'

GENESIS – DRIEËNVEERTIGSTE HOOFDSTUK
GENESIS 43 : 1–34
1. En de honger werd zwaar in het land.
2. En het geschiedde, als zij voleindigd hadden te eten de opbrengst die zij vanuit
Egypte hadden gebracht en hun vader zei tot hen: Keert wederom, koopt ons een
weinig spijze.
3. En Jehudah zei tot hem, al zeggende: Al betuigende heeft de man tot ons betuigd, al
zeggende: Gij zult mijn aangezichten niet zien, zonder dat uw broeder met u is.
4. Indien gij zijt zendende onze broeder met ons, wij zullen nederdalen en u spijze
kopen.
5. En indien gij niet zendende zijt, wij zullen niet nederdalen, omdat de man tot ons
heeft gezegd: Gij zult mijn aangezichten niet zien zonder dat uw broeder met u is.
6. En Israël zei: Waarom hebt gij mij boos gedaan door de man te kennen te geven of
gij nog een broeder had.
7. En zij zeiden: Al vragende heeft de man gevraagd naar ons en naar onze geboorte,
al zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij een broeder; en wij gaven hem te kennen
naar de mond van die woorden; wisten wij al wetende dat hij zeggen zou: Doet uw
broeder nederdalen.
8. En Jehudah zei tot Israël, zijn vader: Zend de knaap met mij en wij zullen opstaan
en wij zullen gaan en wij zullen leven en wij zullen niet sterven, ook wij, ook gij, ook
onze kleine kinderen.
9. En ik zal borg zijn voor hem, vanuit mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem niet
tot u zal hebben gebracht en hem voor u zal hebben gesteld en ik zal aan u zondigen
alle dagen.
10. Omdat als wij wel niet getalmd hadden, zo waren wij nu deze twee malen
wedergekeerd.
11. En Israël, hun vader, zei tot hen: Indien dit dan aldus is, doet; neemt van de
bezinging des lands in uw vaten; en doet de man een gave nederdalen, een weinig hars
en een weinig honing, was en stacte, terpentijnnoten en amandelen.
12. En neemt het dubbele des zilvers in uw handen en brengt het zilver dat in de mond
uwer reiszakken wedergebracht is, weder in uw hand; misschien is dit een dwaling.
13. En neemt uw broeder en staat op, keert weder tot de man.
14. En God Schaddai geve u barmhartigheden voor de man en hij zende u uw andere
broeder en Benjamin; en ik, gelijkerwijs ik van kinderen beroofd ben, zal ik van
kinderen beroofd zijn.
15. En de mannen namen deze gave en zij namen het dubbele des zilvers in hun hand
en Benjamin en zij stonden op en zij daalden neder tot Egypte; en zij stonden voor
Jozef.
16. En Jozef zag met hen Benjamin en hij zei tot hem die over zijn huis was: Breng de
mannen tot het huis en al slachtende slacht en bereid, omdat de mannen te middag met
mij zullen eten.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2354
17. En de man deed gelijkerwijs Jozef had gezegd en de man bracht de mannen tot het
huis van Jozef.
18. En de mannen vreesden, omdat zij tot het huis van Jozef waren gebracht en zij
zeiden: Over het woord des zilvers dat in onze reiszakken wedergebracht is in het
begin, worden wij gebracht; om op ons af te wentelen en om zich op ons te werpen en
om ons tot knechten te nemen en onze ezels.
19. En zij traden op de man toe die over het huis van Jozef was en zij spraken tot hem
aan de ingang van het huis.
20. En zij zeiden: In mij, mijn heer, al nederdalende waren wij nedergedaald in het
begin om spijze te kopen.
21. En het geschiedde als wij tot de herberg gekomen waren en wij onze reiszakken
openden, en zie, het zilver van eenieder was in de mond van zijn reiszak, ons zilver in
zijn gewicht; en wij brengen dat weder in onze hand.
22. En ander zilver doen wij nederdalen in onze hand om spijze te kopen; wij weten
niet wie ons zilver in onze reiszakken heeft gelegd.
23. En hij zei: Vrede zij ulieden; vreest niet; uw God en de God uws vaders heeft u een
verborgen gift in uw reiszakken gegeven; uw zilver is tot mij gekomen; en hij leidde
Simeon tot hen uit.
24. En de man bracht de mannen tot het huis van Jozef en hij gaf water; en zij wasten
hun voeten; en hij gaf aan hun ezels voeder.
25. En zij bereidden de gave, totdat Jozef kwam op de middag; omdat zij gehoord
hadden dat zij daar brood zouden eten.
26. En Jozef kwam tot het huis en zij brachten hem de gave die in hun hand was, tot
het huis en zij kromden zich in voor hem ter aarde.
27. En hij vroeg hun naar vrede; en hij zei: Heeft uw vader, de grijsaard, waarvan gij
zei, vrede; leeft hij nog.
28. En zij zeiden: Vrede heeft uw knecht, onze vader, hij leeft nog; en zij bogen zich
neder en zij kromden zich in.
29. En hij hief zijn ogen op en hij zag Benjamin, zijn broeder, de zoon van zijn
moeder; en hij zei: Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zei; en hij zei: God
zij u genadig, mijn zoon.
30. En Jozef haastte, omdat zijn ontfermingen tot zijn broeder werden bewogen en hij
zocht te wenen; en hij kwam in de slaapkamer en hij weende daar.
31. En hij waste zijn aangezichten en hij ging uit en hij bedwong zich en hij zei: Zet
brood op.
32. En zij zetten op voor hem alleen en voor hen alleen en voor de Egyptenaren die
met hem aten, alleen, omdat de Egyptenaren niet met de Hebreeën brood kunnen eten,
omdat dit de Egyptenaren een gruwel is.
33. En zij zaten voor hem, de eerstverwekte volgens zijn eerstgeboorte en de mindere
in jaren volgens zijn minderjarigheid; en de mannen verbaasden zich, eenieder tot zijn
metgezel.
34. En hij hief porties vanuit zijn aangezichten op tot hen en hij vermenigvuldigde de
portie van Benjamin boven de porties van hen allen, met vijf maten; en zij dronken en
dronken rijkelijk met hem.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2355
DE INHOUD
5574. Voortzetting ten aanzien van de verbinding van de ware dingen van de Kerk in het
natuurlijke, welke de tien zonen van Jakob zijn, met het hemelse van het geestelijke of met
het ware uit het Goddelijke, dat Jozef is, door het bemiddelende, dat Benjamin is; maar in dit
hoofdstuk wordt in de innerlijke zin slechts gehandeld over de algemene invloeiing die aan de
verbinding voorafgaat.
DE INNERLIJKE ZIN
5575. vers 1-5. En de honger werd zwaar in het land.
En het geschiedde, als zij voleindigd hadden te eten de opbrengst die zij vanuit Egypte hadden
gebracht en hun vader zei tot hen: Keert wederom, koopt ons een weinig spijze.
En Jehudah zei tot hem, al zeggende: Al betuigende heeft de man tot ons betuigd, al
zeggende: Gij zult mijn aangezichten niet zien, zonder dat uw broeder met u is.
Indien gij zijt zendende onze broeder met ons, wij zullen nederdalen en u spijze kopen.
En indien gij niet zendende zijt, wij zullen niet nederdalen, omdat de man tot ons heeft
gezegd: Gij zult mijn aangezichten niet zien zonder dat uw broeder met u is.
En de honger werd zwaar, betekent de verlating vanwege de behoefte aan geestelijke dingen;
in het land betekent over de dingen die van de Kerk waren; en het geschiedde, betekent het
nieuwe; als zij voleindigd hadden te eten de opbrengst, betekent toen de ware dingen gingen
ontbreken; die zij vanuit Egypte hadden gebracht, betekent die vanuit de wetenschappelijke
dingen waren; en hun vader zei tot hen, betekent de doorvatting uit de dingen die van de Kerk
zijn; keert wederom, koopt ons een weinig spijze, betekent dat zij, om te leven, zich het goede
van het geestelijk ware moeten verwerven; en Jehudah zei tot hem, betekent het goede van de
Kerk; al zeggende: Al betuigende heeft de man tot ons betuigd, betekent dat het geestelijke uit
het innerlijke afkerig van hen was; al zeggende: Gij zult mijn aangezichten niet zien, betekent
dat er geen ontferming zou zijn; zonder dat uw broeder met u is, betekent tenzij gij het
bemiddelende hebt; indien gij zijt zendende onze broeder met ons, betekent dat indien het dus
uit de Kerk is dat zij aangebonden zullen worden, er het bemiddelende moet zijn; wij zullen
nederdalen en u spijze kopen, betekent dat het goede van het ware daar dan verworven zal
worden; en indien gij niet zendende zijt, betekent indien niet; wij zullen niet nederdalen,
betekent dat het niet kan worden verworven; omdat de man tot ons heeft gezegd, betekent de
doorvatting ten aanzien van het geestelijke; gij zult mijn aangezichten niet zien, betekent dat
er geen ontferming zal zijn; zonder dat uw broeder met u is, betekent tenzij gij het
bemiddelende hebt.
5576. En de honger werd zwaar; dat dit de verlating betekent vanwege de behoefte aan
geestelijke dingen, staat vast uit de betekenis van de honger, namelijk het gebrek aan
erkentenissen van het goede en het ware, nrs. 3364, 5277, 5279, 5281, 5300; en vandaar de
verlating, nrs. 5360, 5376, 5415; en omdat de verlating ontstaat vanwege de ontbering van en
vandaar de behoefte aan geestelijke dingen, wordt ook deze met de honger aangeduid.
Honger in de geestelijke wereld of in de hemel, is geen honger naar spijs, want de engelen
nuttigen geen stoffelijke spijs; deze spijs is voor het lichaam dat de mens in de wereld
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2356
ronddraagt, maar het is een honger naar zo’n spijs die hun gemoederen voedt; deze spijs is het
ware verstaan en wijs zijn in het goede, deze spijs wordt de geestelijke spijs genoemd; en wat
wonderlijk is, de engelen worden ook door die spijs gevoed; dat kon mij hieruit blijken dat de
kleine kinderen die als kleine kinderen zijn gestorven, nadat zij in de hemel zijn onderricht in
de ware dingen die van het inzicht en in de goede dingen die van de wijsheid zijn, niet langer
als kleine kinderen verschijnen, maar als volwassenen en wel volgens de aanwassing in het
goede en het ware; en verder hieruit, dat de engelen aanhoudend de dingen verlangen die van
het inzicht en de wijsheid zijn; en dat zij, wanneer zij in de avond zijn, dat wil zeggen, in de
staat wanneer die dingen gaan ontbreken, naar verhouding voor evenzoveel in de nietgelukzaligheid
zijn en dat zij dan naar niets meer honger en trek hebben dan dat voor hen
opnieuw de morgen opblinkt en zij terugkeren in het leven van de gelukzaligheid, dat van het
inzicht en van de wijsheid is; dat het ware verstaan en het goede willen de geestelijke spijs is,
kan eveneens voor eenieder die nadenkt, vaststaan; indien iemand die stoffelijke spijs tot
voeding van zijn lichaam gebruikt tevens ook in een opgeruimde stemming is en over zulke
dingen die hem aangenaam zijn een gesprek voert, dan voedt de stoffelijke spijs die voor het
lichaam is, beter, wat een bewijs is dat er een overeenstemming is tussen de geestelijke spijs
die van de ziel is en de stoffelijke spijs die van het lichaam is; en verder hieruit, dat hij die in
het verlangen is om zijn gemoed te doordrenken met zulke dingen die van de wetenschap, het
inzicht en van de wijsheid zijn, wanneer hij daarvan wordt afgehouden, dan treurig en angstig
begint te worden en zoals iemand die honger heeft, te verlangen om terug te keren tot zijn
geestelijke spijs, dus tot de voeding van zijn ziel.
Dat het geestelijke spijs is die de ziel voedt, zoals stoffelijke spijs het lichaam, kan eveneens
uit het Woord vaststaan, zoals bij Mozes: ‘Niet door brood alleen leeft de mens, maar door
alle uitspraak van de mond van Jehovah leeft de mens’, (Deuteronomium 8:3; Mattheüs 4:4);
de uitspraak van de mond van Jehovah is in het algemeen het Goddelijk ware dat voortgaat uit
de Heer, dus al het ware van de wijsheid; in het bijzonder het Woord, waarin en waar vanuit
de dingen zijn die van de wijsheid zijn.
En bij Johannes: ‘Werkt spijze, niet die welke vergaat, maar de spijze welke blijft tot in het
eeuwige leven, welke de Zoon des Mensen ulieden zal geven’, (Johannes 6:27); dat die spijs
het ware van de wijsheid is die uit de Heer voortgaat, staat vast; daaruit kan men eveneens
weten wat er wordt verstaan onder deze woorden van de Heer in hetzelfde hoofdstuk:
‘Mijn vlees is waarlijk spijs en Mijn bloed is waarlijk drank’, vers 55, namelijk dat het Vlees
van de Heer het Goddelijk Goede is, nr. 3813 en Zijn Bloed het Goddelijk Ware, nr. 4735;
toen de Heer immers Zijn Menselijke Goddelijk had gemaakt, was het vlees niet iets anders
dan het Goddelijk Goede en het bloed het Goddelijk Ware; dat in het Goddelijke niet het
stoffelijke moet worden verstaan, kan vaststaan; daarom is de spijs in de hoogste zin, dat wil
zeggen, wanneer daarvan gesproken wordt met betrekking tot de Heer, het Goede van de
Goddelijke Liefde om het menselijk geslacht te behouden; deze spijs is het eveneens die
wordt verstaan onder de woorden van de Heer bij Johannes: ‘Jezus zei tot de discipelen: Ik
heb een spijze om te eten welke gij niet weet; Mijn spijze is dat Ik doe de wil van Hem Die Mij
gezonden heeft en Zijn werk vervolmake’, (Johannes 4:32,34); de wil doen van Hem Die
gezonden heeft en Zijn werk vervolmaken, is het menselijk geslacht zaligen; het Goddelijke
waar vanuit dit is, is de Goddelijke Liefde.
Hieruit blijkt nu wat in de geestelijke zin onder de honger wordt verstaan.
5577. In het land; dat dit betekent ten aanzien van de dingen die van de Kerk waren, staat vast
uit de betekenis van het land in het Woord, namelijk de Kerk, hier dus de dingen die van de
Kerk zijn, want de dingen die de Kerk betekenen, betekenen ook de dingen die van de Kerk
zijn; deze immers maken het eerstgenoemde.
Dat het land de Kerk is in het Woord, komt omdat het het land Kanaän was, waarin vanaf de
oudste tijden de Kerk was geweest, wanneer vandaar in het Woord het land wordt genoemd,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2357
wordt het land Kanaän verstaan en wanneer dit wordt genoemd, wordt de Kerk verstaan;
degenen immers die in de geestelijke wereld zijn, blijven, wanneer het land wordt genoemd,
niet in de idee van het land, maar in de idee van de natie die daar is en ook niet in de idee van
de natie, maar in het idee van het hoedanige van die natie, dus in de idee van de Kerk,
wanneer land wordt gezegd en daaronder het land Kanaän wordt verstaan.
Daaruit blijkt hoezeer diegenen misleid zijn die geloven dat op de dag van het Laatste Gericht
een nieuwe aarde en een nieuwe hemel zullen ontstaan, volgens de profetieën in het Oude
Testament en bij Johannes in het Nieuwe Testament, waar toch onder de nieuwe aarde niets
anders wordt verstaan dan een nieuwe uiterlijke Kerk en onder de nieuwe hemel de nieuwe
innerlijke Kerk; verder diegenen die geloven dat waar in het Woord de gehele aarde wordt
genoemd, iets anders wordt verstaan dan de Kerk; hieruit blijkt hoe weinig slechts diegenen
het Woord vatten die menen dat daarin geen heiliger zin is gelegen dan die welke alleen uit de
letter opblinkt.
Dat de Kerk vanaf de oudste tijden in het land Kanaän is geweest, zie de nrs. 3686, 4447,
4454, 4516, 4517, 5136; dat met het land in het Woord de Kerk wordt aangeduid, nrs. 662,
1066, 1067, 1262, 1413, 1607, 2928, 4447; en met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de
nieuwe innerlijke en uiterlijke Kerk, nrs. 1733, 1850, 2117, 2118, 3355, 4535.
5578. En het geschiedde; dat dit het nieuwe betekent, staat vast uit de betekenis van het was
en het geschiedde, insluitende een nieuwe staat, waarover de nrs. 4979, 4987, 4999, 5074,
5466; in de oorspronkelijke taal werden oudtijds de zinnen niet door leestekens
onderscheiden, maar de tekst was doorlopend, in navolging van de hemelse spraak; maar in
plaats van leestekens stond ‘en’ en ook ‘het was’ of ‘het geschiedde’; vandaar komt het dat
deze woorden zo vaak voorkomen en dat ‘het was’ of ‘het geschiedde’ het nieuwe betekent.
5579. Als zij voleindigd hadden te eten de opbrengst; dat dit betekent toen de ware dingen
gingen ontbreken, staat vast uit de betekenis van de opbrengst, namelijk het ware, waarover
de nrs. 5276, 5280, 5292, 5402; dat het ware ging ontbreken, wordt daarmee aangeduid dat zij
voleindigd hadden haar te eten.
In de geestelijke wereld is het zo gesteld dat zij verzadigd worden met ware en goede dingen,
deze immers zijn de spijs voor hen die daar zijn, nr. 5576; maar wanneer deze hebben
opgehouden hun van nut te zijn, krijgen zij weer behoefte daaraan; het is hiermee gesteld als
met de voeding van de mens door de stoffelijke spijs; wanneer deze spijs heeft opgehouden
van nut te zijn, komt de honger opnieuw; deze honger die een behoefte is aan geestelijke
dingen, is in de geestelijke wereld de avond of de schaduw van hun dag, maar daarna komt de
morgenschemering en de morgen; dus vinden daar afwisselingen plaats; zij komen in die
avond of in de geestelijke honger, opdat zij trek en verlangen krijgen naar ware en goede
dingen, die, wanneer zij daar naar hongeren, beter tot voeding dienen, zoals de stoffelijke
spijs de hongerige.
Hieruit kan vaststaan wat er wordt verstaan onder de behoefte aan geestelijke dingen, toen de
ware dingen gingen ontbreken.
5580. Die zij vanuit Egypte hadden gebracht; dat dit betekent die vanuit de wetenschappelijke
dingen waren, staat vast uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen,
nrs. 1164, 1165, 1186, 1462; dat zij ‘vanuit die’ waren, wordt daarmee aangeduid dat zij ze
van daar hadden gebracht; met Egypte worden in de goede zin de wetenschappelijke dingen
aangeduid die van de Kerk zijn, namelijk die, die van dienst zijn voor de vorm van de Kerk,
nrs. 4749, 4964, 4966; door zulke dingen wordt de mens binnengeleid in de ware dingen van
de Kerk zoals door het voorportaal in een huis; het zijn immers die wetenschappelijke dingen
die zich het eerst aan de zinnen voordoen en zo de weg tot de innerlijke dingen openen; want
het is bekend dat eerst de uiterlijke zinlijke dingen bij de mens worden geopend en daarna de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2358
innerlijke zinlijke dingen en tenslotte de verstandelijke dingen en dat wanneer de
verstandelijke dingen zijn geopend, deze daarin worden uitgebeeld, zodat zij begrepen kunnen
worden; de oorzaak hiervan is deze, dat de verstandelijke dingen vanuit de zinlijke dingen
oprijzen door een soort van uittrekking; de verstandelijke dingen immers zijn
gevolgtrekkingen, die wanneer zij gemaakt zijn, worden gescheiden en meer de hoogte
ingaan; dit bewerkt de invloeiing van de geestelijke dingen, die door de hemel uit de Heer is;
hieruit blijkt hoe het met de ware dingen is gesteld, namelijk dat zij vanuit de
wetenschappelijke dingen zijn.
5581. En hun vader zei tot hen; dat dit de doorvatting betekent uit de dingen die van de Kerk
zijn, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord, namelijk
doorvatten, waarover meermalen eerder; en uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader is,
namelijk de Kerk; dat Israël de geestelijke innerlijke Kerk is en Jakob de uiterlijke, zie de nrs.
4286, 4292, 4570; hij wordt vader genoemd, omdat met de vader in het Woord ook de Kerk
wordt aangeduid en eveneens met moeder, maar met de moeder, de Kerk ten aanzien van het
ware en met de vader de Kerk ten aanzien van het goede; de oorzaak hiervan is dat de Kerk
een geestelijk huwelijk is, namelijk uit het goede als uit een vader en uit het ware als uit een
moeder.
5582. Keert wederom, koopt ons een weinig spijze; dat dit betekent dat zij, om te leven, zich
het goede van het geestelijk ware moeten verwerven, staat vast uit de betekenis van kopen,
namelijk zich verwerven en toe-eigenen, waarover de nrs. 4397, 5374, 5397, 5406, 5426; en
uit de betekenis van de spijs, namelijk het goede van het ware, waarover de nrs. 5340, 5342;
hier het goede van het geestelijk ware, want over dit goede wordt in hetgeen volgt gehandeld;
dat het is om te leven, volgt hieruit.
5583. En Jehudah zei tot hem; dat dit het goede van de Kerk betekent, staat vast uit de
uitbeelding van Jehudah, namelijk het goede van de Kerk, nr. 3654; dat nu Jehudah over
Benjamin spreekt en eerder Ruben over hem, (Genesis 42:36,37), is een verborgenheid die
niet dan alleen uit de innerlijke zin kan blijken; evenzo, dat toen Ruben over Benjamin sprak,
Jakob Jakob wordt genoemd, (Genesis 42:36), terwijl hier, nu Jehudah over Benjamin spreekt,
Jakob Israël wordt genoemd, vers 6,8,11; dat een zodanig iets het een of ander insluit, kan
door niemand worden ontkend, maar wat het insluit, kan men geenszins uit de historische zin
van de letter weten ; zoals ook elders, waar Jakob nu eens Jakob en dan weer Israël wordt
genoemd, nr. 4286; de verborgenheid die het insluit, zal vanuit de Goddelijke barmhartigheid
van de Heer, in wat volgt worden gezegd.
Dat hier nu Jehudah spreekt, komt omdat er wordt gehandeld over het goede van het
geestelijk ware, dat verworven moet worden, nr. 5282; daarom spreekt hier Jehudah, die het
goede van de Kerk is, met Israël, die het goede van het geestelijk ware is en stelt hij zich borg
voor Benjamin, die het bemiddelende is, want het bemiddelende moet door het goede
verbonden worden.
5584. Al zeggende: Al betuigende heeft de man tot ons betuigd; dat dit betekent dat het
geestelijke uit het innerlijke afkerig van hen was, staat vast uit de betekenis van al betuigende
betuigen, namelijk afkerig zijn, want hij betuigde dat zij zijn aangezichten niet zouden zien,
tenzij hun broeder met hen was; deze betuiging is er een van afkeer, want met niet zijn
gezichten zien, wordt aangeduid dat er geen ontferming is, waarover hierna; en uit de
uitbeelding van Jozef, namelijk het Goddelijk geestelijke, of wat hetzelfde is, het ware uit het
Goddelijke, nr. 3969; hier is hij, omdat er man wordt gezegd, het geestelijke of het uit het
innerlijke invloeiende ware.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2359
5585. Al zeggende: Gij zult mijn aangezichten niet zien; dat dit betekent dat er geen
ontferming zou zijn, staat vast uit de betekenis van aangezichten, wanneer daarvan wordt
gesproken met betrekking tot de mens, namelijk zijn innerlijke dingen, te weten de
aandoeningen en de gedachten daaruit, nrs. 358, 1999, 2434, 3527, 3573, 4066, 4796, 4797,
5102; maar wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de Heer, is het de
barmhartigheid of de ontferming; vandaar is de aangezichten niet zien, niet barmhartigheid of
geen ontferming; immers, de Heer wordt hier door Jozef in de hoogste zin uitgebeeld; niet dat
er geen ontferming bij de Heer is; Hij is immers de Barmhartigheid zelf; maar wanneer er niet
het bemiddelende is dat verbindt, schijnt het de mens toe alsof er geen ontferming in de Heer
is; de oorzaak hiervan is deze dat er, indien er geen verbindend bemiddelende is, geen
opneming van het goede is en wanneer er geen opneming van het goede is, is het boze in de
plaats ervan; indien de mens dan tot de Heer roept, is er, omdat hij vanuit het boze roept, zo
ten gunste van zichzelf tegen allen, geen verhoring; dit geeft de schijn alsof er geen
ontferming was.
Dat het aangezicht van Jehovah of van de Heer de Barmhartigheid is, kan uit het Woord
vaststaan; immers het aangezicht van Jehovah of van de Heer is in de eigenlijke zin de
Goddelijke Liefde zelf en omdat het de Goddelijke Liefde is, is het van de Barmhartigheid,
want die is vanuit de Liefde jegens het menselijk geslacht dat in zo’n grote ellende verkeert.
Dat het aangezicht van Jehovah of van de Heer de Goddelijke Liefde is, kan vaststaan uit het
aangezicht van de Heer toen Hij voor Petrus, Jakobus en Johannes van gedaante was
veranderd, dat wil zeggen, toen Hij hun Zijn Goddelijke toonde; toen ‘blonk Zijn aangezicht
zoals de zon’, (Mattheüs 17:2); dat de zon de Goddelijke Liefde is, zie de nrs. 30-38, 1521,
1529-1531, 2441 2495, 3636, 3643, 4060, 4321, 4696.
Het Goddelijke zelf van de Heer is nooit in enig aangezicht verschenen, maar Zijn Goddelijk
Menselijke en door dat zoals in dat de Goddelijke Liefde, of met betrekking tot het menselijk
geslacht, de Goddelijke Barmhartigheid; deze, namelijk de Goddelijke Barmhartigheid in het
Goddelijk Menselijke, wordt de Engel der Aangezichten genoemd, bij Jesaja:
‘Ik zal de barmhartigheden van Jehovah doen gedenken; Hij zal hen vergelden volgens Zijn
barmhartigheden en volgens de menigte Zijner Barmhartigheden en Hij is hun geworden tot
een Heiland en de Engel Zijner aangezichten heeft hen behouden, ter wille van Zijn Liefde en
ter wille van Zijn goedertierenheid’, (Jesaja 63:7-9); zij wordt engel genoemd, omdat de
engelen in het Woord in de innerlijke zin iets van de Heer betekenen, nrs. 1925, 2821, 4085,
hier Zijn barmhartigheid; daarom wordt gezegd de Engel der aangezichten.
Dat het aangezicht van Jehovah of van de Heer de Barmhartigheid is en eveneens de Vrede en
het Goede, omdat deze van de barmhartigheid zijn, kan ook vaststaan uit de volgende
plaatsen; in de zegen: ‘Jehovah doe Zijn aangezichten tot u lichten en ontferme Zich uwer.
Jehovah verheffe Zijn aangezichten tot u en stelle u vrede’, (Numeri 6:25,26); dat de
aangezichten doen lichten is zich erbarmen en dat de aangezichten verheffen is vrede geven,
blijkt duidelijk.
Bij David: ‘God ontferme Zich onzer en Hij zegene ons; Hij doe ons Zijn aangezichten
lichten’, (Psalm 67:2); de aangezichten ook hier voor de Barmhartigheid.
Bij dezelfde:’ God breng ons weder en doe Uw aangezichten lichten, opdat wij gered
worden’, (Psalm 80:4,8,20).
Bij dezelfde: ‘Bevrijd mij uit de hand van mijn vijanden en van mijn vervolgers; doe Uw
aangezichten over Uw knecht lichten’, (Psalm 31:16,17; Psalm 119: 134,135).
Bij Daniël: ‘Hoor, o onze God, het gebed van Uw knecht en zijn smekingen en doe Uw
aangezichten lichten over het heiligdom, hetwelk verlaten is’, (Daniël 9:17); de aangezichten
doen lichten ook voor zich erbarmen.
Bij David: ‘Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien, verhef Gij over ons het licht van
Uw aangezichten’, (Psalm 4:7,8); het licht van de aangezichten verheffen voor: het goede
geven vanuit de barmhartigheid.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2360
Bij Hosea: ‘Dat zij Mijn aangezichten zoeken wanneer zij angst hebben; dat zij Mij des
morgens zoeken’, (Hosea 5:15).
Bij David: ‘Zoekt Mijn aangezichten; Uw aangezichten, Jehovah, zoek ik’, (Psalm 27:8,9).
Bij dezelfde: ‘Zoekt Jehovah en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezichten geduriglijk’, (Psalm
105:4); de aangezichten van Jehovah zoeken voor: Zijn Barmhartigheid zoeken.
Bij dezelfde: ‘Ik zal in gerechtigheid Uw aangezichten zien’, (Psalm 17:15); en bij Mattheüs:
‘Ziet, dat gij niet een van deze kleinen veracht, Ik zeg ulieden dat hun engelen in de hemelen
altijd zien het aangezicht van Mijn Vader, Die in de hemelen is’, (Mattheüs 18:10); de
aangezichten Gods zien voor: de vrede en het goede vanuit de Barmhartigheid genieten.
Het tegenovergestelde echter is de aangezichten verhelen of verbergen en ook afwenden, wat
betekent: zich niet ontfermen; zoals bij Jesaja: ‘In de overstroming van Mijn toorn heb Ik de
aangezichten een ogenblik van u verborgen, maar met de barmhartigheid der eeuwigheid zal
Ik Mij uwer ontfermen’, (Jesaja 54:8); de overstroming des toorns staat voor de verzoeking en
omdat de Heer Zich daarin niet schijnt te ontfermen, wordt gezegd: Ik heb de aangezichten
een ogenblik van u verborgen.
Bij Ezechiël: ‘Ik zal Mijn aangezichten van hen afwenden’, (Ezechiël 7:22).
Bij David: ‘Hoelang, Jehovah, zult Gij mij vergeten, tot in het eeuwige; hoelang zult Gij Uw
aangezichten van mij verhelen’, (Psalm 13:2).
Bij dezelfde: ‘Verberg Uw aangezichten niet van mij, verwerp niet in toorn Uw knecht’,
(Psalm 27:8,9).
Bij dezelfde: ‘Waarom, Jehovah, verlaat Gij mijn ziel, verbergt Gij Uw aangezichten van
mij’, (Psalm 88:15).
Bij dezelfde: ‘Haast U, antwoord mij, Jehovah, mijn geest is verteerd, verberg Uw
aangezichten niet van mij, opdat ik niet gelijk worde de nederdalenden in de kuil; doe mij Uw
barmhartigheid horen in de vroege morgen’, (Psalm 143:7,8).
