'

GENESIS – VIJFTIGSTE HOOFDSTUK
GENESIS 50 : 1 - 26
1. En Jozef viel op de aangezichten zijns vaders, en hij weende over hem, en hij kuste
hem.
2. En Jozef gebood zijn knechten, de heelmeesters, om zijn vader te balsemen; en de
heelmeesters balsemden Israël.
3. En veertig dagen werden aan hem vervuld, omdat aldus worden vervuld de dagen
der gebalsemden; en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
4. En de dagen zijns bewenens gingen voorbij; en Jozef sprak tot het huis van Farao,
al zeggende: Indien ik, ik bid u, genade heb gevonden in uw ogen, spreekt, ik bid u, in
de oren van Farao, al zeggende:
5. Mijn vader heeft mij bezworen, al zeggende: Zie, ik sterf; in mijn graf hetwelk ik mij
in het land Kanaän heb gegraven, daar zult gij mij begraven; en nu, laat mij
opklimmen, ik bid u en mijn vader begraven en ik zal wederkeren.
6. En Farao zei: Klim op en begraaf uw vader, gelijk als hij u heeft bezworen.
7. En Jozef klom op om zijn vader te begraven; en met hem klommen op alle knechten
van Farao, de ouderen van zijn huis en al de ouderen des lands van Egypte.
8. En het ganse huis van Jozef en zijn broeders en het huis zijns vaders; alleen hun
kleine kinderen en hun kudden van kleinvee en hun kudden van grootvee, lieten zij
achter in het land Gosen.
9. En er klom op met hem ook de wagen, ook ruiters en het heir was zeer zwaar.
10. En zij kwamen tot de dorsvloer van Atad, welke in de overgang van de Jordaan is
en zij rouwklaagden daar een grote en zeer zware rouwklage en hij maakte zijn vader
een rouw zeven dagen.
11. En de inwoner van het land, de Kanaäniet, zag de rouw in de dorsvloer van Atad
en zij zeiden: Dit is een zware rouw voor de Egyptenaren; deswege noemde men de
naam ervan Abel Mizraïm, welke is in de overgang van de Jordaan.
12. En zijn zonen deden aldus, gelijkerwijs hij hun had geboden.
13. En zijn zonen droegen hem tot het land Kanaän en zij begroeven hem in de spelonk
des akkers van Machpela, welke Abraham met de akker had gekocht tot een bezit des
grafs van Efron, de Hethiet, op de aangezichten van Mamre.
14. En Jozef keerde weder naar Egypte, hij en zijn broeders en allen die met hem
waren opgeklommen om zijn vader te begraven, nadat hij zijn vader had begraven.
15. En Jozefs broeders zagen dat hun vader dood was en zij zeiden: Misschien zal
Jozef ons haat toedragen en al wedergevende ons wedergeven al het boze dat wij hem
hebben toegediend.
16. En zij geboden tot Jozef, al zeggende: Uw vader heeft geboden, alvorens hij stierf,
al zeggende:
17. Aldus zult gij tot Jozef zeggen: Ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding uwer
broederen en hun zonde, omdat zij u het boze hebben toegediend; en nu, vergeef, ik
bid u, de overtreding der knechten van de God uws vaders; en Jozef weende als zij tot
hem spraken.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2682
18. En zijn broeders gingen ook en zij vielen voor hem neder en zij zeiden: Zie, wij zijn
u tot knechten.
19. En Jozef zei tot hen: Vreest niet, omdat, ben ik voor God in de plaats.
20. En gij had het boze over mij gedacht, God heeft het ten goede gedacht, om te doen
volgens deze dag, om een groot volk levend te maken.
21. En nu, vreest niet, ik zal onderhouden u en uw kleine kinderen; en hij troostte hen
en hij sprak op hun hart.
22. En Jozef woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en Jozef leefde honderd en
tien jaren.
23. En Jozef zag van Efraïm zonen van het derde gelid; ook de zonen van Machir, de
zoon van Menasse, werden geboren op de knieën van Jozef.
24. En Jozef zei tot zijn broeders: Ik sterf; en God zal al bezoekende u bezoeken, en
Hij zal u doen opklimmen vanuit dit land tot het land dat Hij Abraham, Izaäk en Jakob
heeft gezworen.
25. En Jozef bezwoer de zonen van Israël, al zeggende: Al bezoekende zal God u
bezoeken en gij zult mijn beenderen van hier doen opklimmen.
26. En Jozef stierf, een zoon van honderd en tien jaren; en zij balsemden hem; en hij
werd gelegd in een ark in Egypte.
INHOUD
6497. Nadat er is gehandeld over Abraham, Izaäk en Jakob, door wie in de hoogste zin de
Heer wordt uitgebeeld, wordt nu in dit laatste hoofdstuk in de innerlijke zin gehandeld over de
Kerk, namelijk, dat nadat de hemelse Kerk was vergaan, de geestelijke Kerk uit de Heer werd
ingesteld; het begin ervan en de voortgang wordt in de innerlijke zin beschreven; en aan het
einde van het hoofdstuk het einde van die Kerk; en dat in de plaats ervan alleen de uitbeelding
van een Kerk bij de nakomelingen van Jakob werd ingesteld.
DE INNERLIJKE ZIN
6498. vers 1-3. En Jozef viel op de aangezichten zijns vaders, en hij weende over hem, en hij
kuste hem.
En Jozef gebood zijn knechten, de heelmeesters, om zijn vader te balsemen; en de
heelmeesters balsemden Israël.
En veertig dagen werden aan hem vervuld, omdat aldus worden vervuld de dagen der
gebalsemden; en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.
En Jozef viel op de aangezichten zijns vaders, betekent de invloeiing van het innerlijke in de
aandoening van het goede; en hij weende over hem, betekent de droefenis; en hij kuste hem,
betekent de eerste verbinding; en Jozef gebood zijn knechten, de heelmeesters, betekent de
bescherming tegen de boze dingen die zouden verhinderen; om zijn vader te balsemen,
betekent opdat het niet door enige besmetting zou worden aangestoken; en de heelmeesters
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2683
balsemden Israël, betekent de uitwerking om het goede dat vanuit het ware is, te beschermen;
en veertig dagen werden aan hem vervuld, betekent de staten van de voorbereiding door
verzoekingen; omdat aldus worden vervuld de dagen der gebalsemden, betekent dat zij de
staten van de bescherming zijn; en de Egyptenaren beweenden hem, betekent de droefheid
van de wetenschappelijke dingen van de Kerk; zeventig dagen, betekent de volle staat.
6499. En Jozef viel op de aangezichten zijns vaders; dat dit de invloeiing van het innerlijke in
de aandoening van het goede betekent, staat vast uit de betekenis van vallen op de
aangezichten van iemand, namelijk de invloeiing; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het
innerlijke, waarover de nrs. 5805, 5826, 5827, 5869, 5877, 6177, 6224; uit de betekenis van
het aangezicht, namelijk de aandoening, nrs. 4796, 4797, 5102; en uit de uitbeelding van
Israël, die hier de vader is en het geestelijk goede of het goede van het ware, nrs. 3654, 4598,
5801, 5803, 5806, 5812, 5817, 5819, 5826, 5833; daaruit blijkt dat met Jozef viel op de
aangezichten zijns vaders, de invloeiing van het innerlijke in de aandoening van het geestelijk
goede wordt aangeduid.
Dat de invloeiing van het innerlijke in de aandoening van het geestelijk goede wordt
aangeduid, komt omdat hier in de innerlijke zin wordt gehandeld over de geestelijke Kerk,
namelijk dat zij uit de Heer werd ingesteld; met Israël wordt immers het goede van het ware
of het geestelijk goede aangeduid en dat goede maakt de geestelijke Kerk; daarom wordt ook
met Israël die Kerk aangeduid, nrs. 4286, 6426.
Opdat dit goede zal bestaan, moet er een invloeiing zijn uit het Innerlijk Hemelse, dat door
Jozef wordt uitgebeeld, want zonder invloeiing daaruit is dat goede het goede niet, omdat het
van geen aandoening is.
In wat volgt wordt in de innerlijke zin ook in voortzetting gehandeld over de instelling van die
Kerk, nr. 6497.
Dat die Kerk met de nu gestorven en aanstonds te begraven Israël wordt beschreven, komt
omdat in de innerlijke zin met de dood niet de dood wordt aangeduid, noch met de begrafenis
een begrafenis, maar met de dood het nieuwe leven, nrs. 3498, 3505, 4618, 4621, 6036 en met
de begrafenis de wederverwekking, nrs. 2916, 2917, 5551.
6500. En hij weende over hem; dat dit de droefenis betekent, staat zonder ontvouwing vast.
Onder de droefenis die hier met wenen wordt aangeduid, wordt niet de droefenis verstaan om
de dood in de innerlijke zin zoals in de uiterlijke, maar om het goede van de geestelijke Kerk,
namelijk dat het niet kan worden verheven boven het natuurlijke; de Heer immers, invloeiend
door het innerlijke, wil dat goede aanhoudend vervolmaken en naar Zich toe leiden, toch kan
het niet worden verheven tot de eerste graad van het goede dat van de hemelse Kerk is, nr.
3833; want de mens van de geestelijke Kerk is betrekkelijk in het duistere en hij redeneert
over de ware dingen of zij waar zijn of hij bevestigt de dingen die de leer worden genoemd en
wel zonder te doorvatten of dit al dan niet waar is, ook al zou het vals zijn, want er is niets dat
niet bevestigd kan worden; dit is immers het werk van het vernuft, niet van het inzicht, te
minder van de wijsheid en het valse kan meer bevestigd worden dan het ware, omdat het de
begeerten begunstigt en strookt met de begoochelingen van de zinnen.
Omdat de mens van de geestelijke Kerk zodanig is, kan hij geenszins boven het natuurlijke
worden verheven; vandaar nu de droefenis die met Jozef weende over hem wordt aangeduid.
6501. En hij kuste hem; dat dit de eerste verbinding betekent, staat vast uit de betekenis van
kussen, namelijk de verbinding vanuit aandoening, waarover de nrs. 3573, 3574, 4215, 4353,
5929, 6260; hier de eerste verbinding, omdat in wat volgt over een nauwere verbinding wordt
gehandeld.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2684
6502. En Jozef gebood zijn knechten, de heelmeesters; dat dit de bescherming betekent voor
de boze dingen die zouden verhinderen, namelijk de verbinding, staat vast uit de betekenis
van gebieden, namelijk invloeien, nr. 5732; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het
innerlijke, nr. 6499; en uit de betekenis van de heelmeesters, namelijk de bescherming voor de
boze dingen; dat het is voor de boze dingen die de verbinding zouden verhinderen, nr. 6501,
verschijnt vanuit de reeks.
Daaruit blijkt dat met Jozef gebood zijn knechten, de heelmeesters, de invloeiing van het
innerlijke wordt aangeduid ten aanzien van de bescherming voor de boze dingen die de
verbinding zouden verhinderen.
Dat de heelmeesters de bescherming voor de boze dingen betekenen, komt omdat in de
geestelijke wereld ziekten de boze en valse dingen zijn; geestelijke ziekten zijn niets anders,
want de boze en de valse dingen ontnemen de gezondheid aan de innerlijke mens en brengen
ziekten over zijn gemoed en tenslotte pijnen, met ziekten wordt in het Woord ook niet iets
anders aangeduid.
Dat de heelmeesters, de medische wetenschap en de medicamenten in het Woord het
behoeden voor de boze en de valse dingen betekenen, staat vast uit de plaatsen waar zij
worden genoemd, zoals bij Mozes: ‘Indien gij al horende de stem uws Gods hoort en doet wat
goed is in de ogen van Hem en de oren leent aan Zijn geboden en al Zijn inzettingen houdt, zo
zal Ik alle ziekte welke Ik op de Egyptenaren heb gelegd, niet op u leggen, omdat Ik Jehovah
uw Heelmeester ben’, (Exodus 15:26); Jehovah de Jehovah staat voor de Behoeder voor de
boze dingen, want deze worden met de ziekten over de Egyptenaren aangeduid; dat de ziekten
over de Egyptenaren de boze en de valse dingen betekenen, afkomstig uit de redeneringen uit
de wetenschappelijke dingen en de begoochelingen ten aanzien van de verborgenheden van
het geloof, zal vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer worden getoond waar
daarover wordt gehandeld.
Dat geestelijke dingen worden aangeduid, blijkt hieruit dat er wordt gezegd, indien zij de stem
Gods zouden horen, het goede zouden doen en de oren zouden lenen aan de geboden en de
inzettingen zouden bewaren, dat die ziekten dan niet over hen zouden zijn.
In dezelfde zin noemde de Heer Zich ook Heelmeester bij Lukas: ‘Die gezond zijn hebben de
heelmeester niet van node, maar die kwalijk gesteld zijn; Ik ben niet gekomen om te roepen
gerechten, maar zondaren tot bekering’, (Lukas 5:31,32); hier staat de heelmeester eveneens
voor de behoeder voor de boze dingen, want onder de gezonde mensen worden de gerechten
verstaan en onder de kwalijk gestelden de zondaars.
Bij Jeremia: ‘Is er geen balsem in Gilead, is er geen heelmeester daar; waarom immers klimt
de gezondheid der dichter Mijns volks niet op’, (Jeremia 8:22); heelmeester voor het
behoeden voor de valse dingen in de Kerk; de gezondheid van de dochter van Mijn volk is
immers het ware van de leer daar.
Dat van de genezingen, de verplegingen, de heelmiddelen en de medicijnen niet in de
natuurlijke zin, maar in de geestelijke zin in het Woord wordt gesproken, blijkt bij Jeremia:
‘Waarom hebt Gij ons geslagen, zodat er geen heelmiddel voor ons is; men wacht naar vrede,
maar het goede is niet; een tijd van genezing, maar ziet, verschrikking’, (Jeremia 8:15; 4:19).
Bij dezelfde: ‘Ik zal voor haar de gezondheid en de verpleging doen opklimmen en zal
henlieden genezen en Ik zal voor hen onthullen de kroon des vredes en der waarheid’,
(Jeremia 33:6).
Bij dezelfde: ‘Geen die uw gericht tot gezondheid, gij hebt geen medicijnen tot herstel’,
(Jeremia 30:13).
Bij dezelfde: ‘Klim op tot Gilead en neem balsem, gij maagd dochter van Egypte; tevergeefs
vermenigvuldigt gij de medicijnen; er is geen genezing voor u’, (Jeremia 46:11).
Bij Ezechiël: ‘Aan de rivier klimt op over haar oever van deze en van gene zijde elke boom
der spijze, welks blad niet afvalt en de vrucht ervan wordt niet verteerd; in zijn maanden
wordt hij wedergeboren, omdat haar wateren vanuit het heiligdom zijn uitgaande; deswege is
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2685
zijn vrucht tot spijze en zijn blad tot medicijn’, (Ezechiël 47:12); daar wordt bij de profeet
gehandeld over het nieuwe huis Gods of over de nieuwe Tempel, waarmee de nieuwe Kerk
wordt aangeduid en in de innerlijke zin het geestelijk rijk van de Heer; en daarom betekent de
rivier, waar op de oever ervan elke boom der spijze opklimt, de dingen die van het inzicht en
van de wijsheid zijn, nrs 108, 109, 2702, 3051; de bomen de doorvattingen en de
verbindingen van het goede en het ware, nrs. 103, 2163, 2682, 2722, 2972, 4552; de spijs de
goede en de ware dingen zelf, nrs. 680, 4459, 5147, 5293, 5576, 5915; de wateren, uitgaande
vanuit het heiligdom, de ware dingen die het inzicht geven, nrs. 2702, 3058, 3424, 4976,
5668; het heiligdom, de hemelse liefde, in de hoogste zin het Goddelijk Menselijke van de
Heer, uit Wie die liefde is; de vruchten die tot spijs zijn, betekenen de goede dingen van de
liefde, nrs. 913, 983, 2846, 2847, 3146; het blad dat tot medicijn is. betekent het ware van het
geloof, nr. 885; daaruit blijkt wat medicijn is, namelijk dat het datgene is wat behoedt voor de
valse en boze dingen; wanneer immers het ware van het geloof tot het goede van het leven
leidt, dan behoedt het, omdat het afleidt van het boze.
6503. Om zijn vader te balsemen; dat dit betekent opdat het niet door enige besmetting zou
worden aangestoken, staat vast uit de betekenis van balsemen, namelijk het middel om te
beschermen tegen besmetting; en uit de uitbeelding van Israël, namelijk het goede dat van de
geestelijke Kerk is, nr. 6499; daaruit blijkt dat met om zijn vader te balsemen, het middel
wordt aangeduid om te behoeden dat niet het goede dat van de geestelijke Kerk is, door enige
besmetting wordt aangestoken.
Dat balsemen het middel betekent om voor besmetting te behoeden, komt omdat de
balsemingen plaatsvonden om de lichamen voor verrotting te behoeden,
Over het middel ter bescherming van het geestelijk goede voor besmetting, wordt hierna
gehandeld.
6504. En de heelmeesters balsemden Israël; dat dit de uitwerking betekent om het goede dat
vanuit het ware is, te behoeden, staat vast uit de betekenis van balsemen, namelijk het middel
om tegen besmetting te beschermen, nr. 6503; hier de uitwerking ervan, omdat er wordt
gezegd zij balsemden; uit de betekenis van de heelmeesters, namelijk het behoeden voor de
boze dingen, nr. 6502; en uit de uitbeelding van Israël, namelijk het geestelijk goede, wat
hetzelfde is als het goede dat vanuit het ware is, waarover nr. 6499.
6505. En veertig dagen werden aan hem vervuld; dat dit de staten van de voorbereiding door
verzoekingen betekent, staat vast uit het getal veertig, namelijk verzoekingen, waarover de
nrs. 730, 862, 2272, 2273; en uit de betekenis van de dagen, te weten de staten, waarover de
nrs. 23, 487, 488, 493, 893, 2788, 3462, 3785, 4850; dat het de staten van de voorbereiding
zijn, wordt daarmee aangeduid, dat aan hem de dagen werden vervuld, want met de vervulling
van die dagen vond de voorbereiding plaats om het lichaam tegen verrotting te beschermen, in
geestelijke zin om de zielen te behoeden voor de besmetting van het boze.
Dat met de verzoekingen de boze en de valse dingen worden verwijderd en dat de mens
daardoor wordt voorbereid om de ware en de goede dingen op te nemen, zie de nrs. 868,
1692, 1717, 2272, 3318, 4341, 4572, 5036, 5356, 6144.
6506. Omdat aldus worden vervuld de dagen der gebalsemden; dat dit betekent dat zij de
staten van het behoeden zijn, staat vast uit de betekenis van de dagen, namelijk de staten, nr.
6505; en uit de betekenis van gebalsemd worden, namelijk het middel ter bescherming,
waarover ook in nr. 6503.
6507. En de Egyptenaren beweenden hem; dat dit de bedroefdheid van de wetenschappelijke
dingen van de Kerk betekent, staat vast uit de betekenis van wenen, namelijk het toppunt van
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2686
treurnis en een uitbeelding van innerlijke rouw, nrs. 3801, 4786; en uit de uitbeelding van de
Egyptenaren, namelijk de wetenschappelijke dingen van de Kerk, nrs. 4749, 4964, 4966.
De bedroefdheid van de wetenschappelijke dingen van de Kerk, die met de Egyptenaren
beweenden Israël wordt aangeduid, betekent niet de treurnis om zijn dood; deze zin immers is
de zin van de letter; maar de treurnis betekent hier de droefheid vanwege de oorzaak dat het
goede van de Kerk, dat door Israël wordt uitgebeeld, de wetenschappelijke dingen heeft
verlaten, die de uiterlijke dingen van de Kerk zijn, toen het daaruit opklom tot het innerlijke
van de Kerk, namelijk het goede van het ware, want dan beschouwt het de wetenschappelijke
dingen niet bij zich, zoals tevoren, maar beneden zich; want wanneer het ware van de
geestelijke Kerk het goede wordt, dan vindt er een omkering plaats; en dan beschouwt het niet
langer de ware dingen vanuit de ware dingen, maar de ware dingen vanuit het goede; en over
deze omkering is eerder enige malen gehandeld; vandaar de treurnis en eveneens daarvandaan
dat dan een andere orde onder de wetenschappelijke dingen aanvangt, wat ook niet zonder
smart gebeurt.
