GENESIS
ZESENDERTIGSTE HOOFDSTUK
4635. Omdat in hetgeen tot hiertoe aan de hoofdstukken van Genesis vooraf werd
vermeld, de dingen die ontvouwd zijn die de Heer bij, (Mattheüs 24) had voorzegd over
de laatste tijd van de Kerk en omdat bij dezelfde evangelist dezelfde dingen worden
voortgezet in hoofdstuk 25, zo is het geoorloofd ook die dingen in hun orde ten aanzien
van de innerlijke zin te ontvouwen; welke dingen in de letterlijke zin de volgende zijn:
‘Dan zal het koninkrijk der hemelen eender worden aan tien maagden, die, haar
lampen nemende, uitgingen, de Bruidegom tegemoet; vijf nu van haar waren
voorzichtig, vijf echter dwaas; die dwaas waren, haar lampen nemende, namen niet
olie met zich; de voorzichtigen echter namen olie in haar vaten met haar lampen.
Daar echter de Bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig en vielen in slaap;
te middernacht echter geschiedde een geroep: Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit
Hem tegemoet.
Toen werden al die maagden gewekt en zij maakten haar lampen gereed.
Maar de dwazen zeiden tot de voorzichtigen: Geeft ons van uw olie, omdat onze
lampen uitgaan.
Doch de voorzichtigen antwoordden, zeggende: Zij mocht misschien niet toereiken
voor ons en voor u; maar gaat liever heen tot de verkopers en koopt voor uzelf.
Als zij echter heengingen om te kopen, kwam de Bruidegom en die gereed waren,
schreden met Hem in tot de bruiloft en de deur werd gesloten.
Daarna kwamen echter ook de overige maagden, zeggende: Heer, Heer, doe ons
open.
Hij echter antwoordende, zei: Voorwaar zeg Ik u, Ik ken u niet.
Zo waakt dan, omdat gij de dag niet weet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen
komen zal.’
4636. Dat de Heer met deze gelijkenis Zijn Komst heeft beschreven, staat vast uit de
afzonderlijke dingen en uit het einde, waar Hij zegt: ‘Zo waakt dan, omdat gij de dag niet
weet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen komen zal.’
Zoals ook in het voorafgaande hoofdstuk 24, waar Hij uitdrukkelijk over Zijn Komst
spreekt: ‘Waakt derhalve, omdat gij niet weet in welke ure uw Heer komen zal’, vers 42.
Dat Zijn Komst de voleinding der eeuw of de laatste tijd van de Kerk is, werd eerder
getoond.
4637. Dat alle en de afzonderlijke dingen die de Heer in gelijkenissen heeft gesproken,
uitbeeldend en aanduidend zijn voor geestelijke en hemelse dingen van Zijn rijk en in de
hoogste zin voor Goddelijke dingen bij Hem, staat klaarblijkend vast; en daarom kan
degene die dit niet weet, ten aanzien van de gelijkenissen van de Heer niets anders
inzien dan dat zij zoals gewone gelijkenissen zijn die verder niets in hun schoot
verbergen; zoals deze over de tien maagden, indien men niet weet wat in de innerlijke
zin de maagden betekenen en verder wat tien, wat vijf, de lampen, de vaten, de olie, wat
de verkopers, de bruiloft en de overige dingen en in de overige gelijkenissen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1940
De dingen die de Heer daarin heeft gesproken, verschijnen, zoals gezegd, in de uiterlijke
vorm zoals gewone gelijkenissen, maar in de innerlijke vorm zijn zij zodanig dat zij de
gehele hemel vullen, want in de afzonderlijke dingen is een innerlijke zin, die zodanig is
dat het geestelijke en hemelse ervan zich door de hemelen overal heen zoals het licht en
de vlam verspreidt; deze zin is geheel en al opgeheven of uitgetild uit de zin van de letter
en vloeit uit de afzonderlijke uitdrukkingen en uit de afzonderlijke woorden, ja zelfs uit
elke jota.
Wat deze gelijkenis echter in de innerlijke zin behelst, blijkt uit wat hier volgt.
4638. Dan zal het koninkrijk der hemelen eender worden aan tien maagden, betekent de
laatste tijd van de Oude Kerk en de eerste tijd van de Nieuwe; de Kerk is het rijk van de
Heer op aarde; de tien maagden zijn allen die in de Kerk zijn, namelijk zowel degenen
die in het goede en het ware zijn, als zij die in het boze en het valse zijn; tien zijn in de
innerlijke zin de overblijfselen en eveneens het volle, dus allen; en de maagden zijn zij
die in de Kerk zijn; en dus eveneens elders in het Woord.
Die haar lampen nemende, betekent de geestelijke dingen waarin het hemelse is, of de
ware dingen waarin het goede is, of wat hetzelfde is, het geloof waarin de naastenliefde
jegens de naaste is, en de naastenliefde waarin de liefde tot de Heer is; de olie immers is
het goede van de liefde, waarover hierna; maar de lampen waarin de olie niet is, zijn
dezelfde dingen waarin het goede niet is.
Uitgingen, de Bruidegom tegemoet, betekent hun opneming.
Vijf nu van haar waren voorzichtig, vijf echter dwaas, betekent een deel van hen die in de
ware dingen zijn waarin het goede is en een deel van hen die in de ware dingen zijn,
waarin niet het goede is; eerstgenoemden zijn de voorzichtigen, laatstgenoemden zijn de
dwazen; vijf zijn in de innerlijke zin enigen, hier dus een deel van hen.
Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen niet olie met zich, betekent dat zij niet
het goede van de naastenliefde in de ware dingen hadden; de olie is in de innerlijke zin
het goede van de naastenliefde en van de liefde.
De voorzichtigen echter namen olie in haar vaten met haar lampen, betekent dat zij het
goede van de naastenliefde en van de liefde in hun ware dingen hadden; de vaten zijn de
leerstellige dingen van het geloof.
Daar echter de Bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig en vielen in slaap,
betekent het uitstellen en als gevolg daarvan de twijfel; sluimerig worden is in de
innerlijke zin ten gevolge van het uitstel sloom worden in de dingen die van de Kerk zijn;
en in slaap vallen is twijfel koesteren; de voorzichtigen een twijfel waarin het
bevestigende is, de dwazen een twijfel waarin het ontkennende is.
Te middernacht echter geschiedde een geroep, betekent de tijd die de laatste van de
Oude Kerk en de eerste van de Nieuwe Kerk is; het is deze tijd die in het Woord de nacht
wordt genoemd, wanneer over de staat van de Kerk wordt gehandeld; het geroep is de
verandering.
Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet, betekent dat wat het gericht betreft,
namelijk de aanvaarding en de verwerping.
Toen werden al die maagden gewekt en zij maakten haar lampen gereed, betekent de
voorbereiding van allen, want zij die in de ware dingen zijn waarin het goede niet is,
geloven dat zij evenzeer aanvaard worden als zij die in de ware dingen zijn waarin het
goede is; zij menen immers dat het geloof-alleen zaligt en weten niet dat er geen geloof
is waar de naastenliefde niet is.