En bij Mozes: ‘Mijn toorn zal ontsteken tegen dit volk op die dag, dat Ik hen zal verlaten en Ik
zal Mijn aangezichten van hen verhelen; weswege het zal zijn ter vertering.
Al verhelende zal Ik Mijn aangezichten verhelen op die dag om al het boze dat zij gedaan
hebben’, (Deuteronomium 31:17,18); in toorn ontsteken, voor zich afwenden, nr. 5034; en de
aangezichten verhelen: voor zich niet ontfermen; deze dingen worden gezegd met betrekking
tot Jehovah of de Heer, hoewel Hij nooit toornt en nooit Zijn aangezichten afwendt of
verheelt, maar het wordt zo gezegd vanwege de schijn bij de mens die in het boze is; de mens
immers die in het boze is, wendt zich af van en verbergt zich voor de aangezichten van de
Heer, dat wil zeggen, hij verwijdert Zijn Barmhartigheid van zich; dat het de boze dingen bij
de mens zijn die dit doen, kan ook uit het Woord vaststaan; zoals bij Micha: ‘Jehovah zal Zijn
aangezichten van hen verhelen te dier tijd, zoals zij hun werken boos gemaakt hebben’,
(Micha 3:4).
Bij Ezechiël: ‘Omdat zij tegen Mij hebben overtreden, daarom heb Ik Mijn aangezichten van
hen verborgen; naar hun onreinheid en naar hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld en
Ik heb Mijn aangezichten van hen verborgen’, (Ezechiël 39:23,24); vooral bij Jesaja: ‘Het zijn
uw ongerechtigheden die scheiden tussen ulieden en tussen uw God; en uw zonden doen de
aangezichten verbergen van u’, (Jesaja 59:2); uit deze en uit tal van andere plaatsen blijkt de
innerlijke zin, die hier en daar uitkomt en gevonden wordt door degene die zoekt.
5586. Zonder dat uw broeder met u is; dat dit betekent tenzij gij het bemiddelende hebt, staat
vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, nrs. 5411, 5413, 5443; het
bemiddelende, dat Benjamin uitbeeldt, is het bemiddelende tussen het innerlijke en het
uiterlijke of tussen de geestelijke en de natuurlijke mens en het is het ware van het goede, dat
voortgaat uit het ware vanuit het Goddelijke, dat wordt uitgebeeld door Jozef; dat ware van
het goede wordt het geestelijke van het hemelse genoemd; dat Benjamin het geestelijke van
het hemelse is, zie de nrs. 3969, 4592; het innerlijke van de mens en zijn uiterlijke zijn ten
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2361
zeerste van elkaar onderscheiden, want zijn innerlijke is in het licht van de hemel en het
uiterlijke in het licht van de wereld; en omdat zij ten zeerste zijn onderscheiden, kunnen zij
niet worden verbonden tenzij door een bemiddelende dat uit het ene en het andere moet halen.
5587. Indien gij zijt zendende onze broeder met ons; dat dit betekent dat indien het zo gedaan
wordt door de Kerk dat zij aangebonden zullen worden, er het bemiddelende moet zijn, staat
vast uit de uitbeelding van Israël, die zou zenden, namelijk de Kerk, nr. 4286; vandaar wil
‘indien gij zijt zendende’ zeggen: indien het dus de wens van de Kerk is; en uit de uitbeelding
van Benjamin, die hier hun broeder is, namelijk het bemiddelende, waarover nr. 5586; hieruit
blijkt dat met indien gij zijt zendende onze broeder met ons, wordt aangeduid dat het dus door
de Kerk gedaan wordt dat haar uiterlijke wordt aangebonden aan het innerlijke, er het
bemiddelende moet zijn.
5588. Wij zullen nederdalen en u spijze kopen; dat dit betekent dat het goede van het ware
dan verworpen zal worden, staat vast uit de betekenis van kopen, namelijk zich verwerven en
toe-eigenen; en uit de betekenis van de spijs, namelijk het goede van het ware, nr. 5582.
5589. En indien gij niet zendende zijt; dat dit betekent indien niet, namelijk indien het niet uit
de Kerk is dat zij aangebonden zullen worden, staat vast uit wat in nr. 5587 is gezegd.
5590.Wij zullen niet nederdalen; dat dit betekent dat het niet verworven kan worden, staat
vast uit wat zojuist hiervoor in nr. 5588 is gezegd .
5591. Omdat de man tot ons gezegd heeft; dat dit de doorvatting ten aanzien van het
geestelijke betekent, staat vast uit de betekenis van de man, namelijk het geestelijke uit het
innerlijke, nr. 5584; en uit de betekenis van zeggen in de historische gedeelten van het Woord,
namelijk de doorvatting, waarover vaak eerder.
5592. Gij zult mijn aangezichten niet zien; dat dit betekent dat er geen ontferming zal zijn,
staat vast uit wat eerder in nr. 5585 is ontvouwd, waar dezelfde woorden staan.
5593. Zonder dat uw broeder met u is; dat dit betekent tenzij het bemiddelende er is, staat vast
uit wat eerder in de nrs. 5586, 5587 is gezegd over Benjamin, die hier de broeder is, te weten
het bemiddelende.
5594. vers 6-10. En Israël zei: Waarom hebt gij mij boos gedaan door de man te kennen te
geven of gij nog een broeder had.
En zij zeiden: Al vragende heeft de man gevraagd naar ons en naar onze geboorte, al
zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij een broeder; en wij gaven hem te kennen naar de
mond van die woorden; wisten wij al wetende dat hij zeggen zou: Doet uw broeder
nederdalen?
En Jehudah zei tot Israël, zijn vader: Zend de knaap met mij en wij zullen opstaan en wij
zullen gaan en wij zullen leven en wij zullen niet sterven, ook wij, ook gij, ook onze kleine
kinderen.
En ik zal borg zijn voor hem, vanuit mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem niet tot u zal
hebben gebracht en hem voor u zal hebben gesteld en ik zal aan u zondigen alle dagen.
Omdat als wij wel niet getalmd hadden, zo waren wij nu deze twee malen wedergekeerd.
En Israël zei, betekent de doorvatting vanuit het geestelijk goede; waarom hebt gij mij boos
gedaan door de man te kennen te geven of gij nog een broeder had, betekent dat zij van hem
het ware van het goede scheidden om dat te verbinden met het geestelijke uit het innerlijke;
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2362
en zij zeiden: Al vragende heeft de man gevraagd naar ons, betekent dat het helder de dingen
doorvatte die in het natuurlijke zijn; en naar onze geboorte, betekent ten aanzien van de ware
dingen van het geloof; al zeggende: Leeft uw vader nog, betekent, en ten aanzien van het
geestelijk goede waaruit die zijn; of wij een broeder hebben, betekent ten aanzien van het
innerlijk ware; en wij gaven hem te kennen naar de mond van die woorden, betekent dat het
ze overeenkomend bemerkte; wisten wij al wetende dat hij zeggen zou: Doet uw broeder
nederdalen, betekent dat wij niet hebben geloofd dat het wilde dat het ware van het goede met
hetzelve verbonden zou worden; en Jehudah zei tot Israël, zijn vader, betekent de doorvatting
uit het goede van de Kerk over die dingen; zend de knaap met mij, betekent opdat het daaraan
zou worden aangebonden; en wij zullen opstaan en wij zullen gaan en wij zullen leven en wij
zullen niet sterven, betekent het geestelijk leven volgens de graden; ook wij, betekent het
uiterlijke van de Kerk; ook gij, betekent het innerlijke ervan; ook onze kleine kinderen,
betekent de nog innerlijker dingen; en ik zal borg zijn voor hem, betekent dat het intussen aan
hem zal worden aangebonden; vanuit mijn hand zult gij hem eisen, betekent dat het niet zal
worden afgescheurd voor zoveel als het in zijn macht is; indien ik hem niet tot u zal hebben
gebracht en hem voor u zal hebben gesteld, betekent indien het niet geheel en al aan de Kerk
zou worden teruggegeven; en ik zal aan u zondigen alle dagen, betekent dat het goede van de
Kerk er niet langer zal zijn; omdat als wij wel niet getalmd hadden, betekent het dralen in de
staat van twijfel; zo waren wij nu deze twee malen wedergekeerd, betekent dat er uiterlijk en
innerlijk geestelijk leven zou geweest zijn.
5595. En Israël zei; dat dit de doorvatting betekent vanuit het geestelijk goede, staat vast uit
de betekenis van zeggen, namelijk doorvatten, waarover eerder; en uit de uitbeelding van
Israël, namelijk het geestelijk goede, nrs. 3654, 4598; en omdat Israël het geestelijk goede is,
is dit eveneens de geestelijk innerlijke Kerk, nrs. 3305, 4286; want die Kerk is Kerk vanuit het
geestelijk goede.
Het geestelijk goede is het ware dat het goede is geworden; immers, het ware wordt het goede
wanneer men volgens dat ware leeft; dan immers gaat het over in de wil en uit de wil in de
daad en wordt van het leven; en het ware wordt, wanneer het van het leven wordt, niet langer
het ware maar het goede genoemd; maar de wil die het ware in het goede omvormt, is de
nieuwe wil in het verstandelijke deel; het is dat goede dat het geestelijk goede wordt
genoemd; het geestelijk goede is hierin van het hemels goede onderscheiden, dat het hemels
goede is ingeplant in het wilsdeel zelf van de mens; maar over deze zaak is eerder meermalen
gehandeld.
Dat nu Jakob niet Jakob wordt genoemd, zoals in het vorige hoofdstuk, vers 36, maar Israël,
komt omdat hier wordt gehandeld over het goede, maar in het voorafgaande hoofdstuk over
het ware; daarom sprak in het voorgaande hoofdstuk Ruben, door wie het ware van de leer
van de Kerk wordt uitgebeeld, nrs. 3861, 3866, 4731, 4761, 5542; in dit hoofdstuk echter
spreekt Jehudah, door wie het goede van de Kerk wordt uitgebeeld, nrs. 3654, 5583; dat er nu
over het goede wordt gehandeld, komt omdat ditmaal de verbinding plaatsvindt van het
innerlijke, namelijk Jozef, met het uiterlijke, namelijk de tien zonen van Jakob, door het
bemiddelende, te weten Benjamin; en de verbinding van het innerlijke met het uiterlijke vindt
plaats door het goede.
5596. Waarom hebt gij mij boos gedaan door de man te kennen te geven of gij nog een
broeder had; dat dit betekent dat zij van hem het ware van het goede scheidden om dat te
verbinden met het geestelijke uit het innerlijke, staat vast uit de betekenis van boos doen,
namelijk scheiden, want dat zij Benjamin van hem scheidden is datgene wat hij boos doen
noemt; uit de betekenis van te kennen geven, namelijk geven dat een ander denkt en daarover
nadenkt, nrs. 2862, 5508, dus vergemeenschappen, nr. 4856; vandaar is het ook verbinden,
want wanneer het overgaat in de wil van de ander, vindt vanuit het vergemeenschapte een
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2363
verbinding plaats, zoals dat Jozef, toen hij had gehoord dat Benjamin nog leefde en bij zijn
vader was, wilde dat hij tot hem zou komen en daarna dat hij alleen bij hem zou zijn,
verbonden met hem, zoals blijkt uit de historische dingen die volgen; uit de uitbeelding van
Jozef, namelijk het Goddelijk geestelijke en wanneer hij man wordt genoemd, het geestelijke
uit het innerlijk, nr. 5584; en uit de uitbeelding van Benjamin, die hier hun broeder is, over
wie zij te kennen hadden gegeven, namelijk het ware van het goede, nr. 5586; hieruit blijkt dat
met waarom hebt gij mij boos gedaan door de man te kennen te geven of gij nog een broeder
had, wordt aangeduid dat zij van hem het ware van het goede scheidden om dat te verbinden
met het geestelijke uit het innerlijke.
5597. En zij zeiden: Al vragende heeft de man gevraagd naar ons; dat dit betekent dat het
helder de dingen doorvatte die in het natuurlijke zijn, staat vast uit de betekenis van vragen,
namelijk het denken van een ander doorvatten, waarover hierna; en uit de uitbeelding van de
tien zonen van Jakob, die hier wij zijn, namelijk de dingen van de Kerk die in het natuurlijke
zijn, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512.
Dat vragen is, het denken van iemand anders doorvatten, heeft als oorzaak, dat er in de hemel
een vergemeenschapping is van alle denken en wel dermate dat niemand een ander hoeft te
vragen wat hij denkt; vandaar komt het dat vragen betekent het denken van een ander
doorvatten; het hoedanige immers op de aarde is in de innerlijke zin het hoedanige in de
hemel.
5598. En naar onze geboorte; dat dit betekent ten aanzien van de ware dingen van het geloof
daar, staat vast uit de betekenis van de geboorte, namelijk de geboorte van het ware uit het
goede of van het geloof uit de naastenliefde, nrs. 1145, 1255, 4070, 4668; dat de geboorte in
de innerlijke zin dit is, komt omdat in de hemel geen andere geboorte wordt verstaan dan die
welke de wederverwekking wordt genoemd en die vindt plaats door het ware van het geloof
en het goede van de naastenliefde; door deze geboorte worden zij van mensenzonen, zonen
van de Heer; dezen zijn het die ‘uit God geborenen’ worden genoemd, (Johannes 1:13).
Volgens de verscheidenheden van het goede uit het ware en van het ware uit het goede in die
geboorte, zijn de broederschappen of de bloedverwantschappen en de aanverwantschappen in
de hemel; want in de hemel zijn voortdurende verscheidenheden, maar die verscheidenheden
worden door de Heer gerangschikt opdat zij families weergeven, waarin broeders, zusters,
schoonzonen, schoondochters, kleinzonen, kleindochters enzovoort zijn; in het algemeen zijn
evenwel allen in zo’n vorm gerangschikt dat zij tezamen één maken, zoals de
verscheidenheden in het menselijk lichaam, waarin geen enkel lid volstrekt eender is aan een
ander, ja zelfs ook niet één enkel deel in enig lid aan een ander deel.
Toch zijn al die verschillende dingen in zo’n vorm gerangschikt dat zij zoals één werken en
elk dingen van meer nabij of van verderaf meehelpt aan de werking van een ander; daar de
vorm in de mens zodanig is, kan men daaruit opmaken hoedanig de vorm moet zijn in de
hemel, waarmee overeenstemming is van alle dingen die in de mens zijn, namelijk opdat hij
hoogst volmaakt is.
5599. Al zeggende: Leeft uw vader nog; dat dit betekent en ten aanzien van het geestelijk
goede waaruit die zijn, staat vast uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader is, namelijk
het geestelijk goede, nrs. 3654, 4598, 5596; omdat de ware dingen van het geloof uit dat
goede als uit een vader neerdalen, nr. 5598, wordt er gezegd waaruit die zijn.
5600. Of wij een broeder hebben; dat dit betekent ten aanzien van het innerlijk ware, staat
vast uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het geestelijke van het hemelse, of wat
hetzelfde is, het ware van het goede of het innerlijk ware; dat Benjamin het ware is waarin het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2364
goede is, of het geestelijke van het hemelse, zie de nrs. 3969, 4592; dit innerlijk ware is dat
wat het bemiddelende is tussen het ware uit het Goddelijke en het ware in het natuurlijke.
5601. En wij gaven hem te kennen naar de mond der woorden van hem; dat dit betekent dat
het ze overeenkomend bemerkte, staat vast uit de betekenis van te kennen geven, namelijk
bemerken, nr. 3608; in de geestelijke wereld immers of in de hemel hoeven zij niet te kennen
te geven wat zij denken; er is immers vergemeenschapping van alle denken, nr. 5597; daarom
betekent te kennen geven in de geestelijke zin bemerken; en uit de betekenis van naar de
mond der woorden van hem, namelijk overeenkomend, want het zijn die dingen die het wilde
bemerken.
5602. Wisten wij al wetende dat hij zeggen zou: Doet uw broeder nederdalen; dat dit betekent
dat wij niet hebben geloofd dat het wilde dat het ware van het goede ermee verbonden zou
worden, staat vast uit de betekenis van wisten wij al wetende dat hij zeggen zou, namelijk niet
geloven; en uit de uitbeelding van Benjamin, die hier de broeder is, namelijk het ware van het
goede, waarover eerder in nr. 5600; dat dit met hem verbonden zou worden, wordt daarmee
aangeduid dat zij hem zouden doen neerdalen, zoals blijkt uit wat eerder in nr. 5596 is gezegd.
5603. En Jehudah zei tot Israël, zijn vader; dat dit het doorvatten betekent uit het goede van de
Kerk ten aanzien van die dingen, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische
dingen van het Woord, namelijk doorvatten, waarover meermalen eerder; uit de uitbeelding
van Jehudah, namelijk het goede van de Kerk, nr. 5583; en uit de uitbeelding van Israël, te
weten de innerlijk geestelijke Kerk, nrs. 3305, 4286; daaruit blijkt dat met Jehudah zei tot
Israël, zijn vader, de doorvatting van de Kerk uit haar goede wordt aangeduid.
5604. Zend de knaap met mij; dat dit betekent opdat het daaraan zou worden aangebonden,
namelijk aan het goede van de Kerk, dat door Jehudah wordt uitgebeeld, staat vast uit de
betekenis van met hem zenden, namelijk aanbinden aan hem en niet aan de overigen, want in
wat volgt wordt gezegd: Ik zal borg zijn voor hem, vanuit mijn hand zult gij hem eisen; en uit
de uitbeelding van Benjamin, die hier de knaap is, namelijk het innerlijk ware, waarover
eerder in nr. 5600; er wordt gezegd knaap, omdat dat wat innerlijk is, in het Woord naar
verhouding een knaap wordt genoemd, de oorzaak hiervan is dat er in het innerlijke meer van
onschuld is dan in het uiterlijke en de onschuld wordt aangeduid met het kleine kind en
eveneens met de knaap, nr. 5236.
5605. En wij zullen opstaan en wij zullen gaan en wij zullen leven en wij zullen niet sterven;
dat dit het geestelijk leven betekent volgens de graden, staat vast uit de betekenis van opstaan,
namelijk de verheffing tot de hogere of de innerlijke dingen en dus tot de dingen die van het
geestelijk leven zijn, waarover de nrs. 2401, 2785, 2912, 2927, 3171, 4103, 4881; uit de
betekenis van gaan, namelijk leven, nrs. 3335, 3690, 4882, 5493; en omdat volgt ‘en wij
zullen leven’, betekent ‘gaan’ het eerste geestelijke leven; uit de betekenis van leven, namelijk
het geestelijk leven; geen ander leven immers wordt in de innerlijke zin van het Woord
verstaan; en uit de betekenis van niet sterven, namelijk niet langer verdoemd worden of buiten
de staat van de verdoemenis zijn, want geen andere dood wordt in de innerlijke zin van het
Woord verstaan dan de geestelijke dood, die de verdoemenis is; daaruit blijkt dat met wij
zullen opstaan en wij zullen gaan en wij zullen leven en wij zullen niet sterven, het leven
volgens de graden wordt aangeduid, namelijk: de inleiding tot het leven door opstaan, het
eerste van het leven door gaan, het leven zelf door leven en de uitleiding uit de dingen die niet
van het leven zijn door niet sterven.
Dat gaan in de innerlijke zin leven is, lijkt vreemd voor degene die niet over het geestelijk
leven iets kent, maar het is hiermee hetzelfde gesteld als met reizen, namelijk de orde van het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2365
leven en het opeenvolgende van het leven, nrs. 1293, 4375, 4554, 4585 en als met als
vreemdeling verkeren, namelijk onderricht worden en daarnaar leven, nrs. 1463, 2025, 3672;
weliswaar kan de oorzaak worden gezegd waarom: reizen en als vreemdeling verkeren, die
dingen betekenen, maar de oorzaak is zodanig dat die nauwelijks opgenomen kan worden
door degenen die niet weten hoe het met het bewegen in het andere leven is gesteld; het
bewegen daar en de voortgangen zijn, omdat die nergens anders vandaan komen, niet iets
anders dan veranderingen van de staat van het leven; deze veranderingen verschijnen in de
uiterlijke dingen geheel zoals de voortgangen van de ene plaats naar de andere; dat dit zo is,
kan door vele ondervindingen vanuit het andere leven bevestigd worden; ik heb daar immers
in de geest gewandeld met hen en onder hen, door verscheidene verblijven van hen en dit
hoewel ik naar het lichaam op dezelfde plaats gebleven was; en ik heb eveneens met hen
daarover gesproken hoe dit kon plaatsvinden en ik werd onderricht dat het de veranderingen
van de staat van het leven zijn die in de geestelijke wereld voortgang maken; dit werd ook
daardoor bevestigd dat geesten door teweeg gebrachte veranderingen van de staat, zich in de
hoogte kunnen vertonen en in één ogenblik in de diepte, en ook ver in het westen en in één
ogenblik in het oosten, enzovoort; maar dit kan, zoals gezegd, niet anders dan vreemd
schijnen voor degene die niet over het leven in de geestelijke wereld iets kent; daar zijn
immers geen ruimten, noch tijden, maar in de plaats daarvan staten van het leven; deze staten
brengen in de uiterlijke dingen de geheel en al levende schijn van voortgang en beweging
voort; die schijn is zo levend en werkelijk als de schijn van het leven zelf is, namelijk dat het
leven in ons is en dus van ons, terwijl toch het leven invloeit uit de Heer, Die de Bron is
vanwaar het al van het leven is; zie de nrs. 2021, 2658, 2706, 2886-2888, 3001, 3318, 3337,
3338, 3484, 3619, 3741-3743, 4151, 4249, 4318-4320, 4417, 4523, 4524, 4882.
Omdat gaan en bewogen worden leven betekenen, werd daarom door de Ouden gezegd, ‘in
God worden wij bewogen, leven wij en zijn wij’, en onder bewogen worden werd verstaan het
uiterlijke van het leven, onder leven het innerlijke ervan en onder zijn het binnenste.
5606. Ook wij; dat dit het uiterlijke van de Kerk betekent, staat vast uit de uitbeelding van de
tien zonen van Jakob, die hier wij zijn, namelijk het uiterlijke van de Kerk, nr. 5469.
5607. Ook gij; dat dit het innerlijke ervan betekent, staat vast uit de uitbeelding van Israël, die
hier gij is, namelijk het innerlijke van de Kerk, nrs. 4286, 4292, 4570.
5608. Ook onze kleine kinderen; dat dit de nog innerlijker dingen betekent, staat vast uit de
betekenis van de kleine kinderen, namelijk de dingen die innerlijker zijn, nr. 5604; dat de
innerlijke dingen met kleine kinderen en eveneens met knapen worden aangeduid, komt
omdat met beide de onschuld wordt aangeduid en de onschuld is het binnenste.
In de hemelen is het zo gesteld: de binnenste of de derde hemel bestaat uit hen die in de
onschuld zijn; zij zijn immers in de liefde tot de Heer en omdat de Heer de Onschuld zelf is,
zijn daarom diegenen die daar zijn, omdat zij in de liefde tot Hem zijn, in de onschuld; en
omdat zij de meest wijzen van allen in de hemelen zijn, verschijnen zij niettemin aan anderen
zoals kleine kinderen; vandaar en eveneens hieruit dat kleine kinderen in de onschuld zijn,
komt het dat met kleine kinderen in het Woord de onschuld wordt aangeduid.
Omdat het binnenste van de hemelen de onschuld is, moet daarom innerlijk bij allen die in de
hemelen zijn, de onschuld zijn; het is hiermee gesteld zoals met de opeenvolgende dingen ten
opzichte van de mede-bestaande dingen, of zoals met dingen die onderling door graden zijn
onderscheiden ten opzichte van de dingen die daaruit ontstaan, want alles wat tegelijk bestaat,
komt op uit de opeenvolgende dingen, wanneer die uit deze ontstaan, plaatsen zij zich in
dezelfde orde waarin zij tevoren door graden onderscheiden waren; zoals, als toelichting:
doel, oorzaak en uitwerking zijn opeenvolgend en onderling onderscheiden; wanneer deze
tegelijk bestaan, plaatsen zij zich in dezelfde orde, namelijk het binnenste het doel, daarna de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2366
oorzaak en het laatst de uitwerking; de uitwerking is het mede-bestaande; indien daarin niet
de oorzaak is en in de oorzaak het doel, dan is het niet een uitwerking; want indien men uit de
uitwerking de oorzaak wegneemt, wordt de uitwerking vernietigd en temeer indien men uit de
uitwerking het doel wegneemt; uit het doel immers heeft de oorzaak dat zij oorzaak is en uit
de oorzaak heeft het de uitwerking dat zij uitwerking is; zo is het dus ook in de geestelijke
wereld; zoals doel, oorzaak en uitwerking onderling zijn onderscheiden, dus in de geestelijke
wereld de liefde tot de Heer, de liefde jegens de naaste en de werken van de naastenliefde;
wanneer deze drie dingen één worden of tegelijk bestaan, moet het eerst in het tweede en het
tweede in het derde zijn; zoals in de werken van de naastenliefde; indien daarin innerlijk niet
de naastenliefde vanuit aandoening of vanuit het hart is, zijn het niet werken van de
naastenliefde en indien innerlijk in de naastenliefde niet de liefde tot God is, is zij niet
naastenliefde en daarom wanneer men wegneemt wat innerlijk is, valt het uiterlijke, want het
uiterlijke bestaat en blijft bestaan uit zijn innerlijke dingen in volgorde; zo is het dus gesteld
met de onschuld; deze maakt één met de liefde tot de Heer; indien deze niet innerlijk in de
naastenliefde is, is het niet naastenliefde; en dus, indien er niet naastenliefde, waarin onschuld
is, van binnen in de werken van de naastenliefde is, zijn het niet werken van de naastenliefde;
vandaar komt het dat bij allen die in de hemelen zijn, innerlijk onschuld moet zijn; dat dit zo
is, en dat met kleine kinderen de onschuld wordt aangeduid, staat vast bij Markus:
‘Jezus zei tot discipelen: Laat de kinderkens tot mij komen en verhindert ze niet, voor zulken
immers is het Koninkrijk Gods; voorwaar zeg Ik u, zo wie het Koninkrijk Gods niet zal hebben
ontvangen gelijk een kindeke, die zal in hetzelve niet ingaan.
Ze derhalve opnemende in de armen, legde Hij de hand op hen en zegende Hij hen’, (Markus
10:14-16; Lukas 18:15-17; Mattheüs 18:3).
Dat met de kleine kinderen hier de onschuld wordt aangeduid, kan vaststaan, omdat bij kleine
kinderen de onschuld is en omdat de onschulden in de hemel als kleine kinderen verschijnen;
dat niemand de hemel kan binnengaan tenzij hij iets van onschuld heeft, zie nr. 4797 en
bovendien laten de kleine kinderen zich leiden door engelen, die onschulden zijn en nog niet
vanuit het eigene, zoals volwassenen die zichzelf regeren vanuit hun eigen oordeel en hun
eigen wil; dat kleine kinderen zich door die engelen laten leiden, staat vast uit de woorden van
de Heer bij Mattheüs: ‘Ziet, dat gij niet een vanuit deze kleinen veracht; immers, Ik zeg
ulieden dat hun engelen die in de hemel zijn altijd zien het aangezicht van Mijn Vader’,
(Mattheüs 18:10); niemand kan het aangezicht Gods zien, tenzij vanuit de onschuld.
In de volgende plaatsen wordt ook met kleine kinderen de onschuld aangeduid; bij Mattheüs:
‘Vanuit de mond der kleine kinderen en der zuigelingen hebt Gij de lof vervolmaakt’,
(Mattheüs 21:16; Psalm 8:3).
Bij dezelfde: ‘Gij hebt dit de wijzen en de verstandigen verborgen en Gij hebt deze dingen de
kinderkens onthuld’, (Mattheüs 11:25; Lukas 10:21); immers de onschuld, die met kleine
kinderen wordt aangeduid, is de wijsheid zelf, want de echte onschuld woont in de wijsheid,
nrs. 2305, 2306, 4797; vandaar wordt er gezegd dat Gij vanuit de mond der kleine kinderen en
der zuigelingen de lof hebt vervolmaakt; en verder dat zulke dingen de kinderkens zijn
onthuld.
Bij Jesaja: ‘Het kalf en de beer zullen weiden, tezamen zullen hun jongen nederliggen en het
zoogkind zal spelen over het gat van een adder’, (Jesaja 11:7,8), waar wordt gehandeld over
het rijk van de Heer en in het bijzonder over de staat van vrede en onschuld daar; het
zoogkind voor de onschuld; dat niets van het boze diegenen kan overkomen die in de
onschuld zijn, wordt daarmee aangeduid dat het zoogkind zal spelen over het gat van de
adder; adders zijn degenen die het sluwst zijn; in dat hoofdstuk wordt openlijk over de Heer
gehandeld.
Bij Joël: ‘Steekt de bazuin in Zion, vergadert het volk, heiligt de vergadering, verzamelt de
grijsaards, vergadert de kinderkens en die de borsten zuigen’, (Joël 2:16); de grijsaards voor
de wijzen, de kinderkens en die de borsten zuigen, voor de onschuldigen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2367
In de volgende plaatsen wordt onder de kleine kinderen ook de onschuld verstaan, maar hierin
dat zij vernietigd is; bij Jeremia: ‘Waarom zijt gij een groot boze doende tegen uw zielen om u
uit te roeien de man en de vrouw, het kleine kind en de zuigeling, vanuit het midden van
Jehudah, dat Ik u geen overblijfselen overlaat’, (Jeremia 44:7).
Bij dezelfde: ‘Hef tot Hem uw handen op, over de ziel uwer kinderkens, die bezwijmen door
honger in het hoofd van alle straten’, (Klaagliederen 2:19).
Bij Ezechiël: ‘Gaat door, door Jeruzalem en slaat; ook spare uw oog niet en gebruikt geen
lankmoedigheid, de grijsaard, de jongeling en de maagd en het kleine kind’, (Ezechiël 9:5,6).
Bij Micha: ‘De vrouwen Mijns volks verdrijft gij uit het huis der verrukkingen van eenieder,
van met haar kinderkens nemen zij Mijn eer weg voor altijd’, (Micha 2:9).
Wat echter de onschuld van de kleine kinderen betreft, die is alleen uiterlijk, maar niet
innerlijk en omdat die niet innerlijk is, kan die niet met enige wijsheid verbonden zijn; de
onschuld van de engelen echter, vooral van die van de derde hemel, is innerlijk, nrs. 4563,
4797; de mens is ook zo geschapen dat, wanneer hij oud en zoals een klein kind wordt, de
onschuld van de wijsheid zich dan verbindt met de onschuld van de onwetendheid die hij in
de kindsheid heeft gehad en dat hij zoals een echt klein kind tot het andere leven overgaat.