6508. Zeventig dagen; dat dit de volle staat betekent, staat vast uit de betekenis van zeventig;
dit getal sluit immers iets eenders in als zeven en zeven betekent een volledige periode van
begin tot einde, dus een volle staat, nrs. 728, 2044, 3845; dat de getallen in het Woord dingen
betekenen, zie de nrs. 1963, 1988, 2075, 2252, 3252, 4264, 4495, 4670, 5265, 6175; en dat de
vermenigvuldigde getallen iets eenders betekenen als de enkelvoudige waaruit zij zijn
samengesteld, nrs. 5291, 5335, 5708; zo betekent dus zeventig iets eenders als zeven.
Dat zeventig een volledige periode is, dus een volle staat, blijkt eveneens uit deze plaatsen; bij
Jesaja: ‘Het zal geschieden te dien dage, dat Tyrus aan de vergetelheid zal overgeleverd
worden zeventig jaren, naar de dagen van één koning; aan het einde der zeventig jaren zal
voor Tyrus het gezang der loonhoer zijn; want het zal geschieden aan het einde der zeventig
jaren, Jehovah zal Tyrus bezoeken’, (Jesaja 23:15,17); Tyrus staat voor de erkentenissen van
het goede en het ware die van de Kerk zijn, nr. 1201, die aan de vergetelheid zullen worden
prijsgegeven; zeventig jaren voor een volledige periode van begin tot einde; naar de dagen
van één koning, staat voor de staat van het ware binnen de Kerk; dagen immers zijn staten, nr.
6505 en de koning is het ware, nrs. 1672, 2015, 2069, 3009, 5044, 5068, 6148; eenieder die
het overweegt, kan zien dat hier onder Tyrus niet Tyrus wordt verstaan en dat zonder de
innerlijke zin niet kan worden begrepen wat het is dat Tyrus zeventig jaren aan de
vergetelheid zal worden overgeleverd en wat het zeggen wil dat dit is naar de dagen van één
koning en wat het overige betekent.
Bij Jeremia: ‘Het ganse land zal zijn tot verlating, tot verwoesting; en deze natiën zullen de
koning van Babel dienen zeventig jaren en het zal geschieden, wanneer de zeventig jaren
vervuld zijn, Ik zal bezoeken over de koning van Babel en over deze natie hun
ongerechtigheid’, (Jeremia 25:11,12; 29:10); zeventig jaren voor de volle staat van verlating
en verwoesting; dat betekende de gevangenschap van zeventig jaren van het Joodse volk.
Bij Daniël: ’Zeventig weken zijn besloten over uw volk en over uw stad der heiligheid, om de
overtreding te voleindigen en om de zonden te verzegelen en om de ongerechtigheid te
verzoenen en om de gerechtigheid der eeuwen aan te brengen en om te verzegelen het gezicht
en de profeet en om te zalven het Heilige der heiligen’, (Daniël 9:24); zeventig klaarblijkend
voor de volle staat, en dus voor de volledige periode voordat de Heer zou komen; vandaar
wordt van Hem gezegd dat Hij kwam in de volheid des tijds; dat de zeventig weken de volle
staat zijn, blijkt uit de afzonderlijke dingen in dat vers, namelijk dat er zoveel dingen besloten
zijn om de overtreding te voleindigen en verder om de ongerechtigheid te verzoenen en om de
gerechtigheid der eeuwen aan te brengen, om het gezicht en de profeet te verzegelen, om het
Heilige der heiligen te zalven; deze afzonderlijke dingen sluiten de volheid in; evenzo de
daarop volgende dingen daar: ‘Weet dan en doorvat: van de uitgang des Woords tot aan het
herstel en de bouw van Jeruzalem, tot aan de Messias, de Vorst, zeven weken’, (vers 25); daar
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2687
staat zeven voor de volle staat; dat zeven evenzeer als zeventig een volle staat betekent, zie
hiervoor; Jeruzalem staat hier klaarblijkend voor de nieuwe Kerk, want Jeruzalem werd toen
niet gebouwd, maar vernietigd.
6509. vers 4-6. En de dagen zijns bewenens gingen voorbij; en Jozef sprak tot het huis van
Farao, al zeggende: Indien ik, ik bid u, genade heb gevonden in uw ogen, spreekt, ik bid u, in
de oren van Farao, al zeggende:
Mijn vader heeft mij bezworen, al zeggende: Zie, ik sterf; in mijn graf hetwelk ik mij in het
land Kanaän heb gegraven, daar zult gij mij begraven; en nu, laat mij opklimmen, ik bid u en
mijn vader begraven en ik zal wederkeren.
En Farao zei: Klim op en begraaf uw vader, gelijk als hij u heeft bezworen.
En de dagen zijns bewenens gingen voorbij, betekent dat de staten van droefenis voltrokken
waren; en Jozef sprak tot het huis van Farao, betekent de invloeiing van het innerlijke in het
natuurlijk gemoed; al zeggende: Indien ik, ik bid u, genade heb gevonden in uw ogen,
betekent opdat het goed zal worden opgenomen; spreekt, ik bid u, in de oren van Farao, al
zeggende, betekent de dringende bede dat het zal toestemmen; mijn vader heeft mij bezworen,
betekent dat de Kerk hem ter harte gaat; al zeggende: Zie, ik sterf, betekent dat zij ophield te
zijn; in mijn graf hetwelk ik mij in het land Kanaän heb gegraven, daar zult gij mij begraven,
betekent dat zij moet worden wederopgewekt waar zij tevoren is geweest; en nu, laat mij
opklimmen, ik bid u, en mijn vader begraven, betekent de wederopwekking van de Kerk daar
uit het innerlijke; en ik zal wederkeren, betekent de aanwezigheid in het natuurlijk gemoed; en
Farao zei: Klim op en begraaf uw vader, betekent de beaming dat de Kerk wederopgewekt
moge worden; gelijk als hij u heeft bezworen, betekent omdat zij hem ter harte gaat.
6510. En de dagen zijns bewenens gingen voorbij; dat dit betekent dat de staten van droefenis
voltrokken waren, staat vast uit de betekenis van zij gingen voorbij, namelijk dat wat
voltrokken was; uit de betekenis van de dagen des bewenens, namelijk de staten van de
droefenis, nr. 6500; dat de dagen staten zijn, nr. 6505.
6511. En Jozef sprak tot het huis van Farao; dat dit de invloeiing van het innerlijke in het
natuurlijk gemoed betekent, staat vast uit de betekenis van spreken, namelijk de invloeiing,
waarover de nrs. 2951, 5481, 5743, 5797; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke,
nr. 6499; uit de betekenis van het huis, te weten het gemoed, nrs. 4973, 5023; en uit de
uitbeelding van Farao, namelijk het natuurlijke, nrs. 5160, 5799, 6015; daaruit blijkt dat met
Jozef sprak tot het huis van Farao de invloeiing van het innerlijke in het natuurlijk gemoed
wordt aangeduid.
6512. Al zeggende: Indien ik, ik bid u, genade heb gevonden in uw ogen; dat dit betekent
opdat het goede zal worden opgenomen, staat vast uit de betekenis van genade in de ogen
vinden, dit is een formule van inboezeming, dus opdat het goede zal worden opgenomen, zie
de nrs. 4975, 6178.
6513. Spreekt, ik bid u, in de oren van Farao, al zeggende; dat dit de dringende bede is dat het
zal toestemmen, staat vast uit de betekenis van spreekt, ik bid u, namelijk het dringende
verzoek; en uit de betekenis van de oren, namelijk de gehoorzaamheid, nrs. 2542, 3869, 4551,
4652-4660; hier de toestemming, omdat het tot de koning is gericht; de gehoorzaamheid is
ook een toestemming, maar gehoorzaamheid wordt gezegd wanneer van geringere zaken
sprake is, maar toestemming, wanneer van hoger zaken sprake is.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2688
6514. Mijn vader heeft mij bezworen; dat dit betekent dat hem de Kerk ter harte gaat, staat
vast uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader is, namelijk de geestelijke Kerk, nrs. 4286,
6426; uit de betekenis van bezweren, namelijk innerlijk verplicht zijn, hier ter harte gaan,
want wie innerlijk en zo door het geweten verplicht is, die doet het omdat het hem ter harte
gaat; vandaar wordt dit hier met bezweren aangeduid.
6515. Al zeggende: Zie, ik sterf; dat dit betekent dat zij ophield te zijn, namelijk de Kerk,
staat vast uit de betekenis van sterven, namelijk niet langer zijn, nr. 494; en dat het de laatste
tijd van de Kerk is, wanneer zij de geest geeft, nrs. 2908, 2917, 2923.
6516. In mijn graf hetwelk ik mij in het land Kanaän heb gegraven, daar zult gij mij begraven;
dat dit betekent, dat zij, namelijk de Kerk, moet worden wederopgewekt waar zij tevoren was
geweest, staat vast uit de betekenis van het graf en van begraven, namelijk de
wederopwekking, nr. 5551; en uit de betekenis van het land Kanaän, namelijk het rijk van de
Heer en de Kerk, waarover de nrs. 1413, 1437, 1607, 1866, 3038, 3481, 3705, 4240, 4447.
De oorzaak dat Jakob in het land Kanaän, waar Abraham en Izaäk begraven waren en niet
elders begraven wilde worden, was deze, dat zijn nakomelingen het zouden bezitten en dat hij
zo onder de zijnen zou liggen; maar in de innerlijke zin wordt niet dit maar iets anders
aangeduid, namelijk de wederverwekking en de wederopstanding, omdat daar de Kerk is;
want met de begrafenis wordt in de innerlijke zin de wederverwekking en de wederopstanding
aangeduid, nrs. 2916, 2917, 4621, 5551; en met het land Kanaän de Kerk, zoals blijkt uit de
hiervoor aangehaalde plaatsen; en met Abraham, Izaäk en Jakob, wordt de Heer aangeduid ten
aanzien van het Goddelijke Zelf en het Goddelijk Menselijke en in de betrekkelijke zin het
rijk van de Heer ten aanzien van het innerlijke en uiterlijk ervan, nrs. 1965, 1989, 2011, 3245,
3305, 4615, 6098, 6185, 6276; dit nu wordt in de innerlijke zin met de begrafenis van hen
daar aangeduid; vandaar is bij de Joden die aan de wederopstanding geloven, nog de mening
gebleven dat zij, hoewel elders te zijn begraven, toch daar zullen wederopstaan.
Dat er wordt gezegd dat de Kerk moet weder worden opgewekt waar zij tevoren was geweest,
komt omdat de Kerk van de Heer vanaf de oudste tijden daar was geweest, zie de nrs. 3686,
4447, 4454, 4516, 4517, 5136; vandaar eveneens kwam het dat het Abraham werd bevolen
daarheen te gaan en verder ook dat de nakomelingen van Jakob daar werden binnengeleid en
dit niet met als oorzaak dat het land heiliger was dan de overige, maar omdat vanaf de oudste
tijden alle plaatsen daar, zowel de buitengebieden als de steden en eveneens de bergen en de
rivieren, uitbeeldend waren voor zulke dingen die van het rijk van de Heer zijn en de namen
zelf die daaraan waren gegeven, zulke dingen behelsden; want iedere naam die aan de ene of
andere plaats en eveneens aan een persoon vanuit de hemel wordt gegeven, dan wordt hij daar
doorvat; en het was de Oudste Kerk, die hemels was en verbinding met de hemel had, die
daaraan de namen had gegeven.
De oorzaak dus dat daar opnieuw de Kerk kwam, was deze dat een Woord zou worden
gegeven waarin alle en de afzonderlijke dingen uitbeeldend en aanduidend zouden zijn voor
de geestelijke en hemelse dingen en dat zo het Woord in de hemel evenzeer zou worden
verstaan als op aarde; wat geenszins had kunnen gebeuren indien niet de namen van de
plaatsen en van de personen ook hadden aangeduid; vandaar komt het dat de nakomelingen
van Jakob daar werden binnengeleid en vandaar profeten daar werden opgewekt door wie het
Woord werd geschreven en eveneens daarom dat bij de nakomelingen van Jakob het
uitbeeldende van een Kerk werd ingesteld; daaruit blijkt waarom er is gezegd dat de Kerk
moet worden opgewekt waar zij tevoren was geweest.
Dat de namen die in het Woord zijn, dingen betekenen, zie de nrs. 1224, 1264, 1876, 1888,
4442, 5225, behalve in zeer vele andere plaatsen waar het is ontvouwd wat zij betekenen;
maar dat de namen die in het Woord zijn, in de hemel worden doorvat naar wat zij betekenen
en dit zonder onderricht, is een verborgenheid die nog niemand weet; en daarom moet het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2689
worden gezegd: wanneer het Woord wordt gelezen, dan vloeit de Heer in en leert; er zijn, wat
wonderbaarlijk is, eveneens in de geestelijke wereld geschriften, die ik enige malen heb
gezien en die ik heb kunnen lezen, maar niet verstaan; zij worden echter door de goede
geesten en de engelen helder verstaan, omdat zij samenstemmen met hun universele taal; en
het werd te weten gegeven dat de afzonderlijke woorden daar tot de afzonderlijke lettergrepen
toe zulke dingen behelzen die van die wereld zijn, dus geestelijke dingen en dat zij daar
worden doorvat vanuit de ademhaling en vanuit de aandoening die uit het uitspreken ervan
voortspruit, dus vanuit de meer zachte of scherpe klank; maar dit zal misschien nauwelijks
iemand geloven.
Dit is onthuld opdat men kan weten dat de namen in het Woord, omdat zij in de hemel zijn
ingeschreven, daar terstond worden doorvat naar wat zij betekenen.
6517. En nu, laat mij opklimmen en mijn vader begraven; dat dit de wederopwekking van de
Kerk daar uit het innerlijke betekent, staat vast uit de betekenis van begraven worden,
namelijk wederopwekken, waarover nr. 6516; uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader
is, te weten de Kerk, nr. 6514; en uit de uitbeelding van Jozef, die dit van zich zegt, namelijk
het innerlijke, nr. 6499.
6518. En ik zal wederkeren; dat dit de aanwezigheid in het natuurlijk gemoed betekent, staat
vast uit de betekenis van wederkeren, namelijk de aanwezigheid, want in de innerlijke zin
betekenen vertrekken en gaan, leven, nrs. 3335, 4882, 5493, 5605; vandaar is teruggaan of
wederkeren de aanwezigheid van het leven daar vanwaar men vertrokken was, want het
gemoed is daar nog steeds aanwezig; dat het de aanwezigheid in het natuurlijk gemoed is,
komt omdat met het land van Egypte, waarnaar hij zou wederkeren, het natuurlijk gemoed
wordt aangeduid, nrs. 5276, 5278, 5280, 5288, 5301.
6519. En Farao zei: Klim op en begraaf uw vader; dat dit de beaming betekent dat de Kerk
wederopgewekt zal worden, staat vast uit de dingen die eerder in nr. 6517 zijn gezegd, waar
eendere woorden staan; dat het de beaming is, is duidelijk.
6520. Gelijk als hij u heeft bezworen; dat dit betekent omdat dit hem ter harte gaat, staat vast
uit de betekenis van bezweren, te weten ter harte gaan, nr. 6514.
6521. vers 7-9. En Jozef klom op om zijn vader te begraven; en met hem klommen op alle
knechten van Farao, de ouderen van zijn huis en al de ouderen des lands van Egypte.
En het ganse huis van Jozef en zijn broeders en het huis zijns vaders; alleen hun kleine
kinderen en hun kudden van kleinvee en hun kudden van grootvee, lieten zij achter in het land
Gosen.
En er klom op met hem ook de wagen, ook ruiters en het heir was zeer zwaar.
En Jozef klom op om zijn vader te begraven, betekent het innerlijke tot de instauratie van de
Kerk; en met hem klommen op alle knechten van Farao, betekent dat het de
wetenschappelijke dingen van het natuurlijke aan zich aanbond; de ouderen van zijn huis,
betekent die welke zouden samenstemmen met het goede; en al de ouderen des lands van
Egypte, betekent die welke zouden samenstemmen met het ware; en het ganse huis van Jozef,
betekent de hemelse dingen van het geestelijke; en zijn broeders, betekent de ware dingen
daaruit; en het huis zijn vaders, betekent het geestelijk goede; alleen hun kleine kinderen,
betekent de onschuld; en hun kudden, van kleinvee, betekent de naastenliefde; en hun kudden
van grootvee, betekent de uitoefeningen van de naastenliefde; lieten zij achter in het land
Gosen, betekent dat die dingen waren in het binnenste van de wetenschappelijke dingen van
de Kerk; en er klom op met hem ook de wagen, betekent de leerstellige dingen; ook ruiters,
betekent de verstandelijke dingen; en het leger was zeer groot, betekent de ware en de goede
dingen verbonden.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2690
6522. En Jozef klom op om zijn vader te begraven; dat dit het innerlijke tot de instauratie van
de Kerk betekent, staat vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 6499; uit
de betekenis van begraven worden, namelijk de wederopwekking, nr. 6516; dus de instauratie,
omdat ervan wordt gesproken met betrekking tot de Kerk; en uit de uitbeelding van Israël, die
hier de vader is, te weten de Kerk, waarover de nrs. 4286, 6426.
6523. En met hem klommen op alle knechten van Farao; dat dit betekent dat het de
wetenschappelijke dingen van het natuurlijke aan zich aanbond, staat vast uit de betekenis van
met hem opklimmen, namelijk aan zich aanbinden; want omdat het op bevel gebeurde dat zij
opklommen, bind hij ze aan zich aan; en uit de betekenis van de knechten van Farao, namelijk
de wetenschappelijke dingen van het natuurlijke; met Farao immers wordt het natuurlijke in
het algemeen uitgebeeld, nrs. 5160, 5799, 6015; en omdat in het natuurlijke de
wetenschappelijke dingen zijn, zijn het deze die met zijn knechten worden aangeduid, zoals
eveneens met de Egyptenaren, nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966, 6004, 5700,
5702.
6524. De ouderen van zijn huis; dat dit betekent die welke zouden samenstemmen met het
goede, staat vast uit de betekenis van de ouderen, namelijk de voornaamste dingen van de
wijsheid, dus die overeenstemmen met het goede, waarover hierna; en uit de betekenis van het
huis, namelijk het goede, waarover de nrs. 2559, 3652, 3720, 4982.
Dat de ouderen de voornaamste dingen van de wijsheid zijn, komt omdat de Ouden in het
Woord de wijzen betekenen en in de zin die los staat van de persoon, de wijsheid; aangezien
de twaalf stammen van Israël alle ware en goede dingen in samenvatting betekenden, waren
over hen vorsten en eveneens ouderen gesteld en met de vorsten werden de primaire ware
dingen aangeduid, die van het inzicht zijn en met de ouderen de voornaamste dingen van de
wijsheid, dus die van het goede zijn; dat de vorsten de primaire ware dingen betekenen, die
van het inzicht zijn, nrs. 1482, 2089, 5044; dat echter de ouderen de voornaamste dingen van
de wijsheid betekenden en de Ouden de wijsheid, blijkt uit deze plaatsen, bij David: ‘Zij
zullen Jehovah verheffen in de vergadering des volks en in de zitting der ouden zullen zij Hem
loven’, (Psalm 107:32); de vergadering des volks staat voor hen die in de ware dingen zijn die
van het inzicht zijn, want van vergadering wordt gesproken met betrekking tot de ware
dingen, nrs. 1259, 1260, 2928, 3295, 3581; de zitting der ouden staat voor hen die in het
goede zijn, dat van de wijsheid is; de wijsheid immers is van het leven en dus van het goede;
het inzicht echter is van de erkentenissen, dus van het ware, nr. 1555.