Maar de dwazen zeiden tot de voorzichtigen: Geeft ons van uw olie, omdat onze lampen
uitgaan, betekent dat zij willen dat aan hun ijle ware dingen of aan hun leeg geloof het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1941
goede wordt vergemeenschapt door anderen; in het andere leven immers worden alle
geestelijke en hemelse dingen wederzijds vergemeenschapt, maar alleen door het goede.
Maar de voorzichtigen antwoordden, zeggende: Zij mocht misschien niet toereiken voor
ons en voor u, betekent dat het niet kan worden vergemeenschapt, omdat het weinige
ware dat zij hebben zou worden weggenomen; met de vergemeenschapping van het
goede immers, met hen die in de ware dingen zonder het goede zijn, is het in het andere
leven als volgt gesteld: zij nemen degenen die in het goede zijn als het ware het goede af
en eigenen het zich toe en zij vergemeenschappen het niet met anderen, maar
verontreinigen het; en daarom vindt er niet enige vergemeenschapping van het goede
met hen plaats; hierover zal men uit ondervinding aan het einde van hoofdstuk 37 een
en ander zien.
Maar gaat liever heen tot de verkopers en koopt voor uzelf, betekent het goede van de
verdienste; zij die daarmee te koop lopen, zijn de verkopers; zij die in het ware zijn
waarin niet het goede is, maken ook meer dan de anderen in het andere leven al datgene
tot verdienste wat zij als goede in de uiterlijke vorm naar de schijn hebben gedaan,
hoewel het boos was in de innerlijke vorm, volgens de dingen die de Heer zegt bij
Mattheüs: ‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heer, Heer, hebben wij niet door Uw
Naam geprofeteerd en door Uw Naam demonen uitgeworpen en in Uw Naam vele krachten
gedaan.
Maar dan zal Ik hun belijden: Ik ken u niet; wijkt van Mij, gij werkers der ongerechtigheid’,
(Mattheüs 7:22); en bij Lukas: ‘Van dan af dat de heer des huizes zal zijn opgestaan en de
deur zal hebben gesloten, zo zult gij aanvangen buiten te staan en aan de deur te kloppen,
zeggende: Heer, Heer, doe ons open.
Maar antwoordende zal Hij tot u zeggen: Ik ken u niet van waar gij zijt.
Dan zult gij aanvangen te zeggen: Wij hebben vóór U gegeten en gedronken en in onze
straten hebt Gij geleerd.
Maar Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet van waar gij zijt, wijkt van Mij, alle gij werkers
der ongerechtigheid’, (Lukas 13:26,27).
Zodanig zijn zij die hier onder de dwaze maagden worden verstaan; daarom wordt van
hen hetzelfde gezegd met deze woorden: ‘Zij kwamen ook, zeggende: Heer, Heer, doe
ons open.
Hij echter, antwoordende, zei: Voorwaar, zeg Ik u, Ik ken u niet’.
Als zij echter heengingen om te kopen, kwam de Bruidegom, betekent de averechtse
aanwending.
En die gereed waren, schreden met Hem in tot de bruiloft, betekent dat zij die in het
goede en daaruit in het ware waren, werden opgenomen in de hemel.
De hemel wordt met een bruiloft vergeleken vanwege het hemels huwelijk, namelijk het
huwelijk van het goede en het ware; en de Heer met een Bruidegom, omdat zij dan met
Hem worden verbonden; vandaar wordt de Kerk de Bruid genoemd.
En de deur werd gesloten, betekent dat de anderen niet kunnen binnengaan.
Daarna kwamen echter ook de overige maagden, zeggende: Heer, Heer, doe ons open,
betekent dat zij willen binnengaan vanuit het geloof-alleen zonder de naastenliefde en
vanuit de werken waarin niet het leven van de Heer is, maar het leven van zich.
Hij echter, antwoordende, zei: Voorwaar zeg Ik u, Ik ken u niet, betekent de verwerping;
hen niet kennen is in de innerlijke zin niet in enige naastenliefde jegens de naaste zijn en
daardoor in de verbinding met de Heer zijn; van hen die niet in die verbinding zijn,
wordt gezegd, dat zij niet gekend zijn.
Zo waakt dan, omdat gij de dag niet weet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen
komen zal, betekent de betrachting van het leven volgens de geboden van het geloof,
hetgeen waken is; de tijd van de aanvaarding, die de mens onbekend is en de staat,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1942
worden aangeduid met ‘Gij weet de dag niet, noch het uur, waarin de Zoon des mensen
komen zal’.
Degene die in het goede is, dat wil zeggen, die volgens de geboden handelt, wordt
voorzichtig genoemd, maar hij die in de erkentenissen van het ware is en er niet naar
handelt, wordt dwaas genoemd, ook elders door de Heer bij Mattheüs: ‘Een elk die Mijn
woorden hoort en dezelve doet, die zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man en een elk die
Mijn woorden hoort, maar dezelve niet doet, die zal worden vergeleken met een dwaze
man’, (Mattheüs 7:24,26).
GENESIS 36 : 1 – 43
1. En deze zijn de geboorten van Ezau; hijzelf is Edom.
2. Ezau nam zijn vrouwen uit de dochters Kanaän, Ada, de dochter van Elon, de Hethiet en
Oholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet.
3. En Basmath, de dochter van Ismaël, de zuster van Nebajoth.
4. En Ada baarde aan Ezau Elifaz en Basmath baarde Rehuël.
5. En Oholibama baarde Jehus, Jaëlam en Korach; dezen zijn de zonen van Ezau, die hem
geboren zijn in het land Kanaän.
6. En Ezau nam zijn vrouwen en zijn zonen en zijn dochters en alle zielen van zijn huis en
zijn verwerving en al zijn beest en al zijn koop, de dingen die hij in het land Kanaän had
verworven en hij ging tot een land van voor Jakob, zijn broeder.
7. Omdat hun verwerving teveel was om samen te wonen en het land van hun
vreemdelingschappen kon hen niet dragen van voor hun verwervingen.
8. En Ezau woonde in de berg Seïr; Ezau, hijzelf is Edom.
9. En deze zijn de geboorten van Ezau, de vader van de Edomieten, op de berg Seïr.
10. Deze zijn de namen van de zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, de echtgenote van
Ezau; Rehuël, de zoon van Basmath, de echtgenote van Ezau.
11. En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Sefo, Gaëtam en Kenaz.
12. Timna was een bijvrouw van Elifaz, de zoon van Ezau en zij baarde aan Elifaz Amalek;
dezen zijn de zonen van Ada, de echtgenote van Ezau.
13. En dezen zijn de zonen van Rehuël: Nahath en Zerah, Samma en Mizza; dezen waren de
zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau.
14. En dezen waren de zonen van Oholibama, de dochter van Ana, dochter van Zibeon, de
echtgenote van Ezau; en zij baarde aan Ezau Jehus, Jaëlam en Korach.
15. Dezen zijn de leiders van de zonen van Ezau, de zonen van Elifaz, de eerstverwekte van
Ezau: de leider Teman, de leider Omar, de leider Sefo, de leider Kenaz.
16. De leider Korach, de leider Gaëtam, de leider Amalek; dezen zijn de leiders van Elifaz in
het land Edom; dezen zijn de zonen van Ada.