5609. En ik zal borg voor hem zijn; dat dit betekent dat het intussen aan hem zal worden
aangebonden, staat vast uit de betekenis van borg voor iemand staan, namelijk voor hem zijn,
zoals eveneens blijkt uit het volgende, vooral uit wat Jehudah tot Jozef over zijn borgstelling
spreekt, (Genesis 44:32,33); en omdat borg zijn is voor hem zijn, is het ook dat hij op de weg
met hem aan zich aangebonden zal zijn.
5610. Vanuit mijn hand zult gij hem eisen; dat dit betekent dat het niet afgescheurd zal
worden voor zoveel als het in zijn macht is, staat vast uit de betekenis van de hand, te weten
de macht, nrs. 878, 3387, 4931-4937, 5327, 5328, 5544; dat het is voor zoveel als het in zijn
macht ligt, komt omdat de belofte of de borgstelling niet verder gaat; welk ware het is en
hoedanig het is, zet de innerlijke zin uiteen; en uit de betekenis van ‘van hem eisen’ namelijk
niet afgescheurd worden, want wie van een ander wordt geëist, moet aan hem aangebonden en
niet van hem afgescheurd worden.
5611. Indien ik hem niet tot u zal hebben gebracht en hem voor u zal hebben gesteld; dat dit
betekent dat het geheel en al aan de Kerk zou worden teruggegeven, staat vast uit de betekenis
van tot hem brengen en voor hem stellen, namelijk geheel en al teruggeven; en uit de
uitbeelding van Israël, aan wie hij zou worden teruggegeven, namelijk de Kerk, nrs. 3305,
4286, 5595.
5612. En ik zal aan u zondigen alle dagen; dat dit betekent dat het goede van de Kerk er niet
langer zal zijn, staat vast uit de uitbeelding van Jehudah, die dit van zich zegt, namelijk het
goede van de Kerk, nrs. 5583, 5603; uit de betekenis van zondigen, namelijk de ontbinding,
nrs. 5229, 5474; dus dat het er niet zal zijn, want dat wat van iemand wordt ontbonden, is niet
meer met hem; en uit de betekenis van alle dagen, namelijk voor altijd, dus niet langer.
Dit werd gezegd omdat het goede van de Kerk niet kan bestaan zonder het bemiddelende
tussen het innerlijke en het uiterlijke, dat wordt uitgebeeld door Benjamin; immers, zowel het
goede als het ware van de Kerk vloeit in, uit het innerlijke door het bemiddelende in het
uiterlijke; en dus van hoeveel belang als het is dat er het goede van de Kerk is, van zoveel
belang is het dat er het bemiddelende is; daarom staat Jehudah borg voor Benjamin; dat het
goede van de Kerk er niet is zonder het bemiddelende, wordt met deze woorden van Jehudah
aangeduid; en dat ook niet het ware van de Kerk er is, met de woorden van Ruben, nr. 5542.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2368
5613. Omdat als wij wel niet getalmd hadden; dat dit het dralen in de staat van twijfel
betekent, staat vast uit de betekenis van talmen, namelijk de staat van twijfel, want zoals:
gaan, voortschrijden, reizen, als vreemdeling verkeren, de staat van het leven betekenen, nr.
5605; dus betekent talmen de staat van twijfel, want wanneer de staat van het leven in de staat
van twijfel is, is het uiterlijke in de staat van talmen; dit vertoont zich eveneens zichtbaar in
de mens zelf; wanneer zijn gemoed in enige twijfel is, houdt hij zijn pas in en wikt en weegt
hij; de oorzaak hiervan is deze dat de twijfel de staat van het leven gestremd en naar twee
kanten toe weifelend maakt en dus de uiterlijke voortgang, die de uitwerking is.
Hieruit blijkt dat met hadden wij misschien niet getalmd, het dralen in de staat van twijfel
wordt aangeduid.
5614. Zo waren wij nu deze twee malen wedergekeerd; dat dit betekent dat er uiterlijk en
innerlijk geestelijk leven geweest zou zijn, staat vast uit de betekenis van gaan, namelijk
leven, nr. 5605; en daarom is wederkeren: daaruit leven; zij gingen immers daarheen om zich
koren te verschaffen en met koren wordt het goede van het ware aangeduid, waar vanuit het
geestelijk leven is; en uit de betekenis van deze twee malen, namelijk, omdat het op het leven
betrekking heeft, het uiterlijk en het innerlijk leven, want met de opbrengst die zij de eerste
maal ontvingen, werd het uiterlijk leven of het leven in het natuurlijke aangeduid, de oorzaak
hiervan is dat zij zonder het bemiddelende waren, waarover in het voorgaande hoofdstuk;
maar met het koren dat zij ditmaal ontvangen, wordt het innerlijk leven aangeduid, want nu
waren zij met Benjamin, die het bemiddelende is, waarover in dit en het volgende hoofdstuk;
vandaar komt het dat met ‘zo waren wij nu deze twee malen wedergekeerd’, het uiterlijk en
innerlijk geestelijk leven wordt aangeduid.
Dat deze dingen worden aangeduid, kan niet anders dan vreemd lijken, vooral voor degene
die niets van het geestelijke weet; het schijnt immers alsof deze ‘twee malen wederkeren’
zelfs niet iets gemeen heeft met het geestelijk leven dat ermee wordt aangeduid; niettemin is
dit de innerlijke zin van die woorden; indien men het geloven wil: het innerlijk denken zelf
van de mens die in het goede is, vat dit, omdat dit denken in de innerlijke zin is, hoewel de
mens wanneer hij in het lichaam is, daarover in diepe onwetendheid is; want de innerlijke zin
of de geestelijke zin, die van het innerlijk denken is, valt zonder dat hij het weet, in stoffelijke
en zinlijke ideeën, die deel hebben aan tijd en ruimte en aan zulke dingen die in de wereld zijn
en zo verschijnt het niet dat zijn innerlijk denken zodanig is; zijn innerlijk denken immers is
zodanig als dat van de engelen, want zijn geest is met hen in gezelschap; dat het denken van
de mens die in het goede is, volgens de innerlijke zin is, kan hieruit vaststaan dat hij na de
dood, wanneer hij in de hemel komt, terstond zonder enige inlichting in de innerlijke zin is,
wat geenszins het geval zou zijn indien hij niet in de wereld ten aanzien van het innerlijk
denken in die zin was geweest; dat hij daarin is, heeft als oorzaak dat er tussen de geestelijke
en natuurlijke dingen zo’n overeenstemming is dat er zelfs niet het minste is waarvan er niet
een overeenstemming bestaat; omdat dus het innerlijk of redelijk gemoed van de mens die in
het goede is, in de geestelijke wereld is en zijn uiterlijk of natuurlijk gemoed in de wereld, kan
het niet anders dan dat het ene zowel als het andere gemoed denkt, maar het innerlijke
geestelijk en het uiterlijke natuurlijk en dat het geestelijke in het natuurlijke valt en zij één
handelen door de overeenstemming; dat het innerlijk gemoed van de mens, waarvan de ideeën
vanuit het denken verstandelijke ideeën worden genoemd en onstoffelijk worden genoemd,
niet denkt vanuit de woorden van enige taal, dus niet vanuit natuurlijke vormen, kan vaststaan
voor degene die hierover kan nadenken, want hij kan in een ogenblik denken wat hij
nauwelijks in een uur kan uitspreken, dus door universele dingen, die in zich zeer vele
afzonderlijke dingen omvatten; die ideeën van het denken zijn geestelijk en zij zijn, wanneer
men het Woord leest, geen andere dan zoals de innerlijke zin is, hoewel de mens dat niet
weet; de oorzaak hiervan is, zoals gezegd dat die geestelijke ideeën door de invloeiing in het
natuurlijke, natuurlijke ideeën teweegbrengen en zo de geestelijke ideeën ziet verschijnen en
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2369
wel dermate dat de mens, tenzij hij onderricht is geweest, gelooft, dat het geestelijke er niet is,
tenzij het zodanig is als het natuurlijke, ja zelfs, dat hij niet anders denkt in de geest dan zoals
hij spreekt in het lichaam; zodanig overschaduwt het natuurlijke het geestelijke.
5615. vers 11-14. En Israël, hun vader, zei tot hen: Indien dit dan aldus is, doet; neemt van de
bezinging des lands in uw vaten; en doet de man een gave nederdalen, een weinig hars en een
weinig honing, was en stacte, terpentijnnoten en amandelen.
En neemt het dubbele des zilvers in uw handen en brengt het zilver dat in de mond uwer
reiszakken wedergebracht is, weder in uw hand; misschien is dit een dwaling.
En neemt uw broeder en staat op, keert weder tot de man.
En God Schaddai geve u barmhartigheden voor de man en hij zende u uw andere broeder en
Benjamin; en ik, gelijkerwijs ik van kinderen beroofd ben, zal ik van kinderen beroofd zijn.
En Israël, hun vader, zei tot hen, betekent het doorvatten vanuit het geestelijk goede; indien
het dan aldus is, doet, betekent indien het niet anders kan gebeuren, dat het zo zal
plaatsvinden; neemt van de bezinging des lands in uw vaten, betekent de meer uitnemende
dingen van de Kerk in de ware dingen van het geloof; en doet de man een gave nederdalen,
betekent om genade te verkrijgen; een weinig hars en een weinig honing, betekent de ware
dingen van het goede van het uiterlijk natuurlijke en het verkwikkelijke ervan; was en stacte,
betekent de ware dingen van het goede van het innerlijk natuurlijke; terpentijnnoten en
amandelen, betekent de met die ware dingen overeenstemmende goede dingen van het leven;
en neemt het dubbele des zilvers in uw handen, betekent het in de machten ontvangen ware;
en brengt het zilver dat in de mond van uw reiszakken wedergebracht is, weder in uw hand,
betekent dat zij zich door het om niet in het uiterlijk natuurlijke gegeven ware, zoveel als
mogelijk zouden onderwerpen; misschien is dit een dwaling, betekent opdat hij niet afkerig
zal zijn; en neemt uw broeder, betekent dat zij zo het goede van het geloof zouden hebben; en
staat op, keert weder tot de man, betekent het leven uit het geestelijk ware; en God Schaddai,
betekent de vertroosting na harde dingen; geve u barmhartigheden voor de man, betekent
opdat het geestelijk ware u genadig aanneme; en hij zende u uw andere broeder, betekent
opdat het het goede van het geloof zal geven; en Benjamin, betekent alsmede het innerlijk
ware; en ik, gelijkerwijs ik van kinderen beroofd ben, zal ik van kinderen beroofd zijn,
betekent dat de Kerk, voordat die dingen plaatsvinden, zoals van haar ware dingen beroofd zal
zijn.
5616. En Israël, hun vader, zei tot hen; dat dit het doorvatten vanuit het geestelijk goede
betekent, staat vast uit de betekenis van zeggen in de historische dingen van het Woord,
namelijk doorvatten; en uit de uitbeelding van Israël, namelijk het geestelijk goede, nr. 5595;
er wordt vader gezegd, omdat de ware dingen die zijn zonen uitbeelden, vanuit dat goede zijn
als uit een vader.
5617. Indien het dan aldus is, doet; dat dit betekent indien het niet anders kan gebeuren, dat
het dan zo zal plaatsvinden, kan zonder ontvouwing vaststaan.
5618. Neemt van de bezinging des lands in uw vaten; dat dit de meer uitnemende dingen van
de Kerk in de ware dingen van het geloof betekent, staat vast uit de betekenis van de
bezinging, namelijk de uitnemende dingen, waarover hierna; uit de betekenis van het land,
namelijk de Kerk, nr. 5577; en uit de betekenis van de vaten, namelijk de ware dingen van het
geloof, nrs. 3068, 3079, 3316, 3318.
Er wordt bezinging gezegd, omdat dat woord in de oorspronkelijke taal wordt afgeleid van de
zang; vandaar betekent de bezinging des lands de bezongen en geprezen voortbrengselen, dus
in de innerlijke zin de meer uitnemende dingen.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2370
5619. En doet de man een gave nederdalen; dat dit betekent om genade te verkrijgen, staat
vast uit de betekenis van een gave opdragen aan de man, hier Jozef, die de heer des lands
wordt genoemd, namelijk om genade te verkrijgen; het was gebruikelijk in de uitbeeldende
Oude Kerk en vandaar in de Joodse Kerk, om aan rechters en daarna aan koningen en
priesters iets van een gave te geven wanneer men tot hen ging; dit was ook bevolen; de
oorzaak hiervan was deze dat de gaven die zij aan hen gaven, zulke dingen bij de mens
uitbeeldden die aan de Heer opgedragen moeten worden wanneer men tot Hem gaat, namelijk
de dingen die vanuit het vrije zijn, dus vanuit de mens zelf, want het vrije van hem is dat wat
vanuit het hart is en wat vanuit het hart is, is vanuit de wil en wat vanuit de wil is, is vanuit
aandoening die van de liefde is en is het vrije, dus van de mens zelf, nrs. 1947, 2870-2893,
3158; vanuit dit zal door de mens een gave aan de Heer worden gegeven, wanneer hij tot Hem
gaat; dit was de gave die werd uitgebeeld; de koningen immers beeldden de Heer uit ten
aanzien van het Goddelijk Ware, nrs. 1672, 2015, 2069, 3009, 3670, 4581, 4966, 5044 en de
priesters ten aanzien van het Goddelijk Goede, nrs. 1728, 2015, 3670; dat die gaven
inwijdingen waren, zie nr. 4262; en de inwijdingen zijn om genade te verkrijgen.
5620. Een weinig hars en een weinig honing; dat dit de ware dingen van het goede van het
uiterlijk natuurlijke en de verkwikking ervan betekent, staat vast uit de betekenis van hars,
namelijk het ware van het goede of het ware vanuit het goede, nr. 4748; de oorzaak waarom
hars dit betekent is deze, dat die tot de zalfachtige en ook tot de aromatische stoffen behoort;
die welke aromatisch zijn, betekenen zulke dingen die van het ware vanuit het goede zijn en
meer nog wanneer ze ook zalfachtig zijn en vandaar iets vanuit de olie trekken, want olie
betekent het goede, nrs. 886, 3728, 4582; dat die hars aromatisch is geweest, zie, (Genesis
37:25); daarom betekent ditzelfde woord eveneens in de oorspronkelijke taal, balsem; dat
deze zalfachtig of dik olieachtig was, staat vast; vandaar nu komt het dat met hars het ware
van het goede wordt aangeduid dat in het natuurlijke, hier in het uiterlijk natuurlijke is, omdat
die op de eerste plaats wordt gesteld en toegevoegd aan de honing, dat de verkwikking
betekent.
Dat de honing het verkwikkelijke is, komt omdat die zoet is en al het zoete in de natuurlijke
wereld stemt overeen met het verkwikkelijke en het liefelijke in de geestelijke wereld dat er
wordt gezegd de verkwikking ervan, namelijk van het ware vanuit het goede in het uiterlijk
natuurlijke, komt omdat al het ware en meer nog het ware van het goede hun verkwikkingen
hebben, maar het verkwikkelijke vanuit de aandoening ervan en het nut daaruit.
Dat honing het verkwikkelijke is, kan ook uit andere plaatsen in het Woord vaststaan, zoals
bij Jesaja: ‘Een maagd zal ontvangen en een zoon baren; en zal Zijn Naam noemen Immanuel
(God met ons); boter en honing zal Hij eten, opdat Hij wete het boze te verwerpen en het
goede te verkiezen’, (Jesaja 7:14,15); daar over de Heer: boter voor het hemelse, honing voor
dat wat vanuit het hemelse is.
Bij dezelfde: ‘Het zal zijn dat hij vanwege de melk makende menigte, boter zal eten; en boter
en honing zal eten eenieder die overgebleven zal zijn in het midden des lands’, (Jesaja 7:22);
daar over het rijk van de Heer; melk voor het geestelijk goede, boter voor het hemelse goede
en honing voor hetgeen daaruit is, dus voor het gelukzalige, het liefelijke en het
verkwikkelijke.
Bij Ezechiël: ‘Zo waart gij versierd met goud en zilver en uw klederen fijn linnen en zijde en
gestikt werk; gij at meelbloem en honing en olie; daarvandaan zijt gij gans zeer schoon
geworden; en gij gedijde tot aan een koninkrijk; met meelbloem, olie en honing heb Ik u
gespijsd; gij echter hebt dat gegeven vóór hen tot een reuk der rust’, (Ezechiël 16:13,19); daar
ten aanzien van Jeruzalem, waaronder de geestelijke Kerk wordt verstaan; deze wordt bij de
Ouden beschreven hoedanig die daar is geweest en daarna hoedanig zij is geworden; dat zij
versierd was met goud en zilver, wil zeggen met het hemels en het geestelijk goede en ware;
haar klederen fijn linnen, zijde en gestikt werk, voor de ware dingen in het redelijke en in het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2371
ene en het andere natuurlijke; meelbloem voor het geestelijke, honing voor het liefelijke ervan
en olie voor het goede ervan; dat met die afzonderlijke dingen deze dingen worden aangeduid
die van de hemel zijn, kan voor eenieder vaststaan.
Bij dezelfde: ‘Jehudah en het land Israëls waren uw kooplieden in tarwe van minnit en
pannag en honing en olie en balsem’, (Ezechiël 27:17), daar over Tyrus, waarmee de
geestelijke Kerk wordt aangeduid hoedanig zij in het begin was en hoedanig zij daarna is
geworden, maar ten aanzien van de erkentenissen van het goede en het ware, nr. 1201; honing
ook daar voor het liefelijke en verkwikkelijke vanuit de aandoeningen van de hemelse en
geestelijke goede en ware dingen te weten en te leren.
Bij Mozes: ‘Gij doet hem rijden op de hoogten der aarde en Hij spijst hem met de opbrengst
der velden; Hij doet hem zuigen honing vanuit de rots en olie vanuit de steenrots’,
(Deuteronomium 32:13); ook daar over de geestelijke Oude Kerk; honing zuigen vanuit de
rots, voor: de verkwikking vanuit de wetenschappelijke ware dingen.
Bij David: ‘Ik spijzig hen vanuit het vette der tarwe en vanuit de rots met honing verzadig Ik
hen’, (Psalm 81:17); vanuit de rots met honing verzadigen, voor: met het verkwikkelijke
vanuit de ware dingen van het geloof.
In Deuteronomium: ‘Jehovah is u heenleidende tot een goed land, een land van rivieren des
waters, van bronnen en afgronden die uitgaan vanuit het dal en vanuit de berg, een land van
tarwe en gerst en van de wijnstok en van de vijgenboom en van de granaatappel, een land van
olijfolie en honing’, (Deuteronomium 8:7,8); over het land Kanaän, in de innerlijke zin over
het rijk van de Heer in de hemelen; een land van olijfolie en honing voor het geestelijk goede
en het liefelijke ervan; vandaar ook wordt het land Kanaän genoemd ‘een land vloeiend van
melk en honing’, (Numeri 13:27; 14:7,8; Deuteronomium 26:9,15; 27:3; Jeremia 11:5; 32:22;
Ezechiël 20:6); onder het land Kanaän wordt daar zoals gezegd, in de innerlijke zin het rijk
van de Heer verstaan; vloeiende van melk, voor de overvloed van geestelijk hemelse dingen;
en van honing, voor de overvloed van de gelukzaligheden en verkwikkingen daaruit.
Bij David: ‘De gerichten van Jehovah zijn waarheid, gerecht zijn zij tezamen;
verlangenswaardiger dan goud en dan veel fijn goud en zoeter dan honing en de
nederdruiping van de honingraten’, (Psalm 19:11); de gerichten van Jehovah voor het
Goddelijk ware; zoeter dan honing en de nederdruiping van de honingraten, voor de
verkwikkingen vanuit het goede en de liefelijke dingen vanuit het ware.
Bij dezelfde: ‘Zoet zijn Uw woorden mijn gehemelte, meer dan honing mijn mond’, (Psalm
119:103), eender.
Het manna dat de nakomelingen van Jakob tot brood was in de woestijn, wordt als volgt
beschreven bij Mozes: ‘Het manna was zoals korianderzaad, wit en de smaak ervan als een
met honing doorknede koek’, (Exodus 16:31); omdat het manna het Goddelijk Ware
betekende dat uit de Heer door de hemel neerdaalt, betekende het dus de Heer Zelf ten
aanzien van het Goddelijk Menselijke, zoals Hijzelf leert, (Johannes 6:51,58); het is immers
het Goddelijk Menselijke van de Heer waar vanuit al het Goddelijk Ware is, ja zelfs waarover
al het Goddelijk Ware handelt; en omdat dit zo is, wordt het manna beschreven ten aanzien
van het verkwikkelijke en het liefelijke met de smaak, die was als van een met honing
doorknede koek; dat de smaak het verkwikkelijke van het goede en het liefelijke van het ware
is, zie nr. 3502.
Omdat Johannes de Doper de Heer uitbeeldde ten aanzien van het Woord, dat het Goddelijk
Ware is op aarde, evenzo Elias, nrs. 2762, 5247, daarom was hij de Elias die vóór de Heer
komen zou, (Maleachi 4:5; Mattheüs 17:10-12; Markus 9:11-13; Lukas 1:17); en daarom
waren zijn bekleedselen en voedsel aanduidend, waarover bij Mattheüs: ‘Johannes had zijn
bekleedsel uit kemelshaar en een lederen gordel om zijn lenden; zijn voedsel waren
sprinkhanen en wilde honing’, (Mattheüs 3:4; Markus 1:6); het bekleedsel uit kamelenhaar
betekende het Woord zodanig als de letterlijke zin is ten aanzien van het ware, welke zin een
bekleding is voor de innerlijke zin, namelijk dat hij natuurlijk is; het natuurlijke immers wordt
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2372
aangeduid met haren en ook met kamelen; en dat het voedsel sprinkhanen en wilde honing
waren, betekende het Woord zodanig als de letterlijke zin ervan is ten aanzien van het goede;
het verkwikkelijke ervan wordt aangeduid met wilde honing.
Het verkwikkelijke van het Goddelijk Ware ten aanzien van de uiterlijke zin wordt ook met
honing beschreven bij Ezechiël: ‘Hij zei tot mij: Zoon des mensen, spijzig uw buik en vul uw
ingewanden met deze rol welke Ik u geef; en toen ik at, was het in mijn mond als honing naar
de zoetigheid’, (Ezechiël 3:3).
En bij Johannes: ‘De engel zei tot mij: Neem het boekje en eet het op; het zal weliswaar uw
buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn zoals honing; ik nam dus het boekje uit
de hand van de engel en ik at het op; het was in mijn mond zoet als honing, maar toen ik het
gegeten had, werd mijn buik bitter gemaakt; toen zei hij mij: Gij moet wederom profeteren
over volken en natiën en tongen en vele koningen’, (Openbaring 10:9-11); de rol bij Ezechiël
en het boekje bij Johannes staat voor het Goddelijk Ware; dat dit in de uiterlijke vorm
verkwikkelijk verschijnt, wordt daarmee aangeduid dat de smaak zoet was zoals van honing;
immers, het Goddelijk Ware, als het Woord, is in de uiterlijke vorm of in de letterlijke zin
verkwikkelijk, omdat het zich ten gunste van eenieder door uitleggingen laat ontvouwen; niet
echter de innerlijke zin, die daarom wordt aangeduid met de bittere smaak; deze zin immers
dekt de innerlijke dingen van de mens open; dat de uiterlijke zin verkwikkelijk is, komt
vanwege de reeds gezegde oorzaak, dat de dingen die daar zijn, ten gunste kunnen worden
ontvouwd; daar zijn slechts de algemene ware dingen en de algemene ware dingen zijn
zodanig voordat die gekwalificeerd zijn door de bijzondere dingen en deze door de
afzonderlijke dingen; en verder is die zin verkwikkelijk, omdat hij natuurlijk is en het
geestelijke zich van binnen verbergt; hij moet ook verkwikkelijk zijn, opdat de mens die zal
opnemen, dat wil zeggen, opdat hij wordt binnengeleid en niet op de eerste drempel wordt
afgeschrikt.
De honingraat en de gebraden vis die de Heer na de wederopstanding bij de discipelen at,
betekenden ook de uiterlijke zin van het Woord: de vis ten aanzien van het ware en de
honingraat ten aanzien van het liefelijke ervan, waarover het volgende bij Lukas:
‘Jezus zei: Hebt gij hier iets om te eten; zij gaven Hem een deel van een gebraden vis en van
een honingraat, die Hij, nemende, vóór hen at’, (Lukas 24:41-43); en omdat die dingen
worden aangeduid, zegt de Heer daarom tot hen: ‘Dit zijn de woorden die Ik tot u heb
gesproken toen Ik nog met u was, dat alle dingen moesten worden vervuld die aangaande Mij
geschreven zijn in de Wet van Mozes en in de profeten en in de Psalmen’, (Lukas 24:44); het
schijnt alsof zulke dingen niet werden aangeduid, omdat het als bij toeval schijnt te zijn dat zij
een stuk gebraden vis en een honingraat hadden, toch was het vanuit het voorziene, niet alleen
dit maar ook de overige dingen ten aanzien van het allerkleinste, die in het Woord zijn; omdat
zulke dingen werden aangeduid, sprak de Heer daarom over het Woord, dat daarin de dingen
zijn geschreven over Hem, maar de dingen die over de Heer zijn geschreven in het Woord van
het Oude Testament in de zin van de letter, zijn er weinige, maar de dingen die in de
innerlijke zin zijn, zijn alle; daarvandaan immers is het heilige van het Woord; deze dingen
worden daaronder verstaan dat alle dingen vervuld moesten worden die geschreven zijn over
Hem in de Wet van Mozes en in de profeten en in de psalmen.
Hieruit kan nu vaststaan dat met honing het verkwikkelijke wordt aangeduid dat vanuit het
goede en het ware of vanuit de aandoening ervan is en dat in het bijzonder het uiterlijk
verkwikkelijke wordt aangeduid, dus het verkwikkelijke van het uiterlijk natuurlijke; omdat
dit verkwikkelijke zodanig is dat het vanuit de wereld door de zinlijke dingen is en zo tal van
dingen vanuit de liefde van de wereld in zich bevat, was het daarom verboden honing in de
spijsoffers te gebruiken, waarover het volgende bij Leviticus: ‘Alle spijsoffer dat gij Jehovah
zult toedragen, zal niet gedesemd worden toebereid; immers, er zal niet enige desem zijn,
noch enige honing, waarvan gij Jehovah een vuuroffer zult aansteken’, (Leviticus 2:11); de
honing voor een zodanig uiterlijk verkwikkelijke, dat omdat het in zich iets vanuit de liefde
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2373
van de wereld bevat, ook gelijk als een desem was, daarom werd het verboden; wat desem of
het gedesemde is, zie nr. 2342.
5621. Was en stacte; dat dit de ware dingen van het goede van het innerlijk natuurlijke
betekent, staat vast uit de betekenis van was, hier van de aromatische was, namelijk het ware
van het goede, waarover hierna; en uit de betekenis van stacte, namelijk eveneens het ware
vanuit het goede, nr. 4748; dat zij van het innerlijk natuurlijke zijn, komt omdat die aromaten
zuiverder zijn dan hars en honing en daarom worden zij in de tweede plaats genoemd; zulke
dingen immers worden in het Woord volgens de orde opgesomd.
Onder de was wordt daar niet gewone was verstaan, maar aromatische was, zoals storax; deze
was wordt aangeduid met een woord waarmee zij in de oorspronkelijke taal wordt uitgedrukt
en met hetzelfde ook een aromaat; daaruit blijkt waarom die aromatische was het ware van het
goede betekent ; alle aromaten immers betekenen, omdat zij welriekend zijn, in de innerlijke
zin de ware dingen die vanuit het goede zijn; dit kan ook hieruit vaststaan dat de ware dingen
die vanuit het goede zijn in de hemel zo liefelijk worden waargenomen als de zoet geurende
stoffen in de wereld; daarom wordt de doorvatting van de engelen wanneer die in geuren
wordt verkeerd, wat vaak vanuit het welbehagen van de Heer plaatsvindt, dan als heerlijk
geurend vanuit aromaten en vanuit bloemen waargenomen.
Vandaar komt het dat wieroken en reukwerken vanuit aangenaam geurende dingen bereid en
tot een heilig nut aangewend werden en vandaar eveneens komt het dat de aromatische stoffen
werden gemengd in de olie voor de zalving; wie niet weet dat zulke dingen hun oorzaak
ontlenen aan de waargenomen dingen in de hemel, kan van mening zijn dat zij alleen bevolen
zijn geweest om de uiterlijke eredienst aangenaam te maken, maar dan zou er niets over de
hemel of niets van het heilige in gelegen zijn en dus zouden zulke dingen van de eredienst niet
in zich het Goddelijke hebben.
Zie ook wat eerder hierover is getoond, namelijk dat wierook en reukwerken en verder ook de
welriekende stoffen in de olie van de zalving, uitbeeldend waren voor de geestelijke en de
hemelse dingen, nr. 4748.
Dat de sferen van het geloof en van de liefde in aangename geuren worden verkeerd en dat
vandaar de aangename en zoet riekende en verder ook de aromatische geuren de ware dingen
van het geloof betekenen die vanuit het goede van de liefde zijn, zie de nrs. 1514, 1517, 1518,
1519, 4628.
5622. Terpentijnnoten en amandelen; dat dit de met die ware dingen overeenstemmende
goede dingen van het leven betekent, staat vast uit de betekenis van terpentijnnoten, namelijk
de goede dingen van het leven die overeenstemmen met de ware dingen van het goede van het
uiterlijk natuurlijke, dat met de hars wordt aangeduid, waarover hierna; en uit de betekenis
van amandelen, namelijk de goede dingen van het leven die overeenstemmen met de ware
dingen van het goede van het innerlijk natuurlijke, die worden aangeduid met de aromatische
was en de stacte.
Dat die noten zulke dingen betekenen, komt omdat het vruchten zijn en vruchten betekenen in
het Woord de werken: de vruchten van nuttige bomen de goede werken of wat hetzelfde is de
goede dingen van het leven, want de goede dingen van het leven ten aanzien van het nut, zijn
de goede werken.
Dat de terpentijnnoten de goede dingen van het leven betekenen die overeenstemmen met de
ware dingen van het goede van het uiterlijk natuurlijke, komt omdat zij van een minder edele
boom zijn en de dingen die uiterlijk zijn, met zulke dingen worden aangeduid die minder edel
zijn; de oorzaak hiervan is de volgende: dat de uiterlijke dingen in zich grover zijn dan de
innerlijke, want het zijn de algemene dingen, samengesteld vanuit zeer vele innerlijke dingen.