Bij dezelfde: ‘Meer dan de ouden ben ik wijs, omdat ik Uw bevelen heb bewaard’, (Psalm
119:100); de ouden staan klaarblijkend voor de wijze.
Evenzo bij Job: ‘In de ouden is de wijsheid, in de lengte der dagen het inzicht’, (Job 12:12).
Bij Mozes: ‘Voor het grijze haar zult gij opstaan en eren zult gij de aangezichten des ouden’,
(Leviticus 19:32); dit was bevolen omdat de ouden de wijsheid uitbeeldden.
Bij Johannes: ‘Op de tronen zag ik de vierentwintig ouderen zittende, bekleed met witte
bekleedselen, die op hun hoofden gouden kronen hadden’, (Openbaring 4:4); de ouderen staan
voor de dingen die van de wijsheid zijn, dus die van het goede zijn; dat de ouderen die dingen
zijn, blijkt uit de beschrijving, namelijk dat zij op tronen zaten, bekleed waren met witte
bekleedselen en gouden kronen op de hoofden hadden; de tronen immers zijn de ware dingen
van het inzicht vanuit het goede dat van de wijsheid is, nr. 5313; de witte bekleedselen
eender; dat de bekleedselen de ware dingen zijn, nrs. 1073, 4545, 4763, 5248, 5954; en dat
van het witte wordt gesproken met betrekking tot het ware, nrs. 3301, 5319; de gouden kronen
op de hoofden zijn de goede dingen van de wijsheid; het goud immers is het goede van de
liefde, nrs. 113, 1551, 1552, 5658; en het hoofd is het hemelse, waar de wijsheid is, nrs. 4938,
4939, 5328, 6436; wijzen worden diegenen genoemd die in de derde of binnenste hemel zijn,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2691
inzichtsvollen echter zij die in de middelste of tweede hemel zijn, dus degenen die de Heer
niet zo dicht nabij zijn.
Bij dezelfde: ‘Alle engelen stonden rondom de troon en de ouderen en de vier dieren’,
(Openbaring 7:11); de ouderen ook voor de dingen die van de wijsheid zijn.
Ook in deze volgende plaatsen; bij Jesaja: ‘De knaap zal zich verheffen tegen de oude en de
verachte tegen de geëerde’, (Jesaja 3:5).
Bij dezelfde: ‘Jehovah Zebaoth zal regeren in de berg Zions en in Jeruzalem en voor haar
ouderen zal heerlijkheid zijn’, (Jesaja 24:23).
Bij Jeremia: ‘Mijn priesters en mijn ouderen hebben in de stad de geest gegeven, omdat zij
spijze voor zich hebben gezocht om daarmee hun ziel te verkwikken’, (Klaagliederen 1:19).
Bij dezelfde: ‘Haar koning en haar vorsten onder de natiën; geen wet; zij zitten op de aarde,
zij zwijgen stil, de ouderen der dochter Zions’, (Klaagliederen 2:9,10).
Bij dezelfde: ‘Zij hebben de vrouwen in Zion verkracht, de maagden in de steden van
Jehudah, de vorsten zijn door hun hand opgehangen, de aangezichten der ouden zijn niet
geëerd geweest, de ouderen hielden op aan de poort’, (Klaagliederen 5:11,12,14).
Bij Ezechiël: ‘Ellende zal op ellende komen en er zal gerucht op gerucht zijn; derhalve zullen
zij van de profeet het gezicht zoeken, maar de wet is vergaan van de priester en de raad van
de ouderen; de koning zal rouwen en de vorst zal met verbijstering bekleed zijn’, (Ezechiël
7:26,27).
Bij Zacharia: ‘Nog zullen er oude mannen en vrouwen wonen in de straten van Jeruzalem en
de man in wiens hand zijn staf is vanwege de veelheid der dagen’, (Zacharia 8:3,4).
Opdat de ouderen de dingen zouden uitbeelden die van de wijsheid zijn, werd er van de geest
van Mozes genomen en aan hen gegeven, waardoor zij profeteerden, (Numeri 11:16).
De ouderen staan in de tegenovergestelde zin voor de dingen die strijdig zijn met de wijsheid,
(Ezechiël 8:11,12).
6525. En alle ouderen des lands van Egypte; dat dit betekent die zouden samenstemmen met
het ware, staat vast uit de betekenis van de ouderen, namelijk de voornaamste dingen van de
wijsheid, dus samenstemmend met het goede, nr. 6524; hier samenstemmend met het ware,
want de dingen die samenstemmen met het goede stemmen ook samen met het ware; en uit de
betekenis van het land van Egypte, namelijk het natuurlijk gemoed, waar de
wetenschappelijke dingen zijn, nrs. 5276, 5278, 5280, 5288, 5301; dus eveneens waar de ware
dingen zijn, want de wetenschappelijke dingen zijn de ware dingen van het natuurlijk gemoed
en wanneer zij waar zijn, worden zij wetenschappelijke ware dingen genoemd.
6526. En het ganse huis van Jozef; dat dit de hemelse dingen van het geestelijke betekent,
staat vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van het geestelijke, nrs. 4286,
4592, 4963, 5307, 5331, 5332; vandaar zijn het huis van Jozef de hemelse dingen van het
geestelijke.
6527. En zijn broeders; dat dit de ware dingen daaruit betekent, staat vast uit de betekenis van
de zonen van Israël, die hier de broers van Jozef zijn, namelijk de geestelijke ware dingen,
nrs. 5414, 5879, 5051, welke ware dingen ook zijn vanuit het Innerlijk Hemelse, dat Jozef is,
maar door het geestelijk goede, dat Israël is.
6528. En het huis zijns vaders; dat dit het geestelijk goede betekent, staat vast uit de
uitbeelding van Israël, die hier de vader is, namelijk het geestelijk goede, waarover de nrs.
3654, 4598, 5801, 5803, 5806, 5812, 5817, 5819, 5826, 5833; vandaar zijn het huis van hem
in een samenvatting al de dingen die van dat goede zijn.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2692
6529. Alleen hun kleine kinderen; dat dit de onschuld betekent, staat vast uit de betekenis van
de kleine kinderen, namelijk de onschuld, nrs. 430, 3183, 5608.
6530. En hun kudden van kleinvee; dat dit de naastenliefde betekent, staat vast uit de
betekenis van de kudden van kleinvee, namelijk het innerlijk goede van de naastenliefde, nr.
5913, 6048.
6531. En hun kudden van grootvee; dat dit de uitoefeningen van de naastenliefde betekent,
staat vast uit de betekenis van de kudden van grootvee, namelijk de uiterlijke goede dingen
van de naastenliefde, nrs. 2566, 5913, 6048, dus de uitoefeningen ervan, want deze zijn de
uiterlijke goede dingen van de naastenliefde.
6532. Lieten zij achter in het land Gosen; dat dit betekent dat die dingen waren in het
binnenste van de wetenschappelijke dingen [van de Kerk], staat vast uit de betekenis van het
land Gosen, namelijk het middelste of het binnenste in het natuurlijke, waar de
wetenschappelijke dingen van de Kerk zijn, nrs. 5910, 6028, 6031, 6068, dat de innerlijke en
de uiterlijke goede dingen van de onschuld en van de naastenliefde in dat binnenste waren,
nrs. 6529-6531, wordt daarmee aangeduid dat zij de kleine kinderen, de kudden van kleinvee
en de kudden van grootvee in het land Gosen achterlieten, want de dingen die ergens worden
achtergelaten, zijn daar; dus wordt met ‘zij lieten achter’ hier in de innerlijke zin niet
aangeduid achterlaten, maar daar zijn, namelijk in het binnenste van de wetenschappelijke
dingen van de Kerk, te weten het land Gosen.
6533. En er klom op met hem ook de wagen; dat dit de leerstellige dingen betekent, staat vast
uit de betekenis van de wagen, namelijk de leerstellige dingen, nrs. 5321, 5945.
6534. Ook ruiters; dat dit de verstandelijke dingen betekent, staat vast uit de betekenis van de
ruiters, namelijk de dingen die van het verstand zijn, want met het paard wordt het
verstandelijke aangeduid, nrs. 2760-2762, 3217, 5321, 6125.
Dat de ruiters de dingen zijn die van het verstand zijn, kan verder vaststaan uit deze plaatsen;
bij Mozes: ‘Jehovah alleen leidde hem; Hij deed hem rijden op de hoogten der aarde’,
(Deuteronomium 32:12,13), waar gehandeld wordt over de Oude Kerk; doen rijden op de
hoogten der aarde, staat voor begiftigen met een hoger verstand.
Bij David: ‘In Uw eer stijg ik op en rijd op het woord der waarheid en der zachtmoedigheid
en der gerechtigheid en Uw rechterhand zal U wonderbaarlijke dingen leren’, (Psalm 45:5),
waar over de Heer wordt gehandeld; rijden op het woord der waarheid, voor in het verstand
zelf van het ware zijn.
Bij dezelfde: ‘Zingt Gode, looft Zijn naam, verheft Hem Die rijdt op de wolken, door Jah, Zijn
naam’, (Psalm 68:5); ook daar over de Heer; de wolken voor de letterlijke zin van het Woord,
zie voorrede tot hoofdstuk (Genesis 18) en de nrs. 4060, 4391, 5922, 6343; op de wolken
rijden, voor de innerlijke zin ervan, waar het ware in zijn inzicht en wijsheid is.
Bij Zacharia: ‘Te dien dage zal Ik alle paard met verbijstering slaan en zijn ruiter met woede
en over het huis van Jehudah zal Ik Mijn oog openen; echter zal Ik alle paard der volken met
blindheid slaan’, (Zacharia 12:4); het paard voor het verstandelijke en de ruiter voor het
verstand; wie ziet niet dat paard hier niet een paard is, noch ruiter een ruiter, maar dat iets
zodanigs wordt aangeduid dat geslagen kan worden met verbijstering en woede en ook met
blindheid; dat dit het verstand is, is duidelijk.
Dat met paarden en ruiters de verstandelijke dingen worden aangeduid en in de
tegenovergestelde zin redeneringen en de valse dingen daaruit, kan vaststaan bij Johannes:
‘Ik zag en ziet, een wit paard en die daarop zat had een boog; en hem is een kroon gegeven;
deze ging uit overwinnende.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2693
Toen ging uit een ander paard, rossig, en hem die daarop zat werd het gegeven de vrede weg
te nemen van de aarde en opdat zij elkaar over en weer zouden doden; deswege werd hem een
groot slagzwaard gegeven.
Ik zag en ziet, een zwart paard en die daarop zat had een weegschaal in de hand.
Ik zag dan, en ziet, een vaal paard en die daarop zat, diens naam was de dood’, (Openbaring
6:2,4-6,8); dat hier de paarden en de daarop zittenden zulke dingen betekenen die van het
verstand van het ware zijn en in de tegenovergestelde zin die welke van het valse zijn, blijkt
uit de afzonderlijke dingen; het witte paard en die daarop zat, staat voor het verstand van het
ware vanuit het Woord; dat Hij die op het witte paard zat, de Heer is ten aanzien van het
Woord, wordt openlijk met zoveel woorden gezegd in, (Openbaring 19:11,13,16); het rossige
paard en die daarop zat staat voor de redeneringen vanuit de begeerten van het boze, waarmee
de ware dingen vanuit het Woord geweld wordt aangedaan; het zwarte paard en die daarop
zat, staat voor het uitgeblust verstandelijke van het ware; en het vale paard en die daarop zat,
staat voor de verdoemenis vanwege dit laatste.
De paarden en de ruiters staan in de tegenovergestelde zin voor het verdraaide verstand en de
valse dingen daaruit, ook bij Ezechiël: ‘Ohola hoereerde onder Mij en zij beminde haar
geliefden, overheden en aanvoerders, jongelingen van verlangen allen, ruiters rijdende op
paarden.
Haar zuster Oholibah kreeg de zonen van Aschur lief, overheden en aanvoerders, nabij
zijnde, bekleed met volmaakt sieraad, ruiters rijdende op paarden, jongemannen van
verlangen allen’, (Ezechiël 23:5,6,12); Ohola staat voor de verdraaide geestelijke Kerk, te
weten Samaria; en Oholiba voor de verdraaide hemelse Kerk, te weten Jeruzalem; de
Israëlieten immers, die van Samaria waren, beeldden de geestelijke Kerk uit; de Joden echter,
die van Jeruzalem waren, beeldden de hemelse Kerk uit; de Assyriërs en de zonen van Aschur
staan voor de redenering tegen de ware dingen van het geloof, nr. 1186; ruiters rijdende op
paarden, staan voor het verdraaide verstand, vanwaar de valse dingen zijn.
Bij Habakuk: ‘Ik ben opwekkende de Chaldeeën, een bittere en onstuimige natie,
doortrekkende in de breedte der aarde, om habitakels te erven die niet de hare zijn, wier
paarden lichter zijn dan de luipaarden, scherper dan de avondwolven, zodat haar ruiters zich
uitspreiden, weswege haar ruiters van verre komen’, (Habakuk 1:6,8); de Chaldeeën staan
voor hen die in de valse dingen zijn, maar in de uiterlijke dingen in waarheden schijnen te
zijn, dus voor de ontwijding van het ware, Babel echter voor de ontwijding van het goede, nrs.
1182, 1368; doortrekken in de breedte der aarde, staat voor de ware dingen vernietigen; dat de
breedte der aarde het ware is, zie de nrs. 3433, 3434, 4482; daaruit blijkt dat de ruiters die
zich uitspreiden en van verre aankomen, de dingen zijn die van het verdraaide verstand zijn,
dus de valse dingen.
6535. En het heir was zeer zwaar; dat dit betekent de ware en de goede dingen verbonden,
staat vast uit de betekenis van het heir, namelijk de ware en de goede dingen, nr. 3448; en
omdat hier de ware en de goede dingen die zowel worden aangeduid met de ouderen van het
huis van Farao en de ouderen van het land van Egypte, als die welke worden aangeduid met
het huis van Jozef en met zijn broers, alsmede met het huis van hun vader, tezamen waren,
worden daarom met het leger was zeer zwaar, hier de verbonden ware en goede dingen
aangeduid.
6536. vers 10,11. En zij kwamen tot de dorsvloer van Atad, welke in de overgang van de
Jordaan is en zij rouwklaagden daar een grote en zeer zware rouwklage en hij maakte zijn
vader een rouw zeven dagen.
En de inwoner van het land, de Kanaäniet, zag de rouw in de dorsvloer van Atad en zij
zeiden: Dit is een zware rouw voor de Egyptenaren; deswege noemde men de naam ervan
Abel Mizraïm, welke is in de overgang van de Jordaan.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2694
En zij kwamen tot de dorsvloer van Atad, betekent de eerste staat; die in de overgang van de
Jordaan is, betekent die de staat van inwijding in de erkentenissen van het goede en het ware
is; en zij rouwklaagden daar een grote en zeer zware rouwklage, betekent de smart; en hij
maakte zijn vader een rouw zeven dagen, betekent het einde van de smart; en de inwoner van
het land, de Kanaäniet, zag de zware rouw in de dorsvloer van Atad, betekent het opmerken
van de smart door het goede van de Kerk; en zij zeiden: Dit is een zware rouw voor de
Egyptenaren, betekent dat er smart voor de wetenschappelijke dingen is voordat zij worden
ingewijd in de ware dingen van de Kerk; daarom noemde men de naam ervan Abel Mizraïm,
dit betekent het hoedanige van de smart.
6537. En zij kwamen tot de dorsvloer van Atad; dat dit de eerste staat betekent, staat vast uit
de betekenis van de dorsvloer, namelijk waar het goede van het ware is, want in de dorsvloer
is het koren en met het koren wordt het goede aangeduid dat vanuit het ware is, nrs. 5295,
5410; en eveneens het ware van het goede, nr. 5959; en uit de betekenis van Atad, namelijk
het hoedanige van die staat, zoals met de namen van plaatsen elders; dat met de dorsvloer van
Atad de staat wordt aangeduid, namelijk tot het goede en ware van de Kerk, komt omdat die
was in de overgang van de Jordaan en daarmee wordt de inwijding tot de erkentenissen van
het goede en het ware aangeduid, waarover in wat volgt; de Jordaan was immers de eerste
grens tot het land Kanaän en omdat met het land Kanaän de Kerk wordt aangeduid, worden zo
dus met de Jordaan de dingen aangeduid die de eerste van de Kerk zijn of waardoor de ingang
tot de Kerk open ligt; vandaar komt het dat met de dorsvloer van Atad de eerste staat wordt
aangeduid; en omdat de eerste staat werd aangeduid, vond de rouw aan de dorsvloer plaats,
aangezien die was aan deze zijde van de Jordaan en daar het land Kanaän in het zicht had,
waarmee de Kerk wordt aangeduid.
Dat de dorsvloer betekent waar het goede van het ware en het ware van het goede is, dus waar
de dingen zijn die van de Kerk zijn, staat vast bij Joël: ‘Zonen van Zion, verheugt u en
verblijdt u in Jehovah, uw God; de dorsvloeren zijn vol koren en de perskuipen lopen over
van most en olie’, (Joël 2:23,24); de zonen van Zion staan voor de ware dingen vanuit het
goede; de dorsvloeren zijn vol koren, staat daarvoor dat er overvloed is van ware en goede
dingen.
Bij Hosea: ‘Verblijd u niet, o Israël, omdat gij gehoereerd hebt onder uw God, gij hebt het
hoerenloon bemind op alle dorsvloeren des korens; de dorsvloer en de perskuip zal hen niet
weiden en de most zal haar teleurstellen, (Hosea 9:1,2); hoereren en het hoerenloon beminnen
staat voor de ware dingen vervalsen en de vervalste dingen liefhebben; de dorsvloeren des
korens staan voor de vervalste ware dingen van het goede.
Omdat de dorsvloer het goede en eveneens het ware betekende, vierden zij dan, wanneer zij
vanuit de dorsvloer inzamelden, het feest der tabernakels, waarover bij Mozes: ‘Het feest der
tabernakels zult gij u houden zeven dagen, wanneer gij ingezameld zult hebben van uw
dorsvloer en van uw perskuip’, (Deuteronomium 16:13); het feest der tabernakels betekende
de heilige eredienst, dus de eredienst vanuit het goede en het ware, nrs. 3312, 4391.
6538. Welke in de overgang van de Jordaan is; dat dit betekent welke de staat van inwijding is
in de erkentenissen van het goede en het ware, staat vast uit de betekenis van de Jordaan,
namelijk de inwijding in de erkentenissen van het goede en het ware, dus van het eerste rijk
van de Heer en van de Kerk ten aanzien van de ingang en het laatste ten aanzien van de
uitgang, nr. 4255; dat de rivieren waar het land Kanaän zijn grens vond, uitbeeldend waren
voor de laatsten in het rijk van de Heer, zie de nrs. 1585, 4116, 4240; vandaar komt het dat
met de overgang van de Jordaan de inwijding wordt aangeduid in de erkentenissen van het
goede en het ware, want de erkentenissen van het goede en het ware zijn de eerste dingen
waardoor de mens wordt ingewijd in de dingen die van de Kerk zijn.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2695
6539. En zij rouwklaagden daar een grote en zeer zware rouwklage; dat dit de smart betekent,
staat vast uit de betekenis van de rouwklage, namelijk de smart; de smart die hier wordt
aangeduid, is de smart van de inwijding, nr. 6537; want voordat de erkentenissen van het
goede en het ware, die de inwijdingen zijn, in het goede kunnen worden ingeplant en zo tot
het goede van de Kerk worden, is er smart; er moet immers een andere staat over het
natuurlijke worden gebracht en daar moeten de wetenschappelijke dingen anders geordend
worden, dus moeten de dingen die de mens tevoren liefhad, vernietigd worden; daarom moet
hij ook verzoekingen ondergaan; vandaar de smart die wordt uitgebeeld met de zware
rouwklage die zij weeklaagden.
