij door de anderen onderkend hoedanig zij zijn; geesten immers
kunnen aan het haar, de kleur ervan, de lengte en de uitspreiding weten, hoedanig zij ten
aanzien van het natuurlijke leven in de wereld zijn geweest.
5571. Degenen die hebben geloofd dat de natuur alles was en zich daarin hebben bevestigd en
vandaar eveneens een zorgeloos leven hebben geleid, zonder enig leven na de dood te
erkennen, dus noch de hel, noch de hemel, aan zulke geesten vertoont zich, omdat zij zuiver
natuurlijk zijn, wanneer zij in het licht van de hemel verschijnen, niet enig aangezicht, maar in
plaats ervan iets baardachtigs, harigs en ongeschorens, want het aangezicht beeldt, zoals
eerder gezegd, de geestelijke en de hemelse dingen innerlijk bij de mens uit, de haarbos echter
de natuurlijke dingen.
5572. Er zijn heden ten dage in de christelijke wereld zeer velen die alle dingen aan de natuur
toeschrijven en nauwelijks iets aan het Goddelijke, maar onder hen zijn er meer in de ene
natie dan in de andere; daarom is het geoorloofd het gesprek te vermelden dat ik heb gehad
met enigen van die natie waarin zeer velen zodanig zijn.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2351
5573. Er was een zeker iemand boven het hoofd onzichtbaar aanwezig, maar dat hij aanwezig
was, werd te doorvatten gegeven vanwege de stank van verbrand hoorn of been en vanwege
een stank van tanden; daarna kwam een grote bende zoals een nevel uit het lagere naar de
hogere dingen van achteren, eveneens onzichtbaar en zij bleven boven het hoofd stilstaan; ik
meende dat zij onzichtbaar waren omdat zij subtiel waren, maar er werd gezegd dat zij daar
waar een geestelijke sfeer is, onzichtbaar zijn en zij werden onzichtbare natuurlijke genoemd.
Het eerste wat over hen werd ontdekt, was dat zij zich er met de meeste ijver, bedrevenheid en
kunst op toelegden dat niets over hen in de openbaarheid kwam; zo waren zij daar ook in
bedreven anderen hun ideeën te ontfutselen en andere ideeën bij te brengen, waardoor zij
verhinderden dat zij ontdekt werden; dit hield tamelijk lang aan; daaruit werd te kennen
gegeven dat zij in het leven van het lichaam zodanig waren geweest dat zij hoegenaamd niets
van wat zij deden en dachten openbaar gemaakt wilden hebben en dit deden zij door met een
ander aangezicht en een andere spraak te tonen; toch wendden zij geen andere dingen voor om
door leugens te bedriegen.
Het werd doorvat dat degenen die aanwezig waren, in het leven van het lichaam handelaren
waren geweest, maar zodanig dat zij het verkwikkelijke van het leven in de handel zelf
hadden gehad en dus niet in rijkdommen en omdat de handel als het ware zo hun ziel was
geweest; daarom sprak ik met hen over deze handel en het werd gegeven te zeggen dat handel
geenszins een belemmering is om in de hemel te kunnen komen en dat er in de hemel
evenzeer rijken als armen zijn; maar zij wierpen tegen dat het hun mening was geweest, dat
zij om gezaligd te kunnen worden, de handel zouden moeten opgeven, al hun bezittingen aan
de armen geven en zichzelf ellendig maken; maar het werd gegeven hun te antwoorden dat het
hiermee niet zo gesteld is en dat diegenen bij hen die in de hemel zijn, anders hebben gedacht,
omdat zij goede christenen zijn geweest en toch welgesteld en sommigen van hen tot de meest
welgestelden hadden behoord; dezen hadden de maatschappij en de liefde jegens de naaste ten
doel gehad en de koophandel slechts beoefend ter wille van een functie in de wereld en
bovendien niet hun hart daarin gesteld; maar dat die handelaren beneden zijn, vindt hierin zijn
oorzaak dat zij louter natuurlijk zijn geweest en daarom niet hebben geloofd aan een leven na
de dood, noch aan de hel, noch aan de hemel, ja zelfs ook niet aan enige geest en dat het hun
niet tegen de borst had gestuit, anderen, met onverschillig welke kunstgreep van hun goederen
te beroven, en dat zij zonder barmhartigheid hele huizen te gronde konden zien gaan ter wille
van hun eigen gewin; en dat zij als gevolg daarvan al diegenen hadden bespot die met hen
spraken over het geestelijke leven.
Wat voor een geloof zij hebben over het leven na de dood, over de hemel en over de hel
hadden gehad, werd ook getoond; er verscheen een zeker iemand die in de hemel werd
geheven van links naar rechts; en er werd gezegd dat het iemand was die pas gestorven was en
door de engelen rechtstreeks naar de hemel was geleid; het gesprek ging over hem; maar zij
hadden, hoewel zij het eveneens hadden gezien, toch een zeer sterke sfeer van ongeloof en
verspreidden deze rondom en wel dermate dat zij het tegendeel van wat zij gezien hadden
zichzelf en anderen wilden wijs maken; en omdat zij zo’n groot ongeloof hadden, werd het
gegeven hun te zeggen, hoe, indien zij in de wereld iemand hadden zien wederopwekken die
dood op zijn baar lag, zij dat in het begin niet zouden hebben geloofd, tenzij zij verscheidene
doden hadden zien wederopgewekt worden en dat zij indien zij dat hadden gezien, dat toch
aan natuurlijke oorzaken zouden hebben toegeschreven; daarna zeiden zij, nadat zij enige tijd
aan hun gedachten waren overgelaten, dat zij eerst zouden hebben geloofd dat het bedrog was
en dat zij, na overtuigd te zijn dat het geen bedrog was, zouden hebben geloofd dat de ziel van
de dode een geheime verbinding had gehad met degene die hem wederopwekte en tenslotte
dat het iets geheimzinnigs was, dat zij niet begrepen, omdat er in de natuur zeer vele
onbegrijpelijke dingen bestaan; en dat zij dus nooit zouden hebben kunnen geloven dat iets
zodanigs had plaatsgevonden vanuit enige kracht boven de natuur; vandaar werd onthuld
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 42
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2352
hoedanig hun geloof was geweest, namelijk dat zij nooit daartoe hadden kunnen worden
gebracht te geloven dat er enig leven was na de dood, noch dat er een hel, noch dat er een
hemel was; zij waren dus volslagen natuurlijk.
Wanneer zulke geesten in het licht van de hemel verschijnen, verschijnen zij ook zonder
aangezicht en met een dichte haargroei in de plaats daarvan.
Einde hoofdstuk 42.

'