Maar dat de amandelen de goede dingen van het leven betekenen die met de ware dingen van
het goede van het innerlijk natuurlijke overeenstemmen, komt omdat de amandelboom een
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2374
edeler boom is; de boom zelf betekent in de geestelijke zin de doorvatting van het innerlijk
ware dat vanuit het goede is; de bloesem ervan het innerlijk ware dat vanuit het goede is en de
vrucht het goede van het leven vanuit dat; in deze zin wordt van de amandelboom gesproken
bij Jeremia: ‘Het woord van Jehovah geschiedde, al zeggende: Wat ziet gij, Jeremia; en ik zei:
Ik zie de stok van een amandelboom; voorts zei Jehovah tot mij: Gij hebt juist gedaan met te
zien, omdat Ik waak over Mijn woord om dat te doen’, (Jeremia 1:11); de stok voor de macht,
de amandelboom voor de doorvatting van het innerlijk ware, hier, omdat het wordt gezegd
met betrekking tot Jehovah, voor het waken daarover; het woord voor het ware.
Met de amandelen die ontbloeiden aan de stok van Aharon voor de stam van Levi, worden
ook de goede dingen van de naastenliefde of de goede dingen van het leven aangeduid,
waarover het volgende bij Mozes: ‘Het geschiedde des anderen daags, toen Mozes in de tent
der samenkomst inging, ziet, de stok van Aharon was ontbloeid voor de stam van Levi en had
bloesem voortgebracht, zodat de bloesem bloesemde en amandelen droeg’, (Numeri 17:23);
dit was een teken dat die stam verkozen was tot het priesterschap, omdat met die de
naastenliefde was aangeduid, nrs. 3875, 3877, 4497, 4502, 4503, wat het wezenlijke van de
geestelijke Kerk is.
5623. En neemt het dubbele des zilvers in uw handen; dat dit betekent het in de machten
ontvangen ware, staat vast uit de betekenis van zilver, namelijk het ware, nrs. 1551, 2954; uit
de betekenis van het dubbele, namelijk het tweede, daarop volgend, nr. 1335, namelijk het
ware waarmee zij om niet begiftigd waren en waarmee zij opnieuw begiftigd moeten worden;
en uit de betekenis van de handen, namelijk de machten, nrs. 878, 3387, 4931-4937, 5327,
5328.
Het ware in de machten is in de vermogens om op te nemen, dus volgens de vermogens; maar
de vermogens of de machten om het ware op te nemen, gedragen zich geheel en al volgens het
goede, want de Heer bindt ze aan het goede aan; wanneer immers de Heer invloeit met het
goede, vloeit Hij ook in met het vermogen; vandaar is het in de machten ontvangen ware
volgens de goede dingen; dat de vermogens om het ware op te nemen zich gedragen volgens
het goede, kan uit veel ondervinding in het andere leven vaststaan; degenen die daar in het
goede zijn, hebben niet slechts het vermogen om het ware te doorvatten, maar ook om het op
te nemen, maar volgens de hoeveelheid van het goede en de hoedanigheid ervan, waarin zij
zijn; diegenen echter die in het boze zijn, hebben omgekeerd geen vermogen om het ware op
te nemen.
Dit komt vanwege het genoegen en het verlangen daaruit; voor hen die in het goede zijn, is
het een genoegen om het goede te vervolmaken door het ware, want het goede ontvangt zijn
hoedanigheid uit de ware dingen; en daarom ook verlangen zij de ware dingen; maar voor hen
die in het boze zijn, is het boze een genoegen en dit door valsheden te bevestigen; en daarom
ook verlangen zij de valse dingen; en omdat zij de valse dingen verlangen, hebben zij een
afkeer van waarheden; vandaar komt het dat zij geen vermogen hebben om ware dingen op te
nemen; immers zij verwerpen of verstikken of verdraaien die zodra zij tot het oor of hun
denken komen.
Bovendien is ieder mens die gezond van gemoed is, in het vermogen om de ware dingen op te
nemen, maar dat vermogen blussen diegenen uit die zich tot het boze wenden; maar dat
vermogen verheffen diegenen die zich tot het goede wenden.
5624. En brengt het zilver dat in de mond van uw reiszakken wedergebracht is, weder in uw
hand; dat dit betekent dat zij zich door het om niet in het uiterlijk natuurlijke gegeven ware,
zoveel als mogelijk zouden onderwerpen, staat vast uit de betekenis van het wedergebrachte
zilver, namelijk het om niet gegeven ware, nr. 5530; uit de betekenis van in de mond van de
reiszak, namelijk op de drempel van het uiterlijk natuurlijke, nr. 5497; en uit de betekenis van
in de hand, te weten in de macht, nr. 5623, dus voor zoveel als mogelijk; dat zij zich zouden
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2375
onderwerpen door het ware, wordt daarmee aangeduid dat zij het zouden wederbrengen; in de
geestelijke wereld immers is het ware wederbrengen tot de Heer uit Wie zij dit om niet
hebben ontvangen, zich daardoor onderwerpen; hoe zij zich echter erdoor lieten onderwerpen,
blijkt uit het gesprek met de man die over het huis van Jozef was, vers 18-24.
5625. Misschien is dit een dwaling; dat dit betekent opdat hij niet afkerig zal zijn, staat vast
uit de betekenis van de dwaling, namelijk het afkerige, want zo’n dwaling wordt hier verstaan,
alsof zij vergeten hadden het zilver te geven en dat zo terugbrachten, eenieder in zijn zak, met
als oorzaak dat hij afkerig van hen zou kunnen zijn, zoals zij eveneens geloofden, ‘zij
vreesden immers dat zij tot het huis van Jozef gebracht werden; en zij zeiden: over het woord
des zilvers dat in onze reiszakken wedergebracht is in het begin, worden wij gebracht; om op
ons af te wentelen en om zich op ons te werpen en om ons tot knechten te nemen en onze
ezels’, vers 18; bovendien betekent de zonde de ontbinding en de afkeer, nrs. 5229, 5474, dus
een dwaling, indien daarin de zonde is gelegen, maar een mindere; daarom wordt gezegd,
‘opdat hij niet afkerig zij’.
5626. En neemt uw broeder; dat dit betekent dat zij zo het goede van het geloof zouden
hebben, staat vast uit de uitbelding van Simeon, die hier de broeder is die zij zouden nemen,
namelijk het geloof met de wil, nrs. 3869-3872, 4497, 4502, 4503, 5482; dus het goede van
het geloof, want wanneer het ware van het geloof overgaat in de wil, wordt het het goede van
het geloof; dan immers gaat het ware verder in het leven van de mens en wanneer het daar is,
wordt het niet beschouwd zoals iets dat men moet weten, maar als iets dat men moet doen, ten
gevolge waarvan het zijn wezen verandert en daadwerkelijk wordt; vandaar wordt het niet
langer het ware, maar het goede genoemd.
5627. En staat op, keert weder tot de man; dat dit het leven uit het geestelijk ware betekent,
staat vast uit de betekenis van opstaan, namelijk de verheffing tot de innerlijke dingen, dus tot
de geestelijke dingen, nrs. 2401, 2785, 2912, 2927, 3171, 4103, 4881; uit de betekenis van
wederkeren, namelijk het leven daaruit, nr. 5614; en uit de uitbeelding van Jozef, wanneer hij
man wordt genoemd, namelijk het geestelijk ware, nr. 5584.
5628. En God Schaddai; dat dit de vertroosting na harde dingen betekent, staat vast uit de
betekenis van Schaddai, te weten de verzoeking en na de verzoeking de vertroosting, nrs.
1992, 4572; hier dus de vertroosting na de harde dingen die zij in Egypte hadden geleden; dat
het de vertroosting is na de harde dingen die zij in Egypte hadden geleden; dat het de
vertroosting is na de harde dingen, blijkt eveneens uit de woorden die in aansluiting hierop
volgen, ‘geve u barmhartigheden voor de man’.
Dat Schaddai de verzoeking betekent en na de verzoeking de vertroosting, komt omdat de
Ouden de Enige God met verschillende namen karakteriseerden, volgens de verschillende
hoedanigheden die uit Hem zijn; en omdat zij geloofden dat ook verzoekingen uit Hem waren,
noemden zij God dan Schaddai, maar onder die Naam verstonden zij niet een andere God,
maar de Enige ten aanzien van de verzoekingen; toen echter de Oude Kerk afweek, begonnen
zij zovele goden te vereren als er Namen van de Enige God waren en eveneens voegden zij er
vanuit zich meerdere aan toe; dit kreeg tenslotte zozeer de overhand dat elke familie haar
eigen god had en zij hem geheel en al onderscheidden van de overige goden die door anderen
werden vereerd; de familie van Therach, waar Abraham uit voortkwam, vereerde als haar god
Schaddai, men zie de nrs. 1356, 1992, 2559, 3667; vandaar erkenden niet alleen Abraham,
maar ook Jakob Hem als hun God en eveneens in het land Kanaän; maar opdat zij niet uit hun
godsdienstige weggedrongen zouden worden – niemand immers wordt uit zijn heilige
weggedrongen – werd hun dit toegestaan; maar omdat door de Ouden onder Schaddai
Jehovah Zelf of de Heer werd verstaan, Die zo genoemd werd wanneer zij verzoekingen
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2376
ondergingen, nam Jehovah of de Heer daarom deze Naam aan bij Abraham, zoals blijkt uit,
(Genesis 17:1) en eveneens bij Jakob, (Genesis 35:11).
Dat niet alleen de verzoeking, maar ook de vertroosting met Schaddai wordt aangeduid, komt
omdat na alle geestelijke verzoekingen de vertroosting volgt; dit is uit ondervinding in het
andere leven te weten gegeven; wanneer immers daar iemand harde dingen lijdt van de boze
geesten, door bestokingen, aansporingen tot boze dingen en overredingen tot valse dingen,
wordt hij, nadat de boze geesten zijn verwijderd, door de engelen opgenomen en tot een staat
van troost geleid door verkwikkingen die met zijn gemoedsaard overeenkomen.
5629. Geve u barmhartigheden voor de man; dat dit betekent opdat het geestelijk ware u
genadig opneme, staat vast uit de betekenis van barmhartigheden geven, namelijk genadig
opnemen; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk, wanneer er man wordt gezegd, het
geestelijk ware, zoals eerder in nr. 5627.
5630. En hij zende u uw andere broeder; dat dit betekent opdat het goede van het geloof geve,
staat vast uit de uitbeelding van Simeon, die hier de andere broeder is, namelijk het goede van
het geloof, nr. 5626; dat zenden geven is, komt omdat zenden wordt gezegd in toepassing op
de persoon, maar geven op de zaak die met de persoon wordt aangeduid.
5631. En Benjamin; dat dit betekent ‘alsmede het innerlijk ware’, staat vast uit de uitbeelding
van Benjamin, namelijk het innerlijk ware, nr. 5600.
5632. En ik, gelijkerwijs ik van kinderen beroofd ben, zal ik van kinderen beroofd zijn; dat dit
betekent dat de Kerk, voordat die dingen gebeuren, van haar ware dingen beroofd zal zijn,
staat vast uit de uitbeelding van Israël, die dit van zichzelf zegt, namelijk de Kerk, waarover
de nrs. 3305, 4286; en uit de betekenis van ‘van kinderen beroofd worden’, namelijk beroofd
worden van de ware dingen die van de Kerk zijn, nr. 5536; dat dit zo is voordat die dingen
gebeuren, is duidelijk; indien er immers niet het goede van het geloof is, dat wordt uitgebeeld
door Simeon, nr. 5630 en indien er niet het innerlijk ware is, namelijk het bemiddelende, dat
wordt uitgebeeld door Benjamin, heeft de Kerk niet enig ware, dan alleen zo’n ware dat alleen
in de mond is, niet echter in het hart.
5633. vers 15-17. En de mannen namen deze gave en zij namen het dubbele des zilvers in hun
hand en Benjamin en zij stonden op en zij daalden neder tot Egypte; en zij stonden voor Jozef.
En Jozef zag met hen Benjamin en hij zei tot hem die over zijn huis was: Breng de mannen tot
het huis en al slachtende slacht en bereid, omdat de mannen te middag met mij zullen eten.
En de man deed gelijkerwijs Jozef had gezegd en de man bracht de mannen tot het huis van
Jozef.
En de mannen namen deze gave, betekent dat de ware dingen de dingen met zich hadden
waardoor zij genade zouden verkrijgen; en zij namen het dubbele des zilvers in hun hand,
betekent ook het ontvangen ware in de macht; en Benjamin, betekent en eveneens het
bemiddelende; en zij stonden op en zij daalden neder tot Egypte, betekent de verheffing om
zich het leven te verwerven vanuit de innerlijke dingen van de wetenschappelijke dingen; en
zij stonden voor Jozef, betekent de tegenwoordigheid van het hemelse van het geestelijke
daar; en Jozef zag met hen Benjamin, betekent het bemerken van het geestelijk bemiddelende
bij de ware dingen, uit het hemelse van het geestelijke; en hij zei tot hem die over zijn huis
was, betekent tot dat wat van de uiterlijke Kerk is; breng de mannen tot het huis, betekent dat
de ware dingen in het natuurlijke daarheen moesten worden binnengeleid; en al slachtende
slacht en bereid, betekent door de goede dingen van het uiterlijk natuurlijke; omdat de
mannen te middag met mij zullen eten, betekent dat zij zullen worden verbonden wanneer zij
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2377
met het bemiddelende zijn; en de man deed gelijkerwijs Jozef had gezegd, betekent het ten
uitvoer brengen; en de man bracht de mannen tot het huis van Jozef, betekent de eerste
inleiding in het goede dat uit het hemelse van het geestelijke is.
5634. En de mannen namen deze gave; dat dit betekent dat de ware dingen de dingen met zich
hadden waardoor zij genade zouden verkrijgen, staat vast uit de betekenis van de mannen,
namelijk de ware dingen, nr. 3134; en uit de betekenis van de gave die werd gegeven wanneer
zij tot koningen en priesters gingen, namelijk om genade te verkrijgen, nr. 5619.
5635. En zij namen het dubbele des zilvers in hun hand; dat dit betekent ook het in de macht
ontvangen ware, staat vast uit wat eerder in nr. 5623 is vermeld, waar dezelfde woorden staan;
men zie daar ook wat onder het in de macht ontvangen ware wordt verstaan.
5636. En Benjamin; dat dit betekent ‘en eveneens het bemiddelende’, staat vast uit de
uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, waarover de nrs. 5411, 5413, 5443.
5637. En zij stonden op en zij daalden neder tot Egypte; dat dit de verheffing betekent om
zich het leven te verwerven vanuit de innerlijke dingen van de wetenschappelijke dingen,
staat vast uit de betekenis van opstaan, namelijk de verheffing tot de dingen die van het
geestelijk leven zijn, nrs. 2401, 2785, 2912, 2927, 3171, 4103, 4881; uit de betekenis van
nederdalen, namelijk om zich het leven te verwerven; nederdalen immers sluit hier iets
eenders in als eerder, waar het namelijk met deze woorden werd aangeduid, ‘Zend de knaap
met mij en wij zullen opstaan en wij zullen gaan en wij zullen leven en wij zullen niet
sterven’, vers8, waarmee het geestelijk leven volgens de graden wordt aangeduid, nr. 5605; en
uit de betekenis van Egypte, namelijk de wetenschappelijke dingen, nrs. 1164, 1165, 1186,
1462, 4749, 4964, 4966, hier de innerlijke dingen van de wetenschappelijke dingen, omdat
daar het hemelse van het geestelijke is, dat door Jozef wordt uitgebeeld; daarom wordt direct
daarop gezegd, ‘en zij stonden voor Jozef’.
De innerlijke dingen van de wetenschappelijke dingen zijn de dingen die geestelijk zijn in het
natuurlijke en de geestelijke dingen zijn daar wanneer de wetenschappelijke dingen daar
verlicht zijn uit het licht van de hemel en zij zijn dan verlicht uit het licht van de hemel
wanneer de mens geloof heeft in de leerstellige dingen die vanuit het Woord zijn en hij heeft
dan geloof wanneer hij in het goede van de naastenliefde is; dan immers worden uit het goede
van de naastenliefde zoals uit een vlam de ware dingen verlicht en zo de wetenschappelijke
dingen; deze hebben daaruit hun geestelijk licht; daaruit kan vaststaan wat onder de innerlijke
dingen van de wetenschappelijke dingen wordt verstaan.
5638. En zij stonden voor Jozef; dat dit de tegenwoordigheid van het hemelse van het
geestelijke daar betekent, staat vast uit de betekenis van ‘voor iemand staan’, namelijk de
tegenwoordigheid; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het hemelse van het geestelijke,
waarover vaak eerder; dat het hemelse van het geestelijke aanwezig was in het ene en het
andere natuurlijke, werd daarmee uitgebeeld dat Jozef heer was gemaakt over geheel Egypte;
dit is wat wordt verstaan onder de tegenwoordigheid van het hemelse van het geestelijke in de
innerlijke dingen van de wetenschappelijke dingen; de wetenschappelijke dingen immers zijn
in het natuurlijke, zie de nrs. 5316, 5324, 5326-5328, 5333, 5337, 5373; de ware dingen die
worden uitgebeeld door de tien zonen van Jakob, zijn de ware dingen in het natuurlijke.
5639. En Jozef zag met hen Benjamin; dat dit het bemerken van het geestelijk bemiddelende
bij de ware dingen betekent, uit het hemelse van het geestelijke, staat vast uit de betekenis van
zien, namelijk verstaan en bemerken, nrs. 2150, 2807, 3764, 4567, 4723, 5400; uit de
uitbeelding van de tien zonen van Jakob, die zijn met hen, of met wie Jozef Benjamin zag,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2378
namelijk de ware dingen in het natuurlijke, waarover de nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512; en
uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, waarover de nrs. 5411, 5413,
5443; dat hier wordt gezegd het geestelijk bemiddelende, komt omdat de ware dingen die
door de tien zonen van Jakob worden uitgebeeld, nu moesten worden verbonden met het Ware
uit het Goddelijke, dat Jozef is; en die verbinding vindt plaats niet, tenzij door een
bemiddelende dat geestelijk is; en daarom volgt, toen dit bemiddelende werd bemerkt, dan
direct daarop ‘dat Jozef tot de man over zijn huis zei: Breng de mannen tot het huis en al
slachtende slacht en bereid, omdat de mannen te middag met mij zullen eten’; waarmee wordt
aangeduid dat zij binnengeleid en verbonden zouden worden, omdat zij met het bemiddelende
waren.
Wat het geestelijke is ten opzichte van het natuurlijke, moet nog in het kort worden gezegd,
omdat de meesten van hen die in de christelijke wereld zijn, niet weten wat het geestelijke is
en wel dermate niet, dat zij, wanneer zij dat woord horen, blijven steken en bij zichzelf
zeggen dat niemand weet wat het geestelijke is; het geestelijke in zijn wezen bij de mens is de
aandoening zelf van het goede en het ware ter wille van het goede en het ware en niet ter wille
van zich; en verder de aandoening van het gerechte en het redelijke ter wille van het gerechte
en het redelijke en niet ter wille van zich; wanneer de mens in zich het verkwikkelijke en het
liefelijke en meer nog indien hij het heilrijke en het gezegende vanuit dit voelt, is dit bij hem
het geestelijke, dat niet komt uit het natuurlijke, maar vanuit de geestelijke wereld of vanuit
de hemel, dat wil zeggen, door de hemel uit de Heer.
Dit nu is het geestelijke, dat wanneer het bij de mens regeert, al wat hij denkt, wat hij wil en
wat hij doet, aandoet en als het ware kleurt en maakt dat het denken en de dingen die gedaan
zijn vanuit de wil, deel hebben aan het geestelijke en wel dermate dat die dingen tenslotte,
wanneer hij vanuit de natuurlijke wereld in de geestelijke wereld overgaat, ook bij hem
geestelijk worden.
In één woord: de aandoening van de naastenliefde en van het geloof, dat wil zeggen van het
goede en het geloof en het verkwikkelijke en het liefelijke en meer nog het heilrijke en het
gezegende daaruit, die innerlijk bij de mens worden gevoeld en hem tot een waarlijk
christelijk mens maken, is het geestelijke.
Dat de meesten in de christelijke wereld niet weten wat het geestelijke is, komt omdat zij het
geloof tot het wezenlijke van de Kerk maken en niet de naastenliefde; omdat vandaar die
weinigen die zich om het geloof bekommeren, slechts weinig, zo al iets, denken over de
naastenliefde en niet weten wat de naastenliefde is, is er vandaar, omdat er geen erkentenis is,
ook geen doorvatting van de aandoening die van de naastenliefde is; en wie niet in de
aandoening van de naastenliefde is, kan geenszins weten wat het geestelijke is, vooral heden
ten dage, daar nauwelijks iemand enige naastenliefde heeft, omdat het de laatste tijd van de
Kerk is.
Maar men moet weten dat het geestelijke in algemene zin de aandoening zowel van het goede
als van het ware betekent; vandaar wordt de hemel de geestelijke wereld genoemd en de
innerlijke zin van het Woord de geestelijke zin; maar in het bijzonder wordt dat wat van de
aandoening van het goede is, het hemelse genoemd en dat wat van de aandoening van het
ware is, het geestelijke.
5640. En hij zei tot hem die over zijn huis was; dat dit betekent tot dat wat van de uiterlijke
Kerk is, staat vast uit de uitbeelding van hem die over het huis is, namelijk de uiterlijke Kerk,
wanneer hij die in het huis is, de innerlijke Kerk is, nr. 1795; en omdat in de innerlijke zin niet
de persoon maar de zaak wordt beschouwd, nrs. 5225, 5287, 5434, wordt daarom met hem die
over het huis is, datgene aangeduid wat van de uiterlijke Kerk is.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2379
5641. Breng de mannen tot het huis; dat dit betekent dat de ware dingen in het natuurlijke
daarheen moesten worden binnengeleid, staat vast uit de betekenis van de zonen van Jakob,
namelijk de ware dingen van de Kerk in het natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512;
dat zij daarheen moesten worden binnengeleid, wordt aangeduid met: breng hen tot het huis.
5642. En al slachtende slacht en bereid; dat dit betekent, door de goede dingen van het
uiterlijk natuurlijke, staat vast uit de betekenis van slachten en sluit in datgene wat geslacht
werd, namelijk een os, een jonge stier, een bok of een ander stuk vee, die de goede dingen van
het natuurlijke aanduiden, nrs. 2180, 2566, 2781, 2830; hier de goede dingen van het uiterlijk
natuurlijke, omdat zij daardoor nu voor het eerst tot de verbinding werden binnengeleid; want
dat hij de mannen tot het huis van Jozef bracht, betekent de eerste inleiding in het goede dat
uit het hemelse van het geestelijke is, zie verderop nr. 5645; omdat de jonge stier en de os de
goede dingen van het natuurlijke betekenden, betekende ook alles wat men daarmee deed dat
goede; het ene immers sloot het andere in.
5643. Omdat de mannen te middag met mij zullen eten; dat dit betekent dat zij zullen worden
verbonden wanneer zij met het bemiddelende zijn, staat vast uit de betekenis van eten,
namelijk vergemeenschapt, verbonden en toegeëigend worden, nrs. 2187, 2343, 3168, 3513,
3596, 3832; en omdat zij met het geestelijke bemiddelende waren, dat Benjamin is, nr. 5639,
wordt er gezegd te middag, want de middag betekent de staat van het licht, dus de geestelijke
staat, die er is door het bemiddelende, nrs 1458, 3708.
5644. En de man deed gelijkerwijs Jozef had gezegd; dat dit het ten uitvoer brengen betekent,
staat zonder ontvouwing vast.
5645. En de man bracht de mannen tot het huis van Jozef; dat dit de eerste inleiding betekent
in het goede dat uit het hemelse van het geestelijke is, staat vast uit de betekenis van brengen
tot, namelijk de inleiding, zoals eerder in nr. 5641; uit de betekenis van de zonen van Jakob,
namelijk de ware dingen van de Kerk in het natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5428, 5512;
uit de betekenis van het huis, namelijk het goede, nrs. 3652, 3720, 4982; vandaar ook is het
huis de Kerk, nr. 3720; want de Kerk is Kerk uit het goede; en uit de uitbeelding van Jozef,
namelijk het hemelse van het geestelijke, waarover vaak eerder; hieruit blijkt dat met de man
bracht de mannen tot het huis van Jozef, wordt aangeduid dat de ware dingen in het
natuurlijke werden ingeleid in het goede dat uit het hemelse van het geestelijke is.
Dat het de eerste inleiding is die wordt aangeduid, komt omdat zij nu alleen bij Jozef aten en
hem niet herkenden, daarmee wordt de algemene verbinding aangeduid en deze verbinding is
de eerste inleiding; dan immers vloeit op algemene wijze het ware uit het Goddelijke in en
wordt niet gekend; maar wanneer men het ware dat invloeit, bemerkt, is er de tweede
verbinding en deze verbinding wordt daarmee aangeduid dat Jozef zich aan zijn broers
openbaarde, waarover in hoofdstuk 45.
5646. vers 18-23. En de mannen vreesden, omdat zij tot het huis van Jozef waren gebracht en
zij zeiden: Over het woord des zilvers dat in onze reiszakken wedergebracht is in het begin,
worden wij gebracht; om op ons af te wentelen en om zich op ons te werpen en om ons tot
knechten te nemen en onze ezels.
En zij traden op de man toe die over het huis van Jozef was en zij spraken tot hem aan de
ingang van het huis.
En zij zeiden: In mij, mijn heer, al nederdalende waren wij nedergedaald in het begin om
spijze te kopen.
En het geschiedde als wij tot de herberg gekomen waren en wij onze reiszakken openden, en
zie, het zilver van eenieder was in de mond van zijn reiszak, ons zilver in zijn gewicht; en wij
brengen dat weder in onze hand.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2380
En ander zilver doen wij nederdalen in onze hand om spijze te kopen; wij weten niet wie ons
zilver in onze reiszakken heeft gelegd.
En hij zei: Vrede zij ulieden; vreest niet; uw God en de God uws vaders heeft u een verborgen
gift in uw reiszakken gegeven; uw zilver is tot mij gekomen; en hij leidde Simeon tot hen uit.
En de mannen vreesden, betekent de terugtrekking; omdat zij tot het huis van Jozef waren
gebracht, betekent dat de ware dingen die van het natuurlijke zijn, aan het innerlijke zouden
worden aangebonden en onderworpen; en zij zeiden ‘Over het woord des zilvers dat in onze
reiszakken wedergebracht is in het begin, worden wij gebracht’, betekent dat zij, omdat het
ware in het uiterlijk natuurlijke om niet schijnt gegeven, dus onderworpen zouden worden;
om op ons af te wentelen en om zich op ons te werpen, betekent dat zij daarom onder de
volstrekte macht zouden worden gebracht; en om ons tot knechten te nemen en onze ezels,
betekent totdat al wat in het ene en het andere natuurlijke is, van geen waarde is; en zij traden
op de man toe die over het huis van Jozef was, betekent de leerstellige dingen van de Kerk; en
zij spraken tot hem, aan de ingang van het huis, betekent het raadplegen daar vanuit over de
inleiding; en zij zeiden: In mij, mijn heer, betekent de betuiging; al nederdalende waren wij
nedergedaald in het begin, om spijze te kopen, betekent het voornemen om het goede voor de
ware dingen te verwerven; en het geschiedde als wij tot de herberg gekomen waren en wij
onze reiszakken openden, betekent de bemerking in het uiterlijk natuurlijke; en zie, het zilver
van eenieder was in de mond van zijn reiszak, betekent dat het werd doorzien dat de ware
dingen als het ware om niet waren gegeven; ons zilver in zijn gewicht, betekent de ware
dingen volgens de staat van eenieder; en wij brengen dat weder in onze hand, betekent dat de
dingen die om niet waren gegeven, zoveel als mogelijk worden onderworpen; en ander zilver
doen wij nederdalen in onze hand om spijze te kopen, betekent dat er het voornemen is om
door een ware ergens anders vandaan het goede te verwerven; wij weten niet wie het zilver in
onze reiszakken heeft gelegd, betekent het niet-geloof vanwege de onwetendheid uit wie het
ware in het uiterlijk natuurlijke was; en hij zei: Vrede zij ulieden, vreest niet, betekent dat het
goed is, dat zij niet zouden wanhopen; uw God en de God van uw vader, betekent het
Goddelijk Menselijke van de Heer; heeft u een verborgen gift in uw reiszakken gegeven,
betekent dat het uit Hem is zonder enige eigen voorzichtigheid van hen; uw zilver is tot mij
gekomen, betekent dat het zal schijnen alsof het ware door hen verworven is; en hij leidde
Simeon tot hen uit, betekent dat hij het willen aan de ware dingen aanbond.
5647. En de mannen vreesden; dat dit de terugtrekking betekent, staat vast uit de betekenis
van vrezen, namelijk hier de terugtrekking, te weten uit de verbinding met het innerlijke;
vrees ontstaat vanuit verschillende oorzaken, zoals uit gevaren voor het leven, het verlies van
gewin en ook van eer en faam en verder de vrees daarvoor dat men tot enige dienstbaarheid
wordt gebracht en zo het vrije zou vergaan en met het vrije de verkwikkingen van het leven;
hierover wordt in wat volgt gehandeld; zij vreesden immers aangebonden te worden aan het
innerlijke en daardoor hun eigene te verliezen en met hun eigene hun vrije en met het vrije de
verkwikkingen van hun leven, want dit hangt van het vrije af; vandaar komt het dat met de
mannen vreesden, de terugtrekking wordt aangeduid, namelijk de vrees daarvoor dat zij
aangebonden zouden worden.
Hier moet eerst in het kort worden gezegd, hoe het met die verbinding is gesteld, namelijk
met de verbinding met de uiterlijke of natuurlijke mens met de innerlijke of geestelijke mens;
de uiterlijke of natuurlijke mens regeert vanaf het eerste tijdperk van het leven en hij weet niet
dat er een innerlijke of geestelijke mens is; wanneer dan ook de mens wordt hervormd en
aanvangt van natuurlijk of uiterlijk, geestelijk of innerlijk te worden, komt het natuurlijke
eerst in opstand; het wordt immers geleerd dat de natuurlijke mens onderjukt moet worden,
dat wil zeggen, dat al zijn begeerten met die dingen die bevestigen, uitgeroeid moeten
worden; vandaar denkt de natuurlijke mens, wanneer hij aan zichzelf wordt overgelaten, dat
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2381
hij zo geheel en al te gronde gaat, want hij weet niet anders dan dat het natuurlijke alles is en
hij is er volslagen onwetend van dat er onmetelijke en onuitsprekelijke dingen in het
geestelijke zijn; en wanneer de natuurlijke mens zo denkt, trekt hij zich terug en wil hij niet
aan het geestelijke onderworpen worden; dit nu is het wat hier met de vrees wordt aangeduid.