6540. En hij maakte zijn vader een rouw zeven dagen; dat dit het einde van de smart betekent,
staat vast uit de betekenis van de rouw, namelijk de smart voordat de erkentenissen van het
goede en het ware zijn ingeplant, nr. 6539; en uit de betekenis van zeven dagen, namelijk een
volledige periode van begin tot einde, nrs. 728, 2044, 3845, 6508; hier dus het einde, omdat
zij nadat die dagen waren verstreken, de Jordaan overgingen.
6541. En de inwoner van het land, de Kanaäniet, zag de zware rouw in de dorsvloer van Atad;
dat dit het opmerken van de smart betekent door het goede van de Kerk, staat vast uit de
betekenis van zien, namelijk opmerken, nrs. 2150, 3764, 4723, 5400; uit de betekenis van de
inwoner, namelijk het goede, nrs. 2268, 2451, 2712, 3613; uit de betekenis van het land, hier
van dat van Kanaän, waar de inwoner, de Kanaäniet was, namelijk de Kerk, waarover de nrs.
1413, 1437, 1607, 1866, 3038, 3481, 3705; uit de betekenis van de rouw, namelijk de smart,
nrs. 6539, 6540; en uit de betekenis van de dorsvloer van Atad, te weten de eerste staat,
namelijk die van de inwijding, nrs. 6537, 6538.
Daaruit blijkt dat met de inwoner van het land van Atad, het opmerken van de smart door het
goede van de Kerk wordt aangeduid.
6542. En zij zeiden: Dit is een zware rouw voor de Egyptenaren; dat dit betekent dat er smart
is voor de wetenschappelijke dingen voordat zij worden ingewijd in de ware dingen van de
Kerk, staat vast uit wat eerder in nr. 6539 is gezegd, waar deze dingen zijn ontvouwd.
6543. Deswege noemde men de naam ervan Abel Mizraïm; dat dit het hoedanige van de smart
betekent, staat vast uit de betekenis van de naam en van de naam noemen, namelijk het
hoedanige, waarover de nrs. 144, 145, 1754, 1896, 2009, 2724, 3006, 3421; en dat oudtijds
namen werden gegeven die dingen en staten betekenden, dus de hoedanigheid ervan, nrs.
1946, 3422, 4298; daarom wordt het hoedanige zelf aangeduid met Abel Mizraïm, met welke
naam in de oorspronkelijke taal wordt aangeduid ‘rouw der Egyptenaren’.
6544. vers 12,13. En zijn zonen deden aldus, gelijkerwijs hij hun had geboden.
En zijn zonen droegen hem tot het land Kanaän en zij begroeven hem in de spelonk des akkers
van Machpela, welke Abraham met de akker had gekocht tot een bezit des grafs van Efron, de
Hethiet, op de aangezichten van Mamre.
En zijn zonen deden aldus, gelijkerwijs hij hun had geboden, betekent de uitwerking volgens
de invloeiing; en zijn zonen droegen hem tot het land Kanaän, betekent dat de Kerk daarheen
werd overgebracht; en zij begroeven hem, betekent de wederopwekking daar; in de spelonk
des akkers van Machpela, betekent de aanvang van de wederverwekking; welke Abraham met
de akker had gekocht, betekent hen die de Heer had verlost; tot een bezit des grafs van Efron,
de Hethiet, betekent hen die het ware en het goede van het geloof opnemen en zich laten
wederverwekken; op de aangezichten van Mamre, betekent het hoedanige en de hoeveelheid.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2696
6545. En zijn zonen deden aldus, gelijkerwijs hij hun had geboden; dat dit de uitwerking
volgens de invloeiing betekent, staat vast uit de betekenis van zij deden, namelijk de
uitwerking; en uit de betekenis van gebieden, namelijk de invloeiing, nrs. 5486, 5732.
6546. En zijn zonen droegen hem tot het land Kanaän; dat dit betekent dat de Kerk daarheen
werd overgebracht, staat vast uit de betekenis van zij droegen, namelijk overgebracht worden,
te weten de Kerk, want deze wordt met het land Kanaän aangeduid, nrs. 1413, 1437, 1607,
1866, 3038, 3481, 3705; waarom de Kerk daarheen werd overgebracht, zie nr. 6516.
6547. En zij begroeven hem; dat dit de wederopwekking daar betekent, staat vast uit de
betekenis van begraven worden, namelijk de wederopwekking, nrs. 5551, 6516.
6548. In de spelonk des akkers van Machpela; dat dit de aanvang van de wederverwekking
betekent, staat vast uit de betekenis van de spelonk des akker van Machpela, namelijk het
geloof in het duistere, nr. 2935; en dat Machpela de wederverwekking is, nr. 2970; dus de
aanvang van de wederverwekking, want dan is het geloof in het duistere.
6549. Welke Abraham met de akker had gekocht; dat dit diegenen betekent die de Heer had
verlost, staat vast uit de betekenis van kopen, namelijk verlossen, waarover de nrs. 6458,
6461; en uit de uitbeelding van Abraham, te weten de Heer, nrs. 1965, 1989, 2011, 2172,
2198, 3245, 3305, 3439, 3703, 4615, 6098, 6185, 6276; en uit de betekenis van de akker,
namelijk de Kerk, nrs. 2971, 3766; daaruit blijkt dat met welke Abraham met de akker had
gekocht, diegenen worden aangeduid die van de Kerk zijn, die de Heer had verlost.
6550. Tot een bezit des grafs van Efron, de Hethiet; dat dit diegenen betekent die het ware en
het goede van het geloof opnemen en zich laten wederverwekken, staat vast uit de betekenis
van het graf, namelijk de wederverwekking, nrs. 2916, 2917, 5551, 6459; en uit de
uitbeelding van Efron, de Hethiet, namelijk diegenen bij wie het goede en het ware kunnen
worden opgenomen, nr. 6458.
6551. Op de aangezichten van Mamre; dat dit de hoedanigheid en de hoeveelheid betekent,
staat vast uit de betekenis van Mamre, namelijk de hoedanigheid en de hoeveelheid van de
zaak waaraan het is toegevoegd, nrs. 2970, 2980, 4613, 6456.
Dat daar iets speciaals mee wordt aangeduid dat Abraham de spelonk des akkers van
Machpela had gekocht, welke voor Mamre is, van Efron, de Hethiet, kan hieruit vaststaan dat
dit zo vaak wordt herhaald, zoals in Genesis: ‘Gevestigd werd de akker van Efron, welke in
Machpela was, welke voor Mamre was’, (Genesis 23:17); verder: ‘Daarna begroef Abraham
Sarah, zijn echtgenote, tot de spelonk des akkers van Machpela op de aangezichten van
Mamre’ en ook nog: ‘Gevestigd werd de akker en de spelonk welke daarin was, aan Abraham
tot een bezit des grafs, van de zonen Cheths’, (Genesis 23:19,20).
En verder in Genesis: ‘Zij begroeven Abraham tot de spelonk van Machpela, tot het veld van
Efron, de zoon van Zochar, de Hethiet, welke op de aangezichten van Mamre is, de akker die
Abraham kocht van de zonen Cheths’, (Genesis 25:9,10); verder: ‘Begraaf mij in de spelonk
die is in de akker van Machpela, welke op de aangezichten van Mamre is, in het land Kanaän,
welke Abraham met de akker heeft gekocht van Efron, de Hethiet, tot een bezit des grafs.
De koop van de akker en van de spelonk welke daarin is, van de zonen Cheths’, (Genesis
49:30-32); en in dit hoofdstuk: ’Zij begroeven hem in de spelonk des akkers van Machpela,
welke Abraham met de akker had gekocht tot een bezit des grafs van Efron, de Hethiet, op de
aangezichten van Mamre’, (Genesis 50:13).
Het speciale dat met deze veelvuldige herhaling in bijna dezelfde woorden wordt aangeduid,
is dat door Abraham, Izaäk en Jakob de Heer wordt uitgebeeld; met hun begrafenis de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2697
wederopstanding en de wederopwekking; met de spelonk des akkers van Machpela de
aanvang van de wederverwekking; met Efron, de Hethiet, zij die het goede van het geloof
opnemen en zich laten wederverwekken; en met de zonen Cheths de geestelijke Kerk; zo
worden dus, omdat die dingen in zijn totaliteit samengenomen, de instauratie van de
geestelijke Kerk betekenen, daarom zo vaak dezelfde dingen herhaald.
6552. vers 14. En Jozef keerde weder naar Egypte, hij en zijn broeders en allen die met hem
waren opgeklommen om zijn vader te begraven, nadat hij zijn vader had begraven.
En Jozef keerde weder naar Egypte, hij en zijn broers, betekent het leven van het Innerlijk
Hemelse en van de ware dingen van het geloof in de wetenschappelijke dingen; en allen die
met hem waren opgeklommen om zijn vader te begraven, betekent alle dingen die
bevorderlijk zijn tot de wederverwekking; nadat hij zijn vader had begraven, betekent om de
Kerk weder op te wekken.
6553. En Jozef keerde weder naar Egypte, hij en zijn broers; dat dit het leven van het Innerlijk
Hemelse en van de ware dingen van het geloof in de wetenschappelijke dingen betekent, staat
vast uit de betekenis van wederkeren, namelijk leven, nrs. 5614, 6518; uit de uitbeelding van
Jozef, namelijk het Innerlijk Hemelse, nrs. 5869, 5877, 6177; uit de uitbeelding van de zonen
Israëls, die hier zijn broers zijn, namelijk de ware dingen van het geloof in een samenvatting,
nrs. 5414, 5879, 5951; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen,
nrs. 1164, 1165, 1186, 1462, 4749, 4964, 4966.
Over het leven van het Innerlijk Hemelse en van de ware dingen van het geloof in de
wetenschappelijke dingen is gehandeld in de hoofdstukken waar is gehandeld over Jozef waar
hij heer werd van het land van Egypte en aangesteld over het huis van Farao; en daarna waar
wordt gehandeld over het reizen van de zonen van Jakob naar Jozef en over het komen van
hen en van hun vader Jakob naar Egypte, nrs. 6004, 6023, 6052, 6071, 6077.
6554. En allen die met hem waren opgeklommen om zijn vader te begraven; dat dit alle
dingen betekent die bevorderlijk zijn voor de wederverwekking, staat vast uit de betekenis
van begraven worden, namelijk de wederverwekking en de wederopstanding, waarover de
nrs. 2916, 2817, 4621, 6516 en ten aanzien van de opwekking en de instauratie van de Kerk,
nrs. 5551, 6516; alle dingen die daartoe bevorderlijk zijn, worden aangeduid met allen die met
hem opklommen; het waren immers het gehele huis van Jozef, en verder het huis van zijn
vader en ook de ouderen van het huis van Farao en de ouderen van het land van Egypte; en
met het huis van Jozef worden de hemelse dingen van het geestelijke aangeduid, nrs. 6526;
met het huis van zijn vader alle dingen die van het geestelijk goede zijn, nr. 6528; met de
ouderen van het huis van Farao de dingen die zouden samenstemmen met het goede, nr. 6524;
en met de ouderen van het land van Egypte die welke zouden samenstemmen met het ware,
nr. 6525; daaruit blijkt dat met allen die met hem waren opgeklommen om te begraven, alle
dingen worden aangeduid die bevorderlijk zijn tot de wederverwekking.
Dat begraven nu eens de wederverwekking en dan weer de opstanding betekent en eveneens
de opwekking en de instauratie van de Kerk, komt omdat die betekenissen iets eenders
behelzen; de wederverwekking immers is de wederopstanding, want wanneer de mens wordt
wederverwekt, dan wordt hij van een dode een levende, dus staat hij weder op; eender
wanneer de Kerk bij de mens wordt opgewekt en geïnstaureerd, want dit vindt plaats door de
wederverwekking, dis door de wederopstanding uit de dood tot het leven.
6555. Nadat hij zijn vader had begraven; dat dit betekent om de Kerk weder op te wekken,
staat vast uit de betekenis van begraven worden, namelijk wederopwekken van de Kerk,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2698
waarover nr. 6554; en uit de uitbeelding van Israël, te weten de geestelijke Kerk, nrs. 4286,
6426, 6517, 6522.
6556. vers 15-21. En Jozefs broeders zagen dat hun vader dood was en zij zeiden: Misschien
zal Jozef ons haat toedragen en al wedergevende ons wedergeven al het boze dat wij hem
hebben toegediend.
En zij geboden tot Jozef, al zeggende: Uw vader heeft geboden, alvorens hij stierf, al
zeggende:
Aldus zult gij tot Jozef zeggen: Ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding uwer broederen en
hun zonde, omdat zij u het boze hebben toegediend; en nu, vergeef, ik bid u, de overtreding
der knechten van de God uws vaders; en Jozef weende als zij tot hem spraken.
En zijn broeders gingen ook en zij vielen voor hem neder en zij zeiden: Zie, wij zijn u tot
knechten.
En Jozef zei tot hen: Vreest niet, omdat, ben ik voor God in de plaats.
En gij had het boze over mij gedacht, God heeft het ten goede gedacht, om te doen volgens
deze dag, om een groot volk levend te maken.
En nu, vreest niet, ik zal onderhouden u en uw kleine kinderen; en hij troostte hen en hij sprak
op hun hart.
En Jozefs broeders zagen dat hun vader dood was, betekent de van het ware en het goede
vervreemde dingen en de bemerking dat de Kerk is opgewekt; en zij zeiden: Misschien zal
Jozef ons haat toedragen, betekent dat zij het innerlijke hebben verworpen; en al
wedergevende ons wedergeven al het boze dat wij hem hebben toegediend, betekent dat
daarom een straf dreigt naar hetgeen zij verdiend hebben; en zij geboden tot Jozef, al
zeggende, betekent de invloeiing uit het innerlijke en de doorvatting daaruit; uw vader heeft
geboden alvorens hij stierf, al zeggende, betekent dat het is uit het gebod van de Kerk; aldus
zult gij tot Jozef zeggen, betekent de doorvatting uit het innerlijke wat er moet worden
gedaan; ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding uwer broederen en hun zonde, betekent de
smeekbede en de boetedoening; omdat zij u het boze hebben toegediend, betekent dat zij zich
hadden afgekeerd van het goede en het ware welke invloeien; en nu, ik bid u, vergeef, ik bid
u, de overtreding der knechten van de God uws vaders, betekent de boetedoening en de
erkenning van de Goddelijke dingen van de Kerk; en Jozef weende als zij tot hem spraken,
betekent de opneming vanuit de liefde; en zijn broeders gingen ook en zij vielen voor hem
neder, betekent de onderwerping van de dingen die in het natuurlijke zijn, onder het
innerlijke; en zij zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten, betekent dat zij niet hun eigen meester
zullen zijn; en Jozef zei tot hen: Vreest niet, betekent de verkwikking uit het innerlijke;
omdat, ben ik voor God in de plaats, betekent dat God voorziening zal treffen; en gij had het
boze over mij gedacht, betekent dat de dingen die vervreemd waren, niets dan het boze
beogen; God heeft het ten goede gedacht, betekent dat het Goddelijke hetzelve ten goede
keert; om te doen volgens deze dag, betekent dat het is volgens de orde uit het eeuwige; om
een groot volk levend te maken, betekent dat daaruit het leven is voor hen die in de ware
dingen van het goede zijn; en nu, vreest niet, betekent dat zij niet bezorgd moeten zijn; ik zal
onderhouden u en uw kleine kinderen, betekent dat zij zullen leven door het innerlijke uit het
Goddelijke door het ware dat van het verstand is en door het goede dat van de wil is; en hij
troostte hen, betekent de hoop; en hij sprak op hun hart, betekent het vertrouwen.
6557. En Jozefs broeders zagen dat hun vader dood was; dat dit de van het ware en het goede
vervreemde dingen betekent en de bemerking dat de Kerk is opgewekt, staat vast uit de
betekenis van zien, namelijk verstaan en bemerken, waarover de nrs. 2150, 2325, 2807, 3764,
3863, 4403-4421, 4567, 4723, 5400; uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die hier de
broeders zijn, namelijk de van het ware en het goede vervreemde dingen; toen zij immers
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2699
Jozef wilden doden en zij hem verkochten, beeldden zij de van het ware en het goede
vervreemde dingen uit; dat die staat hier wordt aangeduid, blijkt uit hun woorden: Zij zeiden:
Misschien zal Jozef ons haat toedragen en al wedergevende ons wedergeven al het boze dat
wij hem hebben toegediend; vandaar komt het dat zij toen het tegengestelde hebben
uitgebeeld; uit de betekenis van dood zijn, namelijk wederopgewekt zijn, te weten de Kerk,
waarover de nrs. 3326, 3498, 3505, 4618, 4621, 6036, 6221; en uit de uitbeelding van Israël,
die hier de vader is, te weten de Kerk, nrs. 4286, 6426; daaruit blijkt dat met Jozefs broederen
zagen dat hun vader dood was, de bemerking wordt aangeduid van de zijde van de dingen die
van het ware en het goede zijn vervreemd, dat de Kerk is opgewekt.
6558. En zij zeiden: Misschien zal Jozef ons haat toedragen; dat dit betekent dat zij het
innerlijke hebben verworpen, staat vast uit de betekenis van haat toedragen, namelijk zich
afkeren en verwerpen; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nrs. 6177,
6224; niet dat Jozef hen heeft verworpen, maar dat zij Jozef hebben verworpen; dat aan het
innerlijke, te weten Jozef, datgene wordt toegekend dat van het uiterlijke is, dus zijn broers, is
volgens de schijn, zoals dat aan Jehova haat en wraak wordt toegekend; die zijn evenwel bij
de mens.
6559. En al wedergevende ons wedergeven al het boze dat wij hem hebben toegediend; dat dit
betekent dat daarom een straf dreigt naar hetgeen zij verdiend hebben, staat vast uit de
betekenis van het boze wedergeven dat wij hem hebben toegediend, namelijk de straf naar
hetgeen zij verdiend hebben, want het wedergeven van het boze dat iemand heeft
meegemaakt, is de straf vanuit hetgeen men verdiend heeft.
Hoe het gesteld is met het wedergeven van het boze of met de straffen in de geestelijke
wereld, moet gezegd worden, omdat daaruit blijkt wat de innerlijke zin van deze woorden is:
indien boze geesten enig boze doen in de wereld der geesten boven datgene uit waarmee zij
zich vanuit het leven in de wereld hebben doordrenkt, dan zijn terstond bestraffers aanwezig
en tuchtigen hen, geheel en al volgens de graad die zij overschrijden; want het is een wet in
het andere leven dat niemand erger moet worden dan hij in de wereld is geweest; degenen die
gestraft worden, weten volstrekt niet vanwaar die bestraffers weten dat het boze boven
datgene uitgaat waarmee zij zich hadden doordrenkt, maar zij worden daarover ingelicht dat
er zo’n orde in het andere leven is dat het boze zelf de straf met zich heeft, zodat het boze van
de daad geheel en al verbonden is met het boze van de straf, dat wil zeggen, dat in het boze
zelf de straf ervan gelegen is en dus dat het volgens de orde is dat de vergelders terstond
aanwezig zijn; zo vindt dit plaats wanneer boze geesten in de wereld der geesten het boze
doen; maar in hun hel tuchtigt de een de ander volgens het boze waarmee zij zich
daadwerkelijk in de wereld hadden doordrenkt, want dat boze dragen zij met zich in het
andere leven.
Hieruit kan vaststaan hoe het moet worden verstaan dat daarom een straf dreigt naar hetgeen
zij verdiend hebben, wat wordt aangeduid met al wedergevende ons wedergeven al het boze
dat wij hem hebben toegediend.
Voor wat betreft de goede geesten, indien zij bij geval boos spreken of het boze doen, dan
worden zij niet gestraft, maar het wordt hun vergeven en zij worden eveneens
verontschuldigd, want het doel van hen is niet boos spreken of het boze doen en zij weten dat
zulke dingen bij hen zijn opgewekt door de hel, zodat zij niet zijn voortgekomen uit hun
schuld; dit merkt men ook op aan hun verweer en daarna aan hun smart.