17. En dezen zijn de zonen van Rehuël, de zoon van Ezau: de leider Nahath, de leider Zerah,
de leider Samma, de leider Mizza; dezen zijn de leiders van Rehuël in het land Edom; dezen
zijn de zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau.
18. En dezen zijn de zonen van Oholibama, de echtgenote van Ezau: de leider Jehus, de
leider Jaëlam, de leider Korach; dezen zijn de leiders van Oholibama, de dochter van Ana,
de echtgenote van Ezau.
19. Dezen zijn de zonen van Ezau en dezen hun leiders; hijzelf is Edom.
20. Dezen zijn de zonen van Seïr, de Horiet, de bewoners van het land: Lotan, Sobal, Zibeon
en Ana.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1943
21. En Dison, en Disan; dezen zijn de leiders van de Horieten, de zoon van Seïr, in het land
van Edom.
22. En de zonen van Lotan waren: Hori en Heman en de zuster van Lotan was Timna.
23. En de zonen van Sobal: Alvan, Manahath, Ebal, Sefo en Onam.
24. En dezen zijn de zonen van Zibeon en Aja en Ana; deze is Ana die de muildieren vond in
de woestijn, toen hij de ezels weidde voor Zibeon, zijn vader.
25. En dezen zijn de zonen van Ana: Disan en Oholibama, de dochter van Ana.
26. En dezen zijn de zonen van Disan: Hemdan en Esban, Jithran en Keran.
27. Dezen zijn de zonen van Ezer: Bilhan, Zaävan en Akan.
28. Dezen zijn de zonen van Disan: Uz en Aran.
29. Dezen zijn de leiders van de Horieten; de leider Lotan, de leider Sobal, de leider Zibeon,
de leider Ana.
30. De leider Dison, de leider Ezer, de leider Disan; dezen zijn de leiders van de Horiet naar
hun leiders in het land Seïr.
31. En dezen zijn de koningen die hebben geregeerd in het land Edom, eer een koning
regeerde over de zonen Israëls.
32. En in Edom regeerde Bela, de zoon van Beor en zijn stad heette Dinhaba.
33. En Bela stierf en in zijn plaats regeerde Jobab, de zoon van Zerah uit Bozra.
34. Toen Jobab gestorven was en in zijn plaats regeerde Husam uit het land van de
Temanieten.
35. Toen Husam gestorven was en in zijn plaats regeerde Hadad, de zoon van Bedad, die
Midian sloeg in het veld van Moab; en de naam van zijn stad was Avith.
36. En Hadad stierf en in zijn plaats regeerde Samla uit Masreka.
37. En Samla stierf en in zijn plaats regeerde Saul uit Rehoboth van de rivier.
38. En Saul stierf en in zijn plaats regeerde Baäl-Hanan, de zoon van Achbor.
39. En Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, stierf en in zijn plaats regeerde Hadar en de naam
van zijn stad was Pahu en de naam van zijn echtgenote was Mehetabeël, de dochter van
Matred, de dochter van Mezahab.
40. En deze zijn de namen van de leiders van Ezau, naar hun families, naar hun plaatsen, in
hun namen; de leider Timna, de leider Alva, de leider Jetheth.
41. De leider Oholibama, de leider Ela, de leider Pinon.
42. De leider Kenaz, de leider Teman, de leider Mibzar.
43. De leider Magdiël en leider Iram; dezen zijn de leiders van Edom, naar hun woningen,
in het land van hun bezitting; hijzelf is Ezau, de vader van Edom.
DE INHOUD
4639. In de innerlijke zin wordt hier gehandeld over het Goddelijk Natuurlijk Goede van
de Heer en de gehele orde van dat goede wordt door de namen beschreven; het
Goddelijk Natuurlijk Goede van de Heer is Ezau.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1944
DE INNERLIJKE ZIN
4060. vers 1. En deze zijn de geboorten van Ezau; hijzelf is Edom.
Deze zijn de geboorten van Ezau, betekent de afleidingen in het Goddelijk Natuurlijk
Goede van de Heer; hijzelf is Edom, betekent het Goddelijk Menselijke van de Heer ten
aanzien van het Natuurlijke en het Lichamelijke.
4641. Deze zijn de geboorten van Ezau; dat dit de afleidingen in het Goddelijk Natuurlijk
Goede van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van de geboorten, namelijk de
afleidingen, te weten van het goede en het ware, waarover de nrs. 1330, 3263, 3279,
3860, 3868, 4070; en uit de uitbeelding van Ezau, namelijk het Goddelijk Natuurlijk
Goede van de Heer, nrs. 3302, 3322, 3494, 3504, 3599; over dit Goede wordt nu in dit
hoofdstuk gehandeld; maar omdat het zodanig is dat het niet in het verstand van enig
mens valt en nauwelijks in dat van enig engel, wordt dit Goede daarom door louter
namen beschreven.
Het Goddelijk Natuurlijk Goede van de Heer immers, dat door Ezau wordt uitgebeeld, is
dat wat Hij Goddelijk had vanuit geboorte; Hij was immers uit Jehovah ontvangen;
vandaar had Hij het Goddelijk Zijn uit de geboorte; dit had Hij als ziel en dus als het
binnenste van Zijn Leven; uiterlijk was dit bekleed met de dingen die Hij uit de moeder
had aangenomen en omdat dit bekleedsel niet goed, maar in zich boos was, heeft Hij
daarom uit eigen macht, vooral door worstelingen van de verzoekingen, dit uitgedreven
en daarop dit Menselijke, dat Hij in Zichzelf nieuw maakte, verbonden met het Goddelijk
Goede dat Hij vanuit de geboorte had.
Jakob beeldde dat Goede uit dat Hij Zich uit eigen macht verwierf, waarover in de
hoofdstukken die voorafgaan; het is dit Goede, dat Hij heeft verbonden met het
Goddelijk Goede; en zo heeft Hij dus het Menselijke in Zich geheel Goddelijk gemaakt.
Het Goede dat Ezau uitbeeldt, vloeide in langs de innerlijke weg en door het redelijk
goede in het natuurlijke, rechtstreeks; maar het Goede dat Jakob en Israël uitbeeldt,
vloeide in langs de uiterlijke weg en het Goddelijke ging dit door het redelijk goede
tegemoet, maar indirect door het ware van het redelijke in het natuurlijke; Izaäk beeldt
dat redelijk goede uit, en Rebekka dat ware; zie de nrs. 3314, 3573, 4563.
4642. Hijzelf is Edom, dat dit het Goddelijk Menselijke van de Heer betekent ten aanzien
van het Natuurlijke en het Lichamelijke, staat vast uit de uitbeelding van Edom, namelijk
het Goddelijk Menselijke van de Heer ten aanzien van het Natuurlijk Goede waaraan de
leerstellige dingen van het ware zijn aangebonden, nrs. 3302, 3322, 4241; dus ten
aanzien van het Natuurlijke en het Lichamelijke, want de leerstellige dingen zijn gelijk
als een lichaam voor het ware of in de geestelijke zin, zijn het de lichamelijke dingen van
het natuurlijk ware; vandaar komt het dat door Edom het Goddelijk Menselijke van de
Heer wordt uitgebeeld ten aanzien van het Natuurlijke en het Lichamelijke.
Dat de leer evenals een belichaming is van het ware, komt omdat de leer niet in zich het
ware is, maar in de leer is het ware zoals de ziel in haar lichaam.
In wat nu volgt wordt gehandeld over het Goddelijk Natuurlijk Goede van de Heer, maar
de afleidingen ervan worden door namen beschreven; de oorzaak hiervan is, zoals
eerder gezegd, dat de afleidingen van dat Goede het verstand van ieder mens, ook dat
van de engel, te boven gaan; de engelen immers zijn eindig en het eindige vat het
oneindige niet, toch worden, wanneer dit hoofdstuk wordt gelezen, de afleidingen die in
de namen zijn vervat, aan de engelen op algemene wijze uitgebeeld door de invloeiing
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1945
van de Goddelijke Liefde uit de Heer en de invloeiing door een hemelse vlam die hen met
het Goddelijk Goede aandoet.
Wie gelooft dat het Woord niet geïnspireerd is ten aanzien van de kleinste jota en wie
gelooft dat het Woord op een andere wijze geïnspireerd is, dan zoals de afzonderlijke
reeksen de Goddelijke dingen en vandaar de hemelse en geestelijke dingen, uitbeelden
en dat de afzonderlijke woorden die dingen aanduiden, kan niet anders menen dan dat
deze namen niets verder behelzen dan de genealogische dingen ten opzichte van het
Woord en wat is dan het Goddelijk daarin?
Maar dat alle namen in het Woord dingen betekenen, zie de nrs. 1224, 1264, 1876, 1888,
4442 en overal elders waar het is ontvouwd wat de namen betekenden.
4643. vers 2-5. Ezau nam zijn vrouwen uit de dochters Kanaän, Ada, de dochter van Elon,
de Hethiet en Oholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet.
En Basmath, de dochter van Ismaël, de zuster van Nebajoth.
En Ada baarde aan Ezau Elifaz en Basmath baarde Rehuël.
En Oholibama baarde Jehus, Jaëlam en Korach; dezen zijn de zonen van Ezau, die hem
geboren zijn in het land Kanaän.
Ezau nam zijn vrouwen uit de dochters Kanaän, betekent de eerste verbinding van het
Natuurlijk Goede, met de aandoening van het schijnbaar ware; Ada, de dochter van Elon,
de Hethiet en Oholibama, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, de Heviet,
betekent het hoedanige, dat vanuit de Oude Kerk is; en Basmath, de dochter van Ismaël,
de zuster van Nebajoth, betekent de tweede verbinding met de aandoening van het ware
vanuit de Goddelijke stam; en Ada baarde aan Ezau Elifaz en Basmath baarde Rehuël,
betekent de eerste afleidingen daaruit; en Oholibama baarde Jehus, Jaëlam en Korach,
betekent de tweede afleiding; dezen zijn de zonen van Ezau, die hem geboren zijn in het
land Kanaän, betekent vanuit het goede van het rijk van de Heer.
4644. Omdat hier wordt gehandeld over het Goede dat de Heer Goddelijk had vanuit de
geboorte en over de verbinding van dat Goede met het Ware en het Goede dat Hij Zich
als Mens geboren, heeft verworven en eveneens over de afleidingen daaruit; en omdat
deze dingen zodanig zijn die, als gezegd, niet in het verstand, zelfs niet in het verstand
van de engelen, vallen, kunnen zij daarom niet afzonderlijk worden ontvouwd;
bovendien zijn het louter namen, waarmee dat Goddelijke met de afleidingen ervan
wordt beschreven; en louter namen ontvouwen zonder enige historische zin die
voorafgaat en volgt, waaruit een bevestigend licht komt, zou gelijk staan met de zaak in
twijfel brengen.
Weinigen immers kunnen het geloven, op welke wijze het hun ook wordt getoond, dat in
het Woord door namen dingen worden aangeduid.
Vanwege deze oorzaken is het geoorloofd wat in dit hoofdstuk staat alleen maar over te
schrijven en daaraan iets van ontvouwing in het algemeen toe te voegen, door zulke
dingen die aan de bevatting aangepast kunnen zijn; want de dingen die in het Goddelijke
zijn, verschijnen nooit aan iemand, maar de dingen die vanuit het Goddelijke zijn,
verschijnen op meest algemene wijze volgens het verstand waarin zij vallen en dit alleen
als schaduwen.
Bovendien moet men weten dat niemand van de mensen in enig goede wordt geboren,
maar eenieder in het boze, in het innerlijke boze vanuit de vader en in het uiterlijk boze
vanuit de moeder; het erfelijke immers van eenieder is boos, maar alleen de Heer is
geboren in het Goede en in het Goddelijk Goede zelf, voor zoveel als Hij het uit de Vader
was; het is dit Goddelijk Goede waarin de Heer geboren is, waarover hier wordt
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1946
gehandeld; de afleidingen ervan zijn de dingen die in het Menselijke van de Heer
ontstonden toen Hij dit Goddelijk maakte en door welke Hij dat verheerlijkte; vandaar
komt het dat er iets van ontvouwing in het algemeen aan kan worden toegevoegd.
4645. vers 6-8. En Ezau nam zijn vrouwen en zijn zonen en zijn dochters en alle zielen van
zijn huis en zijn verwerving en al zijn beest en al zijn koop, de dingen die hij in het land
Kanaän had verworven en hij ging tot een land van voor Jakob, zijn broeder.
Omdat hun verwerving teveel was om samen te wonen en het land van hun
vreemdelingschappen kon hen niet dragen van voor hun verwervingen.
En Ezau woonde in de berg Seïr; Ezau, hijzelf is Edom.
Ezau nam zijn vrouwen en zijn zonen en zijn dochters en alle zielen van zijn huis en zijn
verwerving en al zijn beest en al zijn koop, de dingen die hij in het land Kanaän had
verworven en hij ging tot een land van voor Jakob, zijn broeder, betekent alle dingen van
het Goddelijk Goede en van het Ware daaruit, welke Hij tot dusver heeft, waarmee
overeenstemming is in de hemel en vandaar de hemel en dat zich terugtrok van Jakob
met als oorzaak de uitbeelding; omdat hun verwerving teveel was, betekent vanwege de
oneindigheid; om samen te wonen, betekent de uitbeeldende dingen; en het land van
hun vreemdelingschappen kon hen niet dragen van voor hun verwervingen, betekent
dat alle dingen niet kunnen worden beschreven; en Ezau woonde in de berg Seïr,
betekent het ware van het Natuurlijk Goede; Ezau, hijzelf is Edom, betekent het
Goddelijk Menselijke van de Heer.
4646. vers 9-14. En deze zijn de geboorten van Ezau, de vader van de Edomieten, op de
berg Seïr.
Deze zijn de namen van de zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, de echtgenote van
Ezau; Rehuël, de zoon van Basmath, de echtgenote van Ezau.
En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Sefo, Gaëtam en Kenaz.
Timna was een bijvrouw voor Elifaz, de zoon van Ezau en zij baarde aan Elifaz Amalek;
dezen zijn de zonen van Ada, de echtgenote van Ezau.
En dezen zijn de zonen van Rehuël: Nahath en Zerah, Samma en Mizza; dezen waren de
zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau.
En dezen waren de zonen van Oholibama, de dochter van Ana, dochter van Zibeon, de
echtgenote van Ezau; en zij baarde aan Ezau Jehus, Jaëlam en Korach.
Dezen zijn de geboorten van Ezau, de vader van Edom, betekent de afleidingen in het
Goddelijk Natuurlijk Goede; de vader van Edom is het Goddelijk Goede, waaruit de
andere dingen zijn afgeleid; op de berg Seïr, betekent ten aanzien van de ware dingen
van het Goede; deze zijn de namen van de zonen van Ezau, betekent het hoedanige van
de afleidingen; Elifaz, de zoon van Ada, de echtgenote van Ezau; Rehuël, de zoon van
Basmath, de echtgenote van Ezau, betekent de staat ervan vanuit het huwelijk van het
goede en het ware; en de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Sefo, Gaëtam en Kenaz,
betekent de eerste afleiding van het goede; en Timna was een bijvrouw voor Elifaz, de
zoon van Ezau, betekent de dingen die aan die afleidingen van dienst zijn; en zij baarde
aan Elifaz Amalek, betekent het zinlijke; dezen zijn de zonen van Ada, de echtgenote van
Ezau, betekent de tweede afleiding; en dezen zijn de zonen van Rehuël: Nahath en Zerah,
Samma en Mizza; dezen waren de zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau, betekent
de derde afleiding; en dezen waren de zonen van Oholibama, de dochter van Ana,
dochter van Zibeon, de echtgenote van Ezau; en zij baarde aan Ezau Jehus, Jaëlam en
Korach, betekent de volgende afleiding.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1947
4647. vers 15-19. Dezen zijn de leiders van de zonen van Ezau, de zonen van Elifaz, de
eerstverwekte van Ezau: de leider Teman, de leider Omar, de leider Sefo, de leider Kenaz.
De leider Korach, de leider Gaëtam, de leider Amalek; dezen zijn de leiders van Elifaz in het
land Edom; dezen zijn de zonen van Ada.
En dezen zijn de zonen van Rehuël, de zoon van Ezau: de leider Nahath, de leider Zerah, de
leider Samma, de leider Mizza; dezen zijn de leiders van Rehuël in het land Edom; dezen
zijn de zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau.
En dezen zijn de zonen van Oholibama, de echtgenote van Ezau: de leider Jehus, de leider
Jaëlam, de leider Korach; dezen zijn de leiders van Oholibama, de dochter van Ana, de
echtgenote van Ezau.
Dezen zijn de zonen van Ezau en dezen hun leiders; hijzelf is Edom.
Dezen zijn de leiders van de zonen van Ezau, betekent de voornaamste ware dingen van
het goede; de zonen van Elifaz, de eerstverwekte van Ezau: de leider Teman, de leider
Omar, de leider Sefo, de leider Kenaz, de leider Korach, de leider Gaëtam, de leider
Amalek, betekent de eerste classificatie en het hoedanige van hen en hoedanig zij ook
zijn in het rijk van de Heer; dezen zijn de leiders van Elifaz in het land Edom; dezen zijn
de zonen van Ada, betekent de voornaamste dingen van de eerste klasse; en dezen zijn
de zonen van Rehuël, de zoon van Ezau: de leider Nahath, de leider Zerah, de leider
Samma, de leider Mizza, betekent de tweede klasse en het hoedanige ervan, zoals in de
hemel; dezen zijn de leiders van Rehuël in het land Edom, betekent de tweede
classificatie; dezen zijn de zonen van Basmath, de echtgenote van Ezau, betekent vanuit
het huwelijk van het goede en het ware; en dezen zijn de zonen van Oholibama, de
echtgenote van Ezau, betekent de voornaamste dingen van de derde classificatie; de
leider Jehus, de leider Jaëlam, de leider Korach, betekent het hoedanige van deze,
vandaar in het rijk van de Heer; dezen zijn de leiders van Oholibama, de dochter van
Ana, de echtgenote van Ezau, betekent de voornaamste dingen vanuit de verbinding van
het goede en het ware; deze twaalf leiders zijn zoals twaalf stammen, volgens de
rangschikking uit het goede; dezen zijn de zonen van Ezau en dezen zijn hun leiders,
betekent dat deze voornaamste dingen vanuit de ware dingen van het goede zijn; hijzelf
is Edom, betekent in het Goddelijk Menselijke van de Heer.
4648. vers 20-28. Dezen zijn de zonen van Seïr, de Horieten, de bewoners van het land:
Lotan, Sobal, Zibeon en Ana.
En Dison, Ezer en Disan; dezen zijn de leiders van de Horiet, de zoon van Seïr, in het land
van Edom.
En de zonen van Lotan waren: Hori en Heman en de zuster van Lotan was Timna.
En de zonen van Sobal: Alvan, Manahath, Ebal, Sefo en Onam.
En dezen zijn de zonen van Zibeon en Aja en Ana; deze is Ana die de muildieren vond in de
woestijn, toen hij de ezels weidde voor Zibeon, zijn vader.
En dezen zijn de zonen van Ana: Disan en Oholibama, de dochter van Ana.
En dezen zijn de zonen van Disan: Hemdan en Esban, Jithran en Keran.
Dezen zijn de zonen van Ezer: Bilhan, Zaävan en Akan.
Dezen zijn de zonen van Disan: Uz en Aran.
Dezen zijn de zonen van Seïr, de Horieten, de bewoners van het land, betekent de ware
dingen daaruit in volgorde; Lotan, Sobal, Zibeon en Ana en Dison, Ezer en Disan,
betekent het hoedanige ervan; dezen zijn de leiders van de Horiet, de zoon van Seïr,
betekent de voornaamste ware dingen van het goede uit de vorige; in het land Edom,
betekent in het Goddelijk Menselijke van de Heer; en de zonen van Lotan waren: Hori en
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1948
Heman en de zuster van Lotan was Timna, betekent de tweede klasse van de ware
dingen; en de zonen van Sobal: Alvan, Manahath, Ebal, Sefo en Onam, betekent de derde
klasse en het hoedanige; en dezen zijn de zonen van Zibeon en Aja en Ana, betekent de
derde klasse en het hoedanige; deze is Ana die de muildieren vond in de woestijn,
betekent de ware dingen vanuit de wetenschappelijke dingen; toen hij de ezels weidde
voor Zibeon, zijn vader, betekent toen Hij in de wetenschappelijke dingen was; en dezen
zijn de zonen van Ana: Disan en Oholibama, de dochter van Ana, betekent de derde
klasse en het hoedanige; en dezen zijn de zonen van Disan: Hemdan en Esban, Jithran en
Keran, betekent de vierde klasse en het hoedanige; dezen zijn de zonen van Ezer: Bilhan,
Zaävan en Akan, betekent de vierde klasse en het hoedanige; dezen zijn de zonen van
Disan: Uz en Aran, betekent de vijfde klasse en het hoedanige.
4649. vers 29, 30. Dezen zijn de leiders van de Horiet; de leider Lotan, de leider Sobal, de
leider Zibeon, de leider Ana.
De leider Dison, de leider Ezer, de leider Disan; dezen zijn de leiders van de Horiet naar hun
leiders in het land Seïr.
Dezen zijn de leiders van de Horiet, betekent de voornaamste dingen vanuit de
volgende; de leider Lotan, de leider Sobal, de leider Zibeon, de leider Ana, de leider
Dison, de leider Ezer, de leider Disan, betekent het hoedanige ervan; dezen zijn de
leiders van de Horiet naar hun leiders in het land Seïr, betekent de voornaamste in de
opeenvolgende.
4650. vers 31-39. En dezen zijn de koningen die hebben geregeerd in het land Edom, eer
een koning regeerde over de zonen Israëls.
En in Edom regeerde Bela, de zoon van Beor en zijn stad heette Dinhaba.
En Bela stierf en in zijn plaats regeerde Jobab, de zoon van Zerah uit Bozra.
Toen Jobab gestorven was en in zijn plaats regeerde Husam uit het land van de
Temanieten.
Toen Husam gestorven was en in zijn plaats regeerde Hadad, de zoon van Bedad, die
Midian sloeg in het veld van Moab; en de naam van zijn stad was Avith.
En Hadad stierf en in zijn plaats regeerde Samla uit Masreka.
En Samla stierf en in zijn plaats regeerde Saul uit Rehoboth van de rivier.
En Saul stierf en in zijn plaats regeerde Baäl-Hanan, de zoon van Achbor.
En Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, stierf en in zijn plaats regeerde Hadar en de naam
van zijn stad was Pahu en de naam van zijn echtgenote was Mehetabeël, de dochter van
Matred, de dochter van Mezahab.
Dezen zijn de koningen die hebben geregeerd in het land Edom, betekent de
voornaamste ware dingen in het Goddelijk Menselijke van de Heer; eer een koning
regeerde over de zonen Israëls, betekent toen het innerlijk natuurlijk geestelijk ware
nog niet was opgekomen; en in Edom regeerde Bela, de zoon van Beor, betekent het
eerste ware; en zijn stad heette Dinhaba, betekent de leer daaruit; en Bela stierf en in
zijn plaats regeerde Jobab, de zoon van Zerah uit Bozra, betekent wat daaruit als uit zijn
wezenlijke was en het hoedanige ervan; toen Jobab gestorven was en in zijn plaats
regeerde Husam, betekent hetgeen daaruit was; uit het land van de Temanieten,
betekent waar vandaan; toen Husam gestorven was en in zijn plaats regeerde Hadad, de
zoon van Bedad, betekent hetgeen daaruit was; die Midian sloeg in het veld van Moab,
betekent de zuivering van het valse; en de naam van zijn stad was Avith, betekent de
leerstellige dingen daaruit; en Hadad stierf en in zijn plaats regeerde Samla uit Masreka,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1949
betekent hetgeen daaruit was en het hoedanige; en Samla stierf en in zijn plaats
regeerde Saul, betekent hetgeen daaruit was; uit Rehoboth van de rivier, betekent het
hoedanige; en Saul stierf en in zijn plaats regeerde Baäl-Hanan, de zoon van Achbor,
betekent hetgeen daaruit was en het hoedanige; en Baäl-Hanan, de zoon van Achbor,
stierf en in zijn plaats regeerde Hadar, betekent hetgeen daaruit was; en de naam van
zijn stad was Pahu, betekent de leer; en de naam van zijn echtgenote was Mehetabeël, de
dochter van Matred, de dochter van Mezahab, betekent het goede ervan.
4651. vers 40-43. En deze zijn de namen van de leiders van Ezau, naar hun families, naar
hun plaatsen, in hun namen; de leider Timna, de leider Alva, de leider Jetheth, de leider
Oholibama, de leider Ela, de leider Pinon.
De leider Kenaz, de leider Teman, de leider Mibzar.
De leider Magdiël en leider Iram; dezen zijn de leiders van Edom, naar hun woningen, in
het land van hun bezitting; hijzelf is Ezau, de vader van Edom.
Deze zijn de namen van de leiders van Ezau, naar hun families, naar hun plaatsen, in hun
namen, betekent de leerstellige dingen van het goede vanuit die leerstellingen en het
opkomen ervan, de staat en het hoedanige; de leider Timna, de leider Alva, de leider
Jetheth, de leider Oholibama, de leider Ela, de leider Pinon, de leider Kenaz, de leider
Teman, de leider Mibzar, de leider Magdiël en leider Iram, betekent het hoedanige van
die leerstellige dingen; dezen zijn de leiders van Edom, betekent de voornaamste
leerstellige dingen; naar hun woningen in het land van hun bezitting, betekent ten
aanzien van de ware en de goede dingen; hijzelf is Ezau, de vader van Edom, betekent
het Goddelijk Natuurlijk Goede van de Heer in het Goddelijk Menselijke van de Heer.
Vervolg over de overeenstemming met de Grootste Mens of met de hemel;
hier over de overeenstemming van het gehoor en van de oren daarmee.
4652. Hoedanig de overeenstemming is tussen de ziel en het lichaam of tussen de
dingen die van de geest zijn, die binnen de mens is en de dingen die van het lichaam zijn,
die buiten hem zijn, kan klaarblijkend vaststaan uit de overeenstemming, de invloeiing
en de vergemeenschapping van het denken en de waarneming, die van de geest zijn, met
de spraak en het gehoor, die van het lichaam zijn.
Het denken van de sprekende mens is niets anders dan de spraak van zijn geest en de
waarneming van zijn spraak is niets anders dan het gehoor van zijn geest; weliswaar
verschijnt het denken, wanneer de mens spreekt, hem niet zoals een spraak, omdat die
zich verbindt met de spraak van het lichaam en daarin is; en de waarneming, wanneer
de mens hoort, verschijnt niet anders dan zoals het gehoor in het oor; vandaar komt het
dat de meeste mensen die niet daarover hebben nagedacht, niet anders weten of elke zin
is in de organen die van het lichaam zijn en dat er vandaar, wanneer die organen door de
dood ineenstorten, niets van zin over is, terwijl toch dan de mens, dat wil zeggen zijn
geest, in zijn eigenlijke sensitieve leven komt.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1950
Dat het de geest is die spreekt en die hoort, kon voor mij helder vaststaan uit de
gesprekken met geesten; hun spraak, die aan mijn geest werd vergemeenschapt, viel in
mijn innerlijke spraak en van daar in de overeenstemmende organen en daar liep die uit
in een streven dat ik enige malen duidelijk doorvatte; van daar was hun spraak voor mij
zo luid hoorbaar als de spraak van een mens; soms, wanneer geesten met mij spraken
temidden van een gezelschap van mensen, meenden enige van die geesten, omdat hun
spraak zo luid hoorbaar was, dat zij ook door de aanwezigen daar werden gehoord;
maar er werd geantwoord dat dit niet zo was, omdat hun spraak langs de innerlijke weg
in mijn oor invloeit en de menselijke spraak langs de uitwendige weg.
Daaruit blijkt hoe de Geest met de profeten heeft gesproken, niet zoals een mens met
een mens, maar zoals een geest met een mens, namelijk in hem, (Zacharia 1:9,13; 2:2,7;
4:1,4,5; 5:10; 6:4) en elders.
Maar ik weet dat diegenen deze dingen niet kunnen begrijpen die niet geloven dat de
mens een geest is en het lichaam hem van dienst is tot de nutten in de wereld; zij die zich
daarin hebben bevestigd, willen zelfs niet van enige overeenstemming horen; en indien
zij ervan horen, dan verwerpen zij het, omdat zij in het ontkennende zijn; ja, zij worden
zelfs ook bedroefd daarover dat iets aan het lichaam wordt ontnomen.
4653. De geesten die met het gehoor overeenstemmen of die het gebied van het oor
uitmaken, zijn degenen die in de eenvoudige gehoorzaamheid zijn, namelijk diegenen
die er niet over redeneren of iets zo is, maar, omdat het door anderen wordt gezegd dat
het zo is, geloven zij dat het zo is; vandaar kunnen zij ‘gehoorzaamheden’ worden
genoemd.
Dat dezen zodanig zijn, komt omdat het gehoor zich tot de spraak verhoudt zoals het
passieve tot zijn actieve, dus zoals iemand die een ander hoort spreken en daarin berust;
vandaar is ook in de gewone spreektaal ‘naar iemand horen’ gehoorzaam zijn en ‘naar de
stem luisteren’ gehoorzamen; de innerlijke dingen immers van het spreken van de mens
hebben voor het merendeel hun oorsprong ontleend aan de overeenstemming; de
oorzaak hiervan is dat de geest van de mens onder de geesten is die in het andere leven
zijn en hij daar denkt, wat de mens in het geheel niet weet en de lichamelijke mens ook
niet wil weten.
Er zijn tal van verschillen van de geesten die overeenstemmen met het oor, dat wil
zeggen, met de functies en de taken ervan; er zijn er die betrekking hebben op de
afzonderlijke orgaantjes daar, namelijk zij die op het uitwendige oor betrekking hebben,
zij die het hebben op het vlies daar, dat het trommelvlies wordt genoemd, op de
inwendige vliezen die de vensters worden genoemd, anderen op de hamer, de
stijgbeugel, het aambeeld, de cilinders, het slakkenhuis en er zijn er die betrekking
hebben op nog inwendiger dingen, tot aan die gesubstantieerde dingen toe die de geest
nader zijn en die welke tenslotte in de geest zijn en ten laatste worden zij binnenst
verbonden met hen die tot het innerlijk gezicht behoren, van wie zij hierin worden
onderscheiden dat zij niet zo’n begrip hebben, maar als het ware gedwee met hen
instemmen.
4654. Er waren geesten bij mij die uitermate sterk in het denken invloeiden, wanneer
het ging over zulke dingen die van de Voorzienigheid zouden zijn, vooral wanneer ik
dacht dat de dingen die ik verwachtte en begeerde, niet gebeurden.
Door de engelen werd gezegd dat het geesten waren die, toen zij in het lichaam leefden
en om de een of andere zaak baden en die niet verkregen, daarover verontwaardigd
werden en zichzelf daarom over de voorzienigheid in twijfel brachten, maar dat zij toch,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1951
wanneer zij buiten die staat waren, hun plicht betrachtten volgens dat wat de anderen
zeiden; dus dat zij in de eenvoudige gehoorzaamheid waren.
Er werd gezegd dat zulke geesten tot het gebied van het uitwendige oor of van de
oorschelp behoren; zij verschenen ook daar toen zij met mij spraken.
4655. Bovendien werden vele malen geesten bemerkt die dicht rondom het oor waren
en ook als het ware er binnen; dat zij er binnen waren, komt omdat het zo schijnt; het is
in het andere leven de staat die de schijn bewerkt; zij waren allen eenvoudig en
gehoorzaam.
4656. Er was een geest die met mij sprak aan de linkeroorschelp, aan het achtergelegen
deel ervan, waar de optrekkende spieren van de oorschelp liggen; deze zei mij dat hij tot
mij gezonden was om te zeggen dat hij niet in het minst nadenkt over de dingen die de
anderen spreken, maar ze alleen maar met de oren opvangt; toen hij sprak, rispte hij de
woorden als het ware op; hij zei eveneens dat hij op die wijze spreekt.
Daaruit werd te weten gegeven dat er geen innerlijke dingen in zijn spraak waren en dus
slechts weinig leven en dat er vandaar zo’n oprisping was; er werd gezegd dat zulke
geesten die slechts weinig aandacht geven aan de zin van iets, diegenen zijn die tot het
kraakbeen en het benige gedeelte van het uitwendige oor behoren.
4657. Er zijn geesten die enige malen met mij hebben gesproken, maar mompelend en
dit vrij dicht aan het linkeroor, alsof zij in het oor wilden spreken opdat niemand het zou
horen; maar het werd gegeven hun te zeggen dat dit in het andere leven niet past, omdat
het openbaart dat zij fluisteraars zijn geweest en vandaar met de natuur van het
influisteren ook nu zijn doortrokken; en dat verscheidenen van hen zodanig zijn dat zij
op de ondeugden en de gebreken van anderen letten en ze aan hun genoten, wanneer
niemand het hoort, zeggen of in hun oor fluisteren als zij tegenwoordig zijn en dat zij alle
dingen ongunstig zien en uitleggen en zichzelf boven anderen begunstigen; en dat zij
daarom geenszins kunnen worden toegelaten tot het samenzijn met goede geesten, die
zodanig zijn dat zij hun gedachten niet verbergen.
Er werd gezegd dat niettemin in het andere leven zo’n spraak helderder wordt gehoord
dan een openlijke spraak.
4658. Tot de innerlijke dingen van het oor behoren diegenen die het ‘gezicht’ van het
innerlijke gehoor hebben en die gehoorzamen aan de dingen die de geest ervan daar
dicteert en de uitingen ervan op passende wijze ten uitvoer brengen; hoedanig zij zijn
werd ook getoond.
Er werd iets sonoors gehoord, dat doordrong van beneden tegen de linkerzijde tot aan
het linkeroor toe; ik bemerkte dat het geesten waren die zich zo trachtten op te werken,
maar ik kon niet weten hoedanig zij waren; toen zij zich echter hadden opgewerkt,
spraken zij met mij en zeiden dat zij logici en metafysici waren geweest en dat zij hun
denken in zulke dingen hadden ondergedompeld, zonder een ander einddoel dan om
voor geleerden te gelden en zo tot eerbewijzen en rijkdommen te geraken; zij
jammerden dat zij nu een ellendig leven leiden; de oorzaak hiervan was dat zij die
dingen zonder een ander nut hadden opgezogen en zo hun redelijke door die dingen niet
hadden vervolmaakt; hun spraak was traag en klonk binnensmonds.
Intussen sprak een tweetal met elkaar boven het hoofd en toen er werd gevraagd wie
het waren, werd er gezegd dat een van hen in de geleerde wereld uiterst beroemd was
en het werd mij gegeven te geloven dat het Aristoteles was; wie de ander was, werd niet
gezegd; de eerstgenoemde werd toen in de staat gebracht waarin hij was geweest toen
hij in de wereld leefde; eenieder immers kan gemakkelijk worden gebracht in de staat
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1952
van zijn leven die hij in de wereld heeft gehad, omdat eenieder elke staat van zijn leven
met zich meedraagt; maar tot mijn verwondering voegde hij zich toe aan het rechteroor
en sprak daar schor, niettemin verstandig; uit de zin van zijn spraak bemerkte ik dat hij
van een geheel andere gemoedsaard was dan die van de scholastici die eerder waren
opgedoken, namelijk dat hij vanuit zijn denken de dingen had uitgebroed die hij
geschreven had en daaruit zijn filosofieën had voortgebracht, zodat de termen die hij
had uitgevonden en die hij aan zijn gedachten had toegevoegd, de formules waren
waarmee hij de innerlijke dingen had beschreven; verder dat hij vanuit de verkwikking
van de aandoening en vanuit het verlangen om die dingen te weten die van het denken
zouden zijn, tot zulke dingen was aangespoord en dat hij gehoorzaam de dingen had
gevolgd die zijn geest had gedicteerd; daarom had hij zich aan het rechteroor
toegevoegd, anders dan zijn aanhangers, die scholastici worden genoemd, die niet vanuit
het denken tot de termen, maar vanuit de termen tot het denken gaan, en zo dus langs
de tegengestelde weg; en verscheidenen van hen gaan zelfs niet tot het denken, maar
blijven alleen in de termen hangen en indien zij deze toevoegen, is het om alles wat zij
willen te bevestigen en om aan valse dingen de gedaante van het ware op te drukken
volgens de lust tot overreden; vandaar zijn de filosofische dingen voor hen veeleer de
middelen tot verdwazing dan de middelen tot wijs worden en vandaar hebben zij
duisternis in plaats van licht.
Daarop sprak ik met hem over de analytische wetenschap en het werd gegeven te
zeggen dat een knaapje in een half uur meer filosofisch, analytisch en logisch spreekt
dan hij met boekdelen had kunnen beschrijven; de oorzaak hiervan is dat alle dingen van
het denken en vandaar van de menselijke spraak analytische dingen zijn, waarvan de
wetten vanuit de geestelijke wereld zijn; en dat hij die kunstmatig vanuit termen wil
denken, niet ongelijk is aan een danser die wil leren dansen vanuit de wetenschap van
de beweegvezels en spieren; indien zijn gemoed daarin bleef vastzitten wanneer hij
danst, dan zou hij nauwelijks een voet kunnen bewegen; en toch beweegt hij zonder die
wetenschap alle beweegvezels die rondom over zijn hele lichaam zijn verspreid en in
aangepaste aansluiting daarmee de longen, het middenrif, de zijden, de armen, de hals
en de andere delen waarvan de beschrijving van boekdelen niet zou toereiken; en dat
het eender is gesteld met hen die vanuit termen willen denken.
Hij stemde met deze dingen in en zei dat indien men langs die weg leert, men in de
omgekeerde orde voortgaat; hij voegde daaraan toe dat indien iemand dwaas wil
worden, hij dus op die wijze moet voortgaan; maar laat hij bij voortduur aan het nut
denken en vanuit het innerlijke.
Daarop toonde hij mij hoedanige idee hij had gehad over de Hoogste Godheid, namelijk
dat hij zich Hem had voorgesteld met een menselijk aangezicht, het hoofd omringd met
een stralende cirkel; en dat hij nu weet dat de Heer die Mens zelf is en dat de stralende
cirkel het Goddelijke uit Hem is, dat niet slechts in de hemel maar ook in het heelal
invloeit en dit schikt en regeert; hij voegde daaraan toe dat wie de hemel schikt en
regeert, ook het heelal schikt en regeert, omdat het ene niet van het andere kan worden
gescheiden; en eveneens zei hij dat hij alleen aan één God had geloofd, Wiens attributen
en hoedanigheden men met evenzovele namen had gekenmerkt als anderen goden
hebben vereerd.
Er verscheen mij een vrouw die haar hand uitstrekte en zijn wang wilde strelen; en toen
ik mij daarover verwonderde, zei hij dat hem, toen hij in de wereld was, zo’n vrouw vaak
was verschenen die hem als het ware de wang streelde en dat haar hand mooi was.
De engelgeesten zeiden dat zulke vrouwen soms aan degenen die oudtijds leefden, zijn
verschenen en door hen Palladen werden genoemd en dat zij aan hem verscheen
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 36
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2016 – www.swedenborg.nl HV pag. 1953
vanuit de geesten die, toen zij als mensen in die oude tijden leefden, zich in de ideeën
hadden verlustigd en aan het denken de vrije loop hadden gelaten, maar zonder
filosofie; en omdat zulke geesten bij hem waren en zich aan hem verlustigden omdat hij
dacht uit het innerlijke, vertoonden zij op uitbeeldende wijze zo’n vrouw.
Tenslotte gaf hij te kennen hoedanige idee hij had gehad over de ziel of de geest van de
mens, die hij pneuma noemde , namelijk dat het een onzichtbare levenskracht was, zoals
iets van ether; en hij zei dat hij had geweten dat zijn geest na de dood zou leven, omdat
het zijn innerlijk wezen was, dat niet kan sterven omdat het denken kan; en dat hij
daarover overigens niet duidelijk met onderscheid had kunnen denken, maar slechts
duister, omdat hij daarover nergens anders vandaan enige erkentenis had gehad dan
vanuit zichzelf en slechts een heel weinig ook vanuit de Ouden.
Overigens is Aristoteles onder de verstandige geesten in het andere leven en
verscheidene van zijn aanhangers onder de dwaze.
4659. In nr. 4652 aan het einde werd gezegd dat de mens een geest is en dat het lichaam
hem van dienst is voor de nutten in de wereld; en hier en daar elders dat de geest het
innerlijke van de mens is en het lichaam het uitwendige van hem; zij die niet begrijpen
hoe het gesteld is met de geest van de mens en met zijn lichaam, kunnen als gevolg
daarvan in de mening verkeren dat zo de geest binnen het lichaam woont en dat het
lichaam hem als het ware, omgordt en bekleedt; maar men moet weten dat de geest van
de mens in het lichaam is, in het geheel en in elk deel ervan en dat de geest de zuiverder
substantie ervan is, zowel in de beweegorganen als in de gevoelsorganen ervan en
overal elders; en dat het lichaam het stoffelijke is dat overal aan de geest is vastgehecht,
aangepast aan de wereld waarin hij dan is.
Dit wordt daaronder verstaan dat de mens een geest is en het lichaam hem van dienst is
voor de nutten in de wereld en dat de geest het innerlijke van de mens is en het lichaam
het uitwendige van hem.
Daaruit blijkt ook dat de mens na de dood eender in een actief en sensitief leven is en
verder eveneens in de menselijke vorm, zoals in de wereld, maar in een meer volmaakte
vorm.
4660. Het vervolg over de overeenstemming met de Grootste Mens of de hemel aan het
einde van het volgende hoofdstuk en daar over de overeenstemming van de smaak en
van de tong daarmee.
Einde van het zesendertigste hoofdstuk.