5648. Omdat zij tot het huis van Jozef waren gebracht; dat dit betekent dat de ware dingen die
van het natuurlijke zijn aan het innerlijke zouden worden aangebonden en onderworpen, staat
vast uit de betekenis van tot het huis van Jozef gebracht worden, namelijk met het innerlijke
verbonden en daaraan onderworpen worden; met Jozef immers wordt het innerlijke
uitgebeeld, omdat hij het Ware uit het Goddelijke of het hemelse van het geestelijke uitbeeldt,
nrs. 5307, 5331, 5332, 5417, 5469; en met het huis wordt zowel het innerlijke van de mens als
zijn uiterlijke aangeduid, nrs. 3128, 3538, 4973, 5023; hier het innerlijke, omdat er wordt
gezegd het huis van Jozef; en met gebracht worden, namelijk tot het innerlijke, wordt
aangeduid aangebonden worden; en omdat aangebonden worden wordt aangeduid, wordt ook
onderworpen worden aangeduid; de oorzaak hiervan is dat het natuurlijke, wanneer het aan
het innerlijke wordt aangebonden, dan daaraan wordt onderworpen; de heerschappij immers
die eerst de natuurlijke mens had, komt daarna aan de geestelijke; over deze heerschappij zal
gesproken worden vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer.
In het kort moet worden gezegd hoe het met de innerlijke zin is gesteld: de innerlijke zin van
het Woord is vooral voor hen die in het andere leven zijn; wanneer zij die daar zijn, bij de
mens zijn die het Woord leest, doorvatten zij dit volgens de innerlijke zin, maar niet volgens
de uiterlijke; zij verstaan immers geen menselijke woorden, maar alleen de zin van de
woorden en niet volgens de natuurlijke gedachten van de mens, maar volgens hun gedachten,
die geestelijk zijn; in deze geestelijke zin wordt de natuurlijke zin die bij de mens is terstond
omgezet; het is hiermee gesteld zoals met iemand die de taal van een ander in die van hem
verkeert, die een andere taal is, wat ogenblikkelijk plaatsvindt; zo verkeert de natuurlijke zin
van het menselijk denken in de geestelijke zin; immers de geestelijke taal of spraak is de
engelen eigen, de natuurlijke echter aan de mens; dat er zo’n plotselinge omzetting als het
ware van de ene taal in de andere is, komt omdat er een overeenstemming is van alle en de
afzonderlijke dingen die in de natuurlijke wereld zijn, met de dingen die in de geestelijke
wereld zijn.
Omdat nu de innerlijke zin van het Woord vooral is voor degenen die in de geestelijke wereld
zijn, worden daarom hier in de innerlijke zin zulke dingen vermeld die voor hen zijn en die
voor hen liefelijk en verkwikkelijk zijn; maar hoe innerlijker deze dingen zijn, des te verder
zijn zij verwijderd van het bevattingsvermogen van de mens voor wie slechts de dingen die
van de wereld en van het lichaam zijn, liefelijk en verkwikkelijk zijn; en daar dit zo is, achten
zij de geestelijke dingen, die van de innerlijke zin zijn, gering en walgen eveneens daarvan;
laat eenieder bij zich nagaan of voor hem de dingen die in de innerlijke zin zijn in wat nu
volgt, voor hem niet waardeloos en walgend zijn, terwijl het toch zulke dingen zijn waarin de
gezelschappen van de engelen zich zo uitermate verlustigen; hieruit kan het eveneens voor
hem die nadenkt, duidelijk zijn, hoedanig onderscheid er is tussen de verkwikkelijke dingen
van de mensen en de verkwikkelijke dingen van de engelen; en verder in welke dingen de
engelen de wijsheid stellen en in welke dingen de mensen, namelijk dat de engelen de
wijsheid stellen in zulke dingen die de mens van geen belang acht en waarvan hij een afkeer
heeft en dat de mens de wijsheid stelt in zulke dingen waarover de engelen zich in het geheel
niet bekommeren en ook die de engelen verwerpen en schuwen.
5649. En zij zeiden: Over het woord des zilvers dat in onze reiszakken wedergebracht is in het
begin, worden wij gebracht; dat dit betekent dat zij, omdat het ware in het uiterlijk natuurlijke
om niet schijnt gegeven, daarom onderworpen zouden worden, staat vast uit de betekenis van
het teruggebrachte zilver, namelijk het om niet gegeven ware, nrs. 5530, 5624; uit de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2382
betekenis van de reiszak, namelijk de drempel van het uiterlijk natuurlijke, nr. 5497; en uit de
betekenis van gebracht worden, namelijk aangebonden en onderworpen worden, waarover
eerder in nr. 5648.
Het is hiermee als volgt gesteld: omdat het was doorvat dat de wetenschappelijke ware dingen
in het uiterlijk natuurlijke om niet waren gegeven en zij daardoor zouden worden aangelokt
om zich met het innerlijke te verbinden en zo daaraan zouden worden onderworpen, zouden
zij vandaar, zoals net is gezegd, van hun vrije worden beroofd en zo van alle verkwikkingen
van het leven; dat dit zo is, namelijk dat het wordt doorvat dat de wetenschappelijke ware
dingen om niet zijn gegeven en wel in het uiterlijk of innerlijk natuurlijke, is de mens geheel
en al onbekend; de oorzaak hiervan is deze dat hij niet in een zodanige doorvatting is; hij weet
immers niet in het minst wat hem om niet wordt gegeven, te minder wat in het uiterlijk
natuurlijke en wat in het innerlijk natuurlijke wordt neergelegd; dat hij dit niet waarneemt,
daarvan is de algemene oorzaak, dat de wereldse en aardse dingen hem ter harte gaan, maar
niet de geestelijke en hemelse dingen en dat hij daarom niet aan enige invloeiing gelooft door
de hemel uit de Heer en dus geenszins dat hem iets wordt gegeven, terwijl toch al dat ware dat
hij redelijk vanuit de wetenschappelijke dingen concludeert en waarvan hij meent dat het
vanuit zijn eigen macht is, een zodanig iets is dat hem wordt gegeven; minder nog kan de
mens doorvatten of dit in het uiterlijk dan wel in het innerlijk natuurlijke is neergelegd, omdat
hij niet weet dat het natuurlijke tweevoudig is, namelijk een uiterlijke dat toetreedt op de
uiterlijke zinnen en een innerlijke dat daarvan terugtreedt en zich tot het redelijke wendt;
omdat de mens in onwetendheid is omtrent deze dingen, kan hij daarom niets van doorvatting
hebben over zulke dingen; de erkentenis van iets moet voorafgaan opdat de doorvatting ervan
zich zal aankondigen; maar de gezelschappen van de engelen weten en doorvatten deze
dingen terdege en helder, niet slechts wat hun om niet wordt gegeven, maar ook waar het is;
dit kan uit de volgende ondervinding vaststaan: wanneer de een of andere geest die in het
goede en daaruit in het vermogen is om dit te doen, in een gezelschap van engelen komt, dan
komt hij tegelijk in alle wetenschap en inzicht die dat gezelschap heeft en waarin hij tevoren
niet was geweest; en dan weet hij niet anders dan dat hij het tevoren en uit zichzelf zo heeft
geweten en verstaan heeft, maar wanneer hij nadenkt, bemerkt hij dat hem dit om niet uit de
Heer door dat gezelschap van engelen wordt gegeven; en eveneens weet hij vanuit zo’n
gezelschap waar het is, of het in het uiterlijk natuurlijke dan wel in het innerlijk natuurlijke is;
er zijn immers gezelschappen van engelen die in het uiterlijk natuurlijke zijn en er zijn er die
in het innerlijk natuurlijke zijn; maar zij hebben niet een natuurlijke zoals de mens het
natuurlijke heeft, maar het is een geestelijk natuurlijke, dat geestelijk is geworden omdat het
verbonden werd met en onderworpen aan het geestelijke.
Hieruit kan vaststaan dat de dingen die hier in de innerlijke zin worden vermeld,
daadwerkelijk zo plaatsvinden in het andere leven, namelijk dat zij bemerken wat hun om niet
wordt gegeven en verder waar dit wordt neergelegd, hoewel de mens heden ten dage niets
over zulke dingen weet; maar in de oude tijden wisten degenen die van de Kerk waren, zulke
dingen; hun wetenschappelijke dingen leerden het en eveneens de leerstellige dingen; zij
waren innerlijke mensen, maar sinds die tijden zijn de mensen langzamerhand uiterlijk
geworden en wel dermate dat zij heden ten dage in het lichaam leven, dus in het uiterste; een
aanwijzing hiervan is deze dat zij zelfs niet weten wat het geestelijke en wat het innerlijke is
en dat zij ook niet geloven dat die er zijn; ja zelfs zijn zij van de innerlijke dingen tot zo’n
uiterste in het lichaam uitgelopen dat zij zelfs niet geloven dat er een leven na de dood is,
noch dat er een hemel, noch dat er een hel is; ja zelfs zijn zij vanwege het terugtreden uit de
innerlijke dingen tot in zo’n uiterste toe, zo stompzinnig in geestelijke dingen geworden dat
zij geloven dat het leven van de mens eender is aan het leven van de dieren en dat zo de mens
op eenzelfde wijze zal sterven; en wat wonderlijk is, de geleerden geloven deze zaken meer
dan de eenvoudige mens, en wie anders gelooft, wordt door hen voor onnozel gehouden.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2383
5650. Om op ons af te wentelen en om zich op ons te werpen; dat dit betekent dat zij daarom
onder de volstrekte macht zouden worden gebracht, staat vast uit de betekenis van afwentelen
op iemand, namelijk hem als schuldig voorstellen; en uit de betekenis van zich op iemand
werpen, namelijk hem onder de heerschappij brengen, hieronder de volstrekte macht; er volgt
immers ‘om ons tot knechten te nemen en onze ezels’.
Hiermee is het als volgt gesteld; voordat de natuurlijke mens met de geestelijke of de
uiterlijke met de innerlijke wordt verbonden, wordt het aan hem overgelaten te denken dat de
begeerten die uit eigenliefde en liefde van de wereld afkomstig zijn en zulke dingen waarmee
hij ze heeft verdedigd, worden teniet gedaan en dat hij de heerschappij afstaat aan de
geestelijke of innerlijke mens; het wordt aan hem overgelaten iets zodanigs te denken, opdat
hij vanuit het vrije kan kiezen wat hem belieft; wanneer de natuurlijke mens zonder de
geestelijke hierover denkt, verwerpt hij dit; hij heeft immers zijn begeerten lief, omdat hij zich
en de wereld liefheeft; vandaar wordt hij angstig en meent dat er voor hem, indien deze teniet
werden gedaan, geen leven meer zou overblijven, want hij stelt in de natuurlijke of uiterlijke
mens alles; ofwel hij meent dat hij daarna niets vanuit zich zal kunnen en dat alle dingen die
hij denken, willen en doen zal, door de hemel zullen invloeien, zodat hij niet langer zijn eigen
meester zal zijn; wanneer de natuurlijke mens, aan zichzelf overgelaten, in deze staat is, trekt
hij zich terug en verzet zich; maar wanneer iets van licht door de hemel uit de Heer invloeit in
zijn natuurlijke, dan vangt hij aan anders te denken, namelijk dat het beter is dat de geestelijke
mens de heerschappij heeft, want zo kan hij het goede denken en het goede willen en zo kan
hij in de hemel komen, niet echter indien de natuurlijke mens zou heersen; en wanneer hij
denkt dat alle engelen in de gehele hemel zo zijn en dat die vandaar in een onuitsprekelijke
vreugde zijn, dan strijdt hij met de natuurlijke mens en tenslotte wil hij ondergeordend
worden aan de geestelijke mens; in deze staat wordt de mens gesteld die wederverwekt moet
worden, de oorzaak hiervan is dat hij zich in het vrije kan wenden waarheen hij wil en voor
zoveel als hij zich in het vrije hiernaar wendt, wordt hij wederverwekt.
Deze dingen zijn het waarover hier in de innerlijke zin wordt gehandeld.
5651. En om ons tot knechten te nemen en onze ezels; dat dit betekent totdat al wat in het ene
en het andere natuurlijke is, van geen waarde zal zijn, staat vast uit de uitbeelding van de tien
zonen van Jakob, die deze dingen over zichzelf spreken, namelijk de ware dingen in het
natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512; uit de betekenis van de knechten, namelijk
zaken van weinig gewicht, nr. 2541, hier van geen waarde, waarover hierna; en uit de
betekenis van de ezels, namelijk de dingen die in het natuurlijke zijn, te weten de
wetenschappelijke dingen, nr. 5492; hier in het uiterlijk natuurlijke, omdat de ware dingen die
met de zonen van Jakob worden aangeduid in het innerlijk natuurlijke zijn.
Hiermee, dat alles wat in het ene en het andere natuurlijke is, van geen waarde is, is het als
volgt gesteld: opdat de mens geestelijk zal worden, is het nodig dat zijn natuurlijke tot niets
wordt, dat wil zeggen, dat het in het geheel niets uit zich kan; voor zoveel immers het
natuurlijke vanuit zich kan, voor zoveel kan het geestelijke niet; het natuurlijke immers heeft
vanaf de kindertijd zich van niets anders doordrenkt dan van de dingen die van de begeerten
van zich en van de wereld zijn, dus die tegen de naastenliefde indruisen; deze boze dingen
maken dat het goede niet door de innerlijke mens uit de Heer kan invloeien, want alles wat
invloeit, wordt in het natuurlijke verkeerd in het boze; het natuurlijke is het vlak waarin de
invloeiing zijn grens vindt; indien het natuurlijke, dat wil zeggen, het boze en het valse die het
natuurlijke hebben gevormd, tot niets wordt, kan het geenszins door de hemel uit de Heer
invloeien; het heeft geen onderkomen, maar wordt verstrooid; in het boze en valse immers
kan het niet verblijven; vandaar komt het dat het innerlijke voor zoveel wordt gesloten als het
natuurlijke niet tot niets wordt; dit is eveneens in de Kerk bekend vanuit het leerstellige, dat
de oude mens uitgetrokken moet worden, opdat de nieuwe kan worden aangetrokken; de
wederverwekking is niet iets anders dan dat het natuurlijke wordt onderjukt en het geestelijke
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2384
de heerschappij krijgt; en het natuurlijke wordt dan onderjukt wanneer het tot
overeenstemming wordt gebracht; en wanneer het natuurlijke tot overeenstemming is
gebracht, reageert het niet meer, maar ageert zoals hem wordt bevolen en volgt het geestelijke
op diens wenk, nauwelijks anders dan zoals de daden van het lichaam de wil op zijn wenk
volgen en de spraak met het aangezicht volgens de invloeiing van het denken; daaruit blijkt
dat het natuurlijke geheel en al tot niets moet worden ten aanzien van het willen, opdat de
mens geestelijk zal worden.
Maar men moet weten dat het oude natuurlijke tot niets moet worden; dit immers is gevormd
uit boze en valse dingen; en wanneer dit tot niets is geworden, dan wordt de mens met een
nieuw natuurlijke begiftigd, dat het geestelijk natuurlijke wordt genoemd, geestelijk daarom,
omdat het het geestelijke is dat erdoor handelt en er zich door openbaart, zoals de oorzaak
door de uitwerking; het is bekend dat de oorzaak het al van de uitwerking is; vandaar is het
nieuwe natuurlijke ten aanzien van het denken, willen en de uitwerking, niets anders dan het
uitbeeldende van het geestelijke; wanneer dit gebeurt, neemt de mens het goede uit de Heer
op en wanneer hij het goede opneemt, wordt hij met ware dingen begiftigd; en wanneer hij
met ware dingen wordt begiftigd, wordt hij in inzicht en wijsheid vervolmaakt en wanneer hij
in inzicht en wijsheid wordt vervolmaakt, wordt hij gezegend met gelukzaligheid tot in het
eeuwige.
5652. En zij traden op de man toe die over het huis van Jozef was, dat dit de leerstellige
dingen van de Kerk betekent, staat vast uit de betekenis van de man over het huis van Jozef,
namelijk dat wat van de uiterlijke Kerk is, nr. 5640, dus het leerstellige, want dit is van de
Kerk; bovendien wordt met de man het ware aangeduid, dus het leerstellige, nr. 3134 en met
het huis de Kerk, nr. 1795 en omdat Jozef het innerlijke is, nr. 5469, is het huis van Jozef de
innerlijke Kerk; het leerstellige vanuit het Woord is datgene wat over dat huis is, door van
dienst te zijn en te bedienen.
5653. En zij spraken tot hem aan de ingang van het huis; dat dit de raadpleging vanuit de
leerstellingen over de inleiding betekent, staat vast uit de betekenis van tot hem spreken,
namelijk tot de man over het huis van Jozef, te weten de raadpleging vanuit die, namelijk
vanuit de leerstellige dingen; en uit de betekenis van de ingang van het huis, namelijk de
inleiding, nrs. 2356, 2385, hier uit de natuurlijke of uiterlijke mens tot de geestelijke of
innerlijke, over welke zaak wordt gehandeld; omdat dit wordt aangeduid, wordt in de
oorspronkelijke taal niet gezegd aan de ingang van het huis, maar de ingang van het huis.
5654. En zij zeiden: In mij, mijn heer, dat dit de betuiging betekent, staat vast uit de formule
zelf, namelijk een formule van betuiging, namelijk dat het waar is wat zij zullen spreken over
het zilver dat gevonden was in de mond van de reiszak van eenieder.
5655. Al nederdalende waren wij nedergedaald in het begin om spijze te kopen; dat dit het
voornemen betekent om het goede voor de ware dingen te verwerven, staat vast uit de
betekenis van nederdalen, namelijk het voornemen of de bedoeling; wie immers neerdaalt of
zich ergens heen begeeft, is iets van plan, hier om het goede voor de ware dingen te
verwerven; wat wordt aangeduid met om spijze te kopen; met kopen immers wordt verwerven
en toe-eigenen aangeduid, nrs. 5374, 5397, 5406, 5414, 5426; en met de spijs het goede van
het ware, nrs. 5340, 5342, hier het goede voor de ware dingen die worden uitgebeeld door de
zonen van Jakob, die dit over zichzelf zeggen.
5656. En het geschiedde als wij tot de herberg gekomen waren en wij onze reiszakken
openden; dat dit het gewaarworden betekent in het uiterlijk natuurlijke, staat vast uit de
betekenis van de herberg, namelijk het uiterlijk natuurlijke in het algemeen, nr. 5495; uit de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2385
betekenis van openen, namelijk het gewaarworden; wie immers iets opent doet dat om daarin
te zien; en uit de betekenis van de reiszak, namelijk het uiterlijk natuurlijke in het bijzonder,
nr. 5497.
5657. En zie, het zilver van eenieder was in de mond van de reiszak dat dit betekent dat het
werd doorzien dat de ware dingen als het ware om niet waren gegeven, staat vast uit de
betekenis van het zilver van eenieder in de zak, namelijk de om niet gegeven ware dingen,
nrs. 5530, 5624; eender het zilver van ieder in de mond van de reiszak, met dit verschil dat
hiermee de ware dingen worden aangeduid die om niet zijn gegeven, namelijk dat zij op de
drempel van het uiterlijk natuurlijke zijn neergelegd, want met de mond van de reiszak wordt
de drempel van het uiterlijk natuurlijke aangeduid, nr. 5497.
Dat hier als het ware om niet gegeven wordt aangeduid, komt omdat zij in een staat van
twijfel zijn of zij met het innerlijke verbonden willen worden en dus tot niets worden; en
wanneer iemand in de staat van twijfel is, is hij ook twijfelend in zijn gevoelens over de ware
dingen die bevestigen.
5658. Ons zilver in zijn gewicht; dat dit de ware dingen betekent volgens eenieders staat, staat
vast uit de betekenis van zilver, namelijk het ware, waarover de nrs. 1551, 2954; en uit de
betekenis van het gewicht, namelijk de staat van iets ten aanzien van het goede, nr. 3104; dus
is ‘de ware dingen volgens de staat van eenieder’ volgens het goede dat zij kunnen opnemen.
Gewichten en maten worden op vele plaatsen in het Woord genoemd, maar in de innerlijke
zin betekenen zij niet gewichten en maten, maar de gewichten betekenen de staten van iets ten
aanzien van het goede en de maten de staten van iets ten aanzien van het ware; zoals ook de
zwaarte en de uitbreiding; de zwaarte die in de natuurlijke wereld is, stemt overeen met het
goede in de geestelijke wereld en de uitbreiding met het ware; de oorzaak hiervan is deze, dat
in de hemel, vanwaar de overeenstemmingen zijn, geen zwaarte bestaat, noch uitbreiding,
omdat er geen ruimte is; weliswaar verschijnen er zware en uitgebreide dingen bij de geesten,
maar dat zijn schijnbaarheden die afkomstig zijn uit de staten van het goede en het ware in de
hogere hemel.
Dat zilver het ware betekent, was in de oude tijden zeer bekend; vandaar hebben de Ouden de
tijden van de wereld vanaf het eerste tijdperk tot het laatste onderscheiden in: gouden,
zilveren, koperen en ijzeren eeuwen, waaraan zij nog de lemen toevoegden; de gouden
eeuwen noemden zij die tijden toen er onschuld en ongereptheid was; toen eenieder het goede
deed vanuit het goede en het gerechte vanuit het gerechte; de zilveren eeuwen echter noemden
zij die tijden toen er niet langer onschuld was, maar toch een soort van ongereptheid, die niet
hierin bestond dat zij het goede deden vanuit het goede, maar daarin dat zij het ware deden
vanuit het ware; met de koperen en de ijzeren eeuwen betitelden zij die tijden die nog lager
zijn; dat zij de tijden zo betitelden, was niet vanuit de vergelijking, maar vanuit
overeenstemming; de Ouden immers wisten dat zilver overeenstemde met het ware en goud
met het goede en wel vanuit de verbinding met de geesten en engelen; wanneer immers in de
hogere hemel het gesprek gaat over het goede, vertoont zich beneden bij hen die in de eerste
of laatste hemel onder hen zijn, het goud rondom; en wanneer het gesprek gaat over het ware,
vertoont zich daar het zilver rondom, soms zo dat niet alleen de wanden van de kamers waar
zij wonen, van goud en zilver glinsteren, maar ook de atmosfeer zelf daar; en eveneens bij de
engelen van de eerste of de laatste hemel, die in het goede zijn vanuit het goede, verschijnen
tafels van goud, kandelaars van goud en tal van andere dingen; bij hen echter die in het ware
zijn vanuit het ware, verschijnen zulke dingen van zilver; maar wie weet heden ten dage dat
de eeuwen door de Ouden gouden en zilveren eeuwen werden genoemd vanuit
overeenstemming; ja, wie kent heden ten dage iets over de overeenstemming; en wie dit niet
kent en meer nog wie er genoegen en wijsheid in stelt om daarover te discussiëren of het al
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2386
dan niet zo is, kan zelfs niet het allerminste weten over de ontelbare dingen die
overeenstemmingen zijn.
5659. En wij brengen dat weder in onze hand; dat dit betekent dat de dingen die om niet ware
gegeven, zoveel als mogelijk worden onderworpen, staat vast uit de betekenis van
wederbrengen, namelijk hier onderwerpen; en uit de betekenis van in onze hand, namelijk
zoveel als mogelijk, nr. 5624; dat zij om niet waren gegeven, wordt aangeduid met het zilver
in de mond van de reiszak, namelijk dat zij het terugbrachten, nr. 5657.
5660. En ander zilver doen wij nederdalen in onze hand; dat dit betekent dat er het voornemen
is door een ware ergens anders vandaan het goede te verwerven, staat vast uit de betekenis
van zilver, namelijk het ware, waarover hiervoor in nr. 5657; en omdat met het zilver het ware
wordt aangeduid, wordt met ander zilver een ander ware aangeduid; vandaar wordt er een
ware ergens anders vandaan aangeduid; omdat er geen ander ware, dat het echte is, bestaat
dan uit de Heer, Die het om niet geeft, is het ware zelf ook niet ergens anders vandaan; en uit
de betekenis van doen nederdalen, namelijk het voornemen om te verwerven, te weten het
goede van het ware, dat met het koren dat zij zouden kopen wordt aangeduid; de historische
zin van de letter sluit in dat het andere zilver ook tot Jozef kwam om van hem spijs te kopen,
dus niet ergens anders vandaan; maar de innerlijke zin blijft niet in de historische zin van de
letter; deze bekommert zich niet om deze zin maar blijft in de zaak zelf, waarover wordt
gehandeld; en deze zaak is dat indien zij als knechten onderworpen moeten worden, omdat
enige ware dingen in het uiterlijk natuurlijke om niet waren gegeven, zij zich ergens anders
vandaan het goede door het ware zouden verwerven; zodanig is ook de reeks in de innerlijke
zin, want terstond daarop wordt gezegd ‘wij weten niet wie het zilver in onze reiszakken heeft
gelegd’, waarmee wordt aangeduid dat zij niet geloofden, omdat zij niet wisten uit wie het
ware in het uiterlijk natuurlijke was.
Hetzelfde vindt plaats in het andere leven bij de geesten die door de ware dingen worden
ingewijd in het goede en vooral hierin dat al het goede en ware uit de Heer invloeit; en
wanneer zij bemerken dat al wat zij denken en willen invloeit en wel zo dat zij niet uit zich
kunnen denken en willen, dan bestrijden zij dit zoveel als zij kunnen; zij geloven dat zij zo
geen eigen leven zouden hebben en dat zo al het verkwikkelijke zou vergaan, want zij stellen
dit in het eigene; en bovendien dat zij, indien zij uit zich het goede niet konden doen, noch het
ware geloven uit zich, de handen zouden laten zakken zonder iets vanuit zich te doen en te
denken en de invloeiing zouden afwachten; het wordt hun toegelaten zo te denken, ook in die
mate dat zij bijna bij zichzelf concluderen dat zij het goede en het ware niet van daar willen
aannemen, maar ergens anders vandaan, waar niet zo’n beroving van het eigene is; ook wordt
het hun soms gegeven te zoeken waar zij het zouden vinden; maar daarna, wanneer zij het
nergens vinden, keren zij die worden wederverwekt, terug en vanuit het vrije verkiezen zij het
om ten aanzien van het willen en denken door de Heer te worden geleid; dan worden zij ook
daarover ingelicht dat zij een hemels eigene zullen ontvangen zodanig als de engelen hebben
en met dit eigene ook het gezegende en gelukzalige tot in het eeuwige.
Wat betreft het hemels eigene, dit ontstaat vanuit de nieuwe wil die uit de Heer wordt gegeven
en het verschilt van het eigene van de mens hierin dat zij niet meer zichzelf op het oog hebben
in alle en de afzonderlijke zaken die zij verrichten en in alle en de afzonderlijke taken die zij
leren en onderwijzen, maar dat zij dan de naaste op het oog hebben, het algemeen welzijn, de
Kerk, het rijk van de Heer en zo de Heer Zelf.
Het zijn de doelen van het leven die worden veranderd; de doelen van de lagere dingen te
beogen, namelijk de wereld en zichzelf, worden verwijderd en de doelen van de hogere
dingen beogen, worden daarvoor in de plaats gesteld; de doelen van het leven zijn niets anders
dan het leven zelf van de mens, want de doelen zijn het willen zelf van de mens en zij zijn zijn
liefden zelf, want de dingen die de mens liefheeft, wil hij en heeft hij ten doel; degene die met
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2387
het hemels eigene wordt begiftigd, is ook in het kalme en in de vrede, want hij vertrouwt op
de Heer en gelooft dat niets van het boze hem kan raken en hij weet dat de begeerten hem niet
kunnen bestoken; en bovendien zijn zij die in het hemels eigene zijn, in het vrije zelf, want
door de Heer geleid worden is het vrije; men wordt immers geleid in het goede, uit het goede
tot het goede; daaruit kan vaststaan dat zij in het gezegende en gelukzalige zijn, want er is
niets dat verstoort, niet iets van liefde van zich en dus niet iets van vijandschap, van haat of
wraak; ook niet iets van liefde van de wereld en dus niet iets van bedrog, van vrees of onrust.
5661. Wij weten niet wie het zilver in onze reiszakken heeft gelegd; dat dit het niet-geloof
betekent vanwege de onwetendheid, waaruit het ware in het uiterlijk natuurlijke was, staat
vast uit de betekenis van niet weten, namelijk in de geestelijke zin niet geloven of het nietgeloof;
uit de betekenis van wie heeft gelegd, namelijk de onwetendheid daarover waar het
vandaan was; uit de betekenis van het zilver, namelijk het ware, nr. 5658; en uit de betekenis
van de reiszak, namelijk het uiterlijk natuurlijke, nr. 5497.
5662. En hij zei: Vrede zij ulieden; vreest niet; dat dit betekent dat het goed is, dat zij niet
zouden wanhopen, staat vast uit de betekenis van vrede, namelijk goed zijn, waarover hierna;
en uit de betekenis van vreest niet, namelijk dat zij niet zouden wanhopen; er wordt in de
innerlijke zin immers gehandeld over de verandering van de staat, namelijk dat zij zich niet
langer vanuit eigen macht ware dingen zouden verwerven en door die ware dingen het goede,
maar dat zij met die ware dingen vanuit de Heer zouden worden begiftigd; en omdat zij
meenden dat zij zo het eigene zouden verliezen en dus het vrije en als gevolg daarvan elk
verkwikkelijke van het leven, waren zij in wanhoop geweest, zoals blijkt uit wat voorafgaat;
vandaar komt het dat met vreest niet, hier wordt aangeduid dat zij niet zouden wanhopen;
vrees immers komt vanuit verschillende oorzaken op, nr. 5647; vandaar betekent die ook
verschillende dingen.
Dat de vrede het goed zijn is, komt omdat deze het binnenste is en vandaar het universeel
regerende in alle en de afzonderlijke dingen in de hemel; de vrede immers is in de hemel zoals
op aarde de lente of zoals het morgenrood, die niet aandoen door waarneembare
afwisselingen, maar door het universeel liefelijke dat invloeit in de afzonderlijke dingen die
worden doorvat en niet alleen de doorvatting zelf, maar ook de afzonderlijke objecten met
liefelijkheid doordrenkt; heden ten dage weet nauwelijks iemand wat de vrede is waar deze in
het Woord wordt genoemd, zoals in de zegen: ‘Jehovah verheffe Zijn aangezichten over u en
stelle u vrede’, (Numeri 6:26) en elders; bijna iedereen gelooft dat vrede is, veilig zijn voor de
vijanden en dat het is de kalmte in huis en onder metgezellen; maar niet deze vrede wordt daar
verstaan, maar een vrede die de eerdergenoemde onmetelijk te boven gaat; het is de hemelse
vrede, waarover vlak hiervoor; met deze vrede kan niemand anders worden begiftigd dan
degene die door de Heer wordt geleid en in de Heer is, dat wil zeggen, in de hemel, waar de
Heer het al in alle dingen is; de hemelse vrede immers vloeit in, wanneer de begeerten, die uit
de liefde van zich en van de wereld opkomen, zijn weggenomen, want het zijn deze die de
vrede wegnemen; zij bestoken immers de innerlijke dingen van de mens en maken dat hij
tenslotte in de onrust de rust stelt en in de bestookte dingen de vrede, omdat hij in de boze
dingen het verkwikkelijke stelt; zolang de mens in deze dingen is, kan hij geenszins weten
wat de vrede is, ja, zolang gelooft hij dat die vrede van geen waarde is; en indien iemand zegt
dat die vrede dan tot de doorvatting komt wanneer de verkwikkingen vanuit de liefde van zich
en van de wereld zijn weggenomen, lacht hij; de oorzaak hiervan is deze dat hij in de
verkwikkingen van het boze, dat het tegengestelde van de vrede is, de vrede stelt.