6560. En zij geboden tot Jozef, al zeggende; dat dit de invloeiing uit het innerlijke betekent en
de doorvatting daaruit, staat vast uit de betekenis van gebieden, namelijk de invloeiing, nrs.
5486, 5732; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nrs. 6177, 6224; en uit de
betekenis van zeggen, namelijk doorvatten, waarover meermalen elders; vandaar wordt met
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2700
zij geboden tot Jozef, al zeggende, de invloeiing uit het innerlijke aangeduid en daaruit de
doorvatting.
Dat ‘zij geboden tot Jozef’ de invloeiing is uit het innerlijke in het uiterlijke, maar niet uit het
uiterlijke in het innerlijke, is omdat alle invloeiing komt uit het innerlijke en nooit enige
invloeiing uit het uiterlijke, zie nr. 6322.
6561. Uw vader heeft geboden alvorens hij stierf, al zeggende, dat dit betekent dat het is uit
het gebod van de Kerk, staat vast uit de betekenis van Israël, die hier de vader is, te weten de
Kerk, nrs. 4286, 6426; en uit de betekenis van gebieden, namelijk de invloeiing, nr. 6560; hier
het gebod, omdat het van de Kerk is, dus uit het Goddelijke; en uit de betekenis van alvorens
hij stierf, namelijk toen de Kerk er nog was.
Dat het is uit het gebod van de Kerk dat men zijn broeder of de naaste moet vergeven, staat
vast uit de woorden van de Heer bij Mattheüs: ‘Petrus zei tot Jezus: Heer, hoe menigmaal zal
mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven; tot zevenmaal toe?
Jezus zei tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zeven maal’,
(Mattheüs 18:21,22); maar bij de Joodse natie was het ingeënt dat zij nooit zouden vergeven,
maar eenieder tot vijand zouden hebben die hen op de een of andere wijze had beledigd en zij
meenden dan dat het geoorloofd was hem haat toe te dragen en naar believen te handelen en te
doden; de oorzaak hiervan was dat die natie in de uiterlijke dingen alleen zonder het innerlijke
was, dus in geen gebod van de innerlijke Kerk; vandaar kwam het dat Jozefs broers zozeer
vreesden dat Jozef hun haat zou toe dragen en hun het boze vergelden.
6562. Aldus zult gij tot Jozef zeggen; dat dit de doorvatting van het innerlijke betekent wat er
moet worden gedaan, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het
Woord, namelijk doorvatten, nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1919, 2080, 2619, 2862, 3509,
5687, 5743; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nrs. 6177, 6224, 6560; dat
het de doorvatting is wat er moet worden gedaan, wordt aangeduid met ‘aldus zult gij
zeggen’.
6563. Ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding uwer broederen en hun zonde; dat dit de
smeekbede en de boetedoening betekent, staat vast uit de betekenis van ‘ik bid u, vergeef, ik
bid u’, namelijk de smeekbede; en dat het ook de boetedoening is, blijkt uit de belijdenis dat
zij overtreden en gezondigd hebben en eveneens uit wat volgt, namelijk dat zij zich aan Jozef
tot knechten opdroegen.
Er wordt gezegd overtreding en eveneens zonde ter wille van het huwelijk van het ware en het
goede in de afzonderlijke dingen van het Woord, want de overtreding duidt het boze tegen het
ware aan, wat minder is en de zonde, het boze tegen het goede, wat erger is; vandaar komt het
dat zowel het ene als het andere wordt gezegd, zoals eveneens elders, zoals in Genesis:
‘Jakob zei tot Laban: Wat is mijn overtreding, wat mijn zonde, dat gij mij hebt achtervolgd’,
(Genesis 31:36).
Bij Jesaja: ‘Ik zal uw overtredingen verdelgen zoals een wolk en uw zonden zoals een wolk’,
(Jesaja 44:22).
Bij Ezechiël: ‘In zijn overtreding welke hij overtreden heeft en in zijn zonde welke hij
gezondigd heeft, in die zal hij sterven’, (Ezechiël 18:24).
Bij dezelfde: ‘Terwijl uw overtredingen worden onthuld, zodat uw zonden verschijnen in al
uw werken’, (Ezechiël 21:24).
Bij David: ‘Gezegend is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is, (Psalm 32:1).
6564. Omdat zij u het boze hebben toegediend; dat dit betekent dat zij zich hadden afgekeerd
van het goede en het ware welke invloeien, staat vast uit de betekenis van het boze, namelijk
de afkeer, nr. 5746; dat het de afkeer van het goede en het ware is die invloeien, wordt
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2701
aangeduid met, zij hebben u toegediend, want Jozef is het Innerlijk Hemelse en Goede, nrs.
5805, 5826, 5827, 5869, 5877, door dit vloeien het goede en het ware in uit de Heer.
Met de invloeiing door het innerlijke is het als volgt gesteld: de Heer vloeit aanhoudend door
het innerlijke van de mens in met het goede en het ware; het goede geeft het leven en de
warmte ervan, namelijk de liefde; het ware echter geeft de verlichting en het licht ervan,
namelijk het geloof; maar wanneer die invloeiing bij de bozen plaatsvindt, dus in de uiterlijke
dingen, dan ondervindt het tegenstand en wordt verworpen, of wordt verdraaid, dan wel
verstikt en dan worden naar gelang van de verwerping, verdraaiing of verstikking de
innerlijke dingen gesloten, terwijl er alleen hier en daar een ingang open staat, zoals door
spleten rondom; vandaar blijft bij de mens het vermogen bestaan van denken en willen, maar
tegen het ware en het goede; dit toesluiten dringt meer en meer naar de uiterlijke dingen door
naar gelang van het leven van het boze en van de overreding van het valse daaruit en dit tot
aan het zinlijke toe, waar vanuit daarna het denken is; de wellusten en de begeerten nemen
dan alles weg; in zo’n staat zijn degenen die in de hellen zijn; want aan de bozen die in het
andere leven komen, wordt alle inachtneming van het eerzame en het goede ter wille van
gewin, eerbewijzen en faam afgenomen en dan zijn zij in het zinlijke.
6565. En nu, ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding der knechten van de God uws vaders;
dat dit de boetedoening betekent en de erkenning van de Goddelijke dingen van de Kerk, staat
vast uit de betekenis van ik bid u, vergeef, ik bid u, de overtreding, namelijk de belijdenis dat
zij hebben overtreden en de boetedoening; uit de betekenis van de knechten van de God uws
vaders, namelijk de erkenning van de Goddelijke dingen van de Kerk, want daarmee dat zij
zeggen dat zij de knechten van de God zijns vaders zijn, erkennen zij dat zij de God van de
Kerk dienen en dus erkennen zij de Goddelijke dingen daar; met Israël immers, die hier de
vader is, wordt de Kerk aangeduid, nrs. 4286, 6426.
6566. En Jozef weende als zij tot hem spraken; dat dit de opneming vanuit de liefde betekent,
staat vast uit de betekenis van wenen, namelijk een aanduiding zowel van treurnis als van
liefde, nrs. 3801, 5480, 5873, 5927, 5930; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het Innerlijk
Hemelse, nrs. 5805, 5826, 5827, 5869, 8577, 6177, 6224; en uit de betekenis van spreken,
namelijk de invloeiing en de opneming daaruit, nr. 5797; de invloeiing immers is uit het
Innerlijk Hemelse, te weten Jozef en de opneming is van de zijde van de ware dingen in het
natuurlijke, namelijk de broers; daaruit blijkt dat met Jozef weende als zij tot hem spraken, de
opneming vanuit de liefde wordt aangeduid.
6567. En zijn broeders gingen ook en zij vielen voor hem neder; dat dit de onderwerping
betekent van de dingen die in het natuurlijke zijn, onder het innerlijke, staat vast uit de
uitbeelding van de zonen Israëls, die hier de broers zijn, namelijk de geestelijke ware dingen
in het natuurlijke, nrs. 5414, 5879, 5051; uit de betekenis van zij vielen voor hem neder,
namelijk de onderwerping; en uit de betekenis van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 6499;
daaruit blijkt dat met zijn broeders gingen en vielen voor hem neder, de onderwerping wordt
aangeduid van de dingen die in het natuurlijke zijn, onder het innerlijke.
In dit hoofdstuk wordt gehandeld over de instauratie van de geestelijke Kerk en hier nu over
de onderwerping van de dingen die in het natuurlijke zijn, onder het innerlijke, ten aanzien
van deze onderwerping dient men het volgende te weten, dat de geestelijke Kerk geenszins bij
iemand kan worden ingesteld indien niet de dingen die van de natuurlijke of uiterlijke mens
zijn, onderworpen waren aan de geestelijke of innerlijke mens; zolang alleen het ware dat van
het geloof is bij de mens overheerst en niet het goede dat van de naastenliefde is, zolang is de
natuurlijke of uiterlijke mens niet onderworpen aan de geestelijke of innerlijke; maar zodra
het goede heerst, onderwerpt zich de natuurlijke of uiterlijke mens en dan wordt die mens een
geestelijke Kerk.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2702
Dat dit zo is, kan men hieraan herkennen dat hij vanuit aandoening doet wat het ware leert en
dat hij niet tegen die aandoening handelt, hoezeer het natuurlijke ook begeert; de aandoening
zelf en vandaar de rede heerst en onderwerpt in het natuurlijke de verkwikkingen van de
liefde van zich en van de wereld en tevens de begoochelingen die daar de wetenschappelijke
dingen hebben vervuld; en tenslotte zo dat die onderwerping tot de liefelijke dingen van hem
behoort en dan rust het natuurlijke en daarna volgt samenstemming en wanneer het
samenstemt, neemt het deel aan het liefelijke van het innerlijke.
Hieruit kan men weten wat er wordt verstaan onder de onderwerping van de dingen die in het
natuurlijke zijn onder het innerlijke; deze onderwerping wordt aangeduid met ‘zijn broeders
gingen en zij vielen voor hem neder en zij zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten’.
6568. En zij zeiden: Zie, wij zijn u tot knechten; dat dit betekent dat zij niet hun eigen meester
zullen zijn, staat vast uit de betekenis van de knechten, namelijk zonder het vrije vanuit het
eigene zijn, dus niet hun eigen heer en meester, nrs. 5760, 5763.
6569. En Jozef zei tot hen: Vreest niet; dat dit de verkwikking uit het innerlijke betekent, staat
vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 6499; en uit de betekenis van
vreest niet, namelijk niet bezorgd zijn en omdat Jozef hen in wat nu volgt van die bezorgdheid
afbrengt door hen te troosten en op hun hart te spreken, wordt hier daarom met vreest niet de
verkwikking aangeduid.
6570. Omdat, ben ik voor God in de plaats; dat dit betekent dat God voorziening zal treffen,
staat vast uit de betekenis van ben ik voor God in de plaats, namelijk niet God zijn, maar dat
God voorziening zal treffen.
6571. En gij had het boze over mij gedacht; dat dit betekent dat de dingen die vervreemd
waren, niets dan het boze beogen, staat vast uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die
hier gij zijn, namelijk de van het ware en het goede vervreemde dingen, waarover nr. 6557;
toen zij immers het boze dachten tegen Jozef, beeldden zij de vervreemde dingen uit; uit de
betekenis van over mij het boze denken, namelijk het boze beogen, want het boze dat men
tegen iemand denkt, dat beoogt men; en omdat de vervreemde dingen niet het goede kunnen
beogen, wordt er daarom gezegd dat zij niets dan het boze beogen.
Hiermee dat de van het ware en het goede vervreemde dingen niets dan het boze beogen is het
als volgt gesteld: de mens die van het goede en het ware is vervreemd, streeft niets dan het
boze na, want hij kan het goede niet beogen; en wat hij beoogt, dat regeert bij hem en ligt dus
in al zijn denken en eveneens in de kleinste dingen van hem, want het oogmerk of het doel is
het eigenlijke leven zelf van de mens; het doel immers is zijn liefde en de liefde is het leven;
en, wat meer is, de mens is geheel en al zodanig als het einddoel bij hem is en eveneens is zijn
beeltenis zodanig in het licht van de hemel; en wat misschien verwondering zal wekken,
hoedanig zijn beeltenis in het algemeen is, zodanig is de beeltenis van de kleinste dingen van
zijn wil; dus is de mens geheel en al zijn einddoel.
Daaruit kan vaststaan dat een mens die een boos einddoel is, op geen enkele manier onder
degenen kan zijn die goede einddoelen zijn, dus wie in de hel zijn kunnen op geen enkele
manier in de hemel zijn; immers de einddoelen zijn met elkaar in botsing en de goede
einddoelen overwinnen, omdat die uit het Goddelijke zijn; daarvandaan kan ook vaststaan dat
diegenen niet juist denken die geloven dat iedereen in de hemel kan worden toegelaten, alleen
vanuit barmhartigheid; indien immers degene die een boos einddoel is, in de hemel komt, dan
verkeert zijn leven in nood, net als bij iemand die in doodsstrijd ligt en wordt hij afgrijselijk
gemarteld, behalve nog dat hij in het licht van de hemel daar als een duivel verschijnt.
Daaruit blijkt dat zij die vervreemd zijn van het ware en het goede, niet anders dan het boze
kunnen denken; en dat dit boze in de kleinste dingen van hun denken en hun wil is, blijkt
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2703
duidelijk uit de sfeer die vanuit hen van verre wordt uitgewasemd; het wordt immers vanuit
die doorvat hoedanig zij zijn; die sfeer is als het ware een geestelijke uitdamping vanuit de
afzonderlijke dingen van het leven.
6572. God heeft het ten goede gedacht, dat dit betekent dat het Goddelijke dit ten goede keert,
staat vast uit de betekenis van denken ten goede, namelijk beogen, nr. 6571, maar omdat het
van God wordt gezegd, is het ten goede keren, want wat God beoogt, dat doet Hij.
6573. Om te doen volgens deze dag; dat dit betekent dat het is volgens de orde uit het
eeuwige, staat vast uit de betekenis van doen wanneer het wordt gezegd van het Goddelijke,
namelijk de orde, want al wat het Goddelijke doet, is orde; en uit de betekenis van volgens
deze dag, namelijk uit het eeuwige, waarover de nrs. 2838, 3998, 4304, 6165, 6298.
6574. Om een groot volk levend te maken; dat dit betekent dat daaruit het leven is voor hen
die in de ware dingen van het goede zijn, staat vast uit de betekenis van levend maken,
namelijk het geestelijk leven, nrs. 5890, 6032; uit de betekenis van het volk, namelijk het
ware, waarover de nrs. 1259, 1260, 3295, 3581, 4619; hier het ware van het goede, omdat er
wordt gezegd een groot volk; het ware immers dat vanuit het goede is, is groot vergeleken bij
het ware waar het goede uit voortkomt, want dat ware, namelijk dat wat vanuit het goede is, is
in zich het goede, omdat het gevormd is uit het goede, dus het goede in zijn vorm.
De woorden die Jozef nu tot zijn broederen sprak, namelijk, ‘Gij had het boze over mij
gedacht, God heeft het ten goede gedacht, om te doen volgens deze dag, om een groot volk
levend te maken’, zijn woorden die een verborgenheid van de hemel in zich bevatten; deze
verborgenheid is de volgende: De Heer laat het de helsen in het andere leven toe, de goeden in
verzoeking te leiden, dus om valse en boze dingen in te gieten, wat zij ook met alle
inspanning doen, want wanneer zij dat doen, zijn zij in hun leven en in de verkwikking ervan;
maar dan is de Heer Zelf rechtstreeks en door de engelen indirect aanwezig bij hen die in
verzoeking zijn en Hij wederstaat door de valse dingen van de helse geesten te weerleggen en
het boze van hen te verstrooien, vandaar verkwikking, hoop en overwinning; zo worden de
ware dingen van het geloof en de goede dingen van de naastenliefde bij hen die in de ware
dingen van het goede zijn, innerlijk ingeplant en sterker bevestigd; dit is het middel waardoor
het geestelijk leven wordt gegeven.
Hieruit kan vaststaan wat in de innerlijke zin wordt aangeduid met de woorden in dit vers,
namelijk dat zij die vervreemd zijn van het ware en het goede, zoals die geesten zijn die
verzoekingen teweegbrengen, niets dan het boze beogen, maar dat het Goddelijke het ten
goede keert en dit volgens de orde uit het eeuwige, waarvandaan diegenen het leven hebben
die in de ware dingen van het goede zijn.
Men moet immers weten dat de helse geesten aan wie het wordt toegestaan de goeden op die
wijze te treiteren, niets dan het boze beogen; zij willen hen immers met alle kracht uit de
hemel neertrekken en in de hel werpen; iemand naar de ziel, dus tot in het eeuwige,
verderven, is immers het verkwikkelijke zelf van hun leven; maar niet het minste wordt hun
uit de Heer toegelaten, dan alleen te dien einde dat daaruit het goede tevoorschijn zal komen,
namelijk dat het ware en goede bij hen die in verzoeking zijn, in vorm gebracht en versterkt
zal worden.
In de gehele geestelijke wereld regeert het einddoel dat uit de Heer voortgaat en dat is, dat
hoegenaamd niets, zelfs niet het kleinste, gebeurt, tenzij daaruit het goede tevoorschijn kan
komen; vandaar wordt het rijk van de Heer het rijk der einddoelen en der nutten genoemd.
6575. En nu, vreest niet; dat dit betekent dat zij niet bezorgd moeten zijn, staat zonder
ontvouwing vast.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2704
6576. Ik zal onderhouden u en uw kleine kinderen; dat dit betekent dat zij zullen leven door
het innerlijke uit het Goddelijke door het ware dat van het verstand is en door het goede dat
van de wil is, staat vast uit de betekenis van onderhouden, namelijk de invloeiing van het
goede en het ware, nr. 6106, dus het leven door het ware en het goede; uit de uitbeelding van
Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 6499; maar omdat het geestelijk leven niet is uit het
innerlijke, maar door het innerlijke uit de Heer, wordt er gezegd door het innerlijke uit het
Goddelijke; met u en uw kleine kinderen, worden de geestelijke ware dingen in het natuurlijke
aangeduid en de onschuld die is in de dingen die zullen leven door het innerlijk ware en goede
uit het Goddelijke.
Dat onderhouden het leven door het ware en het goede is, komt omdat de geestelijke spijs de
wetenschap, het inzicht en de wijsheid is, dus het ware en het goede, zie de nrs. 56-58, 681,
4792, 5293, 5340, 5342, 5576, 5579.
Dat er wordt gezegd het ware dat van het verstand is en het goede dat van de wil is, komt
omdat al het ware tot het verstand behoort en al het goede tot de wil; het verstand is immers
de ontvanger van het ware en de wil is de ontvanger van het goede.
6577. En hij troostte hen; dat dit de hoop betekent staat vast uit de betekenis van troosten,
namelijk de onrust van het gemoed kalmeren met hoop, nr. 3610.
6578. En hij sprak op hun hart; dat dit het vertrouwen betekent, staat vast uit de betekenis van
op het hart spreken, namelijk vertrouwen geven, dus dat hun niet iets van het boze zal
overkomen; spreken immers is invloeiing, nrs. 2851, 5481, 5797 en het hart de wil, nrs. 2930,
3883; dus is spreken op het hart de invloeiing in de wil en daaruit het vertrouwen.
Daaruit blijkt ook dat het huwelijk van het ware, dat van het verstand is en van het goede, dat
van de wil is, in de afzonderlijke dingen van het Woord is, want van troosten wordt gesproken
met betrekking tot het verstand en van spreken op het hart met betrekking tot de wil; vandaar
betekent ‘hij troostte hen’ de hoop, want deze is van het verstand door het ware en hij sprak
op het hart het vertrouwen, want dit is van de wil door het goede; het echte vertrouwen
immers kan niet bij anderen bestaan dan bij hen die in het goede van de naastenliefde zijn en
de echte hoop niet bij anderen dan bij hen die in het goede van het geloof zijn.
6579. vers 22,23. En Jozef woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en Jozef leefde
honderd en tien jaren.
En Jozef zag van Efraïm zonen van het derde gelid; ook de zonen van Machir, de zoon van
Menasse, werden geboren op de knieën van Jozef.
En Jozef woonde in Egypte, betekent het leven van de wetenschappelijke dingen van de Kerk
uit het innerlijke; hij en het huis zijns vaders, betekent uit het innerlijke en het goede ervan; en
Jozef leefde honderd en tien jaren, betekent de staat en het hoedanige; en Jozef zag van
Efraïm zonen van het derde gelid, betekent de instauratie van de Kerk ten aanzien van het
verstandelijke en de afgeleide dingen ervan; ook de zonen van Machir, de zoon van Menasse,
betekent ten aanzien van de wil en de afgeleide dingen ervan; werden geboren op de knieën
van Jozef, betekent dat het was uit het met het ware verbonden goede uit het innerlijke.
6580. En Jozef woonde in Egypte, dat dit het leven betekent van de wetenschappelijke dingen
van de Kerk uit het innerlijke, staat vast uit de betekenis van wonen, namelijk leven, waarover
de nrs. 1293, 3384, 3613, 4451, 6051; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr.
6499; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen van de Kerk, nrs.
4749, 4964, 4966, 6004.
In de voorafgaande dingen van dit hoofdstuk wordt gehandeld over de geestelijke Kerk die
moet worden geïnstaureerd; en nadat het uiterlijke of het natuurlijke geheel en al is
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2705
onderworpen aan het innerlijke of het geestelijke, wat daarmee wordt aangeduid dat de
broeders van Jozef voor hem neervielen en zich als knechten aan hem aanboden, wordt nu
gehandeld over die Kerk die geïnstaureerd is en dit wordt in deze verzen daarmee beschreven
dat Jozef in Egypte woonde en dat zonen werden geboren vanuit Efraïm en vanuit Machir, de
zoon van Menasse.
Bij de mens die een geestelijke Kerk is, is het leven uit het innerlijke in de wetenschappelijke
dingen van de Kerk; want de wetenschappelijke dingen zijn bij hem ondergeordend en in zo’n
orde gebracht dat zij de invloeiing van het goede en ware opnemen, zodat zij de opnamevaten
zijn van de invloeiing van het innerlijke.
Anders is het gesteld bij hen die niet een Kerk zijn; de wetenschappelijke dingen bij hen zijn
zo geschikt dat de bevestigende dingen die van het ware en het goede zijn, naar de zijden zijn
geworpen en dus zo ver verwijderd zijn van het licht van de hemel; vandaar zijn de dingen die
blijven, opnamevaten van het valse en het boze.
6581. Hij en het huis zijns vaders; dat dit betekent uit het innerlijke en het goede ervan, staat
vast uit de betekenis van Jozef die hier ‘hij’ is, namelijk het innerlijke, nr. 6499; en uit de
betekenis van het huis, namelijk het goede, nrs. 2048, 3720, 4982.
6582. En Jozef leefde honderd en tien jaren; dat dit de staat en het hoedanige betekent, staat
vast uit de betekenis van getallen in het Woord, namelijk dingen, nrs. 575, 1963, 1988, 2075,
2252, 3252, 4264, 5265, 6174, 6175 en wel de staat en het hoedanige van een ding, nr. 4670;
en dus ook het getal honderd en tien, dat de staat en het hoedanige van het leven van de
wetenschappelijke dingen uit het innerlijke bevat.
6583. En Jozef zag van Efraïm zonen van het derde gelid; dat dit de instauratie van de Kerk
ten aanzien van het verstandelijke en de afgeleide dingen ervan betekent, staat vast uit de
uitbeelding van Efraïm, namelijk het verstandelijke van de Kerk, nrs. 3969, 5354, 6222, 6234,
6238, 6267; en uit de betekenis van de zonen van het derde gelid, namelijk de afgeleide
dingen, want de zonen en de zonen van de zonen zijn, omdat zij van de ouder afdalen, de
afgeleide dingen van datgene wat door de ouder wordt uitgebeeld; de instauratie van de Kerk
uit het innerlijke, dat wil zeggen, door het innerlijke uit de Heer, wordt aangeduid met Jozef
zag.
Wat het verstandelijke van de Kerk is, dat door Efraïm wordt uitgebeeld, zie nr. 6222.
6584. Ook de zonen van Machir, de zoon van Menasse; dat dit betekent ten aanzien van de
wil en de afgeleide dingen ervan, staat vast uit de uitbeelding van Menasse, namelijk het
wilsdeel van de Kerk, nrs. 5351, 5353, 5354, 6222, 6238, 6267, 6296; en uit de betekenis van
de zonen en van de zonen van zijn zonen, die hier de zonen van Machir zijn, namelijk de
afgeleide dingen, zoals eerder in nr. 6583; de afgeleide dingen van het wilsdeel van de Kerk,
welke met de zonen van Machir worden aangeduid, zijn de met de ware dingen verbonden
goede dingen, dus eveneens de ware dingen vanuit het goede, want de ware dingen die zijn
afgeleid vanuit het goede, zijn de vormen van het goede.
Dat de zonen van Machir de met de ware dingen verbonden goede dingen zijn, wordt daarmee
aangeduid dat zij geboren werden op de knieën van Jozef, zoals hierna volgt; en dat zij de
ware dingen vanuit het goede zijn, wordt aangeduid in het Boek Richteren: ‘Vanuit Machir
zullen de wetgevers nederdalen’, (Richteren 5:14); de wetgevers staan voor de ware dingen
vanuit het goede, nr. 6372.
6585. Werden geboren op de knieën van Jozef; dat dit betekent dat het was uit het met het
ware verbonden goede uit het innerlijke, staat vast uit de betekenis van baren op de knieën,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2706
namelijk de verbinding van het goede en het ware, nr. 3915; en uit de uitbeelding van Jozef,
namelijk het innerlijke, nr. 6499.
Dat van de zonen van Machir wordt gezegd dat zij geboren werden op de knieën van Jozef,
sluit in dat Jozef hen als van hemzelf erkende, want wanneer het zo gezegd wordt, dan wordt
er aangeduid dat zij als eigen worden aangenomen, zoals kan vaststaan uit de zonen van
Bilha, van wie Rachel zegt: ‘Zie mijn dienstmaagd Bilha, kom tot haar en zij bare op mijn
knieën en gebouwd worde ook ik vanuit haar’, (Genesis 30:3).
Dat die zonen door Jozef als de zijne werden erkend, komt omdat door Menasse het wilsdeel
van de Kerk wordt uitgebeeld, dus het goede ervan, en het innerlijke, dat door Jozef wordt
uitgebeeld, vloeit met het goede in, niet echter met het ware tenzij door het goede; vandaar
komt het dat van dezen wordt gezegd dat zij geboren werden op de knieën van Jozef.
6586. vers 24-26. En Jozef zei tot zijn broeders: Ik sterf; en God zal al bezoekende u
bezoeken, en Hij zal u doen opklimmen vanuit dit land tot het land dat Hij Abraham, Izaäk en
Jakob heeft gezworen.
En Jozef bezwoer de zonen van Israël, al zeggende: Al bezoekende zal God u bezoeken en gij
zult mijn beenderen van hier doen opklimmen.
En Jozef stierf, een zoon van honderd en tien jaren; en zij balsemden hem; en hij werd gelegd
in een ark in Egypte.
En Jozef zei tot zijn broeders: Ik sterf, betekent de voorzegging dat het innerlijke van de Kerk
zal ophouden; en God zal al bezoekende u bezoeken, betekent dat de laatste tijd zal komen; en
Hij zal u doen opklimmen vanuit dit land tot het land dat Hij Abraham, Izaäk en Jakob heeft
gezworen, betekent dat zij zullen komen tot de staat van de Kerk waarin de Ouden waren
geweest; en Jozef bezwoer de zonen Israëls, betekent de verplichting; al bezoekende zal God
u bezoeken, betekent wanneer dat laatste van de Kerk zal komen; en gij zult mijn beenderen
van hier doen opklimmen, betekent dat er het uitbeeldende van de Kerk zal zijn, niet echter de
uitbeeldende Kerk, die ook in het innerlijke is; en Jozef stierf, betekent dat het innerlijke van
de Kerk ophield te zijn; een zoon van honderd en tien jaren, betekent de staat toen; en zij
balsemden hem, betekent nog steeds beschermd; en hij werd gelegd in een ark in Egypte,
betekent de verberging in de wetenschappelijke dingen van de Kerk.
6587. En Jozef zei tot zijn broeders: Ik sterf; dat dit de voorzegging betekent dat het innerlijke
van de Kerk zal ophouden, staat vast uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr.
6499, hier het innerlijke van de Kerk, omdat over wat voorafgaat het onderwerp was de
geïnstaureerde Kerk uit het innerlijke, dat wil zeggen, door het innerlijke uit de Heer; en uit
de betekenis van sterven, namelijk eindigen met zodanig te zijn, nr. 494, dus ophouden; en dat
sterven de laatste tijd van de Kerk is, nrs. 2908, 2912, 2917, 2923; de voorzegging over deze
tijd wordt aangeduid met Jozef zei tot zijn broers, want in wat nu volgt, tot aan het einde toe,
wordt gehandeld over de verdere staat van de Kerk.
Daaruit blijkt dat met Jozef zei tot zijn broers: Ik sterf, wordt aangeduid dat het innerlijke van
de Kerk zal ophouden.
Hiermee is het als volgt gesteld: opdat de Kerk er zal zijn, moet zij innerlijke en uiterlijk zijn,
want er zijn er die in het innerlijke van de Kerk zijn en er zijn er die in het uiterlijke ervan
zijn; eerstgenoemden zijn er weinig, laatstgenoemden echter talrijk; niettemin moet bij hen bij
wie de innerlijke Kerk is, ook de uiterlijke zijn, want het innerlijke van de Kerk kan niet
gescheiden worden van haar uiterlijke; en eveneens moet bij hen bij wie de uiterlijke Kerk is,
ook de innerlijke zijn, maar de innerlijke bij dezen is in het duistere.
Het innerlijke van de Kerk bestaat in het goede te willen vanuit het hart en door het goede te
worden aangedaan en het uiterlijke ervan is het handelen daarnaar en wel volgens het ware
van het geloof dat men vanuit het goede kent; het uiterlijke van de Kerk echter is de rituele
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2707
dingen heilig inachtnemen en de werken van de naastenliefde doen, volgens de geboden van
de Kerk; waaruit vaststaat dat het innerlijke van de Kerk is het goede van de naastenliefde met
de wil; wanneer dit dus ophoudt, houdt ook de Kerk zelf op, want het goede van de
naastenliefde is het wezenlijke ervan; er blijft daarna weliswaar een uiterlijke eredienst, zoals
tevoren, maar dan is het geen eredienst, maar een ritus, die in stand wordt gehouden omdat die
zo is ingesteld; maar deze ritus die zoals een eredienst verschijnt, is zoals een schil zonder
kern, want die het is het uiterlijke dat blijft, waarin niet enig innerlijke is; wanneer de Kerk
zodanig is, is zij aan haar einde.
6588. En God zal al bezoekende u bezoeken; dat dit betekent dat de laatste tijd zal komen,
staat vast uit de betekenis van bezocht worden, namelijk de laatste tijd, hier die van de
onderdrukking van de zonen Israëls in Egypte; in de innerlijke zin de laatste tijd van de Oude
Kerk en de eerste van de Nieuwe; deze laatste tijd wordt in het Woord bezoeking genoemd en
daarvan wordt gesproken zowel met betrekking tot de Kerk in het algemeen, als met
betrekking tot diegenen die binnen de Kerk zijn in het bijzonder; en met betrekking met de
Nieuwe Kerk die geboren wordt en tot de Oude Kerk die de geest geeft; in het bijzonder tot de
mens van de Kerk die gezaligd wordt en verder eveneens met betrekking tot hem die
verdoemd wordt.
Dat deze dingen in het Woord met de bezoeking en met de dag der bezoeking worden
aangeduid, kan vaststaan uit deze plaatsen; bij Lukas: ‘Gezegend de Heer, de God Israëls,
omdat Hij heeft bezocht en bevrijding teweeg gebracht Zijn volk; door de ingewanden der
Barmhartigheid van onze God, in welke ons bezocht heeft de opgang uit de hoogte, om te
verschijnen degenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods’, (Lukas 1:68,78,79);
de profetische uitspraak van Zacharia over de Heer Die geboren is; bezocht worden staat hier
voor de opwekking van een nieuwe Kerk en de daarop volgende verlichting van degenen die
in onwetendheid van het ware en goede van het geloof waren, dus over hun bevrijding; en
daarom wordt gezegd: Hij heeft bezocht en bevrijding teweeg gebracht Zijn volk, Hij heeft
bezocht om degenen te verschijnen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods.
Bij Mozes: ‘Jehovah tot Mozes: Vergader de ouderen van Israël en zeg tot hen: Jehovah, de
God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, al zeggende: Al
bezoekende zal Ik u bezoeken en hetgeen ulieden is gedaan in Egypte’, (Exodus 3:16); en bij
dezelfde: ‘Het volk geloofde en zij hoorden dat Jehovah de zonen Israëls had bezocht’,
(Exodus 4:31); bezocht worden staat hier voor de laatste tijd wanneer de Kerk heeft
opgehouden en voor de eerste tijd wanneer zij inzet; voor de laatste tijd bij de Egyptenaren en
voor de eerste tijd bij de zonen Israëls en dus eveneens voor de bevrijding van hen.
Bij Jeremia: ‘Naar Babel zullen zij worden afgevoerd en aldaar zullen zij zijn tot de dag toe
waarop Ik hen zal bezoeken; dan zal Ik de vaten van het huis Gods doen opklimmen en Ik zal
ze tot deze plaats wederbrengen’, (Jeremia 27:22).
Bij dezelfde: ‘Wanneer aan Babel de zeventig jaren zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden
bezoeken en zal Ik mijn goed woord over u bevestigen en u wederbrengen tot deze plaats’,
(Jeremia 29:10); bezoeken voor bevrijden; in het algemeen voor de laatste tijd van de
gevangenschap en van de verlating.
De bezoeking en de dag der bezoeking voor de laatste tijd van de Kerk, bij Jesaja:
‘Wat zult gijlieden doen ten dage van de bezoeking en van de verwoesting; van verre zal
dezelve komen; tot wie zult gij vlieden om hulp’, (Jesaja 10:3).
Bij dezelfde: ‘Ziet, de dag van Jehovah komt, gruwelijk en van verontwaardiging en van
ontsteking en van toorn, om het land te stellen tot woestheid; Ik zal over het wereldrond het
boze bezoeken en over de goddelozen hun ongerechtigheid’, (Jesaja 13:9,11).
Bij Jeremia: ‘Zij zullen vallen onder de vallenden en ten tijde van hun bezoeking zullen zij
aanstoten’, (Jeremia 8:12).
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2708
Bij Hosea: ‘De dagen der bezoeking zijn gekomen, de dagen der vergelding zijn gekomen’,
(Hosea 9:7).
Bij Mozes: ‘Jehovah tot Mozes: Niettegenstaande ga, leid dit volk in, waarheen Ik u gezegd
heb; zie, Mijn Engel zal vóór u gaan, doch ten dage Mijns bezoekens, zal Ik bezoeken over
hun zonde’, (Exodus 32:34).
Bij Lukas: ‘Jezus aangaande Jeruzalem: Zij zullen in u niet steen op steen laten, omdat gij de
tijd van uw bezoeking niet hebt erkend’, (Lukas 19:44); de dag der bezoeking voor de Komst
van de Heer en de verlichting dan; maar ten opzichte van de Joodse natie, omdat zij niet heeft
erkend, voor de laatste tijd van de uitbeeldende dingen van de Kerk bij hen; want nadat
Jeruzalem was vernietigd, hielden de slachtoffers op en werd die natie verstrooid.
Bij Ezechiël: ‘Hij riep in mijn oren met een grote stem: de bezoekingen der stad zijn nabij
gekomen en de man zijn werktuig der verderving in zijn hand’, (Ezechiël 9:1).
Bij Jesaja: ‘De Refaïm zullen niet wederopstaan, daarom dat gij hen hebt bezocht, hen hebt
uitgeblust’, (Jesaja 26:14); de Refaïm staan voor het nageslacht van de Oudste Kerk, die vóór
de vloed was, die ook de Nefilim en de Enakim werden genoemd, zie de nrs. 567, 581, 1673;
gij hebt de Refaïm bezocht en uitgeblust, staat voor de laatste tijd van die Kerk; en verder
voor hun onderwerping in de hel, zie hierover de nrs. 1265-1272.
De bezoeking staat voor de vergelding, dus voor de verdoemenis, bij Jeremia: ‘Zou Ik om dit
niet bezoeking doen; of zou Mijn ziel niet wraak nemen aan een natie die zoals deze is’,
(Jeremia 5:9).
Bij dezelfde: ‘Het verderf van Ezau zal Ik over hem brengen ten tijde als Ik hem zal
bezoeken’, (Jeremia 49:8).
Bij Hosea: ‘Ik zal over hem zijn wegen bezoeken en zijn werken vergelden’, (Hosea 4:9).
6589. En Hij zal u doen opklimmen vanuit dit land tot het land dat Hij Abraham, Izaäk en
Jakob heeft gezworen; dat dit betekent dat zij zullen komen tot de staat van de Kerk waarin de
Ouden waren geweest, staat vast uit de betekenis van het land van Egypte, waar vanuit zij
zouden opklimmen, namelijk de verwoeste Kerk; de Egyptenaren beeldden deze daarmee uit
dat zij de zonen Israëls onderdrukten en haar ondergang door hun verzinken in de zee Suf; en
uit de betekenis van het land Kanaän, waartoe de zonen Israëls zouden opklimmen, namelijk
het rijk van de Heer en Zijn Kerk, nrs. 1607, 3038, 3481, 3705, 4447, 4517; dat het de Oude
Kerk is of de staat van de Kerk waarin de Ouden waren geweest, wordt daarmee aangeduid
dat God heeft gezworen dat land te geven aan Abraham, Izaäk en Jakob, want onder dezen
wordt in de hoogste zin de Heer verstaan, in de uitbeeldende zin Zijn rijk in de hemelen en
Zijn rijk op aarde, te weten de Kerk, nrs. 1965, 1989, 2011, 3245, 3306, 6098, 6185, 6276; en
daarom wil hun het land toezweren zeggen: bevestigen dat zij zullen komen tot de staat van
de Kerk waarin de Ouden waren geweest; niet dat de nakomelingen van Jakob daar zouden
komen, want die hebben niet tot de staat van die Kerk kunnen komen, maar alleen tot het
uiterlijke ervan, namelijk tot de uitbeeldende dingen en nauwelijks tot die uitbeeldingen; maar
dat diegenen daartoe zouden komen die met de zonen Israëls worden aangeduid, namelijk
allen die van de geestelijke Kerk zijn, zowel zij die het toen waren als zij die komen zouden.
Dat zweren is bevestigen vanuit het Goddelijke, zie de nrs. 2842, 3375.
Dat het land Kanaän aan de nakomelingen van Jakob beloofd en gegeven werd, was opdat zij
de Kerk zouden uitbeelden; en wel omdat de Kerk van oudsher in dat land was geweest en
toen al die plaatsen waren genoemd en uitbeeldend waren geworden, nrs. 3686, 4447, 4516,
4517, 6516.
6590. En Jozef bezwoer de zonen Israëls; dat dit de verplichting betekent, staat zonder
ontvouwing vast.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2709
6591. Al bezoekende zal God u bezoeken; dat dit betekent wanneer dat laatste van de Kerk zal
komen, staat vast uit de betekenis van bezoeken, namelijk het laatste van de Kerk, waarover
eerder in nr. 6588.