Omdat de vrede zodanig is, namelijk het binnenste van alle gelukzaligheden en
gezegendheden en vandaar datgene wat op universele wijze in de afzonderlijke dingen
regeert, was het daarom bij de Ouden als een algemene formule gebruikelijk om te zeggen,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2388
‘Vrede zij ulieden’, wanneer zij bedoelden dat het goed was en te vragen of zij vrede hadden,
wanneer zij bedoelden of het goed was.
Men zie wat eerder hierover is gezegd en getoond, namelijk dat de vrede in de hemelen gelijk
is aan de lente en het morgenrood op aarde, nrs. 1726, 2780; dat de vrede in de hoogste zin de
Heer is, in de uitbeeldende zin Zijn rijk en dat Hij het Goddelijke van de Heer is, dat uit het
binnenste het goede aandoet, nrs. 3780, 4681; dat alle onrust is uit het boze en het valse, de
vrede echter uit het goede en het ware, nr. 3170.
5663. Uw God en de God uws vaders; dat dit het Goddelijk Menselijke van de Heer betekent,
kan hieruit vaststaan dat waar in het Woord God of Jehovah wordt genoemd, de Heer wordt
verstaan en geen ander, nrs. 1343, 1736, 2921, 3035; en dat wanneer wordt gezegd uw God en
de God uws vaders, dat wil zeggen: de God van Israël en van Jakob en van zijn zonen, het
Goddelijk Menselijke van de Heer wordt verstaan en wel ten aanzien van het Goddelijk
Natuurlijke, nrs. 3305, 4286, 4570; want Israël beeldde de Heer uit ten aanzien van het
innerlijk Natuurlijke en Jakob ten aanzien van het uiterlijk Natuurlijke en de zonen ten
aanzien van de ware dingen in dat Natuurlijke.
Dat onder God en Jehovah in het Woord de Heer werd verstaan, wist de Joodse Kerk niet,
noch weet de christelijke Kerk dit heden ten dage; dat de christelijke Kerk dit niet heeft
geweten, komt omdat zij het Goddelijke in drie persoenen heeft onderscheiden; maar de Oude
Kerk, die na de vloed was en vooral de Oudste Kerk , die vóór de vloed was, hebben geen
ander onder Jehovah en God verstaan dan de Heer en wel Hem ten aanzien van het Goddelijk
Menselijke; zij wisten ook van het Goddelijke Zelf dat in de Heer is en dat Hij Zijn Vader
noemt, maar over dat Goddelijke Zelf dat in de Heer is, konden zij niet denken, maar wel over
het Goddelijk Menselijke; en dus konden zij met geen ander Goddelijke verbonden worden;
de verbinding immers vindt plaats door het denken, dat van het verstand is en door de
aandoening die van de wil is, dus door het geloof en door de liefde; wanneer men immers
denkt over het Goddelijke Zelf, vallen die gedachten als het ware in een onbegrensd heelal en
wordt zo verstrooid, omdat er geen verbinding is; anders is het gesteld wanneer men denkt
over het Goddelijke Zelf als het Goddelijk Menselijke; en zij wisten dat zij, indien zij niet met
het Goddelijke werden verbonden, niet gezaligd konden worden; daarom was het het
Goddelijk Menselijke dat de Oude Kerken hebben aanbeden; Jehovah openbaarde Zich ook in
het Goddelijk Menselijke bij hen; en het Goddelijk Menselijke was het Goddelijke Zelf in de
hemel; de hemel immers stelt één mens samen, die de Grootste Mens wordt genoemd,
waarover tot nu toe aan het einde van de hoofdstukken is gehandeld; dit Goddelijke in de
hemel is niet iets anders dan het Goddelijke zelf, maar in de hemel als Goddelijk Mens; het is
deze Mens die de Heer opgenomen en in Zich Goddelijk gemaakt en met het Goddelijk Zelf
verenigd heeft, zoals Hij uit het eeuwige verenigd is geweest, want uit het eeuwige is Hij één;
en wel omdat het menselijk geslacht anders niet had kunnen worden gezaligd; het kon immers
niet langer voldoende zijn dat het Goddelijke Zelf door de hemel, dus door het Goddelijk
Menselijke daar, kon invloeien in het menselijk gemoed en daarom wilde het Goddelijke Zelf
het Goddelijk Menselijke daadwerkelijk door een in de wereld opgenomen Menselijke met
Zich verenigen en de ene en de andere is de Heer.
5664. Heeft u een verborgen gift in uw reiszakken gegeven; dat dit betekent dat het uit Hem
is, zonder enige voorzichtigheid van hun kant, staat vast uit de betekenis van een verborgen
gift, namelijk het ware en het goede, die uit de Heer worden gegeven zonder dat de mens dit
weet; en uit de betekenis van het in de zakken of in de reiszakken teruggebrachte zilver,
namelijk zonder enige macht van hen, waarover de nrs. 5488, 5496, 5499; daaruit blijkt dat
met ‘heeft u een verborgen gift in uw reiszakken gegeven’ wordt aangeduid dat uit Hem,
namelijk uit het Goddelijk Menselijke van de Heer, het ware en het goede in het natuurlijke is,
zonder enige macht van hun kant; en omdat het is zonder enige macht van hun kant, is het
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2389
zonder hun voorzichtigheid; er wordt gezegd voorzichtigheid, omdat de voorzichtigheid
overeenstemt met de Voorzienigheid; en wat uit de Goddelijke Voorzienigheid is, is niet
vanuit de voorzichtigheid van de mens.
5664 (a). Uw zilver is tot mij gekomen; dat dit betekent dat het zal schijnen alsof het ware
door hen verworven is, staat vast uit de betekenis van zilver, namelijk het ware, nrs. 1551,
2954; dat hun zilver tot hem gekomen was, wil zeggen dat zij hadden gekocht, dus dat zij
voor zich verworven hadden; kopen immers is verwerven, nr. 5655; vandaar komt het dat met
uw zilver is tot mij gekomen, wordt aangeduid het door hen verworven ware; maar omdat het
ware, dat van het geloof is, nooit door enig mens wordt verworven, maar uit de Heer
ingeboezemd en gegeven en het evenwel schijnt alsof het uit de mens gedaan wordt, wordt er
gezegd dat het zal schijnen alsof het ware door hen verworven is.
Dat het ware wordt ingeboezemd en gegeven uit de Heer, is ook in de Kerk bekend; er wordt
immers geleerd dat het geloof niet is uit de mens maar uit God, dus niet alleen het vertrouwen,
maar ook de ware dingen die van het geloof zijn; niettemin schijnt het dat de ware dingen van
het geloof door de mens worden verworven; dat zij invloeien, daarvan is hij in diepe
onwetendheid, omdat hij het niet waarneemt; de oorzaak dat hij het niet waarneemt is deze dat
zijn innerlijke dingen gesloten zijn, zodat hij geen verbinding kan hebben die hij doorvatten
kan met engelen en geesten; wanneer die innerlijke dingen gesloten zijn, kan de mens
hoegenaamd niets over die invloeiing weten.
Maar men moet weten dat het iets anders is de ware dingen van het geloof te weten en iets
anders de ware dingen van het geloof te geloven; degenen die de ware dingen van het geloof
slechts weten, voegen deze in het geheugen evenals de andere dingen die van de een of andere
wetenschap zijn; deze kan de mens zich verwerven zonder zo’n invloeiing; maar die ware
dingen hebben het leven niet, zoals hieruit blijkt dat een boos mens, ook de slechtste,
evenzeer de ware dingen van het geloof kan weten als een rechtschapen en vroom mens, maar
zij hebben, zoals gezegd, bij de bozen het leven niet; wanneer hij ze immers uitspreekt,
beoogt hij in de afzonderlijke dingen of zijn eigen roem of het gewin; vandaar is het de liefde
van zich en van de wereld die inblazen en als het ware een leven maken, maar dat leven is
zodanig als het in de hel is, en dat wordt de geestelijke dood genoemd; vandaar komt het dat
hij, wanneer hij ze uit, ze vanuit het geheugen, maar niet uit het hart naar voren brengt; maar
degene die de ware dingen van het geloof gelooft, spreekt deze vanuit het hart wanneer hij ze
vanuit de mond uit; de ware dingen van het geloof immers zijn bij hem zo ingeworteld dat zij
hun wortel hebben in het uiterlijk geheugen en van daar naar de innerlijke of hogere dingen
groeien, zoals de vruchtdragende bomen en ook zoals bomen zich met bladeren tooien en
tenslotte met bloesems, met het doel dat zij vrucht mogen dragen; zo is het ook met een
zodanig mens gesteld; deze streeft eveneens door de ware dingen van het geloof naar niets
anders dan naar nutten, die de uitoefeningen van de naastenliefde zijn en die voor hem de
vruchten zijn; het zijn deze dingen die de mens zichzelf niet kan verwerven, zelfs niet het
geringste, maar zij worden hem door de Heer om niet gegeven en wel elk afzonderlijk
moment van zijn leven, ja zelfs, indien hij het geloven wil, in de afzonderlijke momenten
ontelbare; maar omdat de mens zodanig is dat hij niet kan doorvatten dat zij invloeien,
immers indien hij de doorvatting wel had, zou hij, zoals eerder werd gezegd, in opstand
komen, omdat hij zou geloven dat hij dan zijn eigene zou verliezen en met het eigene zijn
vrije en met het vrije zijn verkwikkingen en hij dus zo tot niets zou worden, daarom vindt het
zo plaats dat de mens niet anders weet dan dat zij uit hem zijn; dit nu is wat daaronder wordt
verstaan dat ‘het zal schijnen’ alsof het ware door hen verworven is; en bovendien moet de
mens, opdat hij begiftigd zal worden met het hemels eigene en met het hemels vrije, het goede
doen als uit zichzelf en het ware denken als uit zichzelf; maar wanneer hij nadenkt, zal hij
erkennen dat die dingen uit de Heer zijn, zie de nrs. 2882, 2883, 2891.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2390
5665. En hij leidde Simeon tot hen uit; dat dit betekent dat hij het willen aan de ware dingen
aanbond, staat vast uit de uitbeelding van Simeon, namelijk het geloof met de wil, of de wil
om het ware te doen dat van het geloof is, waarover de nrs. 3869-3872, 4497, 4502, 4503,
5482; en uit de uitbeelding van de zonen van Jakob, die hier ‘zij’ zijn tot wie hij Simeon
uitleidde, te weten de ware dingen van de Kerk in het natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427,
5458, 5512; daaruit blijkt dat met ‘hij leidde Simeon tot hen uit’ wordt aangeduid dat hij het
willen aan de ware dingen aanbond.
5666. vers 24-28. En de man bracht de mannen tot het huis van Jozef en hij gaf water; en zij
wasten hun voeten; en hij gaf aan hun ezels voeder.
En zij bereidden de gave, totdat Jozef kwam op de middag; omdat zij gehoord hadden dat zij
daar brood zouden eten.
En Jozef kwam tot het huis en zij brachten hem de gave die in hun hand was, tot het huis en zij
kromden zich in voor hem ter aarde.
En hij vroeg hun naar vrede; en hij zei: Heeft uw vader, de grijsaard, waarvan gij zei, vrede;
leeft hij nog.
En zij zeiden: Vrede heeft uw knecht, onze vader, hij leeft nog; en zij bogen zich neder en zij
kromden zich in.
En de man bracht de mannen tot het huis van Jozef, betekent de inwijding tot de verbinding
met het innerlijke; en hij gaf wateren, betekent de algemene invloeiing van het ware uit het
innerlijke; en zij wasten hun voeten, betekent daaruit de zuivering van het natuurlijke; en hij
gaf aan hun ezels voeder, betekent het onderricht ten aanzien van het goede; en zij bereidden
de gave, betekent de inboezeming; totdat Jozef kwam op de middag, betekent, totdat het
innerlijke aanwezig zou zijn met het licht; omdat zij gehoord hadden dat zij daar brood
zouden eten, betekent het bemerken dat het goede aan de ware dingen zou worden
aangebonden; en Jozef kwam tot het huis, betekent de tegenwoordigheid van het innerlijke; en
zij brachten hem de gave die in hun hand was, betekent de inboezeming voor zoveel als
mogelijk; en zij kromden zich in ter aarde, betekent de vernedering; en hij vroeg hun naar
vrede, betekent de doorvatting dat het goed is; en hij zei: Heeft uw vader, de grijsaard,
waarvan gij zei, vrede, betekent ook met het geestelijk goede; leeft hij nog, betekent dat het
leven heeft; en zij zeiden: Vrede heeft uw knecht, onze vader, betekent daaruit het bemerken
van het natuurlijke dat het goed is met het goede waaruit het is; hij leeft nog, betekent, en dat
het het leven heeft; en zij bogen zich neder en zij kromden zich in, betekent de uiterlijke en de
innerlijke vernedering.
5667. En de man bracht de mannen tot het huis van Jozef; dat dit de inwijding tot de
verbinding met het innerlijke betekent, staat vast uit de betekenis van de mannen tot het huis
van Jozef brengen, namelijk de ware dingen die van het natuurlijke zijn, aanbinden aan het
innerlijke, nr. 5648; dat het de inwijding tot de verbinding is, blijkt duidelijk uit wat volgt,
namelijk dat zij daar aten en dat Jozef zich toen niet aan hen openbaarde, waarmee de
algemene invloeiing wordt aangeduid, waarover nu volgt, namelijk ook de inwijding.
5668. En hij gaf wateren; dat dit de algemene invloeiing van het ware uit het innerlijke
betekent, staat vast uit de betekenis van wateren, namelijk het ware, nrs. 2702, 3058, 3424,
4976 en wel het ware in het algemeen; vandaar betekent geven de algemene invloeiing van
het ware; dat het uit het innerlijke is, komt omdat het in het huis van Jozef was, nr. 5667.
De algemene invloeiing van het ware is de verlichting die het vermogen geeft om het ware te
bemerken en te verstaan; die verlichting is vanuit het licht van de hemel, dat uit de Heer is en
dit licht is niet iets anders dan het Goddelijk Ware, nrs. 2776, 3138, 3167, 3195, 3222, 3339,
3485, 3636, 3643, 3993, 4302, 4413, 4415, 5400.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2391
5669. En zij wasten hun voeten; dat dit daaruit de zuivering van het natuurlijke betekent, staat
vast uit de betekenis van de voeten wassen, namelijk de zuivering van het natuurlijke, nr.
3147.
5670. En hij gaf aan hun ezels voeder; dat dit het onderricht ten aanzien van het goede
betekent, staat vast uit de betekenis van voeder geven, namelijk onderrichten in het goede;
met het voer immers wordt het goede van de wetenschappelijke ware dingen aangeduid, nr.
3114; en met voer geven, namelijk weiden, wordt aangeduid onderrichten in dat goede; dat
weiden is onderrichten, zie nr. 5201; met de ezels worden de wetenschappelijke dingen
aangeduid, nr. 5492; daaruit blijkt dat met aan de ezels voer geven, het onderricht wordt
aangeduid ten aanzien van het goede van de wetenschappelijke dingen; het goede van de
wetenschappelijke dingen is het verkwikkelijke vanuit de wetenschappelijke ware dingen; de
wetenschappelijke ware dingen zijn de meest algemene ware dingen die in het natuurlijk licht
verschijnen, dat het licht van de wereld is; maar opdat zij verschijnen, namelijk dat zij ware
dingen zijn, moet er een algemene invloeiing zijn uit het innerlijke, nr. 5668; dit is de
verlichting uit het licht van de hemel.
5671. En zij bereidden de gave; dat dit de inboezeming betekent, staat vast uit de betekenis
van de gave, namelijk genade verkrijgen, nr. 5619, dus is de gave bereiden, de inboezeming.
5672. Totdat Jozef kwam op de middag; dat dit betekent totdat het innerlijke aanwezig zou
zijn met het licht, staat vast uit de betekenis van ‘totdat hij kwam’, namelijk wanneer het
aanwezig zou zijn; uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 5648; en uit de
betekenis van de middag, namelijk de staat van het licht, nrs. 1458, 3195, 3708; dat de middag
de staat van het licht is, komt omdat de tijden van de dag, de morgen, middag en de avond
overeenstemmen met het licht in het andere leven en van de verlichting daar, te weten de
wijsheid en het inzicht; want in het licht van de hemel is het inzicht en de wijsheid; de
wisselingen van het licht zijn daar zodanig, namelijk zoals op aarde: de morgen, de middag en
de avond; de staten van schaduw zoals die in de avond, ontstaan niet uit de Zon daar, dat wil
zeggen, uit de Heer, Die het eeuwige Licht is, maar uit het eigene van de engelen, want
naarmate zij in hun eigene worden gezonden, komen zij in een staat van schaduw of van de
avond en naarmate zij uit hun eigene in het hemels eigene worden geheven, in de staat van het
licht; daaruit blijkt vanwaar het komt dat de middag overeenstemt met de staat van het licht.
5673. Omdat zij gehoord hadden dat zij daar brood zouden eten; dat dit het bemerken
betekent dat het goede aan de ware dingen zou worden aangebonden, staat vast uit de
betekenis van horen, te weten bemerken, nr. 5107; uit de betekenis van eten, namelijk toeeigenen
en verbonden worden, nrs. 2187, 3168, 3596, 3513, 3832, 5643; en uit de betekenis
van het brood, namelijk het goede van de liefde, nrs. 2165, 2177, 2187, 3464, 3478, 3735,
3813, 4211, 4217, 4735, 4976.
5674. En Jozef kwam tot het huis; dat dit de tegenwoordigheid van het innerlijke betekent,
staat vast uit de betekenis van tot het huis komen, namelijk aanwezig zijn of de
tegenwoordigheid, nr. 5672; en uit de uitbeelding van Jozef, namelijk het innerlijke, nr. 5648.
5675. En zij brachten hem de gave die in hun hand was, tot het huis; dat dit de inboezeming
voor zoveel als mogelijk betekent, staat vast uit de betekenis van de gave die aan koningen en
priesters werd gegeven, namelijk genade verkrijgen en dus ook de inboezeming waarover nr.
5671; en uit de betekenis van dat het in hun hand was, namelijk voor zoveel als mogelijk,
waarover de nrs. 5624, 5659.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2392
5676. En zij kromden zich in ter aarde; dat dit de vernedering betekent, staat vast uit de
betekenis van zich ter aarde inkrommen, namelijk zich vernederen, nrs. 2153, 5682.
5677. En hij vroeg hun naar vrede; dat dit de doorvatting betekent dat het goed is, staat vast
uit de betekenis van vragen, namelijk het denken van een ander doorvatten, nr. 5597; en uit de
betekenis van de vrede, namelijk goed zijn, nr. 5662.
5678. En hij zei: Heeft uw vader, de grijsaard, waarvan gij zei, vrede; dat dit betekent dat het
ook met het geestelijke goede goed is, staat vast uit de betekenis van de vrede, namelijk goed
zijn, nr. 5677; en uit de uitbeelding van Israël, die hier de vader is, namelijk het geestelijk
goede, nrs. 3654, 4286, 4598.
5679. Leeft hij nog; dat dit betekent dat het het leven heeft, staat vast uit de betekenis van
leven, namelijk het geestelijk leven, nr. 5407.
5680. En zij zeiden: Vrede heeft uw knecht, onze vader; dat dit daaruit het bemerken van het
natuurlijke betekent dat het goed is met het goede waaruit het is, staat vast uit de betekenis
van zeggen, namelijk doorvatten, nrs. 1898, 1919, 2080, 2619, 2862, 3509, 3395; uit de
betekenis van de vrede, namelijk goed zijn, waarover de nrs. 5662, 5677; en uit de uitbeelding
van Israël, namelijk het geestelijk goede, nr. 5678; dit goede wordt vader genoemd, omdat
daaruit als uit een vader de ware en de goede dingen in het natuurlijke zijn, die worden
uitgebeeld door de tien zonen van hem; en omdat de ware en de goede dingen in het
natuurlijke door hen worden uitgebeeld, wordt daardoor door hen ook het natuurlijke
aangeduid; het natuurlijke immers is het samenhoudende en de ware en de goede dingen daar
zijn de samengehouden dingen, die één maken; daaruit blijkt dat met zij zeiden: Vrede heeft
uw knecht, onze vader, daaruit het bemerken van het natuurlijke wordt aangeduid dat het goed
is met het goede waaruit het is; er wordt gezegd ‘daaruit’ het bemerken, namelijk uit het
innerlijke, dat door Jozef wordt uitgebeeld, nr. 5648; omdat alle doorvatting van het
natuurlijke komt uit het geestelijke en omdat het uit het geestelijke komt, komt het uit het
innerlijke, dat wil zeggen, door het innerlijke uit de Heer; het natuurlijke heeft nooit enige
doorvatting, zelfs niet enig leven van denken en aandoening, tenzij dat leven dat uit het
geestelijke komt; immers in het natuurlijke vanuit zich zijn alle dingen dood, maar zij worden
levend gemaakt door de invloeiing vanuit de geestelijke wereld, dat wil zeggen, door de
geestelijke wereld uit de Heer; in de geestelijke wereld leven alle dingen vanuit het licht dat
uit de Heer is, want in dat licht is wijsheid en inzicht.
Dat hier wordt aangeduid ‘daaruit’ het bemerken of uit het innerlijke, in het natuurlijke, volgt
ook uit de dingen die voorafgaan, nr. 5677.
5681. Hij leeft nog; dat dit betekent en dat het het leven heeft, staat vast uit de dingen die
eerder in nr. 5679 zijn aangevoerd; vergelijk ook met die zaken die in nr. 5407 zijn vermeld.
5682. En zij bogen zich neder en zij kromden zich in; dat dit de uiterlijke en de innerlijke
vernedering betekent, staat vast uit de betekenis van zich neerbuigen, namelijk de uiterlijke
vernedering; en uit de betekenis van zich inkrommen, namelijk de innerlijke vernedering; het
neerbuigen immers is een mindere graad van het inkrommen, namelijk de innerlijke
vernedering, daarom is die ook een uiterlijke vernedering; en het inkrommen is een grotere
graad, daarom is die een innerlijke vernedering; bovendien is het neerbuigen de vernedering
van het ware, dat wil zeggen van hen die in het ware zijn, dus van de geestelijke mens; en het
inkrommen is de vernedering van het goede, dat wil zeggen van hen die in het goede zijn, dus
van de hemelse mens; zo eveneens is het neerbuigen de uiterlijke vernedering en de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2393
inkromming de innerlijke vernedering; degenen immers die in het goede zijn, zijn innerlijker
mensen dan zij die in het ware zijn.
Dit zijn de dingen die in deze periode in de innerlijke zin zijn vervat; zij zijn voor het
merendeel alleen naar de aanduidingen van de woorden ontvouwd; de oorzaak hiervan is dat
zij zodanig zijn als die welke eerder zijn ontvouwd.
5683. vers 29-34. En hij hief zijn ogen op en hij zag Benjamin, zijn broeder, de zoon van zijn
moeder; en hij zei: Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zei; en hij zei: God zij u
genadig, mijn zoon.
En Jozef haastte, omdat zijn ontfermingen tot zijn broeder werden bewogen en hij zocht te
wenen; en hij kwam in de slaapkamer en hij weende daar.
En hij waste zijn aangezichten en hij ging uit en hij bedwong zich en hij zei: Zet brood op.
En zij zetten op voor hem alleen en voor hen alleen en voor de Egyptenaren die met hem aten,
alleen, omdat de Egyptenaren niet met de Hebreeën brood kunnen eten, omdat dit de
Egyptenaren een gruwel is.
En zij zaten voor hem, de eerstverwekte volgens zijn eerstgeboorte en de mindere in jaren
volgens zijn minderjarigheid; en de mannen verbaasden zich, eenieder tot zijn metgezel.
En hij hief porties vanuit zijn aangezichten op tot hen en hij vermenigvuldigde de portie van
Benjamin boven de porties van hen allen, met vijf maten; en zij dronken en dronken rijkelijk
met hem.
En hij hief zijn ogen op, betekent de bespiegeling; en hij zag Benjamin, betekent het
bemerken van het bemiddelende; zijn broeder, de zoon van zijn moeder, betekent het
innerlijke uit het natuurlijke als uit een moeder; en hij zei, betekent de doorvatting; is dit uw
kleinste broeder, waarvan gij tot mij zei, betekent geboren na allen, zoals hun eveneens
bekend was; en hij zei: God zij u genadig, mijn zoon, betekent dat het Goddelijke ook is bij
het geestelijke van het hemelse, dat het bemiddelende is, omdat het voortgaat uit het hemelse
van het geestelijke, dat het ware uit het Goddelijke is; en Jozef haastte, betekent uit het
binnenste; omdat zijn ontfermingen werden bewogen, betekent de barmhartigheid vanuit de
liefde; tot zijn broeder, jegens het innerlijke daaruit; en hij zocht te wenen, betekent de
uitwerking van de barmhartigheid vanuit de liefde; en hij kwam in de slaapkamer en hij
weende daar, betekent in zich, niet verschijnend; en hij waste zijn aangezichten, betekent dat
het zo schikte; en hij ging uit, betekent door verwijdering; en hij bedwong zich, betekent door
verberging; en hij zei: Zet brood op, betekent de doorvatting van de verbinding door het
bemiddelende met de ware dingen in het natuurlijke; en zij zetten op voor hem alleen en voor
hen alleen, betekent de uiterlijke schijn dat het innerlijke als het ware van hen was
gescheiden; en voor de Egyptenaren die met hem aten, alleen, betekent de scheiding van de
wetenschappelijke dingen die in de omgekeerde orde zijn; omdat de Egyptenaren niet met de
Hebreeën brood kunnen eten, betekent dat zij geenszins kunnen worden verbonden met het
ware en het goede van de Kerk; omdat dit de Egyptenaren een gruwel is, betekent dat zij in
het tegenovergestelde zijn; en zij zaten voor hem, betekent dat zij werden gerangschikt door
zijn tegenwoordigheid; de eerstverwekte volgens zijn eerstgeboorte en de mindere in jaren
volgens zijn minderjarigheid, betekent volgens de orde van de ware dingen onder het goede;
en de mannen verbaasden zich, eenieder tot zijn metgezel, betekent de verandering van de
staat van eenieder onder elkaar; en hij hief porties uit zijn aangezichten op tot hen, betekent de
goede dingen, toegevoegd aan eenieder vanuit de barmhartigheid; en hij vermenigvuldigde de
portie van Benjamin boven de porties van hen allen, betekent het goede voor het
bemiddelende boven de goede dingen voor de ware dingen in het natuurlijke; met vijf maten,
betekent veel vermeerderd; en zij dronken, betekent de toevoeging van de ware dingen onder
het goede; en dronken rijkelijk, betekent overvloedig.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2394
5684. En hij hief zijn ogen op; dat dit de bespiegeling betekent, staat vast uit de betekenis van
de ogen opheffen, namelijk het denken en de inspanning, nrs. 2789, 2829, 4339 en eveneens
de opmerkzaamheid, nr. 4086; dus de bespiegeling, want bespiegelen is het verstandelijk
gezicht inspannen en opmerken of iets zo is en daarna dat het zo is.
5685. En hij zag Benjamin; dat dit het bemerken van het bemiddelende betekent, staat vast uit
de betekenis van zien, namelijk verstaan en bemerken, waarover de nrs. 2150, 2325, 3764,
3863, 4403-4412, 4567, 4723, 5400; en uit de uitbeelding van Benjamin, namelijk
bemiddelende, waarover de nrs. 5411, 5413, 5443, 5639.
5686. Zijn broeder, de zoon van zijn moeder; dat dit het innerlijke uit het natuurlijke als uit
een moeder betekent, staat vast uit de uitbeelding van Benjamin, die hier de broer is en de
zoon van de moeder, namelijk het innerlijke, nr. 5469; en omdat het het bemiddelende is,
ontstaat het dus uit het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, als uit een vader en uit het
natuurlijke als uit een moeder; immers het moet uit het ene en het andere trekken om als
bemiddelend van dienst te zijn; dit nu is het wat wordt verstaan onder het innerlijke uit het
natuurlijke als uit een moeder; en omdat het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, eender
was ontstaan uit het natuurlijke als uit een moeder, maar uit het Goddelijke als uit een Vader,
wordt daarom Benjamin zoals hij krachtens zijn geboorte ook was, zijn broer en de zoon van
zijn moeder genoemd; direct daarna wordt hij ook zoon genoemd.
Door de Heer, Die hier onder Jozef in de hoogste zin wordt verstaan, wordt eenieder broeder
genoemd die iets van het goede van de naastenliefde uit de Heer heeft; deze wordt eveneens
de zoon van Zijn moeder genoemd, maar dan wordt onder de moeder de Kerk verstaan.
5687. En hij zei; dat dit de doorvatting betekent staat vast uit de betekenis van zeggen in de
historische gebeurtenissen van het Woord, namelijk het doorvatten, waarover meermalen
eerder; dat zeggen doorvatten is, komt omdat in de hemel het denken zelf, van waaruit de
spraak is, wordt doorvat, anders dan in de wereld; vandaar komt het dat doorvatten in de
geestelijke zin spreken of zeggen is in de letterlijke zin of wat hetzelfde is, in de natuurlijke
zin.
5688. Is dit uw kleinste broeder, waarvan gij tot mij zei; dat dit betekent geboren na allen,
zoals eveneens hun bekend was, staat vast uit de betekenis van de kleinste broeder, namelijk
degene die is geboren na allen, waarover hierna; en uit de betekenis van waarvan gij tot mij
zei, namelijk doorvat door hen; dat zeggen het doorvatte betekent, zie nr. 5687; dus het
bekende.
Dat Benjamin hier, zoals hij het was, hun kleinste broeder wordt genoemd, dat wil zeggen, na
allen geboren of de kleinste naar de geboorte, komt omdat het met het bemiddelende, dat
Benjamin uitbeeldt, ook zo in de geestelijke zin gesteld is; het bemiddelende immers wordt bij
de mens na allen geboren; wanneer immers de mens geestelijk wordt geboren, dat wil zeggen,
wanneer hij wordt wedergeboren, dan wordt zijn redelijke, dat het innerlijk menselijke is, het
eerst door de Heer verwekt en daarna het natuurlijke, nrs. 3286, 3288, 3321, 3493, 4612;
omdat dus het bemiddelende uit het ene en het andere trekt, namelijk uit het geestelijk
redelijke of het nieuw gemaakte redelijke en eveneens uit het natuurlijke en omdat het
bemiddelende niet iets uit het natuurlijke kan trekken, tenzij dit eveneens nieuw wordt, kan
daarom het bemiddelende niet anders dan daarna geboren worden en wel volgens de graad
waarin het natuurlijke wordt wederverwekt.
Alle dingen die over de zonen van Jakob in het Woord worden vermeld, zijn dus vanuit de
Voorzienigheid gebeurd; de oorzaak hiervan is dat over hen en over hun nakomelingen het
Woord zou worden geschreven en dit in zich de hemelse en in de hoogste zin de Goddelijke
dingen zou bevatten die zij daadwerkelijk zouden uitbeelden; dus zo eveneens Benjamin,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2395
omdat hij de laatstgeborene is, dus het bemiddelende zou uitbeelden tussen het innerlijke en
het uiterlijke of tussen het hemelse van het geestelijke dat de Heer in de wereld had en tussen
het natuurlijke dat de Heer eveneens had en dat Hij Goddelijk zou maken.
Alle dingen die over Jozef en zijn broers worden vermeld, beelden in de hoogste zin de
verheerlijking van het Menselijke van de Heer uit, dat wil zeggen, hoe de Heer het Menselijke
in Zich Goddelijk heeft gemaakt; de oorzaak waarom dit in de binnenste zin werd uitgebeeld,
is opdat het Woord in zijn binnenste zin allerheiligst zou zijn; en ook opdat het in de
afzonderlijke dingen iets zodanigs zou bevatten dat in de wijsheid van de engelen zou
binnengaan; want het is bekend dat de wijsheid van de engelen zozeer het menselijk inzicht te
boven gaat, dat door de mens nauwelijks iets daaruit kan worden begrepen; het is eveneens de
gelukzaligheid zelf van de engelen, dat het in de afzonderlijke dingen is over de Heer, want
zij zijn in de Heer; en bovendien is de verheerlijking van het Menselijke van de Heer een
beeld van de wederverwekking van de mens; vandaar vertoont zich ook de wederverwekking
van de mens tegelijk in de innerlijke zin van het Woord, waar de verheerlijking van de Heer
zich vertoont; de wederverwekking van de mens met de ontelbare verborgenheden ervan gaat
ook binnen in de wijsheid van de engelen en geeft hun gelukzaligheid volgens de toevoeging
aan de nutten en deze zijn ter hervorming van de mens.
5689. En hij zei: God zij u genadig, mijn zoon; dat dit betekent dat het Goddelijke ook is bij
het geestelijke van het hemelse, dat het bemiddelende is, omdat het voortgaat uit het hemelse
van het geestelijke, dat het ware uit het Goddelijke is, staat vast uit de betekenis van God is
genadig, wanneer het gezegd wordt door het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, tot het
geestelijke van het hemelse, dat Benjamin is en eveneens wanneer hij zijn, zoon wordt
genoemd, namelijk dat het Goddelijke ook is bij het geestelijke van het hemelse, dat het
bemiddelende is, omdat het voortgaat uit het hemelse van het geestelijke, dat het ware uit het
Goddelijke is; dat Benjamin het geestelijke van het hemelse is, zie de nrs. 3969, 4592; en
omdat het het bemiddelende is, nrs. 5411, 5413, 5443, 5639.
Omdat in de hoogste zin, zoals eerder is gezegd, het innerlijk menselijke van de Heer het
hemelse van het geestelijke was en dit het ware uit het Goddelijke was, of de naaste bekleding
van het Goddelijke Zelf in de Heer en omdat het geestelijke van het hemelse, dat het
bemiddelende is, daaruit voortging, zo volgt daaruit dat het Goddelijke ook bij dit was; dat
wat uit iets voorgaat, trekt zijn wezen uit dat waaruit het voortgaat, maar het wordt bekleed
met zulke dingen die de verbinding van dienst zijn, dus het nut in een lagere sfeer, met het
doel dat het innerlijke waaruit het voortgaat, kan handelen in de lagere sfeer door zulke
dingen die daar zijn; dat wat het wezen geeft, is zoals de vader, want het wezen is de ziel en
dat wat de bekleding geeft, is de moeder, want de bekleding is het lichaam van die ziel;
vandaar komt het dat eerder is gezegd dat het bemiddelende uit het ene en het andere trekt
opdat het bemiddelend zal zijn, het zijne uit het innerlijke als uit een vader en het zijne uit het
uiterlijke als uit een moeder.
5690. En Jozef haastte; dat dit betekent uit het binnenste, staat vast uit de betekenis van
haasten, namelijk hier datgene wat uitbreekt uit het binnenste; want er volgt ‘omdat zijn
ontfermingen werden bewogen’, waarmee de barmhartigheid vanuit de liefde wordt
aangeduid; wanneer deze uitbreekt, breekt zij voort vanuit het binnenste en wel in een
oogwenk of bij het eerste moment van het denken; daarom wordt hier met haasten niet iets
anders aangeduid dan uit het binnenste.
5691. Omdat zijn ontfermingen werden bewogen; dat dit de barmhartigheid vanuit de liefde
betekent, staat vast uit de betekenis van de ontfermingen worden bewogen, namelijk de
barmhartigheid vanuit de liefde; er wordt gezegd barmhartigheid, omdat hij nog niet door hem
was herkend; er wordt gezegd vanuit de liefde, omdat hij als het bemiddelende uit hem
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2396
voortging; in de oorspronkelijke taal worden de ontfermingen uitgedrukt door een woord dat
de binnenste en tederste liefde betekent.
5692. Tot zijn broeder; dat dit betekent jegens het innerlijke uit het bemiddelende, staat vast
uit de uitbeelding van Benjamin, die hier de broeder is, namelijk het bemiddelende, dus
eveneens het innerlijke, nr. 5469; en omdat het als het bemiddelende en het innerlijke
voortgaat uit het hemelse van het geestelijke, dat Jozef is, wordt er gezegd jegens het
innerlijke uit het bemiddelende.
Al wie iets van het Goddelijke opneemt uit de Heer, Die hier Jozef is in de hoogste zin,
evenals degene die iets van het goede van de naastenliefde opneemt, wordt door de Heer
broeder en eveneens zoon genoemd.
5693. En hij zocht te wenen; dat dit de uitwerking van de barmhartigheid vanuit de liefde
betekent, staat vast uit de betekenis van wenen, namelijk de uitwerking van de barmhartigheid
vanuit de liefde, waarover de nrs. 3801, 5480.
5694. En hij kwam in de slaapkamer en hij weende daar; dat dit betekent in zich, niet
verschijnend, staat vast uit de betekenis van in de slaapkamer komen, namelijk in zich, opdat
het niet verschijnt.
Het was bij de Ouden een gebruikelijke formule, te zeggen in de slaapkamer ingaan en
eveneens dan de deur sluiten, wanneer zij daaronder verstonden: iets doen wat niet zou
verschijnen; die formule was afgeleid van de aanduidende dingen van de Oude Kerk; in de
geestelijke zin immers verstonden zij onder het huis de mens, nr. 3128; onder de kamers en de
slaapkamers verstonden zij de innerlijke dingen van de mens; vandaar betekende in de
slaapkamer komen of ingaan, in zich ingaan en dus opdat het niet verschijnt; en omdat in de
slaapkamer ingaan aanduidend was, wordt het daarom hier en daar in het Woord als volgt
gezegd, zoals bij Jesaja: ‘Ga heen, Mijn volk, ga binnen in uw slaapkamers en sluit uw deur
achter u, verberg u als slechts een klein ogenblik, totdat de toorn overga’, (Jesaja 26:20); dat
in de slaapkamers binnengaan daar niet is in de slaapkamers binnengaan, staat klaarblijkend
vast, maar het is: zich in het verborgene houden en in zich.
Bij Ezechiël: ‘Hij zei tot mij: Hebt gij niet gezien, zoon des mensen, wat de ouderen van het
huis Israëls doende zijn in de duisternis, de man in de kamers van zijn beeld; zij zeggen
immers: Jehovah ziet ons niet’, (Ezechiël 8:12); doen in de duisternis, de man in de kamers
van zijn beeld, voor ‘van binnen in zich’, in zijn denken; de innerlijke dingen van hun denken
en aandoening waren aan de profeet uitgebeeld door kamers en kamers van het beeld
genoemd.
Bij Mozes: ‘Van buiten zal het zwaard van kinderen beroven en vanuit de kamers de schrik,
zowel de jongheling als de maagd, de zuigeling met de man van ouderdom’, (Deuteronomium
32:25); het zwaard voor de verwoesting van het ware en de bestraffing van het valse, nr.
2799; vanuit de kamers de schrik, voor de innerlijke dingen van de mens; dat de kamers daar
niet kamers zijn die daar worden verstaan, blijkt ook duidelijk.
Bij David: ‘Die besproeit de bergen vanuit Zijn kamers’, (Psalm 104:13); de bergen
besproeien is in de geestelijke zin degenen zegenen die in de liefde tot de Heer zijn en in de
liefde jegens de naaste; dat de berg het hemelse van de liefde is, zie de nrs. 795, 1430, 4210;
vandaar is vanuit Zijn kamers, vanuit de innerlijke dingen van de hemel.
Bij Lukas: ‘Al wat gij in de duisternis gezegd zult hebben, zal in het licht worden gehoord; en
wat gij in het oor gesproken zult hebben in de slaapkamers, zal op de daken worden
gepredikt’, (Lukas 12:3); de slaapkamers ook daar voor de innerlijke dingen van de mens,
namelijk wat hij heeft gedacht, wat hij bedoeld en wat hij beraamd heeft.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2397
Bij Mattheüs: ’Wanneer gij zult bidden, gaat in uw slaapkamer binnen en uw deur gesloten
hebbende, bidt in het verborgene’, (Mattheüs 6:6); binnengaan in de slaapkamer en bidden,
voor niet verschijnend; dit immers werd uit het uitbeeldende gezegd.
5695. En hij waste zijn aangezichten; dat dit betekent dat het dus zo ordende, staat vast uit de
betekenis van de aangezichten wassen, namelijk hier zo ordenen dat het niet verschijnt; het
aangezicht werd immers gewassen opdat het vergieten van de tranen niet verscheen, dus werd
het zo geschikt; hoe het hiermee is gesteld zal vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de
Heer in hetgeen volgt worden gezegd; hier moet iets worden gezegd over de
overeenstemming van het aangezicht met de innerlijke dingen; het aangezicht is het
uitbeeldend uiterlijk van de innerlijke dingen, want het aangezicht is zo gevormd dat de
innerlijke dingen daarin zoals in een uitbeeldende spiegel verschijnen en een ander daaruit
weet van welk gemoed hij jegens hem is, zodat hij, wanneer hij spreekt, de gevoelens van zijn
gemoed zowel door de spraak als door het aangezicht openbaart; zo’n aangezicht hadden de
Oudsten, die van de hemelse Kerk waren; en een zodanig aangezicht hebben alle engelen,
want zij willen in het geheel niet voor anderen verbergen wat zij denken; zij denken immers
niet anders dan goed jegens de naaste en ook houden zij niet enige gedachte verborgen om de
naaste goed te willen doen ter wille van zichzelf; maar de helsen hebben, zolang zij niet in het
licht van de hemel verschijnen, een ander aangezicht dan dat wat met de innerlijke dingen
overeenstemt; de oorzaak hiervan is deze dat zij in het leven van het lichaam door het
aangezicht liefde jegens de naaste hebben betuigd alleen ter wille van eigen eer en gewin en
toch de naaste nooit goed hebben gewild dan alleen voor zoveel als hij hen begunstigde;
vandaar de uitdrukking van hun aangezicht tegen de innerlijke dingen in en soms dermate dat
van binnen vijandigheden, haatgevoelens, wraaknemingen en een begeerte tot doden zijn en
toch de aangezichten zo’n uitdrukking hebben dat liefde jegens de naaste daaruit opblinkt.
Daaruit kan vaststaan hoezeer heden ten dage de innerlijke dingen van de uiterlijke afwijken;
daarom zoeken zij zich van zulke dingen te bedienen.
5696. En hij ging uit; dat dit betekent door verwijdering, staat vast uit de betekenis van
uitgaan, namelijk hier de verwijdering, want wie zich verwijdert, gaat uit of treedt terug van
de ander.
In de innerlijke zin is het hiermee als volgt gesteld: door Jozef wordt in de hoogste zin de
Heer uitgebeeld, door de tien zonen van Israël de ware en de goede dingen in het natuurlijke
bij hen die worden wederverwekt, door Benjamin het bemiddelende; de barmhartigheid vanuit
de liefde is jegens het bemiddelende, omdat daardoor de dingen worden wederverwekt die
beneden zijn; maar de liefde en de barmhartigheid van de Heer verschijnt niet voordat door
het bemiddelende de verbinding heeft plaatsgevonden; het wordt ook zo geordend dat zij niet
verschijnt; indien zij immers verscheen, zou de wederverwekking niet kunnen plaatsvinden;
deze ordening vindt plaats door verwijdering en verberging; niet dat de Heer ooit de
barmhartigheid verwijdert of verbergt, maar wanneer degene die wordt wederverwekt in zijn
boze dingen wordt gezonden, schijnt het hem toe alsof de Heer verwijderd en verborgen was;
het zijn de boze dingen die zich daar tussen plaatsen en dit bewerken; ter vergelijking zoals
dichte wolken die zich voor de zon plaatsen en de afwezigheid ervan teweegbrengen en
verbergen; het is deze verberging en verwijdering die wordt verstaan.
5697. En hij bedwong zich; dat dit de verberging betekent, staat vast uit de betekenis van zich
bedwingen, namelijk verbergen, want wie zich bedwingt, verbergt wat hij innerlijk heeft
gewild; wat hieronder de verberging wordt verstaan, zie nr. 5696.
5698. En hij zei: Zet brood op, dat dit de doorvatting betekent van de verbinding door het
bemiddelende met de ware dingen in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van zeggen, te
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2398
weten doorvatten, waarover meermalen eerder; en uit de betekenis van brood opzetten,
namelijk de verbinding door het bemiddelende met de ware dingen in het natuurlijke; onder
brood opzetten wordt het samen eten zelf verstaan en met het samen eten en gastmalen wordt
de verbinding aangeduid, in het bijzonder de inwijding tot de verbinding, nrs. 3596, 3832,
5161; dat het de verbinding door het bemiddelende met de ware dingen in het natuurlijke is,
volgt uit de reeks: Benjamin immers is het bemiddelende en de tien zonen van Jakob zijn de
ware dingen in het natuurlijke zoals eerder is getoond; en omdat er verbinding is door het
bemiddelende, werd door het feit dat Benjamin was gezien, door Jozef bevolen dat zij bij hem
zouden eten, ‘en Jozef zag met hen Benjamin en hij zei tot hem die over zijn huis was: Breng
de mannen tot het huis en al slachtende slacht en bereid, omdat de mannen te middag met mij
zullen eten’, vers 16.
5699. En zij zetten op voor hem alleen en voor hen alleen; dat dit de uiterlijke schijn betekent
dat het innerlijke als het ware van hen was gescheiden, staat vast uit de betekenis van ‘voor
hem alleen en voor hen alleen’ opzetten, namelijk de scheiding; en omdat door Jozef het
innerlijke wordt uitgebeeld en door de tien zonen van Israël het uiterlijke, nr. 5469, daarom
wordt met die woorden de scheiding van het innerlijke van het uiterlijke aangeduid, maar in
schijn, omdat hij hun spijs gaf van zijn tafel, door aan eenieder porties te geven.
5700. En voor de Egyptenaren die met hem aten, alleen; dat dit de scheiding betekent van de
wetenschappelijke dingen die in de omgekeerde orde zijn, staat vast uit de uitbeelding van de
Egyptenaren, namelijk de wetenschappelijke dingen die in de omgekeerde orde zijn, waarover
hierna; en uit de betekenis van die met hem aten, alleen, te weten de scheiding, nr. 5699.
Onder de Egyptenaren die met hem aten, worden de Egyptenaren verstaan die bij Jozef aten;
dat zij niet met Jozef aten is duidelijk, omdat zij alleen aten.
Met Egypte of met de Egyptenaren worden in de goede zin de wetenschappelijke dingen van
de Kerk aangeduid, nrs. 1462, 4749, 4964, 4966, maar in de tegenovergestelde zin worden
met hen de wetenschappelijke dingen aangeduid die in de omgekeerde orde zijn, dus die tegen
de ware dingen van de Kerk zijn, nrs. 1164, 1165, 1186; in deze zin wordt Egypte op tal van
plaatsen in het Woord vermeld.
Dat Egypte die wetenschappelijke dingen betekent, komt omdat zij de wetenschappelijke
dingen van de Oude Kerk - die uitbeeldend en aanduidend waren voor de hemelse en de
geestelijke dingen, die bij hen, meer dan bij anderen beoefend werden - in magische dingen
hadden verkeerd; vandaar keerden zij de wetenschappelijke dingen van de uitbeeldende Kerk
geheel en al om; van de wetenschappelijke dingen wordt gezegd dat zij in de omgekeerde
orde zijn, wanneer men de hemelse orde misbruikt om het boze te doen; de hemelse orde
immers is dat het goede aan allen toekomt; vandaar gebeurt het dat zij, wanneer zij de
hemelse orde dus zo hebben omgekeerd, tenslotte de Goddelijke dingen, die de dingen van de
hemel zijn, dus die van de naastenliefde en van het geloof zijn, loochenen; degenen die
zodanig zijn geworden, weten vanuit de wetenschappelijke dingen scherp en bedreven te
redeneren, omdat zij redeneren vanuit de zinlijke dingen en vanuit de zinlijke dingen
redeneren is vanuit zulke dingen redeneren die uiterlijk zijn, namelijk die van het lichaam en
de wereld zijn en die direct de zinnen en het gemoed van de mens in beslag nemen; indien
zulke dingen belicht zijn geworden door het licht van de hemel en dus in een geheel andere
orde gerangschikt, stellen zij de mens ten aanzien van de hemelse dingen in zo’n duisternis,
dat hij niet alleen niets daarvan begrijpt, maar die ook geheel en al loochent en tenslotte
verwerpt en ze dan voor zoveel als het hem geoorloofd is lastert; wanneer de
wetenschappelijke dingen in de orde zijn, zijn zij uit de Heer in de vorm van de hemel
gerangschikt; maar wanneer de wetenschappelijke dingen in de omgekeerde orde zijn, zijn zij
in de vorm van de hel gerangschikt en dan zijn de meest valse in het midden en die zaken die
dit valse bevestigen, aan de zijden; maar de ware dingen zijn buiten en omdat die buiten zijn,
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2399
kunnen zij geen verbinding met de hemel hebben, waar de ware dingen regeren; daarom zijn
de innerlijke dingen voor hen gesloten, want door de innerlijke dingen staat de hemel open.
5701. Omdat de Egyptenaren niet met de Hebreeën brood kunnen eten; dat dit betekent dat zij
geenszins kunnen worden verbonden met het ware en het goede van de Kerk, staat vast uit de
uitbeelding van de Egyptenaren, namelijk diegenen die in de omgekeerde orde zijn, dus in het
boze en in het valse, nr. 5700; uit de betekenis van brood eten, namelijk verbonden worden,
nr. 5698; en uit de uitbeelding van de Hebreeën, namelijk diegenen die in de echte orde zijn,
dus in het ware en goede van de Kerk; dat met het land der Hebreeën de Kerk wordt
aangeduid, zie de nrs. 5136, 5236; en dit omdat de Hebreeuwse Kerk de tweede Oude Kerk
was, nrs. 1238, 1241, 1343.
Er wordt gezegd brood eten en eerder zet brood op, omdat met brood alle spijs in het
algemeen wordt aangeduid, nr. 2165, dus het opeten; de oorzaak waarom met het brood alle
spijs en het opeten zelf wordt aangeduid, is omdat brood in de geestelijke zin de hemelse
liefde is en de hemelse liefde alle dingen in zich bevat die van het goede en het ware zijn, dus
alle dingen die van de geestelijke spijs zijn; dat brood de hemelse liefde is, zie de nrs. 276,
680, 2165, 2177, 2187, 3464, 3478, 3735, 4211, 4217, 4735, 4976.
5702. Omdat dit de Egyptenaren een gruwel is; dat dit betekent dat zij in het
tegenovergestelde zijn, staat vast uit de uitbeelding van de Egyptenaren, namelijk diegenen
die in de omgekeerde orde zijn, nr. 5700; en uit de uitbeelding van de Hebreeën, met wie te
eten voor de Egyptenaren een gruwel was, namelijk diegenen die in de echte orde zijn, nr.
5701; zij zijn dus onderling in het tegengestelde, vandaar de afkeer en tenslotte de gruwel.
Wat deze gruwel betreft moet men weten dat degenen die in de omgekeerde orde zijn, dat wil
zeggen in het boze en daaruit in het valse, tenslotte het goede en het ware van de Kerk zo
verafschuwen dat zij, wanneer zij dit horen en meer nog wanneer zij de innerlijke dingen
ervan horen, daar dermate van gruwen dat zij als het ware bij zich een walging en een neiging
tot braken voelen; dit werd mij gezegd en getoond, toen ik mij daarover verwonderde waarom
de christelijke wereld deze innerlijke dingen van het Woord niet opneemt; er verschenen
geesten uit de christelijke wereld en toen zij gedwongen werden de innerlijke dingen van het
Woord te horen, werden zij door zo’n walging bevangen dat zij zeiden in zich als het ware
een prikkeling tot braken te voelen; en er werd gezegd dat zodanig de christelijke wereld
heden ten dage bijna overal is; de oorzaak dat zij zodanig zijn, is deze, dat zij in geen
aandoening van het ware zijn ter wille van het ware, te minder in de aandoening van het
goede vanuit het goede; dat zij vanuit het Woord of vanuit hun leerstellingen het een en ander
denken en spreken, is vanwege de gewoonte vanaf de kindertijd en vanwege de ingestelde
rite; en dus is het iets uiterlijks zonder het innerlijke.
Dat alle dingen die van de Hebreeuwse Kerk waren, die daarna werd ingesteld bij de
nakomelingen van Jakob, de Egyptenaren een gruwel waren, blijkt niet alleen hieruit dat zij
zelfs niet met hen wilden eten, maar dat ook de slachtoffers, waarin de Hebreeuwse Kerk haar
voornaamste eredienst stelde, voor hen een gruwel waren, zoals blijkt bij Mozes: ‘Farao zei:
Gaat heen, slachtoffert in het land; maar Mozes zei: Het is niet geraden zo te doen, omdat wij
de gruwel der Egyptenaren zullen slachtofferen aan Jehovah, onze God; zie, indien wij
slachtofferen de gruwel der Egyptenaren in hun ogen, zullen zij ons niet stenigen’, (Exodus
8:25,26); en verder dat het hun een gruwel was, de kudden vee te weiden en de herder, zoals
eveneens blijkt bij Mozes: ‘Een gruwel der Egyptenaren is alle herder van kleinvee’, (Genesis
46:34); dus gruwden de Egyptenaren van alle dingen die ook maar van die Kerk waren; de
oorzaak hiervan was deze, dat de Egyptenaren aanvankelijk ook tot diegenen hadden behoord
die de uitbeeldende Oude Kerk samenstelden, nrs. 1238, 2385, maar naderhand de God van de
Oude Kerk, dat wil zeggen, Jehovah of de Heer, hadden verworpen en afgoden gediend,
vooral kalveren; verder hadden zij de uitbeeldende en de aanduidende dingen zelf van de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2400
hemelse en de geestelijk dingen van de Oude Kerk, die zij, toen zij van die Kerk ware, in zich
hadden opgenomen, verkeerd in magische dingen; vandaar was voor hen de orde omgekeerd
en waren als gevolg daarvan alle dingen die van de Kerk zijn, voor hen een gruwel.
5703. En zij zaten voor hem; dat dit betekent dat zij werden gerangschikt door zijn
tegenwoordigheid, staat vast uit de betekenis van zitten, hier gerangschikt worden; zij werden
immers door Jozef geordend, zoals hierna blijkt, want zij verbaasden zich dat de
eerstverwekte zat volgens zijn eerstgeboorte en de mindere in jaren volgens zijn
minderjarigheid; en uit de betekenis van voor hem, namelijk door zijn tegenwoordigheid.
Het is hiermee als volgt gesteld: door Jozef wordt in de hoogste zin de Heer uitgebeeld, door
de zonen Israëls de goede en ware dingen in het natuurlijke; wanneer de Heer tegenwoordig
is, worden door Zijn tegenwoordigheid zelf alle dingen in orde geschikt; de Heer is de Orde
zelf; daarom is daar waar Hij tegenwoordig is, de orde en waar de orde is, daar is Hij
tegenwoordig; de orde zelf wordt beschreven in wat nu volgt en die bestaat daarin dat de ware
dingen naar behoren worden gerangschikt onder het goede.
5704. De eerstverwekte volgens zijn eerstgeboorte en de mindere in jaren volgens zijn
minderjarigheid; dat dit betekent volgens de orde van de ware dingen onder het goede, staat
vast uit de betekenis van zitten volgens de eerstgeboorte en volgens de minderjarigheid,
namelijk volgens de orde van de ware dingen onder het goede; de zonen Israëls immers
beelden de ware dingen van de Kerk in hun orde uit, zie de ontvouwing van (Genesis 29 en
30); daarom is zitten volgens hun geboorte, volgens de orde van de ware dingen; maar de
ware dingen van de Kerk, die de zonen Israëls uitbeelden, komen in geen orde dan alleen door
het christelijk goede, dat wil zeggen, door het goede van de liefde jegens de naaste en van de
liefde tot de Heer; in het goede immers is de Heer en vandaar is het goede de hemel en dus is
in het goede het leven en dus de levende, drijvende kracht, nooit echter in het ware zonder het
goede; dat het goede de ware dingen naar de gelijkenis van zich ordent, blijkt duidelijk uit
elke liefde, onverschillig welke, ook uit de liefden van zich en van de wereld, dus de liefde tot
wraak, haat en eendere boze dingen; degenen die daarin zijn, noemen het boze het goede,
omdat het boze verkwikkelijk voor hen is; dit zogenaamde goede van hen ordent de valse
dingen, die voor hen ware dingen zijn en die dus begunstigen; en tenslotte rangschikt het al
deze dingen, namelijk de valsheden die zij ware dingen noemen, in zo’n orde dat er
overreding ontstaat; maar die orde is zodanig als de orde in de hel is; maar de orde van de
ware dingen onder het goede van de hemelse liefde is zodanig als de orde in de hemelen is;
vandaar wordt ook de mens bij wie een zodanige orde is, dat wil zeggen die is wederverwekt,
een hemel in het klein genoemd en hij is eveneens een hemel in kleinste vorm; zijn innerlijke
dingen immers stemmen overeen met de hemelen.
Dat het het goede is dat de ware dingen ordent, blijkt uit de orde in de hemelen; daar zijn alle
gezelschappen gerangschikt volgens de ware dingen onder het goede, die uit de Heer zijn; de
Heer immers is niet dan het Goddelijk Goede, het Goddelijk Ware echter is niet in de Heer,
maar het gaat voort uit de Heer; volgens dit Goddelijk Ware onder het Goddelijk Goede zijn
alle gezelschappen in de hemelen geordend.
Dat de Heer niet dan het Goddelijk Goede is en dat het Goddelijk Ware niet in Hem is, maar
uit Hem voortgaat, kan vergelijkenderwijs worden toegelicht door de zon van de wereld; de
zon is niets dan vuur, maar het licht is niet in de zon, maar gaat er uit voort; en eveneens
worden de dingen die van het licht zijn in de wereld, zoals plantenvormen, in orde geschikt
door de warmte die voortgaat uit het vuur van de zon en in het licht ervan is; zoals blijkt uit de
lentetijd en de zomer; omdat de gehele natuur het uitbeeldend theater van het rijk van de Heer
is en dus eveneens dit universele; de zon beeldt de Heer uit, het vuur daar Zijn Goddelijke
Liefde, de warmte daaruit het goede dat daaruit vloeit en het licht de ware dingen die van het
geloof zijn; en omdat zij uitbeelden, wordt ook in het Woord onder de zon in de geestelijke
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2401
zin de Heer verstaan, nrs. 1053, 1521, 1529-1531, 3636, 3643, 4321, 5097, 5377; onder het
vuur van de Liefde, nrs. 934, 4906, 5071, 5215; dus is het vuur van de zon op uitbeeldende
wijze de Goddelijke Liefde en is de warmte daaruit het goede vanuit de Goddelijke Liefde;
dat onder het licht het ware wordt verstaan, zie de nrs. 2776, 3138, 3190, 3195, 3222, 3339,
3636, 3643, 3862, 3993, 4302, 4409, 4413, 4415, 4526, 5219, 5400.
5705. En de mannen verbaasden zich, eenieder tot zijn metgezel; dat dit de verandering van
staat van eenieder onder elkaar betekent, staat vast uit de betekenis van zich verbazen,
namelijk een onverwachte en plotselinge verandering van de staat van het denken; omdat deze
de oorzaak van de verbazing is, wordt zij in de innerlijke zin aangeduid; en uit de betekenis
van eenieder tot zijn metgezel, namelijk van eenieder onder elkaar; er wordt immers
gehandeld over de orde van de ware dingen onder het goede door de tegenwoordigheid van
het innerlijke, nrs. 5703, 5704; en omdat deze orde nieuw is, is er vandaar verandering van de
staat van eenieder onder elkaar; deze verandering wordt aangeduid met de mannen
verbaasden zich, eenieder tot zijn metgezel.
5706. En hij hief porties vanuit zijn aangezichten op tot hen; dat dit de goede dingen,
toegevoegd aan eenieder vanuit barmhartigheid betekent, staat vast uit de betekenis van de
porties, namelijk van de spijs, te weten de goede dingen; alle spijzen immers betekenen de
goede dingen en de dranken van elke soort de ware dingen; dat zij aan eenieder waren
toegevoegd, blijkt uit wat volgt en het wordt aangeduid met hij hief op tot hen; en uit de
betekenis van de aangezichten, wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de Heer,
Die door Jozef wordt uitgebeeld, namelijk de Barmhartigheid, waarover de nrs. 222, 223,
5585.
5707. En hij vermenigvuldigde de portie van Benjamin boven de porties van hen allen; dat dit
betekent het goede voor het bemiddelende boven de goede dingen voor de ware dingen in het
natuurlijke, staat vast uit de betekenis van de porties, namelijk de goede dingen, nr. 5706; uit
de uitbeelding van Benjamin, namelijk het bemiddelende, nrs. 5411, 5413, 5427, 5428, 5443,
5586, 5612; en uit de uitbeelding van de tien zonen van Jakob, waarbij hij de portie van
Benjamin vermenigvuldigde boven de porties van de broers, namelijk de ware dingen in het
natuurlijke, nrs. 5403, 5419, 5427, 5458, 5512; hieruit blijkt dat met hij vermenigvuldigde de
portie van Benjamin boven de porties van hen allen, wordt aangeduid het goede voor het
bemiddelende boven de goede dingen voor de ware dingen in het natuurlijke.
Dat het goede voor het bemiddelende boven de goede dingen voor de ware dingen in het
natuurlijke was, komt omdat het bemiddelende innerlijk is en dat wat innerlijk is, meer dan
dat wat uiterlijk is, van goede dingen overvloeit.
Weinigen weten, hoe het hiermee is gesteld, namelijk dat het innerlijke meer overvloeit van
goede en ware dingen dan de uiterlijke dingen; de oorzaak hiervan is deze dat weinigen, zo al
enigen, tot dusver hebben geweten dat het innerlijke onderscheiden is van het uiterlijke en zo
worden onderscheiden dat zij kunnen worden gescheiden en dat wanneer zij zijn gescheiden,
het innerlijke leeft en het uiterlijke sterft; dat echter zolang zij verbonden zijn, het uiterlijke
leeft vanuit het innerlijke; indien dit eerst bekend was geweest, zou men daarna hebben
kunnen weten, hoedanig het innerlijke is ten opzichte van het uiterlijke, namelijk dat er in het
innerlijke duizenden dingen zijn die in het uiterlijke als één verschijnen; het innerlijke immers
is in een meer zuivere sfeer, het uiterlijke in een grovere; dat wat in een zuiverder sfeer is, is
meer dan dat wat in een grovere sfeer is en is bij machte duizenden dingen op duidelijk
onderscheiden wijze op te nemen; vandaar komt het dat een mens die een leven van het goede
heeft geleid, wanneer hij na de dood in de hemel komt, duizenden en duizenden dingen die
van het inzicht en van de wijsheid zijn en ook van de gelukzaligheid zijn, meer kan opnemen
dan toen hij in de wereld leefde; in de hemel immers is hij in een zuiverder sfeer en in de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2402
innerlijke dingen van hemzelf en hij heeft de grovere dingen afgelegd die van het lichaam
zijn.
Hieruit blijkt nu wat er wordt verstaan onder het goede voor het bemiddelende boven de
goede dingen voor de ware dingen in het natuurlijke, dat daarmee wordt aangeduid, dat hij de
portie van Benjamin vermenigvuldigde boven de porties van hen allen.
5708. Met vijf maten; dat dit betekent dat het veel vermeerderd werd, staat vast uit de
betekenis van vijf, namelijk veel, waarover hierna; en uit de betekenis van de maten, namelijk
de staten van het ware vanuit het goede, nr. 3104.
Wat vijf betreft, het is een getal dat slechts weinig en verder iets betekent, maar ook veel; de
betekenis ervan vloeit voort uit de betrekking tot het getal waaruit het is, nr. 5291; wanneer
het uit tien is, dan sluit het iets eenders in als tien, maar in een mindere graad; het is immers
de helft van het getal tien; want zoals de vermenigvuldigde getallen iets eenders betekenen als
de enkelvoudige getallen ervan, nrs. 5291, 5335, zo betekenen dus de gedeelde getallen iets
eenders als de vermenigvuldigde, zoals 5 iets eender als 10 en eveneens als 20 en ook 100 en
als 1000 enzovoort; dat tien het volle is, zie de nrs. 3107, 4638; vijf maten werden aan
Benjamin meer gegeven dan aan zijn overige broers ter wille van de betekenis van de zaak in
de innerlijke zin, omdat niet tien maten gegeven konden worden, want deze zouden zeer
overvloedig geweest zijn; ook wisten de Ouden door overleveringen uit de Oudste Kerk, wat
sommige getallen betekenden; daarom pasten zij die getallen toe wanneer zich iets zodanigs
voordeed en waartoe de aanduiding van getallen van dienst was, zoals hier vijf; en in andere
gevallen pasten zij verschillende andere getallen toe, zoals drie, wanneer het volle vanaf het
begin tot het einde, zeven wanneer het heilige, twaalf wanneer alle dingen in hun
samenvatting zou worden aangeduid.
5709. En zij dronken; dat dit de toevoeging van de ware dingen onder het goede betekent,
staat vast uit de betekenis van drinken, namelijk de verbinding en de toe-eigening van het
ware, nrs. 3168, 3772, 4017, 4018; vandaar ook de toevoeging ervan; dat het is onder het
goede, komt omdat alle toevoeging van het ware plaatsvindt onder het goede, nr. 5704.
5710. En zij dronken rijkelijk; dat dit betekent overvloedig, staat vast uit de betekenis van
drinken, namelijk de ware dingen toevoegen onder het goede, nr. 5709; vandaar is rijkelijk
drinken: overvloedig.
Uit deze dingen die in dit hoofdstuk werden ontvouwd, blijkt dat er werd gehandeld over de
inwijding tot de verbinding van het natuurlijke met het hemelse van het geestelijke; in het
volgende hoofdstuk wordt gehandeld over de eerste verbinding; de eerste verbinding immers
wordt daarmee uitgebeeld dat Jozef zich aan zijn broers openbaarde, de tweede daarmee dat
hij zijn vader en zijn broers tegemoet ging en hen naar Egypte leidde.
Vervolg over de overeenstemming, hier over de overeenstemming van de ziekten
met de geestelijke wereld.
5711. Omdat er moet worden gehandeld over de overeenstemming van de ziekten, moet men
weten dat eveneens alle ziekten bij de mens een overeenstemming hebben met de geestelijke
wereld; al wat immers in de gehele natuur geen overeenstemming heeft met de geestelijke
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2403
wereld, bestaat niet; het heeft geen oorzaak waar vanuit het kan bestaan en dus waar vanuit
het kan blijven bestaan; de dingen die in de natuur zijn, zijn niets anders dan uitwerkingen; in
de geestelijke wereld zijn de oorzaken ervan en in de innerlijke hemel zijn de oorzaken van
die oorzaken, die de einddoelen zijn; ook kan de uitwerking niet blijven bestaan, tenzij de
oorzaak voortdurend daar in is; want met het ophouden van de oorzaak houdt de uitwerking
op; de uitwerking is in zich beschouwd niets anders dan de oorzaak, maar zo aan de
buitenkant bekleed dat zij in de lagere sfeer van dienst kan zijn, opdat de oorzaak daar als
oorzaak kan optreden; eender als met de uitwerking ten opzichte van de oorzaak, is het ook
gesteld met de oorzaak ten opzichte van het einddoel; indien die oorzaak niet eveneens uit
haar oorzaak, die het einddoel is, ontstaat, is zij niet een oorzaak, want een oorzaak zonder
einddoel is een oorzaak zonder orde en waar geen orde is, gebeurt niets.
Daaruit nu blijkt dat de uitwerking in zich beschouwd de oorzaak is en de oorzaak in zich
beschouwd, het einddoel is en dat het einddoel van het goede in de hemel is en voortgaat uit
de Heer en dus dat de uitwerking niet de uitwerking is, tenzij daarin de oorzaak is en
voortdurend daar in is; en dat het einddoel niet het einddoel van het goede is, tenzij het
Goddelijke, dat uit de Heer voortgaat, daarin is; daaruit blijkt ook dat alle en de afzonderlijke
dingen in de wereld, zoals die uit het Goddelijke zijn ontstaan, ook uit het Goddelijke bestaan.
5712. Deze dingen zijn gezegd opdat men zal weten dat ook ziekten een overeenstemming
hebben met de geestelijke wereld; niet een overeenstemming met de hemel, die de Grootste
Mens is, maar met hen die in het tegenovergestelde zijn, dus met degenen die in de hellen
zijn.
Onder de geestelijke wereld wordt in universele zin zowel de hemel als de hel verstaan;
wanneer de mens immers sterft, gaat hij uit de natuurlijke wereld in de geestelijke wereld
over.
Dat ziekten daarmee een overeenstemming hebben, komt omdat ziekten overeenstemmen met
begeerten en hartstochten van het gemoed; deze zijn eveneens de oorsprongen ervan; immers,
de oorsprongen van ziekten in het algemeen zijn: onmatigheden, weelderigheden van allerlei
soort, louter lichamelijke wellusten, eveneens afgunst, gevoelens van haat, wraakzucht,
wulpsheden en eendere dingen, die de innerlijke dingen van de mens vernietigen; en wanneer
deze vernietigd zijn, lijden de uiterlijke dingen en trekken de mens in ziekte en zo in de dood;
dat de mens de dood overkomt vanwege de boze dingen of met als oorzaak de zonde, is in de
Kerk bekend; en dus eveneens ziekten, want deze behoren bij de dood.
Hieruit kan vaststaan dat ook ziekten een overeenstemming hebben met de geestelijke wereld,
maar met de onreine dingen daar, want ziekten zijn in zich onrein; zij wellen immers op, zoals
gezegd, uit onreine dingen.
5713. Alle helse geesten brengen ziekten teweeg, maar met verschil; de oorzaak hiervan is dat
alle hellen in begeerten en lusten van het boze zijn, dus tegen de dingen van de hemel zijn;
daarom werken zij vanuit het tegenovergestelde op de mens; de hemel, die de Grootste Mens
is, bevat alle dingen in een nexus en in ongeschondenheid; de hel, omdat die in het
tegenovergestelde is, vernietigt en verscheurt alle dingen; indien daarom helse geesten zich
ergens op toeleggen, brengen zij ziekten teweeg en tenslotte de dood; maar het wordt aan hen
niet toegelaten tot in de vaste delen van het lichaam in te vloeien of in de delen waaruit de
ingewanden, organen en leden van de mens bestaan, maar alleen in de begeerten en in
valsheden; alleen wanneer de mens in een ziekte valt, dan vloeien zij in zulke onreine dingen
die van de ziekte zijn, in; want zoals gezegd, er bestaat nooit iets bij de mens, tenzij er ook
een oorzaak is in de geestelijke wereld; indien het natuurlijke bij de mens gescheiden was van
het geestelijke, zou het gescheiden zijn van elke bestaansoorzaak en dus eveneens van alle
levenskracht.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2404
Niettemin verhindert dit niet dat de mens op natuurlijke wijze kan genezen: de
Voorzienigheid van de Heer immers komt met zulke middelen te hulp.
Dat het hiermee zo gesteld is, werd door veel ondervinding te weten gegeven en wel zovele
malen en zo lang, dat er niet iets van twijfel overbleef; boze geesten immers uit zulke plaatsen
werden vaak en lange tijd aan mij toegevoegd en volgens hun tegenwoordigheid
veroorzaakten zij pijnen en eveneens ziekten; mij werd getoond waar zij waren en hoedanig
zij waren en er werd eveneens gezegd vanwaar zij waren.
5714. Iemand die in het leven van het lichaam bij uitstek een echtbreker was geweest en de
grootste verlustiging daarin had gesteld met verscheidene vrouwen echtbreuk te plegen, maar
die hij direct daarna verstootte en verfoeide, had in dergelijke dingen volhard tot aan de hoge
ouderdom toe; bovendien had hij zich ook overgegeven aan wellusten en niet aan iemand
goed willen doen en alleen een dienst bewijzen dan alleen ter wille van zichzelf, vooral ter
wille van zijn echtbreuk.
Deze was enige dagen bij mij; hij werd gezien onder de voeten; en toen de sfeer van zijn
leven aan mij werd vergemeenschapt, bracht hij waar hij ook kwam, enige pijn toe in de
beenvliezen en in de zenuwen daar, zoals in de tenen aan de linker voetzool; en toen het hem
werd toegelaten omhoog te komen, bracht hij pijn toe in de delen waar hij was, vooral in de
beenvliezen in de lendenen, ook in de beenvliezen van de borst onder het middenrif en
eveneens in de tanden van binnen.
Toen zijn sfeer werkte, veroorzaakte hij ook een grote druk in de maag.
5715. Er verscheen een grote vierhoekige opening, die scheef naar omlaag afliep tot een grote
diepte; in de diepte werd een ronde opening gezien, die toen open was, maar gelijk daarop
gesloten werd; daaruit wasemde een verderfelijke warmte op, die toen verzameld was uit
verschillende hellen en afkomstig was uit begeerten van verschillende soorten, zoals uit:
hoogmoed, wulpsheid, echtbreuk, haat, wraakzucht, twisten en gevechten; daaruit is in de
hellen die warmte die toen opwasemde; toen deze in mijn lichaam optrad, veroorzaakte die
ogenblikkelijk een zodanige ziekte als die van hete zenuwkoorts; maar toen dit ophield met
invloeien, hield ook ogenblikkelijk dat ziekteverschijnsel op.
Wanneer de mens in zo’n ziekte valt die hij door zijn leven op zich heeft geladen, voegt zich
direct de met de ziekte overeenstemmende onreine sfeer toe en is aanwezig als aanstokende
oorzaak.
Opdat ik zeker zou weten dat het hiermee zo was gesteld, waren geesten bij mij vanuit
verscheidene hellen, door wie de sfeer van de uitwasemingen daarvandaan werd
vergemeenschapt; en naar gelang het aan hen werd toegelaten om op de vaste delen van het
lichaam te werken, werd ik bevangen door een gevoel van zwaarte, door pijn, ja zelfs door de
overeenstemmende ziekte, die ogenblikkelijk ophielden, naarmate die geesten uiteengedreven
werden; en opdat er niet enige gelegenheid tot twijfel zou worden overgelaten, vond dit
duizendmaal plaats.
5716. Niet ver daarvandaan zijn ook geesten doe onreine kouden ingieten, zodanig als die van
koude koorts, wat mij ook door ondervindingen te weten is gegeven; deze geesten
veroorzaken eveneens zulke dingen die het gemoed verstoren; en eveneens veroorzaken zij
bewusteloosheid.
Degenen die daar zijn, zijn hoogst boosaardig.
5717. Er zijn sommigen die niet alleen betrekking hebben op de slijmerige substanties van de
hersenen, die de afvalstoffen ervan zijn, maar ook weten zij deze als het ware met vergif te
besmetten; wanneer zulke geesten toestromen, storten zij zich binnen in de schedel en van
daar aan een stuk door tot in het ruggenmerg; dit kunnen diegenen niet voelen voor wie de
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2405
innerlijke dingen niet geopend zijn; het werd mij gegeven dit binnenvallen te voelen en
eveneens het streven, namelijk om mij om te brengen, maar het was tevergeefs, omdat ik was
beschermd uit de Heer; zij spanden zich in om mij al het verstandelijk vermogen af te nemen;
ik voelde duidelijk hun werking en eveneens vandaar de pijn, die evenwel gelijk ophield;
daarna sprak ik met hen en zij werden gedwongen te bekennen waar zij vandaan waren; zij
vertelden dat zij leefden in donkere wouden, waar zij het niet wagen hun genoten ook maar
het minste aan te doen, aangezien het hun genoten dan geoorloofd is hen afgrijselijk te
mishandelen; zo worden zij in banden gehouden; zij zijn wanstaltig van aangezicht, zoals een
wild dier, borstelig behaard.
Mij werd gezegd dat het zodanige mensen zijn geweest die in vroeger tijden hele legers
afmaakten, zoals in het Woord wordt gelezen; zij stortten immers binnen in de hersenkamers
van eenieder en joegen schrik en tegelijk daarmee zo’n waanzin aan, dat de een de ander
doodde; zulke geesten worden heden ten dage binnen hun hel opgesloten gehouden en niet
daaruit gelaten.
Zij hebben ook betrekking op dodelijke gezwellen van het hoofd binnen de schedel.
Er werd gezegd dat zij binnen in de schedel storten en van daar in één stuk door tot in het
ruggenmerg, maar men moet weten dat het een schijn is dat de geesten zelf naar binnen
storten; zij ijlen voort van buiten langs een weg die in het lichaam overeenstemt met die
ruimten, wat wordt gevoeld alsof het een invallen van binnen was; de overeenstemming
bewerkt dit; vandaar wordt hun werking gemakkelijk overgeleid op de mens tot wie zij wordt
bepaald.
5718. Er is een bepaald soort van geesten, die omdat zij willen heersen en alleen alle anderen
willen regeren, met het doel om onder die anderen vijandigheden, gevoelens van haat en
gevechten op te wekken; ik zag de daaruit voorvloeiende gevechten en ik verwonderde mij; ik
vroeg wie zij waren; er werd gezegd dat het dat soort van geesten is dat zulke dingen opwekt,
omdat zij daarnaar trachten alleen te heersen, volgens de stelregel: verdeel en heers.
Het werd ook gegeven met hen te spreken en zij zeiden onmiddellijk dat zij over allen
regeren; het werd gegeven te antwoorden dat zij waanzinnig waren indien zij hun heersen uit
zulke dingen zochten te halen; zij spraken met mij van hoger af op gemiddelde hoogte boven
het voorhoofd; hun spraak was stromend, omdat zij in het leven van het lichaam bedreven
waren geweest in welsprekendheid.
Ik werd onderricht dat het zodanige geesten zijn die betrekking hebben op het dikke slijm van
de hersenen, waaraan zij door hun tegenwoordigheid de levenskracht ontnemen en verstarring
veroorzaken, vanwaar verstoppingen komen waaruit beginselen van tal van ziekten en ook
stompzinnigheden voortkomen.
Het werd waargenomen dat zij zonder iets van geweten waren en dat zij de menselijke
voorzichtigheid en wijsheid stelden in het opwekken van vijandschappen, gevoelens van haat
en burgeroorlogen ten einde te heersen; het werd gegeven hun te vragen of zij wisten dat zij
nu in het andere leven zijn, waar zij tot in het eeuwige zullen leven en dat daar geestelijke
wetten zijn die zulke dingen ten enenmale verbieden; en dat zij, zolang zij in de wereld waren,
geacht en voor wijzen gehouden hadden kunnen worden onder de dwazen, maar dat zij
waanzinnig zijn onder de wijzen; dit ergerde hun; ik ging verder dat zij behoorden te weten
dat de hemel in de wederzijdse liefde of in de liefde van de een jegens de ander bestaat;
vandaar de orde in de hemel en vandaar worden zovele myriaden als één geregeerd; maar dat
het tegendeel bij hen het geval is, omdat zij het de anderen ingieten, tegen de metgezellen
niets anders te briesen dan dingen van haat, wraak en wreedheid; zij antwoordden dat zij niet
anders kunnen zijn dan zij zijn; het werd gegeven hierop te antwoorden dat zij vandaar
kunnen weten dat eenieder zijn eigen leven bijblijft.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2406
5719. Zij die het Woord in de letter en meer nog de dingen die daar in een hogere zin zijn
gelegen, verachten en bespotten en dus ook de leerstellingen die vanuit het Woord zijn en die
tevens in geen liefde jegens de naaste zijn, maar in de liefde van zich, hebben betrekking op
de bedorven dingen van het bloed die doordringen in alle aders en slagaders en de gehele
massa besmetten.
Opdat zij niet iets dergelijks door hun tegenwoordigheid in de mens binnenbrengen, worden
zij van de anderen gescheiden gehouden in hun eigen hel; en zij hebben alleen verbinding met
hen die ook zodanig zijn, want dezen werpen zich in de damp en de sfeer van deze hel.
5720. Toen huichelaars bij mij waren, vooral zij die heilig hadden gesproken over de
Goddelijke dingen met een aandoening van liefde voor het algemeen belang en de naaste en
voor het gerechte en het billijke hadden getuigd, maar toch die dingen in hun hart hadden
afgewezen en eveneens om hadden gelachen en toen het hun werd geoorloofd in de delen van
het lichaam in te vloeien waarmee zij vanuit het tegenovergestelde overeenstemden,
veroorzaakten zij pijn in de tanden en bij hun meest nabije tegenwoordigheid zo’n zware pijn
dat ik het niet had kunnen uithouden; en voor zoveel als zij verwijderd werden hield de pijn
op; dit werd herhaalde malen getoond, opdat niets van twijfel zou overblijven.
Onder hen was iemand die mij in het leven van zijn lichaam bekend was geweest en daarom
sprak ik met hem; en eveneens naar gelang van zijn tegenwoordigheid, was de pijn in de
tanden en het tandvlees; toen hij omhoog werd geheven naar links, drong de pijn in de linker
kaak en in het been van de linker slaap tot aan de beenderen van de wang toe.
5721. De meest hardnekkige geesten zijn zij die in het leven in de wereld meer gerecht
verschenen dan anderen en tevens in een ereambt stonden en vandaar vanwege het ene en het
andere gezag en ook gewicht hadden en toch niets geloofden en alleen het leven van de liefde
van zich leefden, van innerlijke haat en van wraak gloeiend tegen allen die hen niet
begunstigden en die hen niet vereerden en meer nog tegen hen die zich op enige wijze tegen
hen verzetten; indien zij bij hen enige smet ontdekten, maakten zij daaruit een buitensporig
boze en stelden zij hen in een kwaad daglicht, ook al zouden zij tot de beste burgers hebben
behoord.
Zulke geesten spreken in het andere leven zoals in de wereld, namelijk vanuit gezag en op
gewichtige wijze en als vanuit het gerechte, zodat verscheidenen menen dat zij meer dan
anderen geloofd moeten worden; maar zij zijn hoogst boosaardig; wanneer zij zich op de
mens toeleggen, veroorzaken zij een grote pijn door een zwakte die zij inblazen en
aanhoudend vermeerderen, tot aan het grootste ongeduld toe; dit brengt aan het gemoed en
vandaar aan het lichaam zo’n slapte toe, dat de mens zich nauwelijks uit bed kan oprichten;
dit werd mij daarmee getoond dat mij, wanneer zij aanwezig waren, een dergelijke zwakte
beving, deze hield evenwel op volgens de graad waarin zij werden verwijderd.
Zij passen menige kunstgreep toe om vermoeidheid en vandaar zwakte in te gieten, vooral
door berispingen en door lasteringen, onder elkaar en onder bekenden, waarvan zij de
algemene sfeer injecteren.
Wanneer zij binnen in hun kamers redeneren over de Goddelijke eredienst, over het geloof en
het eeuwige leven, verwerpen zij die dingen geheel en al en dit doen zij als vanuit een boven
anderen verheven wijsheid.
In het andere leven willen zij voor duivels gelden, als het hun slechts wordt toegestaan over
de hellen te heersen en zo vanuit de overheersing, naar zij geloven, tegen het Goddelijke te
werken.
Van binnen zijn zij vuil, omdat zij meer dan anderen in de liefde van zich zijn en vandaar in
haat en in wraak en wreedheid tegen allen die hen niet vereren.
Zij worden zwaar gestraft, wat ik ook heb gehoord, totdat zij aflaten anderen te verleiden door
de schijn van het gerechte; wanneer die schijn van hen wordt weggenomen, spreken zij op een
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2407
andere toon; daarna worden zij uit de wereld der geesten geworpen en dan naar links en daar
worden zij diep in de hel neergeworpen; die hel is naar links op gemiddelde afstand.
5722. Er zijn anderen die in het leven van het lichaam allervuilst zijn geweest; hun vuilheid is
zodanig dat men hieraan met stilzwijgen moet voorbijgaan; deze geesten veroorzaken door
hun tegenwoordigheid en hun invloeiing in de vaste delen van het lichaam een tegenzin in het
leven en zo’n verstarring van leden en gewrichten, dat de mens zich zelfs niet uit bed kan
oprichten.
Zij zijn hoogst hardnekkig; door straffen laten zij niet af zoals de andere duivels; zij
verschijnen als liggend naast het hoofd; wanneer zij worden weggejaagd, gebeurt dit niet
plotseling, maar langzaam en dan worden zij bij graden naar de lagere gebieden neer gerold;
en wanneer zij in de diepte komen, worden zij daar zozeer gemarteld, dat zij het
noodzakelijkerwijs moeten nalaten om anderen te bestoken.
Zodanig is hun verkwikkelijke in het doen van het boze, dat niets verkwikkelijker is.
5723. Er zijn geesten bij mij geweest die in de maag zo’n druk teweegbrachten, dat het mij
toescheen alsof ik nauwelijks kon leven; die zwaarte was zodanig dat die bij anderen tot
onmacht geleid zou hebben; maar zij werden verwijderd en toen hield de druk direct op; er
werd gezegd dat zulke geesten diegenen zijn die zich in het leven van het lichaam op niets
met ijver hadden toegelegd, zelfs niet op een huiselijk werk, maar zich alleen aan de wellust
hadden overgegeven en bovendien hadden geleefd in schandelijke luiheid en sloomheid en
zich ook niet om anderen in wat ook hadden bekommerd; ook hadden zij het geloof versmaad;
kortom, zij waren dieren en niet mensen geweest; de sfeer van zulke geesten veroorzaakt bij
zieken verstarring in de leden en gewrichten.
5724. In de hersenen zijn ook slijmerige substanties, waarin iets geestrijks of levenskrachtigs
is gemengd; wanneer deze slijmen uit het bloed daar uit de weg zijn geruimd, vallen zij eerst
onder de hersenvliezen, daarna onder de vezels, een deel ervan in de grote holten in de
hersenen, enzovoort.
De geesten die op deze slijmen waarin iets geestrijks of iets van leven is, op
overeenstemmende wijze betrekking hebben, verschijnen bijna recht midden boven het hoofd
op gemiddelde afstand en zij zijn zodanig dat zij vanuit de in hun leven aangenomen
gewoonte gewetensbezwaren opwekken en die ingeven in dingen die niets met het geweten
van doen hebben; zo bezwaren zij dus het geweten van de eenvoudigen; zij weten ook niet
wat het geweten moet bezig houden, omdat zij in al wat zich voordoet, het geweten stellen.
Zulke geesten veroorzaken ook een voelbare angst in het gedeelte van het onderlichaam onder
de streek van het middenrif; zij zijn ook aanwezig in verzoekingen en brengen angsten
teweeg, die soms ondraaglijk zijn; diegenen van hen die met een minder vitaal slijmig vocht
overeenstemmen, houden de gedachten dan in die angsten vastgekleefd.
Ik was ook met hen in gesprek opdat ik zou weten hoedanig zij waren; zij trachtten op
verschillende wijzen het geweten te bezwaren; dit was het verkwikkelijke van hun leven
geweest; en het werd gegeven waar te nemen dat zij geen aandacht aan redenen konden geven
en dat zij geen meer universele waarneming van de dingen hadden om daaruit de
afzonderlijke dingen te zien.
5725. Het werd gegeven uit ondervinding te leren wat de overstroming of de vloed in de
geestelijke zin is; die overstroming is tweevoudig: de ene is die van de begeerten en de andere
is die van de valsheden; die van de begeerten, is van het wilsdeel en is van het rechterdeel van
de hersenen, maar die van de valsheden, is van het verstandsdeel, waarin het linkerdeel van de
hersenen is.
Hemelse Verborgenheden – Genesis hoofdstuk 43
.………………………………………………….…………………………………………………………………………………………………………….……
_________________________________________________________________________________________________________________
Digitale uitgave Swedenborg Boekhuis 2017 – www.swedenborg.nl HV pag. 2408
Wanneer de mens die in het goede heeft geleefd, in zijn eigene en dus in de sfeer van zijn
eigen leven wordt teruggebracht, verschijnt er als het ware een overstroming; wanneer hij in
die overstroming is, is hij verontwaardigd, boos, denkt onrustig en begeert heftig; anders
wanneer het linkerdeel van de hersenen, waar de valse dingen zijn, wordt overstroomd en
anders wanneer het rechterdeel wordt overstroomd, waar de boze dingen zijn.
Wanneer de mens echter wordt gehouden in de sfeer van het leven dat hij opgenomen heeft
uit de Heer door de wederverwekking, is hij geheel en al buiten zo’n overstroming en is hij als
het ware in het serene en zonnige en in het blije en gelukzalige, dus ver van verontwaardiging,
boosheid, onrust, begeerten en eendere dingen; dit is de morgen of de lente van de geesten,
het eerstgenoemde is hun avond of herfst.
Het werd mij gegeven te doorvatten dat ik buiten de overstroming was en wel vrij lang, terwijl
ik zag dat andere geesten daarin waren, daarna werd ik echter zelf ondergedompeld; en toen
bemerkte ik de gelijkenis van een overstroming.
In iets zodanigs zijn degenen die in verzoekingen zijn.
Vandaar werd ik eveneens onderricht wat de vloed in het Woord betekent, namelijk dat het
laatste nageslacht van de Oudsten, die van de hemelse Kerk van de Heer waren, geheel en al
waren overstroomd door de boze en valse dingen en zo te gronde gingen.
5726. Omdat de dood nergens anders vandaan komt dan vanuit de zonde en de zonde al
datgene is wat tegen de Goddelijke orde is, zo komt het vandaar dat het boze de allerkleinste
en geheel en al onzichtbare vaten sluit, waaruit de naastgelegen grotere, ook onzichtbare, zijn
samengeweven; immers, de allerkleinste en geheel en al onzichtbare vaten zijn een
voortzetting van de innerlijke dingen van de mens; vandaar de eerste en binnenste verstopping
en vandaar het eerste en binnenste bederf in het bloed; wanneer dit bederf aangroeit,
veroorzaakt het ziekte en tenslotte de dood.
Indien de mens echter het leven van het goede had geleefd, zouden zijn innerlijke dingen
geopend zijn in de hemel en door de hemel tot de Heer; dus eveneens de allerkleinste en
geheel onzichtbare vaatjes – het is geoorloofd de lijntjes van de eerste draden, vaatjes te
noemen vanwege de overeenstemming – vandaar zou de mens zonder ziekte zijn en hij zou
alleen afnemen tot de laatste ouderdom, totdat hij weer een klein kind zou worden, maar een
wijs klein kind; en wanneer dan zijn lichaam niet langer zijn innerlijke mens of geest zou
kunnen bedienen, zou hij zonder ziekte vanuit zijn aards leven overgaan in een zodanig
lichaam als de engelen hebben en dus vanuit de wereld rechtstreeks in de hemel.
5727. Dit is het einde ten aanzien van de overeenstemming; in het volgende zal aan het einde
van de hoofdstukken, vanuit de Goddelijke barmhartigheid van de Heer, worden gesproken
over de geesten en engelen bij de mens; daarop over de invloeiing en over het verkeer van de
ziel met het lichaam; en daarna over de bewoners van de andere aardbollen.
Einde hoofdstuk drieënveertig.

'