6592. En gij zult mijn beenderen van hier doen opklimmen; dat dit betekent dat er het
uitbeeldende van de Kerk zal zijn, niet de Kerk, die ook in het innerlijke is, staat vast uit de
uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke van de Kerk, nr. 6587; en omdat met hem het
innerlijke van de Kerk wordt uitgebeeld, wordt met zijn beenderen datgene aangeduid wat het
meest uiterlijke of het laatste van de Kerk is, dus het uitbeeldende van haar; want de
uitbeeldende dingen die waren geweest in de Oude Kerk en eveneens die welke bij Jakobs
nakomelingen werden ingesteld, waren de laatste dingen van de Kerk, maar datgene wat zij
aanduidden en uitbeeldden, waren de innerlijke dingen van de Kerk; deze innerlijke dingen
worden aangeduid met het vlees waarin de geest is, maar de uiterlijke met de beenderen;
daaruit kan vaststaan hoedanig de Kerk is wanneer zij alleen in de uiterlijke dingen zonder de
innerlijke is, namelijk zoals het benig geraamte van de mens zonder het vlees.
Dat bij het Israëlitische en het Joodse volk niet de Kerk is geweest, maar slechts het
uitbeeldende van de Kerk, zie de nrs. 4281, 4288, 4307, 4500, 4680, 4844, 4847, 4903, 6304;
en dat het uitbeeldende van een Kerk bij hen niet eerder is ingesteld dan nadat zij ten aanzien
van het innerlijke geheel en al verwoest waren en dat zij anders de heilige dingen zouden
hebben ontwijd, nr. 4289.
6593. En Jozef stierf; dat dit betekent dat het innerlijke ophield te zijn, staat vast uit de
betekenis van sterven, namelijk eindigen zodanig te zijn, nr. 494, 6587; en uit de uitbeelding
van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 6499; over de Kerk, hoedanig zij is wanneer het
innerlijke heeft opgehouden, zie de nrs. 6587, 6592.
6594. Een zoon van honderd en tien jaren; dat dit de staat toen betekent, staat vast uit de
betekenis van honderd en tien jaren, namelijk de staat en het hoedanige van het leven van de
wetenschappelijke dingen uit het innerlijke, waarover nr. 6582; dat jaren staten zijn, zie de
nrs. 487, 488, 493.
6595. En zij balsemden hem; dat dit de voortdurende bescherming betekent, staat vast uit de
betekenis van balsemen, namelijk de bescherming voor de besmetting van het boze, nrs. 6503,
6504.
Omdat hier wordt gehandeld over het einde van de Kerk, moet worden gezegd wat er wordt
verstaan onder de voortdurende bescherming: wanneer de Kerk eindigt te zijn, wat plaatsvindt
wanneer haar innerlijke bij de mens ophoudt, nrs. 6587, 6592, dan blijft toch het uiterlijke;
maar het uiterlijke is zodanig, dat het in zich een innerlijke heeft; maar dit innerlijke is dan
niet bij de mens en omdat hij niet daarover denkt, wordt hij er niet door aangedaan; maar het
is bij de engelen die bij de mens zijn; en omdat de mens van de verwoeste Kerk over het
innerlijke niets denkt, noch erdoor wordt aangedaan en het merendeel niet weet dat het er is,
kan daarom het innerlijke niet door de mens gekwetst worden; want wat de mens kent en te
meer wat hij eenmaal heeft geloofd, dat kan hij kwetsen, niet echter dat waarvan hij of niet
weet of niet gelooft dat het is, dan wordt het innerlijke van de Kerk beschermd, opdat het niet
door enig boze wordt aangedaan; zo werden dus bij de nakomelingen van Jakob de innerlijke
dingen van de Kerk beschermd; zij waren immers in de uiterlijke dingen zonder het innerlijke
en wel dermate dat zij zelfs niet eens iets over enig innerlijke wilden weten; daarom werden
de innerlijke dingen van de Kerk ook niet aan hen onthuld.
Dat aan Jakobs nakomelingen de innerlijke dingen niet zijn onthuld, opdat zij deze niet
zouden kwetsen door ze te ontwijden, zie de nrs. 3398, 3480; en dat diegenen de innerlijke
dingen van de Kerk niet kunnen ontwijden die deze niet geloven en te minder degenen die ze
niet kennen, nrs.593, 1008, 1059, 2051, 3398, 3402, 3898, 4289, 4601; verder dat de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2710
innerlijke dingen van de Kerk niet eerder worden onthuld dan wanneer de Kerk verwoest is,
omdat zij dan niet langer geloofd worden en dus ook niet ontwijd kunnen worden, nrs. 3398,
3399.
Deze dingen zijn het die onder de bescherming worden verstaan.
6596. En hij werd gelegd in een ark in Egypte; dat dit de verberging in de wetenschappelijke
dingen van de Kerk betekent, staat vast uit de betekenis van de ark, namelijk datgene waarin
iets wordt weggelegd of verborgen; en uit de betekenis van Egypte, namelijk de
wetenschappelijke dingen van de Kerk, nrs. 4749, 4964, 4966; en de wetenschappelijke
dingen waren in die tijd de erkentenissen van de uitbeeldende en de aanduidende dingen die in
de Oude Kerk waren geweest; de verberging van het innerlijke in deze dingen wordt met die
woorden aangeduid; over de verberging van het innerlijke van de Kerk en vandaar over de
bescherming opdat het niet gekwetst zou worden, zie nr. 6595.
Dat de ark datgene is waarin iets wordt verborgen of weggeborgen, kan vaststaan uit de ‘Ark
der Getuigenis’, namelijk dat zij daarom ark werd genoemd, omdat daarin de Getuigenis of de
Wet werd weggeborgen.
6597. Nu is gehandeld over de innerlijke zin van de dingen in het Boek Genesis; maar omdat
in dit Boek alle dingen historisch zijn, uitgezonderd de hoofdstukken 48 en 49, waarin ook
profetische dingen staan, kan het daarom nauwelijks verschijnen dat het de innerlijke zin is
die werd uiteengezet.
De historische dingen immers houden het gemoed in de letterlijke zin vast en verwijderen het
dan van de innerlijke zin en des te meer omdat de innerlijke zin geheel en al van de letterlijke
verschilt; deze handelt immers over de geestelijke en de hemelse dingen en de eerstgenoemde
zin handelt over wereldse en aardse zaken.
Maar dat de innerlijke zin zodanig is als werd uiteengezet, blijkt uit de afzonderlijke dingen
die zijn ontvouwd en voornamelijk hieruit dat die zin mij vanuit de hemel gedicteerd is
geweest.
Vervolg over de invloeiing en over het verkeer van de ziel en het lichaam
6598. Het is bekend dat de ene mens meer dan de andere beschikt over het vermogen van
verstaan en doorvatten wat eerzaam is in het zedelijk leven, wat gerecht is in het burgerlijk
leven en wat goed is in het geestelijk leven; de oorzaak bestaat in de verheffing van het
denken tot de dingen die van de hemel zijn; vandaar wordt het denken weggeleid van de
uiterlijke zinlijke dingen; degenen immers die alleen vanuit de zinlijke dingen denken, kunnen
in het minst niet zien wat het eerzame, het gerechte en het goede is; en daarom vertrouwen zij
op anderen en spreken veel vanuit het geheugen en hierdoor schijnen zij zich wijzer toe dan
de anderen; zij die echter boven de zinlijke dingen kunnen denken, zijn, indien de dingen in
het geheugen geordend zijn, meer dan anderen in het vermogen van verstaan en doorvatten en
dit volgens de graad waarin zij dingen beschouwen vanuit het innerlijke.
6599. Hoe het gesteld is met hen die in het zinlijke denken en met hen die boven het zinlijke
denken en hoedanig de invloeiing is in beiden, mag uit ondervinding worden meegedeeld.
Maar eerst moet men weten dat het denken van de mens is onderscheiden in ideeën en dat de
ene idee de andere volgt, zoals het ene woord het andere in het spreken; maar de ideeën van
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2711
het denken volgen onmiddellijk de ene op de andere met zo’n snelheid, dat het de mens
wanneer hij in het lichaam is, toeschijnt alsof het denken continu is en dat er dus geen
onderscheiding is; in het andere leven echter openbaart het zich dat het denken in ideeën is
onderscheiden,; het spreken immers vindt dan plaats door ideeën, nrs. 2470, 2478, 2479.
Hoe het gesteld is met het denken en de ideeën ervan, moet nu worden gezegd, namelijk dat
het denken zich in de gezelschappen van geesten en engelen rondom verbreidt en dat het
vermogen van verstaan en doorvatten is volgens de uitstrekking daarheen, dat wil zeggen,
volgens de invloeiing daaruit; en daarna, dat in één idee van het denken ontelbare dingen zijn
en nog meer in één gedachte vanuit ideeën samengesteld.
6600. Het is mij klaarblijkend getoond dat het denken van de mens en eveneens van geesten
en ook van engelen, zich rondom verbreidt in verscheidene gezelschappen in de geestelijke
wereld, maar het denken van de een op een wijze die verschilt van die van de ander.
Opdat ik dit als zeker zou weten, werd het gegeven te spreken met bepaalde gezelschappen tot
welke mijn denken doordrong en daaruit werd te weten gegeven wat in het denken invloeide,
vanuit welk gezelschap dat was en verder waar dat gezelschap was en hoedanig, zodat ik mij
niet kon vergissen.
Het vermogen van verstaan en doorvatten bij mens, geest en engel wordt bepaald volgens de
uitstrekking van de gedachten en van de aandoeningen tot de gezelschappen.
Degene die in het goede van de naastenliefde en van het geloof is, heeft een uitstrekking tot
de gezelschappen van de hemel, rondom volgens de graad waarin hij daarin is en waarin hij in
het echte goede is; die stemmen immers de hemel samen, daarom vloeien zij daar uit eigen
beweging en rondom heen; maar het zijn andere gezelschappen tot welke de aandoening van
het ware doordringt en andere tot welke de aandoening van het goede doordringt; de
aandoening van het ware dringt door tot de gezelschappen van de geestelijke engelen, maar de
aandoening van het goede tot de gezelschappen van de hemelse engelen.
Omgekeerd echter hebben het denken en de aandoeningen van hen die in het boze en het valse
zijn, een uitstrekking tot de helse gezelschappen en dit eveneens volgens de graad van het
boze en het valse bij hen.
Er wordt gezegd dat het denken en de aandoeningen van mens, geest en engel zich rondom
verbreiden in de gezelschappen en dat daaruit het verstand en de doorvatting is; maar men
moet weten dat het volgens de schijn zo gezegd wordt; er is immers geen invloeiing van het
denken en van de aandoeningen in de gezelschappen maar vanuit de gezelschappen en wel
door de engelen en geesten bij de mens; want, zoals aan het einde van de voorgaande
hoofdstukken is getoond, elke invloeiing is uit het innerlijke en dus bij de goeden vanuit de
hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer; en bij de bozen is de invloeiing uit de hel.
6601. Op zekere ochtend werd het klaarblijkend getoond dat ieder idee en iedere aandoening,
hoe klein ook, ontelbare dingen in zich hebben en verder dat die tot de gezelschappen
doordringen; ik werd enige tijd lang in een bepaalde aandoening en in het denken daaruit
gehouden en toen werd getoond hoeveel gezelschappen daarvoor samenwerkten; het waren
vijf gezelschappen die zich openbaarden door een levend gesprek; zij zeiden wat zij dachten
en eveneens dat zij hadden opgemerkt dat die gedachten bij mij waren; bovendien dat zij ook
de oorzaken wisten van de dingen die werden gedacht en eveneens de einddoelen, iets waarop
ik niet had gelet; de overige gezelschappen, die er verscheidene waren, tot welke het denken
zich uitstrekte, werden niet op die wijze geopenbaard; zij waren ook verder verwijderd.
Met de uitstrekking van het denken uit de objecten die de zaken zijn waarover men denkt, is
het zo gesteld als met de objecten van het gezicht; uit deze verbreidt zich een sfeer van stralen
rondom tot op een grote afstand, die in het gezicht van de mens valt en wel tot een grotere of
kleinere afstand naar gelang van het roodgloeiende en het vlammige in het object; indien het
immers vlammig is, dan verschijnt het veel meer van verre dan indien het nevelig en
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2712
zwartachtig is; eender is het met het innerlijk gezicht gesteld, dat van het denken is, uit zijn
objecten; de objecten van dit gezicht zijn niet stoffelijk zoals de objecten in de wereld, maar
zij zijn geestelijk en zij verbreiden zich tot zulke dingen die in de geestelijke wereld zijn, dus
tot de ware en de goede dingen daar en dus tot de gezelschappen die daarin zijn; en zoals het
vlammige zich in de wereld het verst rondom verbreidt, zo ook het goede en de aandoening
ervan in de geestelijke wereld, want met de aandoening van het goede stemt de vlam overeen.
Hieruit kan vaststaan dat de hoedanigheid van het leven van de mens zich geheel en al
gedraagt volgens de gezelschappen tot welke zijn denken en aandoeningen zich uitstrekken en
volgens de hoedanigheid en de hoeveelheid van de uitstrekking.
6602. Dat de sferen van het denken en de aandoeningen zich overal in het rond uitstrekken tot
de sferen van de gezelschappen die ver afgelegen zijn, kon voor mij ook hieruit vaststaan, dat
wanneer ik vanuit aandoening over zulke dingen dacht die in het bijzonder een gezelschap uit
de verte bewogen, zij dan met mij over dezelfde zaak spraken en zeiden wat zij voelden; dit
heeft ettelijke malen plaatsgevonden; het ene gezelschap was aan de rechterzijde, op een
tamelijk grote afstand, in het vlak van het lagere deel van de borstholte en het andere was ook
aan de rechterzijde, maar meer nabij, in het vlak van de knieën.
Dat afstand die wordt onderscheiden, is vanuit de staat van de aandoening van het ware en het
goede; voor zoveel als de staat van het ene gezelschap afwijkt van de staat van het andere,
verschijnen de gezelschappen op een afstand verwijderd.
6603. Maar men moet weten dat het denken en de aandoeningen die tot de gezelschappen
doordringen, daar niet de gezelschappen in het bijzonder bewegen om zo te denken en te
willen zoals de mens, geest of engel doet, uit wie het denken en de aandoeningen uitgaan,
maar dat zij binnengaan in de universele sfeer van de aandoening en het denken daaruit van
die gezelschappen; vandaar weten de gezelschappen niets daarover; de geestelijke sfeer
immers waarin alle gezelschappen zijn, is verschillend bij eenieder; wanneer het denken en de
aandoeningen in deze sfeer binnengaan, worden de gezelschappen niet aangedaan.
Alle denken en aandoening gaan binnen in de sferen van de gezelschappen waarmee zij
overeenkomen; vandaar komt het dat er uitstrekkingen bestaan naar alle kanten rondom in het
vrije, zoals de uitstrekkingen van de stralen uit de objecten in de wereld, die vrijelijk overal
doorheen dringen tot het gezicht van eenieder die in de omtrek staat, met een verscheidenheid
volgens de helderheid of de zwakheid van het gezicht en eveneens volgens de heldere of
duistere atmosfeer; met de helderheid van de sfeer stemt in de geestelijke wereld de
aandoening van het ware en het goede overeen.
6604. Er verscheen mij ettelijke malen een engel en zijn aangezicht was duidelijk zichtbaar,
dit werd voortdurend gevarieerd volgens de aandoeningen zodanig als die bij hem in orde op
elkaar volgden, dus van de ene grens tot de andere, terwijl toch de universeel regerende
aandoening bleef, waaraan het kon worden onderkend dat het dezelfde engel was; en ik werd
onderricht dat de veranderingen van zijn aangezicht kwamen vanuit de gezelschappen
waarmee hij verbonden was en dat zij ontstonden volgens de variaties van
vergemeenschapping meer van nabij met het ene gezelschap dan met het andere; en dus
opeenvolgend; de uitstrekking immers van de aandoeningen en van het denken heeft haar
grenzen en zij verdwijnt in de laatste gezelschappen en gaat heen zoals het gezicht zich in het
heelal verliest; binnen de grenzen van die algemene sfeer kunnen de gedachten en de
aandoeningen gevarieerd worden en nu eens het ene gezelschap meer nabij zijn dan weer het
andere; wanneer zij in het midden van het ene zijn, dan zijn de overige gezelschappen voor
hem in de omtrekken, enzovoort, met alle variatie binnen die grenzen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2713
6605. Het is opmerkenswaardig dat zoals de gehele hemel één mens weergeeft, die vandaar de
Grootste Mens wordt genoemd, waarover aan het einde van verscheidene hoofdstukken is
gehandeld, dus ieder gezelschap eender een mens weergeeft, want het beeld van de gehele
hemel vloeit in de gezelschappen in en maakt dat die eender zijn, niet slechts in de
gezelschappen, maar ook in de afzonderlijke personen in het gezelschap; vandaar de
menselijke vorm voor de afzonderlijken, want eenieder in een gezelschap van engelen is in
kleinste vorm een hemel; de verscheidenheden van hun menselijke vorm gedragen zich
volgens het hoedanige van het goede en het ware bij hen; vandaar komt het dat iedere geest en
engel in een vorm verschijnt geheel en al volgens de vergemeenschapping van zijn denken en
aandoeningen met de gezelschappen; vandaar zijn zij zoals zij in het goede en het ware zijn,
dus in een schonere menselijke vorm; maar indien de vergemeenschapping van het denken en
van de aandoeningen in de gezelschappen is verbreid niet volgens de hemelse vorm, dan heeft
die vorm gebrek aan schoonheid; indien er echter vergemeenschapping is met de helse
gezelschappen, dan is de vorm wanstaltig en duivels; en zij die geheel en al in het
tegenovergestelde, dus tegen het goede en het ware zijn, omdat zij in het tegenovergestelde,
dus tegen de vorm van de hemel zijn, die de menselijke is, verschijnen in het licht van de
hemel niet als mensen, maar als monsters; zo verschijnt de gehele hel en dus de
gezelschappen daar en dus ook de afzonderlijken in de gezelschappen; ook met een
verscheidenheid volgens de graad van de tegenoverstelling van het boze tegen het goede en
van het valse daaruit tegen het ware.
6606. Ik heb waargenomen wanneer ik met engelgeesten sprak, dat de aandoeningen en de
gedachten verschenen zoals een rivier rondom en dat de zaak van het denken in het midden
was, omringd door die rivier en dat deze van daar naar alle kanten was uitgestrekt; waaruit het
ook werd geopenbaard dat het denken en de aandoeningen zich overal heen tot de
gezelschappen uitstrekten.
6607. Het werd getoond dat het denken met de aandoeningen zich in een cirkel bewegen,
wanneer zij zich uitbreiden, bijna volgens de vorm van de kronkelingen van de grijze
substantie in de menselijke hersenen; die ronddraaiende vloeiingen verschenen mij lange tijd;
het waren trekkingen rondom, buigingen naar binnen, windingen naar binnen en naar buiten,
zodanig als genoemde substantie in de hersenen.
Maar de vormen van de hemel zijn nog wonderbaarlijker en zodanig dat die nooit begrepen
kunnen worden, zelfs niet door de engelen; in zo’n vorm zijn de gezelschappen van de
engelen in de hemelen en tot zo’n vorm vloeit het denken van de engelen en bijna in één
oogwenk op grote afstand, omdat zij volgens een oneindig volmaakte vorm vloeien.
6608. Verstandelijk licht werd mij gegeven en weer afgenomen, dan weer verminderd en
geregeld in de te denken, te spreken en te schrijven dingen en dit meermalen; en het werd mij
gegeven de verscheidenheden en de onderscheiden te doorvatten; het licht zelf werd doorvat
zoals een beschijning die de substanties van het innerlijk gezicht verlichtte, zoals het schijnsel
van de zon de organen van het gezicht; die algemene beschijning maakte dat de objecten van
de dingen verschenen, zoals de objecten van de aarde aan het oog dat wordt beschenen; en ik
werd onderricht dat die variaties ontstonden volgens de verbindingen met de hemelse
gezelschappen.
6609. Het denken en de gesprekken van de gezelschappen waar binnen mijn denken was,
werden mij enige malen uitgebeeld door wolken die opklommen en neerdaalden in
hemelsblauw; vanuit de vormen, de kleuren en de mate van dichtheid van de wolken werd het
gegeven te kennen wat invloeide; de waarheden werden uitgebeeld door een hemelsblauwe
kleur gemengd met schoon blinkend wit; de blankheid ervan kan niet beschreven worden; de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2714
schijnbaarheden van het ware werden uitgebeeld door een doffe blankheid en de valsheden
door zwarte wolken; vandaar kon eveneens de invloeiing van het denken en de aandoeningen
worden geweten.
6610. Zolang de mens leeft, worden de ideeën van zijn denken gevarieerd, en wel
vermenigvuldigd en gedeeld en dus zo uitgestrekt tot verschillende gezelschappen en nieuwe
gezelschappen; bij degenen die in het boze zijn, tot helse gezelschappen, eender bij hen die in
overredingen van het valse zijn; bij hen echter die in overredingen van het ware zijn, dat wil
zeggen, die in een overredend geloof zijn, worden de ideeën van het denken zeer beperkt.
Maar bij hen die worden wederverwekt, worden het denken en de aandoeningen aanhoudend
in nieuwe hemelse gezelschappen binnengebracht en groeit de uitstrekking; eveneens worden
de vorige gedachten en aandoeningen gedeeld en de gedeelde weer verbonden met ideeën die
opnieuw met nieuwe gezelschappen worden vergemeenschapt; vooral worden de algemene
dingen met bijzonderheden gevuld en deze weer met afzonderlijke dingen, dus met nieuwe
waarheden, waar vanuit de belichting aangroeit.
6611. Ik sprak met geesten over de veranderingen van de staat van het leven van de mens, dat
die staat onbestendig is en dat hij omhoog en omlaag wordt gevoerd, namelijk naar de hemel
en naar de hel; maar dat zij die zich laten wederverwekken, aanhoudend omhoog worden
gevoerd en dus steeds in meer innerlijke hemelse gezelschappen; de uitstrekking van de sfeer
in die gezelschappen wordt door de Heer gegeven aan hen die worden wederverwekt, vooral
door verzoekingen, waarin aan de boze en de valse dingen tegenstand wordt geboden, want
dan strijdt de Heer door de engelen tegen de boze en valse dingen en zo wordt de mens
binnengeleid in de gezelschappen van die engelen die meer innerlijk zijn; en in die waarin hij
eenmaal is binnengeleid, daar blijft hij; en vandaar ontvangt hij eveneens een zich verder
uitstrekkend en zich hoger verheffend vermogen van doorvatten.
6612. Uit deze dingen blijkt ook dat hoe uiterlijker de mens denkt, des te minder uitstrekking
hij heeft en hoe innerlijker hij denkt, des te groter de uitstrekking die hij heeft; want degenen
die uiterlijk denken, dat wil zeggen, die in het zinlijke denken, hebben alleen gemeenschap
met de grovere geesten; maar zij die innerlijker, dat wil zeggen, vanuit het redelijke denken,
hebben gemeenschap met de engelen; en hoedanig dit verschil is, kan vaststaan uit de
dichtheid van de sfeer waarin de zinlijke geesten zijn en uit de zuiverheid van de sfeer waarin
de engelen van de hemel zijn; het verschil gedraagt zich zoals het verschil tussen de
uitbreiding van de klank en de uitbreiding van het licht en hoe groot dit verschil is, weten
diegenen die in de natuurkundige dingen ervaren zijn.
6613. Dat in één idee van het denken ontelbare dingen zijn en nog meer in een denken dat
vanuit ideeën is samengesteld, werd te weten gegeven vanuit veel ondervinding en dat hier
voor een zeker deel mag worden aangevoerd.
6614. Het werd door levende ondervinding getoond hoe de ideeën van de engelen invloeien in
de ideeën van de geesten, die beneden zijn en derhalve in grovere ideeën; een menigte van
ideeën vanuit de engelenhemel vertoonde zich zichtbaar zoals een blinkend witte wolk,
onderscheiden in kleine deeltjes; ieder klein deeltje, dat uit ontelbare ideeën bestond, bracht
één enkelvoudig idee voort bij de geest; en daarna werd getoond dat dit duizenden en
duizenden dingen in zich had, die eveneens door een wolk voor het oog van de geesten
werden uitgebeeld.
Over deze dingen sprak ik daarna met de geesten, namelijk dat zij kunnen worden toegelicht
door de objecten van het gezicht; wanneer één object, dat enkelvoudig verschijnt wordt
bekeken met een vergrootglas, dan vertonen zich zichtbaar duizenden niet geziene dingen; zo
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2715
zijn bijvoorbeeld kleinere wormpjes die zoals één duister klompje verschijnen, wanneer zij
met een microscoop worden bekeken, niet alleen verscheidene, maar eenieder is in een vorm;
en indien deze met een nog grotere gezichtsscherpte wordt bekeken, dan ziet men organen,
leden, ingewanden en eveneens vaten en vezels; zo is het ook gesteld met de ideeën van het
denken; ieder idee bevat duizenden en duizenden dingen, hoewel verscheidene ideeën
tezamen, waar vanuit het denken is, slechts zoals een enkelvoudig iets verschijnen.
Niettemin hebben de ideeën van het denken van de een meer dingen in zich dan de ideeën van
een ander; de veelheid die zij bevatten, gedraagt zich naar de uitstrekking tot de
gezelschappen.
6615. Wanneer het denken van de engelen tot de lagere dingen neer glijdt, verschijnt zij zoals
eerder gezegd, zoals een blinkend witte wolk; maar wanneer het denken van de engelen die in
de hogere hemelen zijn, neer glijdt, dan verschijnt zij zoals een vlamachtig licht waar vanuit
een trilling van glans is; die blinkend witte wolk en dat vlamachtige licht zijn niets anders dan
de ontelbare dingen die in hun denken zijn; wanneer deze invloeien in het denken van de
geesten die beneden zijn, dan vertonen zij zich slechts als één: het licht en de glans vloeit in
hun denken in en het vlamachtige in de aandoening, die van de liefde is en die de ideeën leidt
en ze verbindt; maar het lichtend vlamachtige en het trillend glanzende verschijnt niet aan
hen, maar zij werden door mij gezien, opdat ik zou weten dat de hogere dingen invloeien in de
lagere en dat het ontelbare dingen zijn die zoals één worden bemerkt.
6616. Dat er in één idee zo vele dingen liggen, kon voor mij ook hieruit vaststaan dat wanneer
ik geesten met mij hoorde spreken, ik alleen al vanuit de klank van hun stem in hun spraak
kon doorvatten of zij spraken vanuit huichelarij of vanuit oprechtheid of vanuit vriendschap,
dan wel vanuit het goede van de liefde; dit kan de mens zien vanuit de gelaatstrekken van de
ander en eveneens enigermate horen vanuit diens spraak; want wanneer een mens een gelaat
ziet dat hem blij tegemoet komt en woorden hoort die innemend zijn, dan kan hij bemerken of
daarin gehuichel is of sluwheid of vrolijkheid van nature dan wel voor de gelegenheid, of
schroom of vriendschap of waanzin en meer dingen; dit is eveneens een aanwijzing dat ieder
idee ontelbare dingen in zich heeft.
Toen ik over deze dingen met de geesten sprak, waren sommigen van hen ongelovig en
daarom werden zij opgeheven in een hogere streek en toen zij daar vandaan met mij spraken
zeiden zij dat zij talloze dingen zagen in ieder idee van mijn denken; en toen geloofden zij.
6617. Dat één idee ontelbare dingen in zich draagt, kon voor mij ook hieruit vaststaan dat de
engelen in één ogenblik bij een geest en bij een mens diens leven doorvatten, wanneer zij hem
slechts horen spreken of wanneer zij een blik slaan in zijn denken; dit kunnen de engelen van
de lagere hemelen zien en de engelen van de hogere hemel nog meer.
Een zekere goede geest werd in de eerste hemel opgeheven en van daar sprak hij met mij en
zei dat hij oneindig veel dingen zag in de dingen die ik toen las in het Woord. terwijl ik toch
een enkelvoudig denken daarover had; daarna werd hij in een innerlijker hemel opgeheven en
van daar zei hij dat hij nu nog meer dingen zag en wel zo vele, dat de vorige dingen die hij
had gezien, voor hem naar verhouding grof waren; van daar werd hij daarna tot een nog
innerlijker hemel opgeheven, waar de hemelse engelen zijn; en van daar zei hij dat de dingen
die hij eerder had gezien, nauwelijks iets waren ten opzichte van de dingen die hij nu zag;
terwijl dit voortduurde, vloeiden verschillende dingen die van daar kwamen in en ik werd
erdoor aangedaan.
6618. Zekere geesten beroemden zich daarop dat zij alle dingen wisten; die geesten hebben in
de Grootste Mens betrekking op het geheugen; maar het werd hun gezegd dat er eindeloos
vele dingen zijn die zij niet weten, ja zelfs dat één idee gevuld kan worden met eindeloos vele
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2716
dingen en dat die idee toch verschijnt zoals enkelvoudig; verder dat zij, indien de ideeën tot in
het eeuwige dagelijks met tal van zaken werden vervuld, zelfs niet eens alle algemene dingen
zouden kunnen weten en dat zij daaruit konden opmaken hoeveel het is wat zij niet weten; dit
werd hun eveneens getoond totdat zij het erkenden.
Een engel sprak met hen door veranderingen van staat, maar zij konden de dingen die hij
sprak niet verstaan en toen werd tot hen gezegd dat iedere verandering eindeloos vele dingen
bevatte, die echter bij hen zelfs niet eens werden opgemerkt, want behalve dat zij ze niet
verstonden, werden zij er ook niet door aangedaan.
6619. Dat de ideeën van het denken ontelbare dingen in zich hebben en dat zij die in volgorde
in zich hebben vanuit de innerlijke dingen, bleek mij ook wanneer ik ’s morgens en ’s avonds
het Gebed van de Heer las; telkens werden dan de ideeën van mijn denken geopend naar de
hemel en vloeiden talloze dingen in, zodat ik helder bemerkte dat de ideeën van het denken
opgevat vanuit de inhoud van het Gebed, gevuld werden vanuit de hemel; en eveneens werden
er zulke dingen ingegoten die niet kunnen worden uitgesproken en ook niet door mij konden
worden begrepen; ik voelde slechts de daaruit voortspruitende algemene aandoening; en wat
wonderlijk is, die dingen die invloeiden, werden dagelijks gevarieerd.
Vandaar werd het te weten gegeven dat er in de inhoud van dat gebed meer is gelegen dan de
algehele hemel bij machte is te begrijpen; en dat er des te meer in gelegen is bij de mens
naarmate zijn denken meer geopend is naar de hemel; en omgekeerd dat er des te minder in
gelegen is naarmate zijn denken meer gesloten is; bij hen immers bij wie het denken gesloten
is, verschijnt niets meer daarin dan de zin van de letter of de meest nabij gelegen zin van de
woorden.
6620. Uit al deze zaken kan men weten hoe oneindig veel dingen eveneens iedere waarheid
van het Woord in zich draagt, want dit daalt uit de Heer door de hemel neer, hoewel het als
hoogst enkelvoudig verschijnt aan hen voor wie de ideeën gesloten zijn.
Hierover sprak ik eens met geesten die ontkenden dat er iets binnenin het Woord school en ik
zei dat oneindig vele en onuitsprekelijke dingen daarin waren, die niet kunnen worden
doorvat door degenen die gesloten ideeën hebben en daarom niet iets anders dan de letterlijke
zin toelaten, die zij ten gunste van hun beginselen en begeerten uitleggen en die zo voor
zichzelf de toegang afsluiten tot de dingen die daarin weggeborgen zijn en hun ideeën zelf of
leeg maken of dichtstoppen .
Toen werd eveneens getoond hoedanig een idee van het denken verschijnt wanneer zij
gesloten is en hoedanig wanneer zij geopend is; dit kan immers in het licht van de hemel
gemakkelijk worden getoond; de gesloten idee verscheen zoals een zwart punt waarin niets
zichtbaar was; maar de geopende idee verscheen zoals iets lichtends waarin als het ware iets
vlamachtig was, waar alle afzonderlijke dingen zich daar naar richtten; het vlamachtige
beeldde de Heer uit en de dingen die zich tot Hem richtten, beeldden de hemel uit; en er werd
gezegd dat in ieder idee dat uit de Heer is, het beeld van de gehele hemel is, omdat zij is uit
Hem Die de hemel is.
6621. Het denken van degenen die zich in het leven van het lichaam alleen op de wetenschap
van de kritiek hebben toegelegd wanneer zij het Woord lezen en zich slechts weinig hebben
bekommerd om de zin ervan, werden uitgebeeld zoals gesloten, niet te verbreken lijnen en
zoals een weefsel daaruit; sommigen van hen waren bij mij; toen werden alle dingen die
gedacht en geschreven werden, verward, terwijl het denken als het ware in een kerker werd
vastgehouden, want zij werd alleen bepaald tot woorden, door het gemoed weg te trekken van
de zin en wel dermate dat zij mij enorm vermoeiden; toch geloofden zij dat zij wijzer waren
dan de anderen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2717
6622. Ik sprak met geesten over de invloeiing in de ideeën van het denken, namelijk dat de
mens geenszins kan geloven dat er zo ontelbaar vele dingen in gelegen zijn, want de mens vat
niet dan alleen iets eenvoudigs en enkelvoudigs; en zo oordelen zij dus vanuit het uiterlijk
zinlijke.
De geesten met wie ik toen sprak, waren in de mening dat er niet iets van binnen in de ideeën
was; zij hadden zich dit ingeprent in het leven van het lichaam.
Opdat zij echter zouden begrijpen dat zij ontelbare dingen zoals één doorvatten, werd het
gegeven te zeggen dat tot één handeling de bewegingen van myriaden bewegingsvezels
samenwerken en dat eveneens tegelijk tot die handeling alle dingen die in het lichaam zijn,
zich meebewegen en zich aanpassen zowel in het algemeen als in het bijzonder en evenwel
die kleine handeling enkelvoudig en als één verschijnt, alsof het niets zodanigs in zich had;
eender dat tot één woord talloze dingen tegelijk samenwerken, zoals het plooien van de lippen
en van alle spieren en vezels daar, eveneens van de tong, de keel, het strottenhoofd, de
luchtpijp, de longen, het middenrif, met al die spieren in het algemeen en in het bijzonder;
daar de mens één woord daarvandaan als slechts een enkelvoudige klank opmerkt die niets in
zich heeft, zo kan vaststaan hoe grof de doorvatting vanuit het zinlijke is; hoe grof moet dan
niet de doorvatting vanuit het zinlijke zijn ten aanzien van de ideeën van het denken die in de
meer zuivere wereld zijn en zo verder van het zinlijke verwijderd.
6623. Omdat de ideeën van het denken zo ontelbaar vele dingen in zich hebben, kunnen de
engelen alleen al vanuit één woord dat vanuit het denken voortgaat, weten hoedanig een geest
of hoedanig een mens is.
Dit werd eveneens door ondervinding bevestigd; toen alleen het ‘Ware’ werd genoemd, wat
opeenvolgend plaatsvond door verscheidene geesten, werd terstond gehoord of het hard, of
ruw, week, of kinderlijk, dierbaar of onschuldig of het leeg was of vol, of daarin het valse was
of het geveinsde, of het gesloten was of geopend en in welke graad die dingen waren, kort
gezegd, het hoedanige zelf van de idee en dit niet alleen in het algemeen; wat dan niet in de
afzonderlijke dingen die de engelen doorvatten.
6624. Omdat de mens vanuit het zinlijke denkt, zijn zulke dingen duister voor hem, ja zelfs zo
duister dat hij niet weet wat een idee is en vooral dat het denken is onderscheiden in ideeën
zoals de spraak in woorden; het denken schijnt hem immers continu toe en niet discreet,
terwijl toch de ideeën van het denken de woorden van de geesten zijn en de ideeën van het
nog innerlijker denken de woorden van de engelen.
Omdat de ideeën de woorden van de spraak zijn, zijn zij ook vol klank onder de geesten en de
engelen; vandaar is het stille denken van de mens hoorbaar voor geesten en engelen, wanneer
het de Heer behaagt.
Hoeveel volmaakter de ideeën van het denken zijn dan de woorden van de spraak, kan hieruit
vaststaan dat de mens binnen één minuut meer dingen kan denken dan hij in een uur kan
uitspreken of schrijven; verder kon het eveneens vaststaan uit het spreken met geesten en
engelen; dan immers vulde ik in één ogenblik de algemene zaak met afzonderlijke dingen,
onder toevoeging van de aandoening; vandaar vatten de engelen en de geesten alle dingen
duidelijk onderscheiden en vele dingen meer, die rondom die zaak zoals een nevel
verschenen.
6625. Hieruit kan nu vaststaan hoedanig de ideeën zijn van degenen die boos leven en
vandaar boos denken, namelijk dat daarin haatgevoelens zijn en wraakneming, afgunst,
sluwheid, echtbreuk en hoogmoed en verder uiterlijk fatsoen dat het eerzame voorwendt,
kuisheid ter wille van de schijn, vriendschap ter wille van eer en gewin en dus geen
vriendschappen zijn en verder vuile en schandelijke dingen die niet moeten worden
uitgesproken; en bovendien dat er enige leerstellingen van het geloof zijn die de begeerten in
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 50
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2718
bescherming nemen en indien dit niet het geval is, ongeloof en bespotting; deze en dergelijke
dingen zijn in de ideeën van hen die boos leven en vandaar boos denken.
Daar er zulke dingen in zijn, kan het, wanneer zulke mensen in het andere leven komen, niet
anders dan dat zij afgescheiden en ver verwijderd worden van de hemel, waar zulke dingen
afgrijzen verwekken.
6626. Ik zal wonderbaarlijke dingen meedelen: de Heer, Die alleen de Mens is, krachtens Wie
de engelen, de geesten en de inwoners van de aardbol mensen worden genoemd, Hijzelf
maakt door Zijn invloeiing in de hemel dat de algehele hemel één Mens uitbeeldt en
weergeeft; en door de invloeiing door de hemel en uit Zich rechtstreeks in de afzonderlijken
daar maakt Hij dat eenieder als mens verschijnt; de engelen in een vorm te mooi en te
blinkend dan dat die kan worden beschreven; eender door de invloeiing in de geest van de
mens; ja zelfs geven bij de engel, de geest en de mens die in de naastenliefde jegens de naaste
en in de liefde tot de Heer leeft, de allerkleinste dingen van het denken een mens weer, met
als oorzaak dat die naastenliefde en die liefde tot de Heer en al wat uit de Heer is, een mens
weergeeft; die dingen zijn het ook die de mens maken.
Omgekeerd is het echter in de hel, omdat zij die daar zijn, in de dingen zijn die indruisen
tegen de naastenliefde en de hemelse liefde; zij verschijnen weliswaar in hun schijnsel zoals
mensen, maar in het licht van de hemel zoals huiveringwekkende monsters en in sommigen
van hen wordt nauwelijks iets van een menselijke vorm herkend; de oorzaak hiervan is de
volgende; dat de invloeiing van de Heer door de hemel niet wordt opgenomen, maar
verworpen of uitgeblust of verdraaid, waarom zij zodanig verschijnen.
Eender zijn in de kleinste dingen van hun denken of in hun ideeën, zulke vormen, want
hoedanig iemand in het geheel is, zodanig is hij in elk deel, zij zijn immers gelijkvormig en
van gelijk geslacht.
Die vorm waarin zij verschijnen, is ook de vorm van de hel waarin zij zijn; elke hel immers
heeft haar vorm, die in het licht van de hemel is als een monster; en diegenen van hen die
daaruit verschijnen, worden aan die vorm gekend vanuit welke hel zij zijn.
Zij verschenen aan mij in de poorten die openstonden in de wereld der geesten en zij werden
zoals monsters gezien, met veel verscheidenheid.
Dat de poorten van de hel tot de wereld der geesten openstaan, zie nr. 5852.
Einde van het Boek Genesis

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb