Hoodstuk 17
AO. 0
Het wijze onderricht van de Heilige Agnes aan de dochter over het leven in een goede en op een
prijzenswaardige manier, en over het vermijden van een slecht leven wat onaangenaam is voor
God. Een wagen symboliseert hier standvastigheid en geduld; zijn vier wielen symboliseren de
volgende vier deugden: de volledige overgave van alles voor Gods wil, nederigheid, God wijselijk
liefhebben, en het vlees fijnzinnig beteugelen. Een aantal andere zaken zijn toegevoegd over de
leden van religieuze orden.
Agnes sprak tot de bruid van Christus: "Zag je die adelijke dame trots in haar rijtuig zitten
vandaag?" De bruid antwoordde haar: "Ik zag haar, en ik werd ontdaan, want vlees en bloed, stof en
vuil was op zoek om zich te laten prijzen in plaats van zichzelf te vernederen alsof zij er recht op
had. Zo'n vertoon betekent niets anders dan een uitbundige verspilling van Gods gaven, louter
vulgaire vleierij, een beproeving voor de rechtvaardigen, een ellende voor de armen, een provocatie
aan God, een vergetene van iemands natuur, een verergering van iemands toekomstige oordeel,
en het verlies van zielen." (IV Bir. 17:1/3).
Agnes antwoordde: "Mijn dochter, wees blij dat je voor dit soort dingen bespaard blijft. Laat me je
vertellen over een wagen waarin je veilig kunt rusten. De wagen waar je in moet zitten is de wagen
van geduld en lijden. Als mensen beginnen hun vlees in bedwang te houden en hun gehele wil aan
God toe te vertrouwen, dan ofwel hun geest is verontrust door trots, opgeblazen mensen boven
en voorbij henzelf, alsof ze rechtvaardig waren en gelijk waren aan God, of anders het ongeduld en
gebrek aan onderscheidingsvermogen wat hen dusdanig breekt dat ze ofwel terug vallen in hun
oude gewoonten ofwel de kracht ontberen en dus ongeschikt zijn geworden voor het werk van God.
Dit is waarom een oordeelkundig geduld noodzakelijk is, zodat een persoon niet door zijn
ongeduld terugvalt of volhard zonder onderscheidingsvermogen maar eerder, zich aanpast aan zijn
of haar eigen mogelijkheden en omstandigheden. (IV Bir. 17:4/8).
Het eerste wiel van de wagen is een hartgrondige intentie om alles voor de zaak van God op te
geven en niets anders te doen dan wat God wenst. Velen zijn er die tijdelijke bezittingen opgeven
om het gezeur te vermijden maar houden genoeg over voor hun gebruik en verlangen. Hun wiel is
niet gemakkelijk te sturen of te begeleiden, want als hun gevoel in de knel komt van de armoede,
verlangen ze voldoende comfort, en wanneer de problemen hen naar beneden trekken, eisen ze
welvaart. Wanneer vernedering hen uitprobeert, morren ze tegen Gods voorzienigheid en
trachten de eer te verkrijgen. (IV Bir. 17:9/12).
Wanneer hen gevraagd wordt iets te doen wat tegen hun zin in gaat, verlangen ze hun vrijheid.
Dienovereenkomstig, is de wil van een persoon God welgevallig wanneer het niets voor
zichzelf zoekt, zowel in goede als in slechte tijden. (IV Bir. 17:13/14).
Het tweede wiel is nederigheid. Dit maakt dat mensen zichzelf beschouwen als onwaardig voor
een goede zaak, het houden van hun zonden te allen tijde in hun achterhoofd en zien zichzelf als
schuldig in de ogen van God. Het derde wiel is een verstandige liefde voor God. Een verstandige
liefde voor God behoort duidelijk tot de mensen die zichzelf onderzoeken en hun ondeugden
verafschuwen, die bedroefd worden door de zonden van hun buren en familieleden, maar zich
verheugen in hun geestelijke vooruitgang ten opzichte van God, die niet willen dat hun vrienden
leven om het plezier en de comfort, maar om God te dienen, en die op hun hoede zijn voor wereldse
vooruitgang van hun vrienden, voor het geval dat het met zich meebrengt misdrijven te begaan tegen
God, die de ondeugd verafschuwen, die mensen niet gaan vleien om het verkrijgen van gunsten of
van eer, en meer van die mensen gaan houden als ze zien dat ze vuriger worden in hun
liefdadigheid voor God. Dergelijke, dan, is verstandige liefde. (IV Bir. 17:15/19).
Het vierde wiel is de veeleisende terughoudendheid van het vlees. Een getrouwde persoon kan het
op de volgende manier beredeneren: 'Kijk, het vlees trekt mij buitensporig aan. Als ik leef volgens
het vlees, weet ik zeker dat ik de Schepper van het vlees erger, die in staat is om mij te verwonden,
te verzwakken, te doden en om mij leven te geven. Daarom, voor de liefde en de angst voor God, zal
ik mijn vlees beteugelen met een goede wil. Ik wil leven op een fatsoenlijke en ordelijke manier om
de eer van God' Een dergelijk persoon met zulke gedachten, die ook hulp zoekt bij God, heeft een
wiel dat voor God aanvaardbaar is. Als hij of zij behoort tot een religieuze orde en redeneert als
volgt: 'Kijk, het vlees trekt me naar het plezier, en ik heb zelfs de plaats, de tijd, de middelen, en de
leeftijd om ervan te genieten, maar met Gods hulp, en omwille van mijn heilige geloften, zal ik niet
zondigen voor alleen maar een kortstondig plezier. Ik maakte een grote gelofte aan God: Ik kwam
arm en zal armer vertrekken en het oordeel ondergaan voor elke actie. Daarom zal ik mij onthouden,
om zo mijn God niet te beledigen of aanstoot te geven aan mijn naaste of om mijzelf te
verwonden.' Onthouding op een dergelijke manier verdient een grote beloning.
(IV Bir. 17:20/29).
Een ander persoon kan wonen temidden van eer en genoegens en kan redeneren op deze manier:
'Kijk, ik heb van alles veel, maar er zijn armen die behoeftig zijn en wij hebben allemaal maar één
God. Wat heb ik gedaan om te verdienen wat ik heb en wat hebben zij gedaan om het niet te
verdienen? Wat is uiteindelijk vlees als het geen voedsel is voor de wormen? Wat zijn al die
genoegens, als het niet een bron is van misselijkheid en ziekte, een verspilling van tijd en een
aansporing om te zondigen? Daarom zal ik mijn vlees in toom houden, zodat wormen er niet
ongebreideld op los kunnen leven, zodat ik niet een zwaardere straf zal krijgen of mijn tijd zal
verspillen aan boetedoening. Misschien dat mijn slecht getrainde vlees niet gemakkelijk zal worden
gebogen tot de ruwe kost van een armlastige, maar ik zal mij met een zekere mate moeten
inhouden voor bepaalde lekkernijen, lekkernijen waar het lichaam ook zonder kan en toch krijgt
wat het nodig heeft, maar niet meer dan dat.' Iemand met zulke gedachten, en die een poging doet
om te leven volgens hen die armlastig zijn en dit doet naar zijn of haar vermogen, kan zowel
biechtvader als martelaar word genoemd, want het is een soort martelaarschap om de toegang tot
plezier te hebben en er geen gebruik van te maken, te kunnen leven in ere en toch de eer te
verachten, een grote reputatie te kunnen verwerven en toch weinig aan zichzelf te denken. Een
dergelijk wiel is zeer aangenaam voor God. (IV Bir. 17:30/37).
Nou mijn dochter, ik heb voor je beschreven het beeld van de wagen. De bestuurder van de wagen
is jouw engel, zolang je niet zijn hoofdstel en het juk van jou nek afschud, dat wil zeggen, zolang je
niet zijn reddende inspiraties afwijst door je zintuigen en je hart open te stellen voor ijdele en
obscene dingen blijft de engel je wagen besturen. Nu wil ik je vertellen over de aard van de wagen
waar die dame op zat. Dat vervoer is natuurlijk het ongeduld, haar ongeduld met God en met haar
medemens en met zichzelf. Ze is ongeduldig met God toen ze Zijn geheime beslissingen
bekritiseerde, om de dingen die niet zo goed voor haar gingen als ze zou willen. Ze lastert haar
medemens, omdat ze niet Zijn bezittingen kan krijgen. Ze is bovendien ongeduldig met zichzelf,
want haar ongeduldigheid onthult de verborgen dingen van haar hart. (IV Bir. 17:38/44).
Het eerste wiel van deze wagen is trots, omdat ze de voorkeur geeft aan zichzelf en oordelend
is over anderen; ze veracht de nederige en is ambitieus in het behalen van eer. Het tweede wiel is
de ongehoorzaamheid aan Gods geboden. Dit leidt haar tot het maken van excuses in haar hart
voor haar eigen zwakheden, en om haar schuld licht te maken, om zo hooghartig in haar hart te
zijn en haar eigen boosheid te verdedigen. Het derde wiel is de hebzucht naar wereldse bezittingen.
Dit leidt er naar toe dat zij haar bezittingen verkwistend besteed en verwaarloosd, en haar
eigen situatie en die van de komende wereld vergeet, als ook geirriteerd raakt in haar hart en lauw
wordt in de liefde voor God. Het vierde wiel is haar eigenliefde. Dezen versperren de verering en
de vrees voor God en leiden haar aandacht af van haar eigen dood en oordeel.
(IV Bir. Bir. 17:45/51).
De bestuurder van deze wagen is de duivel. Hij vult haar met vermetelheid en vreugde en in elke
onderneming inspireert hij haar. De twee paarden die de wagen trekken zijn de hoop op een lang
leven en de intentie om tot het einde te zondigen. Het hoofdstel is haar schuldige angst om
bekentenis af te leggen. Door haar hoop op een lang leven en haar intentie om te volharden in de
zonde, trekt deze schuldige angst de geest van het rechte pad en raakt het zo zwaar beladen met
zonde dat noch angst noch schaamte noch waarschuwing haar kan laten opstaan. Net op het
moment dat ze denkt dat ze stevige houvast heeft, zal ze naar beneden zinken de diepten in,
tenzij de genade van God haar te hulp komt." (IV Bir. 17:52/57).
Commentaar:
Christus spreekt van dezelfde dame op een ander moment: "Ze is een adder met de tong van een
hoer, de gal van draken in haar hart, en bitter gif in haar vlees. Haar eieren zijn daarom giftig.
Gelukkig zijn zij die geen ervaring hebben met de last die zij dragen!"
Hoofdstuk 18
AO. 1
Woorden van lof van de dochter aan de glorieuze Maagd, en de genadige respons van de Maagd aan
de dochter. Hierin geeft de Maagd haar dochter vele genaden als ook vele andere goede dingen,
zowel van zichzelf als van de apostelen en de heiligen.
"O zoete Maria", sprak de bruid, "gezegend bent u met een eeuwige zegening, want u was een
Maagd voor de bevalling, een Maagd na de bevalling, een Maagd samen met uw echtgenoot, een
ontwijfelbare Maagd voor een twijfelende echtgenoot. Gezegend bent u, want u bent Moeder en
Maagd. U bent het die God het meest lief heeft, zuiverder dan alle engelen, het meest vol van geloof
in het gezelschap van de apostelen, alleen in het bitterste verdriet van uw hart, wier onthouding
overtreft dat van alle belijders, wiens kuisheid overtreft dat van alle maagden. Mogen zo alle
dingen boven en beneden, u zegenen, voor, en door u, werd God, de Schepper een man; door u zal
de rechtvaardige genade vinden, zullen de zondaars vergeving vinden, zullen de doden het
leven vinden, en de verbannenen zullen terugkeren naar hun vaderland." (IV Bir. 18:1/4).
De Maagd antwoordde: "Er staat geschreven dat toen Petrus getuigenis gaf aan mijn Zoon en Hem
noemde de Zoon van God, ontving hij als antwoord: 'Zalig zijt gij, Simon, want vlees en bloed
hebben dit niet aan u geopenbaard.' Dus zeg ik nu: Deze begroeting werd niet aan u geopenbaard door
uw lichamelijke ziel, maar door Hem die zonder begin was en zonder einde is. Wees daarom
nederig, en ik zal genadig voor je zijn. Johannes de Doper zal, zoals beloofd, zacht voor je zijn;
Petrus zal mild zijn, en Paulus zo sterk als een reus. Johannes de Doper zal tegen je zeggen:
'Dochter, ga zitten op mijn schoot!' Petrus zal zeggen: 'Mijn dochter, open je mond, en ik zal je
voeden met weldadig eten!' Paulus zal je kleden en bewapenen met de wapens van de liefde. En ik
die de Moeder ben, zal je voorleggen aan mijn Zoon. (IV Bir. 18:5/12).
Maar, mijn dochter, je kunt dit alles begrijpen, zelfs in geestelijke zin. Johannes, wiens naam
betekent 'de genade van God', verwijst naar ware gehoorzaamheid. Hij was en is inderdaad zoet en
zachtaardig, zoet voor zijn ouders voor zijn wonderbaarlijke genade, zoet voor de mensheid voor
zijn buitengewone prediking, zoet voor God voor zijn heiligheid van leven en gehoorzaamheid. Hij
was gehoorzaam in zijn jeugd, gehoorzaam in voorspoed en tegenspoed; gehoorzaam, en
voortdurend bescheiden wanneer hij zou kunnen worden gehonoreerd; gehoorzaam, ook in zijn
dood. Dit is de reden waarom gehoorzaamheid zegt: 'Ga zitten op mijn schoot!' Dat betekent: Stijg
naar nederige dingen, en je zal verheven dingen hebben. Geef op de bittere dingen en je zult zoete
dingen krijgen. Geef op je eigen wil, als je klein wilt zijn. Veracht aardse dingen, en je zult hemels
zijn. Veracht overvloed, en je zult geestelijke overvloed hebben. (IV Bir. 18:13/22).
Petrus heeft een heilig geloof: het geloof van de Heilige Kerk. Net zoals Petrus standvastig
bleef tot het einde, zo zal ook het geloof van de Heilige Kerk standvastig blijven zonder einde. Dit is
de reden waarom Petrus, dat is, het heilige geloof, zei: 'Open je mond en ik zal je voeden met
weldadig eten.' Dit betekent: Open het verstand van je ziel, en in de Heilige Kerk zul je het
weldadigste voedsel vinden, dat is: het werkelijke lichaam van de Heer in de sacramenten van het
altaar, de nieuwe en de oude wet, de leer van de heiligen, het geduld van de martelaren, de
nederigheid van de belijders, de puurheid van de maagden, en inderdaad dit zijn de grondslagen van
alle deugden. Dienovereenkomstig zoek het heilige geloof in de kerk van de Heilige Petrus, rekening
houdende met wat er gevraagd wordt bij geloven, en brengt het in de praktijk. (IV Bir. 18:23/27).
Paulus heeft geduld, want hij was ijverig voor degenen die tegen het heilige geloof vochten,
vreugdevol in ontberingen, lankmoedig in hoop, geduldig in zwakheden, mededogen met hen die
pijn leden, nederig in deugden, gastvrij met de armen, barmhartig tegenover zondaars, leraar en
meester van allen, tot het einde aan toe volharden in de liefde van God. Zo Paulus, dat is, geduld,
zal je bewapenen met de wapens van de deugden, voor het werkelijke geduld, gefundeerd op en
versterkt door de voorbeelden en het geduld van Christus en Zijn heiligen, die de liefde van God
doen ontsteken in het hart, en de geest doen branden tot sterk handelen, en maakt dat de mens
nederig, mild, barmhartig, en ijverig wordt voor het hemelse, als ook van zichzelf bewust om te
volharden in de taken die moeten worden uitgevoerd. (IV Bir. 18:28/29).
En zo, zal ik de Moeder van de genade, je voorstellen aan mijn Zoon. Iedereen die gehoorzaamheid
voedt in de schoot van de nederigheid, iedereen die het geloof voedt met het voedsel van de
zoetheid, iedereen wiens geduld bekleed is met de wapens van de deugd, die persoon zal door mijn
Zoon met zijn eigen zoete kroon worden gekroond. In Hem is onbegrijpelijke macht, onvergelijkbare
wijsheid, onuitsprekelijke goedheid, en wonderbare liefde. Dan zal niemand in staat zijn om deze
persoon uit Zijn hand weg te kunnen grijpen. Maar, mijn dochter, hoewel Ik nu tot jou spreek,
nochtans bedoel Ik met jou al degenen die het heilige geloof met daden van liefde volgen. Net zoals
door die ene man, Israël, alle Israëlieten waren bedoeld, zo moet ook door 'jou' worden begrepen
alle ware gelovigen." (IV Bir. 18:30/35).
Hoofdstuk 19
AO. 2
Woorden van de dochter aan de Maagd ter ere van haar deugd en schoonheid, en de Maagd
bevestigd haar lof, en de vergelijking van de Zoon van zijn Moeder met een goudsmid.
"Lieve Maria, verfrissende schoonheid, stralende schoonheid! Kom en luister naar me, zodat
mijn lelijkheid kan worden gezuiverd en het mijn liefde zal doen ontvlammen! Uw schoonheid geeft
drie geschenken aan het hoofd. Ten eerste, de reiniging van het geheugen, zodat de woorden van
God soepel binnen komen; ten tweede, het aangename behoudt van de gehoorde woorden; ten derde,
hun ijverige communicatie naar iemands naaste. Uw schoonheid geeft ook drie dingen aan het
hart. Ten eerste, het verwijdert de zware last van de luiheid, als je liefde en nederigheid worden
overwogen; ten tweede, het brengt tranen in de ogen, als je de armoede en het geduld die je hebt
geleden in je gedachten worden aangedragen; ten derde, het geeft het hart een zoet innerlijk vuur,
als de gedachten van je toewijding oprecht wordt opgeroepen. (IV Bir. 19:1/5).
Waarlijk, Maria, u bent de meest waardevolle schoonheid, de meest begeerlijke schoonheid, want
u bent de hulp die gegeven wordt aan de zieken, de trooster in verdriet, ieders bemiddelaar. Dus allen
die hebben gehoord dat u zou worden geboren, en zij die weten dat u al bent geboren, kunnen zeker
uitroepen: 'Kom, meest schitterende schoonheid, en verlicht onze duisternis. Kom, meest
waardevolle schoonheid, en neem onze smaad weg. Kom, meest zoete schoonheid, en vermidder
onze bitterheid. Kom, meest machtige schoonheid, en bevrijd ons van onze gevangenschap. Kom,
meest eerlijke schoonheid, en verdelg onze verdorvenheid!' Daarom kan een dergelijke grote
schoonheid worden gezegend en vereerd, de schoonheid die alle aartsvaders begeerden te zien,
waarvan alle profeten zongen, waar al de uitverkorenen zich in verheugen!" (IV Bir. 19:6/12).
De Moeder antwoordde: "Moge God, mijn schoonheid, worden gezegend! Hij is het die je zulke
woorden te spreken heeft gegeven! En ik zeg je dat de oudste schoonheid, de eeuwige en hoogste
schoonheid is, die mij gemaakt en geschapen heeft, en die jouw troost zal zijn. De oudste schoonheid die
toch nieuw is, die alle dingen vernieuwd, die in mij was en geboren werd uit mij, zal je leren
verwonderen. De meest begeerlijke schoonheid, die vreugde en plezier geeft aan allen, zal de geest
van uw liefde doen ontvlammen. Dus vertrouw op God, wanneer de hemelse schoonheid verschijnt,
want alle aardse schoonheid zal afbrokkelen en als drek worden beschouwd." (IV Bir. 19:13/18).
Toen zei de Zoon van God tot zijn Moeder: "O gezegende Moeder, u bent als een goudsmid die een
mooi object klaarmaakt. Al degenen die het voorwerp zien zijn vervuld met blijdschap en dragen
edelstenen of goud aan om het te perfectioneren. Aldus, lieve Moeder, biedt u iedereen hulp aan die
moeite doet om op te stijgen naar God, en niemand te verlaten zonder hem of haar uw troost aan te
bieden. U kunt daarom evenzo genoemd worden het bloed van het hart van God. Net zoals ieder
lid van het lichaam levenskracht krijgt door het bloed, zo komt ook iedereen weer tot leven na de
zonde en wordt door u vruchtbaarder gemaakt voor God." (IV Bir. 19:19/23).
Hoofdstuk 20
AO. 3
De lessen van de Heilige Agnes aan de dochter over het niet terugvallen en het niet genoeg
vorderingen maken, en over de juiste manier om te beginnen of voort te zetten met onthouding,
en over wat van soort zelfbeheersing God behaagd.
Agnes sprak: "Dochter, sta standvastig en val niet terug, want de slang ligt bij je hielen klaar om
te bijten. Ga niet onnodig vooruit rennen, want de punt van een scherpe lans is voor je, en als je
met de verkeerde snelheid voortgang wil boeken, zult je verwond raken. Wat heeft een terugval te
betekenen als het niet een proces is dat leidt tot spijt van de genomen beslissing om op een meer
sobere en gezonde manier te leven en een verlangen van een terugkeer naar de oude gewoonten en
verrukkingen van de geest met onzuivere gedachten? Zulke gedachten, ook al geven ze wat plezier
aan de geest, leiden je in zekere mate weg uit de buurt van alle goedheid. Evenzo moet je niet onnodig
vooruit rennen, om zo jezelf buiten je vermogen te straffen of iemands werken navolgen die buiten je
capaciteiten liggen. God heeft beschikt uit eeuwigheid, dat de hemel geopend moet worden aan
zondaren door middel van werken van liefde en nederigheid, maar wel met behoud van gematigheid
en inzicht op iedere manier. Welnu, de jaloerse duivel overtuigt de onvolmaakte mens te snel dat iets
buiten zijn vermogen ligt, door tegen de mens te zeggen dat hij deze ongewone dingen niet kan
volbrengen, of om te verlangen een volmaakter leven te leiden zonder rekening te houden met zijn
eigen sterke en zwakke punten. De duivel doet dit ook, opdat, wanneer de kracht van de mens faalt,
moet hij eerder doorgaan met zijn slecht begonnen geloften uit menselijke verlegenheid dan omwille
van God, of opdat hij snel moet opgeven de strijd vanwege zijn onbezonnenheid en zwakte.
(IV Bir. 20:1/8).
Om deze reden, gebruik als maat de maat van jezelf, dat wil zeggen, je sterke en zwakke punten,
omdat sommige mensen van nature sterker zijn, andere zwakker, sommigen vuriger door de genade
van God, anderen levendiger in het volgen van goede gewoonten. Vandaar regel uw leven in
overeenstemming met het advies van een godvrezende mensen, zodat de slang je niet zal bijten als
gevolg van je onnadenkendheid, zodat de giftige punt van de lans, dat wil zeggen, de giftige
suggestie van de duivel, niet je geest misleid zodat je meer wilt dan je kunt of dat je iets verlangd
wat buiten je vermogen ligt. (IV Bir. 20:9/10).
Er zijn inderdaad een aantal mensen die geloven dat ze de hemel kunnen bereiken door hun eigen
verdiensten, God spaart hen van verleidingen van de duivel vanwege Zijn verborgen plan. Er zijn
anderen die denken dat ze eerherstel met God kunnen maken voor hun overtredingen met hun
eigen werken. De gedachten van dezen is totale verdoemenis, want zelfs als een persoon zijn
lichaam honderd keer opnieuw liet sterven, dan nog kon hij niet eens een duizendste deel van zijn
schuld aan God inlossen, want het is God die ons de mogelijkheid en de wil geeft, jaargetijden en
gezondheid geeft, die ons vult met een verlangen naar het goede, die ons rijkdom en eer geeft, die
doodt en leven geeft, die leven verhoogd en vernederd. Alle dingen zijn in Zijn hand. Vandaar dat
alleen aan Hem alle eer moet worden gegeven, en niemand verdiend het om voor iets gehonoreerd
te worden voor God. (IV Bir. 20:11/15).
Aangezien jij je afvraagt over die dame die kwam voor gunsten, terwijl ze verdorven was. Ik
antwoord je: Er zijn een aantal vrouwen die de deugd van de zelfbeheersing hebben, maar het niet
leuk vinden. Zij ervaren noch een groot verlangen naar plezier, noch een gewelddadige verleiding.
Als er eervolle voorstellen van het huwelijk zouden worden gemaakt om hen, zouden ze die
accepteren. Echter, omdat er geen grote offers aan hen zijn gemaakt, kijken ze neer op kleinere
offers. Op deze manier kan zelfbeheersing soms aanleiding geven tot hoogmoed en arrogantie,
welke bij goddelijke toestemming, leidt tot een val, zoals je nu hebt gehoord. Als een vrouw zo
gezind was om niet te willen worden bevlekt zelfs niet één keer, zelfs niet als de hele wereld haar
werd aangeboden, dan zou het onmogelijk zijn voor zo'n vrouw om te worden overgelaten aan
schande. Indien echter, in Zijn verborgen gerechtigheid, God het toestaat om zo'n iemand te laten
vallen, dan zou het eerder leiden tot haar beloning dan tot zondigen, mits ze viel tegen haar wil in.
(IV Bir. 20:16/23).
Weet dan dat God is als een adelaar die van uit de hoogte uitzicht op alles beneden heeft. Als een
adelaar iets ziet oprijzen uit de grond, schiet het onmiddelijk naar beneden en grijpt het. Als het ziet
dat het iets giftigs is tegen gekomen het zou het willen doorboren gelijk een pijl. Als iets onrein
van boven naar wordt gelaten, wordt het met een grote schok los gelaten net zoals een gans dat
doet. God handelt ook zo. Als Hij ziet dat het menselijke hart tegen Hem in opstand komt en het is
te wijten aan de zwakte van het vlees of door de verleidingen van de duivel maar tegen de wil
van de geest in, Hij stoot deze onmiddelijk naar beneden door de ingeving van berouw en boete en
brengt het tot niets, waardoor de persoon terug kan keren naar God en weer tot zichzelf kan
komen. Als het gif van vleselijke begeerte of van hebzucht in het hart komt, doorboort God snel
de geest met de pijl van zijn liefde, zodat de persoon niet blijft volharden in zonde en zo wordt
gescheiden van God. Als sommige onzuiverheden van trots of vuile lust de geest verontreinigen,
schudt hij het snel uit, net zoals bij een gans, door een constant geloof en hoop, zodat de geest niet
verhard wordt door ondeugd of dat de ziel die verbonden is met God wordt bevlekt tot
verdoemenis. Daarom, mijn dochter, in al je gevoelens en handelingen, overweeg Gods
rechtvaardigheid en barmhartigheid, en houdt altijd het einddoel in zicht. (IV Bir. 20:24/32).
Hoofdstuk 21
AO. 4
De woorden van de bruid aan God over Zijn deugd en pracht, en het vertroostende antwoord van de
Maagd aan de dochter, en over hoe Gods dienaren niet moeten stoppen met preken en mensen te
vermanen, of ze nu bekeren of niet; de Maagd toont dit aan door middel van een vergelijking.
"Gezegend zijt Gij, mijn God, die drie en één zijn: drie Personen in één natuur. U bent de
goedheid en de wijsheid zelf; U bent de schoonheid en de macht zelf; U bent de rechtvaardigheid
en de waarheid zelf. Alle dingen leven en bestaan door U. U bent als een bloem die alleen groeit in
een veld. Al degenen die U zoeken ontvangen zoetheid voor hun gehemelte, een verhoging van
hun geest, een genot voor de ogen en kracht in elke ledemaat. Evenzo, iedereen die in Uw buurt
verblijft wordt mooier door de zonde achter zich te laten, wordt wijzer door het volgen van Uw
wil in plaats van die van het vlees, wordt rechtvaardiger door te streven naar het voordeel van de
ziel en de heerlijkheid van God. Daarom, meest vriendelijke God, verleen mij dat lief te hebben wat
U het meest behaagt, om zo de verleidingen moedig te kunnen weerstaan, alle wereldse dingen te
verachten en voortdurend U in mijn gedachten te houden." (IV Bir. 21:1/7).
De Moeder antwoordde: "Deze begroeting kwam tot jou door de verdiensten van de goede
Hiëronymus, die de valse wijsheid verliet en de ware wijsheid vond, die de aardse eer minachtte
en door God zelf werd beloond. Gelukkig is zo'n Heëronymus, gelukkig zijn de mensen die zijn
leven en leer navolgen. Hij had weduwen lief, was een spiegel voor hen die wilden groeien naar
perfectie, en een leraar van alle waarheden en zuiverheden. Maar vertel me, mijn dochter, wat
verontrust je zo in je hart?" Ze zei: "Er kwam een gedachte in mij op die zei: 'Als je goed bent, is
je goedheid genoeg voor jou. Waarom laat jij je veroordelen en vermanen en onderrichten om beter
te worden, iets dat niet behoort bij je status noch je positie?' Deze gedachte verhardt de geest zo dat
hij zelfs zijn eigen vooruitgang verwaarloost en volledig koud groeit naar Gos liefde."
(IV Bir. 21:8/14).
De Moeder antwoordde: "Deze gedachte heeft ook veel gevorderde zielen tegengehouden van God.
De duivel belemmert goede mensen te spreken tot de goddeloze, zodat zij niet gebracht kunnen
worden om berouw te voelen. Hij belemmert hen ook om te spreken tot de goede mensen, zodat zij
niet zullen worden verhoogd tot een hogere rang, want wanneer goede mensen de goede leer horen,
zijn ze verhoogd voor een grotere beloning en een hogere rang. Zo zou bijvoorbeeld de kamerling
die aan het lezen was in het boek Jesaja één van de mindere straffen in de hel hebben ontvangen,
maar Filippus ontmoette hem en leerde hem een kortere weg naar de hemel en verhief hem zo
tot een niveau van gelukzaligheid. Evenzo, werd Petrus gezonden naar Cornelius. Als Cornelius
van tevoren was overleden, zou hij inderdaad gekomen zijn op een plaats van rust vanwege zijn
geloof, maar toen kwam Petrus en leidde hem naar de poort van het leven. Evenzo ook Paulus
die kwam tot Dionysius en leidde hem naar de beloning van gelukzaligheid. Om deze reden
moeten de vrienden van God niet moedeloos worden om in dienst te staan van God, maar moeten
ze zich inspannen, zodat de goddelozen beter worden gemaakt en de goede mensen een grotere
perfectie of volmaaktheid zullen bereiken. (IV Bir. 21:15/22).
Iedereen die de wil heeft om nog te fluisteren in de oren van elke voorbijganger dat Jezus werkelijk
de Zoon van God is, en zo ver worstelt als hij of zij kan voor de bekering van anderen, hoewel er
geen één of slechts enkele zijn die zich laten bekeren, die zal dezelfde beloning krijgen als hij of zij
ze allemaal had bekeerd. Ik zal je dit laten zien door middel van een vergelijking. Als, in opdracht
van hun heer, twee huurlingen een tunnel moesten graven door een berg heen van hard gesteente, en
één van hen vindt goud naar keuze, terwijl de andere geen goud vindt, beiden zouden hetzelfde
loon verdienen als gevolg van hun werk en hun voornemen. Op dezelfde manier, Paulus die veel
mensen heeft bekeerd, terwijl andere apostelen minder mensen hebben bekeerd, en toch waren
ze allemaal verenigd in hun voornemen. Gods voorzienigheid blijft niettemin verborgen. Men moet
daarom ook nooit opgeven, zelfs als slechts enkele of helemaal geen één open staat voor Gods
woorden. Zoals de doorn de roos beschermt en de ezel zijn meester draagt, zo ook de duivel, als een
doorn van de zonde, is net zo nuttig aan de uitverkorenen door de beproevingen die hij
veroorzaakt, als doornen zijn tot rozen. Op deze manier zijn ze niet dom overwonnen door het
vermoeden van het hart. Dus, net als een ezel, brengt hij hen Gods troost en een grotere beloning."
(IV Bir. 21:23/31).
Hoofdstuk 22
AO. 5
Over hoe de menselijke kwaadaardigheid in de moderne tijd de sluwheid van de duivel overtreft, en
over hoe mensen nu sneller tot zonde komen dan de duivel is te verleiden, en over het vonnis dat
uitgesproken wordt tegen zulke mensen, en hoe vrienden van God moeten arbeiden met moed en met
haast in hun prediking; Ook met betrekking tot de instorting van de kennis in de vrienden van God.
De Zoon sprak: "Als het mogelijk was dat Ik ontdaan zou zijn geweest, zou Ik nu terecht
kunnen zeggen: Ik betreur de mensheid te hebben gemaakt. Ze zijn geworden als dieren die door
hun eigen vrije wil in de netten lopen. Hoeveel je ook schreeuwt, zij volgen nog steeds hun
eigen zelfzuchtige begeerten. Maar niet alle schuld kan worden toegeschreven aan de geweldadige
pogingen van de duivel op de mensheid, nee, eerder, overtreffen de mensen zelf zijn boosheid. Net
zoals bij jachthonden die eerst worden geleid aan leibanden, maar dan, als ze eenmaal gewend zijn
aan het vangen en verslinden van dieren, bereiken zij snel de prooi met voorsprong op hun leider,
zo ook bij de mensheid, nu gewend aan zondigen en er door gefascineerd, en zo sneller in zondigen
dan dat de duivel ze kan verleiden. Dat is op zich niet vreemd. Het is een lange tijd geleden dat de
Apostolische Stoel, het hoofd van de wereld, God welgevallig was door hun heiligheid van leven en
voorbeeld, zoals het was in vroegere tijden, en hierdoor zijn alle andere leden dus zwak en lusteloos
geworden. Ze houden geen rekening met de reden waarom God in Zijn rijkdom arm en behoeftig is
geworden, om ons te leren om vergankelijke dingen te minachten en hemelse dingen lief te hebben.
De mens is van nature arm, maar is rijk geworden door middel van valse rijkdom. Dit is wat vrijwel
iedereen probeert na te volgen, en er worden maar weinigen gevonden die dit niet doen.
(IV Bir. 22:1/10).
Daarom, zal de ploeger komen van de Almachtige. Geprikkeld door Hem die alles weet, zal hij niet
zoeken eigendommen of mooie lichamen, noch heeft hij enig respect voor het gezag van de
machtigen noch vreest hij de dreigingen van de prinsen, noch wordt hij bewogen door menselijke
gunsten. Hij zal menselijk vlees uitzaaien en huizen van openbare gemeenschappen met de grond
gelijk maken; hij zal de lichamen leveren aan de maden en de zielen aan degenen die zij gediend
hebben. Daarom, moeten mijn vrienden, aan wie Ik je zend, arbeiden met moed en met haast, want
wat Ik je nu vertel zal niet plaats vinden in de laatste dagen, zoals Ik eerder heb gezegd, maar in
deze dagen. Velen van degenen die nu nog leven zullen met hun eigen ogen zien de vervulling van
de Schrift die zegt: 'Mogen hun vrouwen weduwen zijn en hun zonen vaderloos,' en zij zullen
alles wat zij verlangen verliezen. (IV Bir. 22:11/15).
Maar Ik, de barmhartige God, zal ontvangen allen die bij mij komen in nederigheid. Ik zal Mij
geven aan degenen die de werken van gerechtigheid vervullen, want het is goed om dat huis
schoon te maken waar de Koning zal binnengaan, om de glazen te wassen zodat de drank zuiver
kan zijn, om het graan levendig te dorsen uit zijn kaf, en dit hard samen te drukken in welke vorm
dan ook, zodat het de vorm ondersteunt die gewenst is. Zoals het voorjaar komt na de winter, zo
zal Ik troost verlenen na ontberingen aan hen die als kleine kinderen naar Mij verlangden en die
meer waarde hechten aan hemelse dan aan aardse dingen. Maar net zoals een mens niet geboren
wordt en sterft op één en het zelfde moment, zo moet ook dit alles worden vervuld op zijn tijd.
(IV Bir. 22:16/19).
Weet ook dat Ik voornemens ben om sommige mensen te behandelen zoals het alledaagse
spreekwoord zegt: 'De zweep zal hem aansporen' de pijn zal hem dwingen haast te maken. Ik zal
anderen behandelen zoals er staat geschreven: 'Open je mond wijd en ik zal hem vullen.' Tot een
derde groep mensen zal Ik verzachtend en inspirerend spreken: 'Kom, onwetende en eenvoudige
mensen, en Ik zal jullie een dergelijke spraak en wijsheid geven zodat zinloze redenaars niet in staat
zullen zijn zich te verzetten tegen jullie.' Dit is wat Ik reeds heb gedaan in deze dagen: Ik heb de
eenvoudigen al vervult met Mijn wijsheid, en ze zijn bestendig geworden tegen de geleerden. Ik
wierp omver de opschepperigen en de machtigen, en ze waren snel verdwenen. Dat is geen wonder:
Want Ik beval de wijze om de tong van de slang af te snijden, zoals je gehoord hebt, en ze
weigerden. Zelfs hun moeder deed dit niet die de gesel van het volk was, was bereid om hun kelen
te lessen om zo het vuur van het verlangen te blussen dat was ontstoken in de harten van haar
kinderen, zoals Ik had bevolen. Dit is de reden waarom Ik hun tijd van geluk heb ingekort en
hun eigen tong heb afgesneden." (IV Bir. 22:20/27).
Hoofdstuk 23
AO. 6
De woorden van Johannes de Evangelist aan de glorieuze Maagd over een louter zondigende
hypocriet, en het antwoord van de Maagd met betrekking tot zijn kenmerken, en over de
misleidingen van de duivel op hem, en over hoe de goede geest wordt erkend door zeven
tekenen en de slechte geest door even zovele tekenen.
Johannes de Evangelist zei tegen de glorieuze Maagd: "Hoort mij, Maagd en Moeder van één Zoon,
en niet van meerdere zonen, Moeder van de eniggeboren Zoon van God, de Formeerder en
Verlosser van alle dingen. Luister, wat ik te zeggen heb, wetende dat u zeker zult luisteren, hoe
deze man is misleid door de duivel, hoe hij worstelt om iets te verkrijgen wat onmogelijk is, hoe en
in welke zaken hij is geïnstrueerd door de geest van de leugens, hoe ver hij zich heeft verwijderd van
God in zijn schaapskleding maar met het hart van een leeuw. Ik leerde dat er drie zijn die getuigen
in de hemel en op de aarde: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De boze geest, echter,
getuigd dat deze man helemaal heilig is geworden. Maar de Vader versterkt hem niet met Zijn
macht noch de Zoon bezoekt hem met Zijn wijsheid noch de Heilige Geest doet hem ontvlammen
met Zijn liefde. Dat is geen wonder, want hij streeft naar macht tegen de macht van de Vader; hij
wil wijsheid tegen de wijsheid van de Zoon; hij staat in vuur en vlam, maar niet met het vuur wat de
Heilige Geest ontsteekt. Zo vraag uw Zoon ofwel om hem snel weg te nemen, zodat er niet nog
meer zielen verloren zullen gaan, ofwel om hem snel te vernederen voor zijn fouten.
(IV Bir. 23:1/7).
De Moeder antwoordde: "Hoort mij dan, maagd, al ben je een man en niet een vrouwspersoon. Jij
bent degene die het God behaagde om uit de wereld weg te worden geroepen via de makkelijkste
manier van sterven na mij. Inderdaad, het was alsof ik in slaap was gevallen toen mijn ziel en lichaam
werden gescheiden, maar toen ik wakker werd, werd ik wakker in de eeuwige vreugde. Geen wonder,
want ik had inderdaad meer bitter geleden bij de dood van mijn Zoon dan alle anderen, en het
behaagde God dus om me te scheiden van de wereld via de makkelijkste manier van sterven. Maar
jij was onder de apostelen mij het meest nabij, en het onderwerp van grotere tekenen van
genegenheid meer dan alle anderen, en de lijdensweg van mijn Zoon was bitterder voor jou dan
voor de rest, want je aanschouwde Zijn lijden op een kortere afstand dan de anderen, en ook leefde
je langer dan de anderen, en zo werd je een martelaar door de dood van hen allen. Daarom
behaagde het God om je te roepen uit de wereld door de makkelijkste manier van sterven na mijn
eigen sterven, want de Maagd was toevertrouwd aan een maagd. Daarom, wat je vraagt zal
gedaan worden zonder vertraging. (IV Bir. 23:8/14).
Mijn dochter, ik zal je laten zien wat voor een persoon deze man is over wie we spreken. Hij is
een dienaar van die geld-maker, de duivel. De duivel smelt het geldstuk om en zet zijn stempel er
op, dat geldstuk is, zijn knecht, met zijn suggesties en verleidingen, totdat hij hem heeft gevomd
naar zijn gading. Zodra hij de wil van een persoon beschadigd en gedraaid heeft in de richting van
de geneugten van het vlees en de liefde van de wereld, drukt hij zijn afbeelding en handtekening
op de persoon, en door de uiterlijke tekenen wordt het duidelijk genoeg wie het is die de persoon
van ganse harte lief heeft. Wanneer een man zijn daadwerkelijke wens van zijn geest uitvoert en
hij wil meer betrokken worden bij wereldse zaken dan dat zijn toestand in zijn leven vereist, en hij
zou nog meer willen doen en verlangen, als hij daartoe in staat was, dan is hij een voorbeeld van
een perfect duivels gemaakt geldstuk. (IV Bir. 23:15/19).
Je moet je echter realiseren, dat Gods geldstuk verschilt met die van de duivel. Gods geldstuk is van
goud, schijnend, buigzaam en kostbaar. Elke ziel die de stempel van God heeft schijnt met
goddelijke liefde, is plooibaar in haar geduld, en kostbaar in haar voortdurende goede werken.
Dienovereenkomstig, wordt elke goede ziel omgesmolten door Gods kracht en getest met vele
verleidingen. Hierdoor overweegt de ziel haar gebreken en haar afkomst als ook Gods
vriendelijkheid en geduld tegenover haar, en wordt zo des te kostbaarder voor God, wanneer zij
des te meer bescheidener, geduldiger en gewetensvoller blijkt te zijn. (IV Bir. 23:20/24).
Het geldstuk van de duivel, echter, is van koper en lood. Het is van koper, want het draagt een
gelijkenis met goud: Het is hard en buigzaam, maar niet op de manier zoals goud dat is. Ook de
onrechtvaardige ziel lijkt op zichzelf rechtvaardig te zijn, oordeelt iedereen, is meer
geïnteresseerd in zichzelf dan in anderen, is buigzaam met betrekking tot bescheiden acties, zacht in
het acteren wat in haar eigen belang is, hardnekkig in haar eigen plannen, bewonderenswaardig aan
de wereld, verachtelijk voor God. Het geldstuk van de duivel is ook van lood dat lelijk, zacht,
buigzaam, en zwaar is. Ook de onrechtvaardige ziel is lelijk door haar wellustige verlangens, zwaar in
haar verlangen naar de wereld, zo buigzaam als riet die buigt in de richting van wat de duivels
ingevingen zijn in haar gedachten, somstijds, inderdaad, klaar om er naar te handelen nog voor dat
de duivel haar kan verleiden tot het. Dit zijn de neigingen van iemand die een dienaar is van de geld-
maker. Hij verveelt zich snel bij het houden van de inachtneming van zijn regels, zoals hij beloofde, en
bedenkt manieren voor het verwerven van menselijke waardering door middel van zogenaamde
heiligheid, al die tijd zijn lichaam weelderig voedende. De duivel, dan, vult zijn hoofd 's nachts al
snel met leugens. Hij misleidt hem door hem in onmogelijke dingen te laten geloven die niet tot
stand zullen komen. In plaats daarvan, zal zijn leven worden ingekort, en hij zal de eer die hij zo
verlangde niet verkrijgen. (IV Bir. 23:25/34).
Wanneer iemand komt met een onbekend geldstuk, stuurt men het naar een deskundige die
voldoende kennis heeft van zijn gewicht en vorm. Maar waar zullen we zo'n deskundige vinden?
Zelfs als we hem vinden, kan hij weinig of niets zeggen over de vraag of het muntstuk echt of
vals is. Er is slechts één oplossing in zo'n geval, zoals ik zal uitleggen doormiddel van een
vergelijking. Als je een florijn geeft aan een hond, zou het geen moeite doen om het te nemen. Maar
als de florijn werd bekleed met vet, er zou geen twijfel zijn of de hond het dan zou nemen. De nu
hier voorgelegde zaak is als dat. Als je naar een theologische deskundige zou gaan en zou zeggen:
'Die man is een ketter,' zou hij niet willen worden lastig gevallen, want zijn liefde voor God is
volkomen koud geworden. Echter, als je zou zeggen: 'Hij bezit veel florijnen,' dan zou iedereen zich
haasten naar hem. Daarom zal het spoedig zo zijn zoals Paulus gesproken heeft: 'Ik zal vernietigen
en vernederen de wijsheid der wijzen, en Ik zal de nederige verhogen.' (IV Bir. 23:35/44).
Mijn dochter, je kunt zowel de Heilige Geest als de onreine geest door zeven tekens herkennen.
Ten eerste, de Geest van God maakt dat de mens de wereld waardeloos acht en beschouwd in zijn
hart alle wereldse eer als louter lucht. Ten tweede, het geliefd maken van God aan de ziel leidt
ertoe dat alle lust in het vlees koud wordt. Ten derde, het inspireert hem om geduldig te zijn en
alleen in God te roemen. Ten vierde, het stimuleert de geest om liefdevol en barmhartig te zijn aan
zijn naaste en zelfs aan zijn vijanden. Ten vijfde, het inspireert hem in allerlei onthoudingen, zelfs in
legale dingen. Ten zesde, het maakt dat hij vertrouwen krijgt in God te midden van ontberingen en
zelfs tot heerlijkheid in ontberingen. Ten zevende, het geeft hem de wens te willen vertrekken en met
Christus te zijn, in plaats van te bloeien in de wereld en onrein te worden. (Bir. 23:45/52).
De boze geest heeft zeven tegengestelde tekens. Ten eerste, het maakt dat de wereld zoet aan hem
lijkt en de hemel onsmakelijk. Ten tweede, het maakt dat de mens zoekt naar wereldse eer en
vergeet de betekenis van zijn leven. Ten derde, het wekt ongeduld en haat op in het hart. Ten vierde,
het maakt hem stoutmoedig richting God en eigenzinnig in zijn eigen plannen. Ten vijfde, het
maakt dat hij lichtvaardig gaat denken over zijn eigen zonden en excuses gaat zoeken hiervoor. Ten
zesde, het inspireert in hem lichtzinnigheid van de geest en elke vleselijke onreinheid. Ten zevende,
het inspireert in hem de hoop op een lang leven en een gevoel van schande om te gaan biechten.
Bewaak daarom je gedachten zorgvuldig, zodat je niet door deze geest wordt misleid."
(IV Bir. 23:53/61).
Commentaar:
Dit was een priester van de orde der Cisterciënzer, die na achtien jaar van afvalligheid door berouw
terug keerde naar het klooster. Hij zei dat het onmogelijk was voor iemand om te worden
veroordeeld en te ontkennen dat God sprak met iemand in deze wereld, of dat iemand het
aangezicht van God kon zien voorafgaand aan Gods oordeel. Toen de Heilige Brigida (of Bridget
van Kildare) dit hoorde, zei de Heilige Geest tegen haar: "Ga en vertel deze broeder het volgende:
'Broeder, je ziet niet zoals ik zie hoe de duivel nog steeds je geest en je tong gebonden houdt zelfs
in je oude jaren. God is eeuwig, en zijn beloning is eeuwig. Daarom, ga snel terug en van ganse
harte naar God en naar het ware geloof, want je zult zeker niet opstaan uit dit bed, maar sterven.
Echter, als je gelooft, zul je een vat zijn voor Gods eer.'"
Hij werd verpulverd tot tranen en bedankte de Heilige Brigida, en hij hervormde zijn leven zo
perfect, dat, toen zijn broeders samen waren geroepen in het uur van zijn dood, zei hij tegen hen:
"O, broeders, ik ben er zeker van dat God geheel barmhartig mijn berouw heeft aanvaard en dat Hij
me gratie zal verlenen. Bid voor mij, omdat ik alles geloof waar ook de Heilige Kerk in gelooft."
Dan, na Gods sacramenten te hebben ontvangen, overleed hij.
Hoofdstuk 24
AO. 7
De woorden van de Maagd aan de dochter over hoe Gods dienaren zich moeten gedragen tegenover
ongeduldige mensen, en over hoe trots wordt vergeleken met een vat.
De Maagd sprak: "Als een vat bier wordt verwarmd en begint te zwellen en te rijzen, stoomt het
en schuimt het omhoog, soms wat meer, soms wat minder, en dan opeens zinkt het opnieuw naar
beneden. Mensen die rond het vat staan begrijpen dat deze uitwasemingen snel zinken en dat ze
ontstaan door de sterkte van het bier en dat het een manier is om de warmte kwijt te raken. Dus
wachten ze geduldig tot het einde van het proces als het bier of de wijn gereed is om ingenomen te
worden. Twee dingen gebeuren wanneer mensen die rond het vat staan hun neus te dicht bij de
bellen houden: Of ze lijden aan heftig niezen ofwel aan zware hoofdpijn. (IV Bir. 24:1/4).
Het is hetzelfde in het geestelijk leven. Het gebeurt wel eens dat de harten van sommige mensen
zwellen en stijgen als gevolg van de trots en ongeduld van hun gedachten. Wanneer deugdzame
mensen een dergelijke zwelling zien, begrijpen ze dat het gaat hetzij om geestelijke instabiliteit of
om vleselijke motieven. Daarom zijn ze geduldig bij menselijke verwensingen en houden het
einddoel in gedachten, wetende dat rust na de storm volgt, en dat geduld sterker is dan een
belegeraar van steden, omdat het de mens van binnen overwint, wat het moeilijkste is om te doen.
Er zijn mensen, echter, die overdreven ongeduldig zijn, en ze betalen belediging voor belediging
terug. Ze hebben geen aandacht voor de roemrijke beloning van geduld, noch voor de
onwaardigheid van wereldse gunsten, deze mensen maken hun geest ziek als gevolg van hun
ongeduldige verleidingen, ze zitten met hun neus te dicht bij het borrelende vat, dat wil zeggen, ze
nemen de beledigingen, die niets anders zijn dan lucht, te veel aan het hart. (IV Bir. 24:5/10).
Dus, als je waar dan ook mensen ongeduldig ziet zijn, bewaak je tong met Gods hulp, en hou niet
op met het doen van goede werken waaraan je bent begonnen vanwege ongeduldige woorden. Doe
alsof je de woorden, in zover de gerechtigheid het toestaat, niet hebt gehoord, totdat deze mensen die
op zoek zijn naar een argument expliciet zeggen wat ze op hun hart hebben." (IV Bir. 24:11/12).
Hoofdstuk 25
AO. 8
De vermaning van de Moeder aan de dochter over hoe een persoon geen aandacht moet
besteden aan vleselijke verlangens, maar moet het lichaam voeden op een gematigde manier van
noodzakelijke behoeften, en over hoe een persoon moet staan bij zijn of haar lichaam, maar niet
in het lichaam.
De Moeder sprak: "Je moet zijn als een bruid die klaar staat voor een bedgordijn, om dat te doen
wat de bruidegom wenst zodra hij roept. Dit bedgordijn is het lichaam dat de ziel verhult en moet
voortdurend gewassen, beproefd, en getest worden. Het lichaam is als een ezel die aan een
gematigd dieet genoeg heeft om niet vraatzuchtig te worden, om verstandig werk te doen om zo niet
te groeien in trots, en voortduren het lichaam te kastijden, om niet lui te worden. (IV Bir. 25:1/3).
Dus, blijf bij het bedgordijn staan, dat is, staan bij het lichaam, maar niet in het lichaam in die zin
van het volgen van de verlangens van het vlees, maar door het lichaam op een gematigde manier te
voorzien in de noodzakelijke behoeften. Een dergelijk persoon staat bij het lichaam en niet in het
lichaam, die zijn lichaam weerhoudt van onnodige verlangens naar voedsel. Sta evenzo achter het
bedgordijn voor het minachten van de vleselijke lust, en geef de eer aan God, en besteed al je
energie aan Hem. (IV Bir. 25:4/6).
Op deze manier stonden zij die hun lichamen uitspreiden als kleding voor God, die te allen tijde
klaar stonden om te doen wat Hij wenste, wanneer het Hem beviel om hen te roepen. Ze hoefden
naar Hem toe geen lange weg te gaan want ze verbleven altijd in Zijn tegenwoordigheid. Ze
droegen geen zware lasten met zich mee, want ze minachten elke (wereldse) last en waren in de
wereld in het lichaam alleen. Niets belemmerde hen dan alleen een droog en goed gedisciplineerd
kledingstuk, en toen zij dit hadden afgelegd, verkregen ze het verlangen van hun hart.
(IV Bir. 25:7/10).
Deze man had een gevaarlijke val, maar wijselijk richtte hij zich op. Hij verdedigde zich als een man,
vocht standvastig, en volhardde met doorzettingsvermogen. Dit is de reden waarom hij nu een
eeuwige kroon zal ontvangen en vindt zichzelf reeds in de aanwezigheid van God."
(IV Bir. 25:11/13).
Hoofdstuk 26
AO. 9
De vermaning van de Maagd aan de dochter omtrent met welke deugdzame daden het eeuwig leven
zal worden gewonnen en welke niet, en over de grote verdienste die er is in gehoorzaamheid.
"Een boom heeft vele bloemen, maar niet alle van hen komen tot een vrucht. Eveneens zijn er vele
deugdzame daden, maar niet allemaal verdienen ze een beloning in de hemel, als ze niet worden
gedaan met de juiste instelling. Bijvoorbeeld, vasten, bidden, en het bezoeken van heiligdommen
van heiligen zijn deugdzame daden, maar als ze niet gedaan worden met de geest van een persoon
die hoopt met nederigheid de hemel binnen te gaan, zichzelf overweegt als een nutteloze dienaar in
alle opzichten en toont wijs te zijn in alles, dan zijn ze van weinig waarde voor de eeuwigheid.
(IV Bir. 26:1/3).
Neem het geval van deze twee mannen, van wie één onder gehoorzaamheid staat, terwijl de andere
vrij en ongebonden is. Als degene die vrij is gaat vasten, zal hij een gewone beloning verkrijgen.
Echter, als de persoon die onder gehoorzaamheid staat vlees eet op een vastendag die in
overeenstemming is met de verordening van zijn leefregel en omwille van de gehoorzaamheid,
hoewel hij liever zou vasten als het niet tegen de gehoorzaamheid was geweest, dan zal hij een
dubbele beloning krijgen: ten eerste, vanwege zijn gehoorzaamheid; ten tweede, omdat hij zijn
eigen verlangen naast zich neerlegde en niet zijn eigen wensen ten uitvoer bracht.
(IV Bir. 26:4/6).
Je moet daarom zijn als een bruid die het bruidsvertrek klaarmaakt voordat de bruidegom komt.
Wees ook als een moeder die de babykleertjes heeft klaargelegd voordat het geboren is.
Nogmaals, wees als een boom die bloemen draagt voor de komst van de vruchten. Tot slot, wees
als een schoon glas klaar om de drank te ontvangen voordat het wordt gegoten."
(IV Bir. 26:7/10).
Hoofdstuk 27
AP. 0
De klacht van de Maagd aan de dochter over een man met vervalste devotie, en hij wordt
vergeleken met een slecht bewapende schildknaap in een fysieke strijd.
De Maagd sprak: "Die man daar zegt dat hij van mij houdt, maar hij draait zijn rug naar me toe
wanner hij mij dient. Wanneer ik tot hem spreek, zegt hij: "Wat zei je daar?' Hij wendt zijn blik
van mij af en kijkt naar andere dingen die hem meer genoegen scheppen. Hij is vreemd bewapend.
Hij is als een krijgsman in een fysieke strijd die de klep van zijn helm aan de achterkant van zijn
hoofd heeft en draagt zijn schild op zijn schouders waar hij het op zijn arm zou moeten hebben. Zijn
schede is leeg, want hij heeft zijn zwaard verstoten. Zijn mantel, die zijn borst en lichaam moeten
beschermen, ligt onder hem op het zadel en zijn zadel is niet vastgebonden aan het paard.
(IV Bir. 27:1/7).
Dit is de manier hoe deze man geestelijk is bewapend in Gods ogen. Dienovereenkomstig, weet hij
niet hoe onderscheid te maken tussen vriend en vijand noch hoe letsel toe te brengen aan de vijand.
De geest die in hem strijdt is als iemand die redeneert als volgt: 'Ik wil tijdens de strijd in de laatste
linie staan, zodat ik het struikgewas van het bos in het oog kan houden, voor het geval de eerste
krijgslieden hun strijd verliezen. Maar als ze overwinnen, zal ik snel vooraan gaan lopen, zodat ik
zal worden meegerekend tot de eerste krijgslieden.' Deze man die de strijd opgaf handelde naar
de wijsheid van het vlees en niet uit liefde voor God." (IV Bir. 27:8/12).
Hoofdstuk 28
AP. 1
De woorden van de Maagd over drie soorten van ontberingen, gesymboliseerd door drie
soorten van brood.
De Moeder sprak: "Als je deeg maakt, moet je het kneden en lang bewerken. Fijn tarwebrood
wordt aan de heren voorgezet, het grovere brood wordt voorgezet aan het gewone volk en het
nog slechtere soort brood wordt gegeven aan de honden. (IV Bir. 28:1/2).
Het kneden van het deeg staat voor de ontberingen. Een geestelijk persoon lijdt grote ontberingen
als God niet de eer van Zijn schepselen ontvangt en wanneer er weinig liefdadigheid is in hen.
Degene die lijden op deze manier zijn een soort fijne tarwe, waarin God en alle hemelse
gastheren zich in verheugen. Al degenen die zich zorgen maken over wereldse tegenspoed zijn als
het grovere soort brood. Voor veel mensen, echter, is dit grovere soort goed genoeg voor hen om de
hemel te bereiken. Zij die lijden omdat ze niet in staat zijn al het kwaad te doen wat ze
willen zijn als het brood van de honden in de hel." (IV Bir. 28:3/8).
Hoofdstuk 29
AP. 2
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe er duivels worden gemaakt om mensen te laten
vallen, anderen om hen te vertragen in hun vooruitgang, en nog anderen om hen te verleiden in het
vasten, en over de manier waarop zich te verzetten tegen deze duivels.
De Moeder sprak: "Al deze wezens die je om je heen ziet zijn je geestelijke vijanden, dat wil
zeggen, geesten van de duivel. Degenen die palen met stroppen bij zich hebben kunnen worden
gezien als degenen die je geheel in doodzonde willen laten vallen. Degenen die je ziet met haken in
hun handen zijn degenen die verlangen om je te vertragen in de dienst van God en dat je
terughoudend wordt om goed te doen. Degenen die gereedschappen in hun handen houden die
gelijken op hooivorken proberen greep op je te krijgen en stimuleren het menselijke verlangen,
dit zijn degenen die je verleiden tot goede daden die boven je vermogen liggen, of het nu in het
vasten, in het waken, in de gebeden, of in het zwoegen is, of alleen in het uitgeven van geld op een
onredelijke manier. Aangezien deze geesten zo verlangend zijn om mensen te schaden, moet je de
intentie hebben om God niet te beledigen. Bovendien moet je God vragen om je te helpen tegen
hun wreedheden. Zo dat hun bedreigingen je geen kwaad kunnen doen." (IV Bir. 29:1/7).
Hoofdstuk 30
AP. 3
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe de kostbare en mooie dingen van de wereld
niet Gods dienaren schaden, hoewel zij er gebruik van maken, zolang zij ze maar gebruiken
in Gods eer, en ze wijst naar het voorbeeld van Paulus.
"Er staat geschreven dat Paulus, die goede apostel, zei dat hij een wijs man was in de aanwezigheid
van de prins die Petrus had laten opsluiten, en hij noemde Petrus een echte arme man. Paulus
zondigde niet, want zijn woorden waren voor de eer van God. (IV Bir. 30:1/2).
Dit is ook het geval bij hen die wensen en verlangen om Gods woorden uit te spreken. Tenzij ze zijn
gekleed in passende kledij, anders kunnen ze niet voor de heren verschijnen. Zo zondigen zij niet
wanner zij zich passend kleden, mits ze niet in hun hart en geest het goud, de edelstenen en de
kleren waardevoller beschouwen dan hun oude gewone kleding, aangezien alle dingen die
kostbaar lijken niets anders zijn dan aarde." (IV Bir. 30:3/5).
Hoofdstuk 31
AP. 4
De woorden van de Moeder aan de dochter die haar door middel van een vergelijking laat zien, dat
Gods predikers en vrienden niet minder loon zullen ontvangen in Gods ogen als ze door hun
prediking geen mensen hebben kunnen bekeren maar wel met een oprechte intentie dit hebben
geprobeerd als zijnde ze mensen hadden bekeerd.
Gods Moeder sprak: "Iemand huurde een arbeider in voor een hoeveelheid werk wat gedaan moest
worden en vertelde hem: 'Draag zand van de oever en onderzoek elke lading om te zien of je er een
korreltje goud in kunt vinden.' Zijn loon zal niet minder zijn als hij niets vindt dan wanneer hij een
grote hoeveelheid ontdekt. Dit is ook het geval bij een persoon die uit liefde voor God arbeidt in
woord en daad voor de vooruitgang van de zielen. Zijn loon zal niet minder zijn als hij geen van hen
kan bekeren dan dat hij velen zou hebben laten bekeren. Het is net als bij het voorbeeld wat de
leraar aandroeg. Hij zei: 'Een krijger die uit gaat naar de oorlog op bevel van zijn heer, die bereid is
machtig te strijden, maar gewond terugkeerde zonder een vijand gevangen te hebben genomen,
zal omwille van zijn goede bedoelingen geen minder beloning krijgen, hoewel de strijd verloren
ging, dan wanneer hij de overwinning had verkregen.' Het is hetzelfde met de vrienden van God.
Voor elk woord en daad die zij doen in het belang van God en ten behoeve van de zielen, en voor
elk uur van ontberingen die zij lijden om Gods wil, zullen zij worden beloond, of ze nu velen
bekeren of helemaal geen één." (IV Bir. 31:1/8).
Hoofdstuk 32
AP. 5
De woorden van de Moeder aan de dochter over haar eindeloze genade in de richting van zondaars
en jegens degenen die haar prijzen en eren.
De Moeder sprak: "Je hebt een uitdrukking die zegt: 'Als die dingen gebeuren kan het wezen dat
ik mijn vaderland ga verlaten.' Ik zeg je dus nu: Niemand in de wereld is zo'n grote zondaar, dat
mits hij zegt in zijn hart dat Mijn Zoon de Schepper en Verlosser is van het heelal en hij is Hem
dierbaar in het binnenste van zijn hart, dat ik niet bereid ben om onmiddelijk tot hem te komen, als
een liefhebbende moeder die tot haar zoon komt, en omhels hem en zeg: 'Wat wil je, mijn zoon.'
Zelfs als hij de laagste straf in de hel had verdiend, dan nog, als hij de intentie heeft om geen zorgen
te hebben om wereldse eer, of hebzucht, of vleselijke lust, zoals de kerk het veroordeelt en verlangt
niets anders dan zijn eigen levensonderhoud, dan zullen hij en ik meteen samen heel goed met
elkaar kunnen opschieten. (IV Bir. 32:1/3).
Vertel de man die voor mij lofliederen componeert, dat hij dit niet doet omwille van zijn eigen lof
en beloning, maar ter ere van Hem die alle lof waardig is omwille van Zijn werken, net zoals
wereldse vorsten een wereldse beloning geven aan mensen die hen prijzen, zo zal ik hem een
geestelijke beloning geven. Net zoals er vele noten op een lettergreep zitten, zo behaagt het God om
hem voor elke lettergreep in zijn lied een kroon in de hemel te geven. Er zal van hem gezegd
worden: 'Hier komt de lofprijzer, die niet zijn lied componeerde voor eventuele tijdelijke goed,
maar alleen in het belang van God. (IV Bir. 32:4/6).
Commentaar:
Deze man had verleidingen aangaande de Heilige Drie-eenheid. In een extase zag hij wat leek op
gezichten van drie vrouwen. De eerste zei: "Ik heb deel genomen aan vele bruiloften, maar ik heb
nooit gezien één die drie zijn." De tweede antwoorde: "Als er drie en één zijn, is het noodzakelijk
dat één van hen vooraf moet en een andere later, of anders twee in één." en de derde voegde er aan
toe: "Ze kunnen niet zichzelf hebben geceëerd, dus wie heeft hen gemaakt?" Toen zei de Heilige
Geest openlijk: "Wij zullen tot hem komen en zullen verblijven in hem." En toen hij wakker
werd, was hij vrij van de verleidingen.
Na deze gebeurtenis sprak Christus tot Birgitta: "Ik ben één en drie. Ik wil je laten zien wat de
macht van de Vader is, wat de wijsheid van de Zoon is, en wat de macht van de Heilige Geest is, om
zo bekend te maken dat Ik, God, drie en één ben. De Vader en de Zoon en de Heilige Geest."
Deze onthulling is voltooid zodra het wordt gepredikt vanaf de kansel.
Christus sprak opnieuw en zei: "Zeg hem dat hij een grotere verdienste zal verwerven in mijn ogen
door zijn ziekte dan door zijn gezondheid. Lazarus groeide meer verlicht als gevolg van zijn pijn,
en Job werd meer geliefd vanwege zijn lijden. Echter, mijn uitverkorenen zijn niet onaangenaam
voor mij als ze in een goede gezondheid verkeren, want hun hart is altijd bij me en hun lichamen
blijven in verstandige onthouding en vrome werken.
Hoofdstuk 33
AP. 6
Opmerkelijke woorden van de bruid over de stad Rome. Ze hebben de vorm van een onderzoek
aangenomen, wijzend op eerdere Romeinse troost, toewijding en goede orde, zowel onder
geestelijken als leken, en vragen zich af waarom dit nu alles helaas is veranderd in verlatenheid en
wanorde en gruwel, zoals blijkt uit al het voorgenoemde hier, en hoe ongelukkig Rome is zowel in
materiële als in geestelijke zin.
Eerwaarde Heer, in aanvulling op de andere punten van discussie, moet de paus worden verteld over
de erbarmelijke staat van deze stad. Ooit was het een gelukkige stad, zowel in materiële als in
geestelijke zin, maar nu is het ongelukkig, zowel in materiële als in geestelijke zin. Het is
materieel ongelukkig, omdat de seculiere leiders, die Rome moeten verdedigen, zijn veranderd in
haar wreedste plunderaars. Dit is de reden waarom haar gebouwen in puin liggen. Dit is de reden
waarom vele kerken volledig zijn verlaten, waarin bewaard worden de relieken van heiligen wiens
gezegende beenderen schijnen met glorieuze wonderen en wiens zielen hoog zijn gekroond in Gods
koninkrijk. Hun daken zijn ingestort of ingezakt en hun deuren zijn verwijderd, de tempels van
deze heiligen zijn omgebouwd tot latrines voor mannen, honden en beesten. De stad is geestelijk
ongelukkig, omdat veel van de besluiten die werden genomen in de kerk door heilige pausen onder
de inspiratie van de Heilige Geest voor de glorie van God en de redding van de zielen nu zijn
afgeschaft. In hun plaats, helaas, zijn veel nieuwe misstanden aangenomen onder de inspiratie van
de boze geest voor het onteren van God en het verderf van de zielen. (IV Bir. 33:1/8).
De Heilige Kerk had bepaald dat geestelijken die naar heilige wijdingen gingen, een zalige
manier van leven moeten volgen, het dienen van God met solide toewijding en het presenteren aan
anderen een manier van leven die waardig is voor het hemelse vaderland door hun goede werken.
Kerkelijke opbrengsten werden vroeger gegeven aan dergelijken. Tegen de gewoonte van de kerk
in, echter, is een ernstig misbruik ontstaan. Dit is dat de goederen van de kerk worden gegeven aan
leken die, omwille van hun canonieke titel, niet trouwen, maar in plaats daarvan, schaamteloos
overdag een bijvrouw houden in hun huizen en 's nachts in hun bed, en stoutmoedig beweren: "Het
is ons niet toegestaan om te trouwen, want we zijn canons." (IV Bir. 33:9/12).
Priesters, diakens en subdiakens, er was een tijd, dat zij de schande van een onzuiver leven zeer
verafschuwden. Nu, echter, zijn sommige van hen duidelijk blij dat hun hoeren rondlopen met
opgezwollen buiken te midden van andere vrouwen. Ze blozen zelfs niet eens wanneer door hun
vrienden wordt verteld: "Een dochter of zoon zal binnenkort worden gedragen voor u, meneer."
Zulke mannen kunnen beter genoemd worden pooiers van de duivel dan gewijde priesters van de
allerhoogste God. (IV Bir. 33:13/16).
De heilige vaders zoals Benedictus en anderen stelden monastieke regels op met de toestemming van
de paus. Ze bouwden kloosters die de abten gebruikten om in te leven samen met hun broeders,
om godvruchtig de uren van hun ambt door te brengen zowel overdag als 's nachts en zorgvuldig
vormden de monniken een leven in de deugd. Het was inderdaad een genoegen om kloosters te
bezoeken, toen de gezangen van de monniken nog werden gebruikt om God dag en nacht de glorie
en de eer te, toen mensen die slecht leefden werden bekeerd door het zeer deugdelijke leven van
de monniken, toen goede mensen werden versterkt door de goddelijke leer van de prelaten, en
toen de zielen in het vagevuur een zalige rust verkregen door hun vrome gebeden. De monnik die
de leefregel zichtbaar het meest zorgvuldig in acht nam werd in de hoogste eer gehouden, en hij had
het respect van God en van de mensen. Een monnik, echter, die niet de moeite nam om zich aan
de leefregel te houden wist zonder twijfel dat hij in schande en verdoemenis zou vallen. Bovendien,
was het voor iedereen gewoon om een monnik te zien en te herkennen door zijn gewoonte.
(IV Bir. 33:17/22).
Echter, in tegenstelling tot die uitstekende regeling, is nu op vele plaatsen een verfoeilijk misbruik
opgedoken. Abten wonen nu vaker in hun eigen kasteel of waar ze dan ook maar willen, zowel in
de stad als daarbuiten. Dit is de reden waarom het pijnlijk is om kloosters te bezoeken. Zeer
weinig monniken verschijnen nog in het koor op het moment van de goddelijke dienst, en soms
helemaal geen één. Er zijn weinig lezingen, en ook gezangen worden soms niet gehoord, en op
vele dagen wordt de Heilige Mis niet eens uitgesproken. Goede mensen zijn verstoord door de
slechte reputatie van monniken, en slechte mensen zijn veel slechter geworden door het contact
met hen. Bovendien valt te vrezen dat weinig zielen verlichting zullen ontvangen van hun
straffen uit de gebeden van abten zoals dezen. (IV Bir. 33:23/29).
Vele monniken leven in de stad. Sommigen van hen hebben een eigen huis, en wanneer hun
vrienden op bezoek komen, verwelkomen zij hun eigen kinderen met een blije knuffel, en zegt: "Hier
is mijn zoon!" Een monnik kan tegenwoordig nauwelijks meer worden erkend aan zijn gewoonte.
De mantel die wordt gebruikt reikte vroeger tot beneden aan de voeten, tegenwoordig bedekt het
nauwelijks de knieën meer. De lange mouwen, die vroeger fatsoenlijk breed waren, zijn nu strak en
gekrompen. Een zwaard hangt aan hun zijde in plaats van een schrijfstift en geschreven tabletten.
(IV Bir. 33:30/35).
Er wordt nauwelijk nog aan hen een enkel kledingstuk gevonden waarmee een monnik is aan te
duiden, met uitzondering van een scapulier, die vaak aan het zicht is onttrokken alsof het een
soort schande is om kledingstukken van monniken te dragen. Sommigen worden zelfs niet in
verlegenheid gebracht bij het dragen van een maliënkolder en andere wapen onder hun mantels,
zodat ze kunnen doen wat ze willen na hun drinkgelag. (IV Bir. 33:36/37).
Er zijn heiligen geweest die grote rijkdom opgaven en begonnen met kloosterorden op basis van
armoede, die minachting beoefenden richting elke vorm van hebzucht en derhalve niet iets wilden
wat hun eigen was. Ze verafschuwden allerlei eigenwaan en wereldse praal. Ze gingen gekleed in
de armste kleding, volkomen verafschuwend de begeerte van het vlees, en zo hun zuiverheid van
leven handhaven. Zij en hun volgelingen worden genoemd bedelmonniken, en bij het zien dat ze op
een dergelijke manier wilden leven voor de glorie van God en ten voordele van de zielen bevestigden
de Romeinse pausen hun leefregels met vreugde. Het doet pijn om te zien dat hun regels nu worden
omgebouwd tot verfoeilijke gevallen van misbruik en nauwelijks meer te herkennen zijn in de
manier waarop Augustines, Dominicus, en Franciscus ze hadden voorgeschreven onder de inspiratie
van de Heilige Geest, regels trouw nageleefd door velen, van een rijke edelman voor zo'n lange
tijd! (IV Bir. 33:38/42).
Maar weet wel, want het gerucht gaat nu, er zijn velen die rijk worden genoemd, wat betreft aardse
kostbaarheden en geld, maar zij zijn armoediger dan degenen die een gelofte van armoede hebben
genomen. Dus, de meeste van hen vinden een grotere vreugde in hun vervloekte woning en
bezittingen, wat hun leefregel verbiedt, dan in de heilige en glorieuze armoede. Ze zijn trots op
zichzelf, bovendien op het hebben van dure en kostbare materialen in hun gewoonten zoals
gevonden worden in de gewaden van rijke bisschoppen. (IV Bir. 33:43/45).
Bovendien, de heilige Gregorius en andere heiligen hadden kloosters gebouwd waarin vrouwen in
een dergelijke afzondering konden leven dat ze nauwelijks te zien waren, zelfs overdag. Nu, echter,
is er zoveel misbruik in de kloosters die hun deuren open houden voor geestelijken en leken
tegelijk, en om het even wie laten de zusters binnen, zelfs 's nachts. Dienovereenkomstig zijn
dergelijke plaatsen meer bordelen dan heilige kloosters. (IV Bir. 33:46/48).
Het was evenzo een gebruikelijke kerkregel dat niemand geld mocht ontvangen voor het horen van
bekentenissen, hoewel, alleen als het rechtvaardig was, mochten strafinrichtingen geld
aannemen van personen in de vereisten van testimonial brieven. Een tegenovergesteld misbruik is
nu ontstaan waarbij vervolgens rijke personen kunnen aanbieden hoezeer ze maar willen, als ze
eenmaal hun biecht hebben gedaan, terwijl arme mensen, voor dat hun biecht wordt gehoord,
gedwongen worden door dreiging met gevangenis tot een akkoord te komen. Inderdaad, als
strafinrichtingen geven ze mondelinge kwijtschelding, maar ze zijn niet beschaamd om geld aan
te nemen en het in hun zakken te steken. (IV Bir. 33:49/51).
Eveneens was ook vastgesteld in de kerk, dat een persoon ten minste één keer per jaar zijn of
haar zonden moest belijden en het lichaam van Christus moest ontvangen. Dit gold voor leken,
omdat geestelijken en religieuzen dit in de loop van het jaar al vaker deden. Ten tweede werd
vastgesteld dat mensen niet in staat waren te oefenen in onthouding wanneer ze in een huwelijk
leven. Een derde regel was dat, met uitzondering van degenen die ernstig ziek of in grote
moeilijkheden waren, alle Christenen moesten vasten tijdens de vastentijd en quatertemperdagen
als ook op de vooravonden van andere feestdagen, die bij bijna iedereen nog steeds goed genoeg
bekend zijn. De vierde regel is dat iedereen zich onthoudt van elke vorm van wereldse arbeid op
feestdagen. De vijfde was dat geen Christen financiële of enige andere vorm van woekerwinst
moet maken. (IV Bir. 33:52/57).
In tegenstelling tot deze vijf uitstekende statuten, zijn er vijf immorele en ernstige schadelijke
misstanden ontstaan. De eerste is, dat voor ieder persoon die gaat te biechten en het lichaam van
Christus ontvangt, niet meegerekend priesters, religieuzen, en sommige vrouwen, zijn er honderd
die komen en die op leeftijd zijn en hier sterven in Rome zonder ooit naar de biecht te zijn gegaan of
het lichaam van Christus vaker te hebben ontvangen dan echte afgodendienaars. Het tweede misbruik
is dat veel mannen wettelijk vrouwen gehuwd hebben, maar als ze een meningsverschil hebben met
hen, verlaten ze hen voor zo lang als ze willen, zonder de vereiste toestemming van de kerk te
hebben verkregen, en nemen minnaressen in plaats van hun vrouw, bedrijven de liefde met hen en
houden hen in ere. Sommigen van hen kruipen niets eens weg voor het hebben van een minnares in
hetzelfde huis als hun vrouw, maar veeleer verheugen ze zich wanneer beide tegelijk bevallen.
(IV Bir. 33:58/61).
Het derde misbruik is dat veel mensen die in goede gezondheid verkeren vlees eten tijdens het vasten
en zeer weinig zijn tevreden met één maaltijd per dag. Er zijn er ook die zich onthouden van het eten
van vlees overdag gedurende de vastentijd, maar die zichzelf 's nachts overgeven aan het eten van
vlees in geheime tavernes. (IV Bir. 33:62/63).
Inderdaad, sommige geestelijken doen dit samen met leken. Zij zijn net als de Saracenen, die
overdag vasten en zichzelf 's nachts verwennen met vlees. De vierde misbruik is dat, terwijl
sommige arbeiders zich hebben onthouden om te werken op feestdagen, zijn er rijke mannen die
niet stoppen met het uitzenden van hun ingehuurde handarbeiders om te werken in de wijngaarden,
om te ploegen in de velden, om bomen te kappen in het bos, en het dragen van hout naar huis op
feestdagen. Op deze manier, genieten arme mensen niet van meer rust in stilte op feestdagen dan op
werkdagen. De vijfde misbruik is dat Christenen zich beoefenen in woekerwinsten en dit als gewoon
gaan beschouwen net als de Joden, en in feite zijn Christelijke woekeraars nog gieriger dan de
Joodse. (IV Bir. 33:64/68).
Verder was het de gewoonte van de kerk om zulke mensen te brengen, zoals hiervoor beschreven
in overeenstemming met de middelen van het anathema, maar in tegenstelling tot dit, is het volgende
misbruik nu ontstaan. Er zijn namelijk een groot aantal mensen die niet meer bang zijn om te worden
veroordeeld dan dat zij worden geprezen. Zelfs als ze weten dat ze in het openbaar werden
geëxcommuniceerd, doen ze niet eens de moeite om te voorkomen dat ze de kerk binnen gaan of
omgang en gesprekken hebben met mensen. In werkelijkheid zijn er maar enkele priesters die
geëxcommuniceerden verbieden om de kerk binnen te gaan. En enkelen daarvan mijden ook
contacten en gesprekken met hen, ondanks welke vriendschap er ook voorafging. Evenmin wordt
een heilige begrafenis ontzegd aan geëxcommuniceerden, als ze rijk zijn. (IV Bir. 33:69/74).
Dienovereenkomstig, Eerwaarde Heer, wees niet verbaasd als ik de stad Rome als ongelukkig
beschreven heb als gevolg van dergelijke misstanden en vele andere zaken, in tegenstelling tot de
kerkelijke statuten. Daarom valt het te vrezen dat het Katholieke geloof binnenkort zal vergaan,
tenzij een dergelijk iemand komt met een echt en niet een vals geloof, die God lief heeft
boven alles en zijn naaste als zichzelf en aan al deze misstanden een einde maakt. Heb vervolgens
medelijden met de kerk en met hen of haar geestelijken die God van ganser harte liefhebben
en verafschuwen al deze slechte gewoonten. Ze lijken op weeskinderen als gevolg van de
afwezigheid van de paus, maar ze hebben verdedigd de bisschopzetel van hun vader als zonen en
hebben zich wijselijk gekant tegen verraders, volhardend te midden van vele ontberingen.
(IV Bir. 33:75/78).
Hoofdstuk 34
AP. 7
De visie van de bruid over de verschillende straffen die worden voorbereid voor een zekere ziel die
nog in het lichaam leeft, en over hoe al deze soorten straffen, als zijn ziel zou worden bekeerd voor
de dood, zullen worden omgezet in de grootste eer en glorie.
De bruid van Christus sprak: Het is alsof ik mannen zag die touw draaiden. Sommigen maakten
paarden gereed, anderen smeedden tangen, en weer anderen richtten galgen op. Toen ik deze dingen
zag, verscheen aan mij een maagd die bedroefd leek en treurende en mij vroeg, of ik dit begreep. En
toen ik antwoordde, dat ik het niet begreep, zei zij tot mij: "Al deze dingen, die gij ziet, verbeelden
het geestelijk lijden, van iemand, die gij kent. (IV Bir. 34:1/4).
De touwen dienen om de paarden te binden, die de ziel moet voortslepen, de tangen om de neus, de
ogen, de oren, en de lippen stuk te knijpen, de galg om aan te hangen." Toen ik over dit alles
bedroefd was, antwoordde de maagd mij voor de tweede maal: "Wees niet bedroefd, want er is nog
tijd, zodat hij, als hij wil, de touwen kan stuk trekken, de paarden omver kan werpen, de tangen
als was laten versmelten en de galg afbreken. (IV Bir. 34:5/6).
En bovendien kan zijn hart zo gaan gloeien van liefde voor God, dat al de zinnebeelden en
strafwerktuigen hem tot de grootste eer zullen worden. Het touw, waarmee hij smadelijk gebonden
zou worden, kan in een gouden gordel veranderd worden en in plaats van paarden, waardoor hij
getrokken en door de straten gesleept zou worden, zullen engelen tot hem gezonden worden en hem
brengen voor het aangezicht van God. In plaats van de tangen, waarmee hij smadelijk geknepen zou
worden, zal aan zijn neus een goede geur gegeven worden, aan de mond een goede smaak, aan
de ogen het schoonste gezicht en aan de oren het heerlijkste gezang." (IV Bir. 34:7/9).
Commentaar:
Deze man van wie hier sprake is, was maarschalk. Hij kwam naar Rome met zoveel
boetvaardigheid en ootmoed, dat hij blootshoofds naar vele kerken ging, God biddend, en anderen
verzoekend voor hem te bidden, dat hij niet naar zijn vaderland mocht terugkeren, opdat hem niet
gebeuren zou dat hij wellicht weer in zijn vroegere zonden herviel. God verhoorde dit gebed, zodat
hij stierf in Monte Fiascone, toen hij Rome verliet, en waarvan onze Heer later vertelde aan de
heilige Birgitta: "Zie dochter, wat mijn barmhartigheid deed en wat een goede wil doet. Deze ziel
was in de klauwen van de duivel, maar de goede wil ontrukte hem aan diens tanden, zodat hij nu op
weg is naar het hemelrijk en aan al het goede deelachtig wordt, wat in de heilige Kerk gedaan wordt.
Hoofdstuk 35
AP. 8
De woorden van de bruid aan Jezus Christus over haar verlangen voor de redding van de zielen, en
het aantwoord dat aan haar door de Heilige Geest wordt gegeven, namelijk dat de excessen van
de mensen en het overvloed aan eten en drinken zijn een obstakel voor de visitaties van de
Heilige Geest die aan hen zijn gegeven.
"O beminnelijke Jezus, de Schepper van alles wat er is gemaakt! Zouden deze mensen hebben
geweten en begrepen de warmte van Uw Heilige Geest! Dan zouden ze verlangen naar de hemel
en verafschuwen de dingen van de aarde. Een antwoord kwam onmiddelijk op in mijn geest,
zeggende: "Hun excessen en overvloed zijn een obstakel voor de visitaties van de Heilige Geest. Je
ziet excessen in eten en drinken en feestmalen met vrienden die voorkomen dat zowel de Heilige
Geest beminnelijk naar hen toe zal komen en dat ze genoeg hebben van hun wereldse plezier. Een
overmaat aan goud en zilver, uitrusting, kleding, en inkomsten, voorkomen dat de geest van mijn
liefde bij hen doet aanwakkeren de mildheid van hun harten. Een overdaad aan bedienden, paarden
en andere dieren zijn een obstakel voor de Heilige Geest om tot hen te naderen. Nee, inderdaad, ze
onttrekken zich aan hun bedienden, mijn engelen, terwijl hun verraders, de duivels, naderen tot hen.
Ze zijn dus onwetend over de beminnelijkheid of zoetheid en de visitatie waarmee Ik, God, heilige
zielen en mijn vrienden bezoek." (IV Bir. 35:1/9).
Hoofdstuk 36
AP. 9
Gods woorden aan de bruid over de manier waarop religieuzen kloosters in gingen uit heilige
vrees en goddelijke liefdadigheid, maar nu Gods vijanden zijn, dat is, valse religieuzen trekken de
wereld in met goddeloze hoogmoed en hebzucht; evenzo over de ridders en hun riddelijke dienst.
"Hoor nu wat mijn vijanden doen in tegenstelling tot wat mijn vrienden ooit deden. Mijn vrienden
traden kloosters binnen uit heilige vrees en goddelijke liefdadigheid. Maar degenen die nu in de
kloosters wonen trekken met trots en hebzucht de wereld in, hun zelfzuchtige wil volgend en leven
voor de geneugten van hun lichaam. Het oordeel voor degenen die sterven met zo'n gezindheid, is,
dat ze hemelse vreugde niet zullen ervaren noch verkrijgen, maar alleen een eindeloze straf in de hel.
Weet ook dat degenen die in het klooster wonen, maar worden gedwongen door de goddelijke liefde
en tegen hun eigen wil in om een hogere rang te bekleden, niet tot hun aantal gerekend zullen
worden. Ridders, eveneens, die gebruikt worden om wapens te dragen, en bereid waren om hun leven
te geven voor de gerechtigheid en om hun bloed te vergieten ter wille van het heilig geloof door te
helpen om armen gerechtigheid te laten verkrijgen en door boosdoeners te beteugelen en hen
nederig te houden. (IV Bir. 36:1/6).
Nochtans, hoor nu hoe ver ze zijn afgedwaald. Tegenwoordig verkiezen ze om te sterven in oorlogen
in het belang van trots, hebzucht en afgunst, op de ingevingen van de duivel, in plaats van te leven
volgens mijn geboden om eeuwige vreugde te verkrijgen. Daarom zal het loon van een rechtvaardige
veroordeling worden gegeven aan al diegenen die sterven met zo'n karakter. Dit betekent dat duivels
als loon aan hun zielen zullen worden gegeven en ze zullen voor eeuwig samen zijn. Echter, degenen
die me dienen zullen hun loon samen met het hemelse leger voor altijd ontvangen zonder einde."
(IV Bir. 36:7/11).
Hoofdstuk 37
AQ. 0
De woorden van Christus aan de bruid haar vragende over hoe de wereld er voor staat, en zij
antwoordt dat het is als een open zak waar iedereen zinloos naar toe loopt, en over Christus
strenge maar rechtvaardige veroordeling van zulke mensen.
De Zoon sprak: "Dochter, hoe staat de wereld er nu voor?" Ze antwoordde: "Het is als een open zak
waar iedereen naar toe loopt, als een man die loopt zonder zich zorgen te maken wat hij volgt." De
Heer antwoordde: "Daarom ben Ik gerechtigd om over de aarde uit te gaan met mijn ploeg, om te
ploegen over heidenen en Christenen, sparende noch oud noch jong, noch arm noch rijk. Elk zal
worden beoordeeld op basis van zijn of haar eigen gerechtigheid, en elk zal sterven in zijn of haar
eigen zonde, en hun huizen zullen worden achtergelaten zonder inwoners. Maar Ik zal dit niet
eerder doen dan tot de voleinding is bereikt. (IV Bir. 37:1/5).
Ze antwoordde: "O Heer, wees niet boos als ik spreek. Stuur een aantal van Uw vrienden om hen te
waarschuwen en te vermanen over hun gevaar." De Heer sprak: "Er staat geschreven dat toen de
rijke man wanhoopte over zijn eigen redding uit de hel, vroeg hij dat iemand zou kunnen worden
gestuurd naar zijn broers om hen te waarschuwen, zodat ze niet het zelfde lot zouden moeten
ondergaan als hij. Het antwoord aan hem was: 'Dat zal op geen enkele manier worden gedaan, want
zij hebben Mozes en de profeten om hen te onderwijzen.' Dus Ik zeg je nu: Ze hebben de
evangeliën en de uitspraken van de profeten, zij hebben de woorden en voorbeelden van de heilige
leraren, ze hebben inzicht en verstand. Laten ze van deze dingen gebruik maken, en ze zullen worden
gered. Als Ik je zou sturen, je zou niet in staat zijn hard genoeg te kunnen roepen om gehoord te
worden. Als Ik mijn vrienden zou sturen, die maar met weinigen zijn, en ze zouden roepen, zullen ze
nauwelijks gehoord worden. Echter, Ik zal mijn vrienden sturen naar hen die Ik verkies, en zij zullen
de weg voor God bereiden." (IV Bir. 37:6/14).
Hoofdstuk 38
AQ. 1
De woorden van Jezus aan de bruid om geen vertrouwen te hebben in dromen, maar eerder voor
hen op je hoede te zijn, ongeacht hoe vreugdevol of verdrietig ze ook zijn, en hoe de duivel leugens
vermengt met de waarheid in dromen, waardoor veel fouten optreden in de wereld, en over hoe de
profeten zich hier niet in vergisten, omdat ze echt God liefgehad hebben boven alles.
Christus sprak tot zijn bruid: "Waarom verheugt jij je zo over vreugdevolle dromen en waarom
treurt jij zo over droevige? Heb Ik je dan niet in waarheid gezegd, dat de duivel afgunstig is en
dat hij zonder mijn vergunning niet meer kan doen dan een strohalm onder je voeten leggen? Ik zei
ook tegen je, dat hij de vader en uitvinder is van de leugen, en dat hij soms enige waarheid onder al
zijn valsheid mengt. Daarom zeg Ik je, dat de duivel niet slaapt, maar rondwaart, opdat hij een
gelegenheid tot bedrog vindt. Daarom moet je oppassen, zodat de duivel je niet misleiden kan
met behulp van zijn subtiele kennis om je innerlijke toestand te ontdekken aan de hand van je
uiterlijke bewegingen. (IV Bir. 38:1/5).
Want hij verwekt soms vreugdevolle dromen in de geest, opdat je vervuld zoudt zijn van ijdele
vreugde, soms droevige, opdat je door het verdriet enige goede werken zoudt nalaten, die jij hadt
moeten doen, en opdat jij je ellendig en verdrietig zoudt voelen, voordat de ellende komt. Soms
vervult hij een hart, dat misleid is en de wereld wil behagen, met allerlei valsheid en leugen, zodat
velen bedrogen worden, gelijk geschiedde met de valse profeten. En dat geschiedt met de mens,
die andere dingen meer lief heeft dan God. (IV Bir. 38:6/8).
Zo gebeurt het, dat onder vele valse woorden, vele ware woorden gevonden worden, want de
duivel kon nooit bedriegen, indien hij zijn leugen niet met waarheid vermengde, zoals zichtbaar was
aan de man, die je zag waarin de duivel was. Want hoewel hij toegaf en erkende, dat er een God is,
toonden toch zijn woorden en schaamteloze handelingen, dat de duivel in hem woonde en hem in
bezit had. En nu kun jij je afvragen waarom Ik de duivel toeliet te liegen. Ik antwoord je, dat Ik dat
laat geschieden tengevolge van de zonden van het volk en de priesters, omdat zij weten willen,
wat God niet wenst dat zij weten zullen, en voorspoed wensten, waarvan God voorzag dat deze
niet nuttig was voor hun zielen. (IV Bir. 38:9/12).
Daarom laat God ter wille van de zonden vele dingen toe, die niet zouden gebeuren indien de
mensen Gods genade en hun eigen verstand niet misbruikten. Maar de profeten, die niets anders
begeerden dan God en Gods woord alleen en voor niets anders wilden spreken dan ter wille van God,
werden niet bedrogen, maar zij spraken en beminden het woord der waarheid. Doch, evenals niet alle
dromen opgemerkt, noch op alle acht gegeven moeten worden, zo moeten ook alle niet versmaad
worden, want soms geeft God ook in de slechten goede dingen door, of toont hun die, zelfs soms
op hun sterfbed, in hun laatste uur, opdat zij zich zouden bekeren. (IV Bir. 38:13/15).
En soms geeft Hij goede dingen mee in goede dromen, opdat zij naar God des te meer verlangen
zouden. Daarom, wanneer je dit overkomt, neem ze niet ter harte, maar overweeg en beschouw ze
tezamen met je geestelijke vrienden, of ook laat ze geheel varen en verwijder ze uit je hart, alsof je
ze niet gezien hebt, want hij, die behagen schept in zulke dingen, wordt voortdurend bedrogen en
verontrust. Wees daarom standvastig in het geloof aan de Heilige Drievuldigheid, bemin God met
geheel je hart; wees gehoorzaam in zowel voor als tegenspoed; houd in je gedachten dat je niet
beter bent dan anderen, maar vrees altijd zelfs bij je weldaden. (IV Bir. 38:16/18).
En houd je mening niet voor wijzer dan die van anderen en geef je gehele wil over aan God en wees
bereid om alles te doen wat God wil. Dan behoef je geen droom te vrezen; zelfs al zijn ze vreugdevol,
dan toch moet je er niet in geloven, of ze niet begeren, indien je er Gods glorie niet in ziet. Zijn
ze droevig, wees niet verdrietig, maar stel je hoop op God." (IV Bir. 38:19/21).
Daarop sprak Gods Moeder: "Ik ben de Moeder der barmhartigheid, die voor de dochter, terwijl ze
sliep, kleding gereed maakte, Ik maakte een maaltijd voor haar gereed terwijl zij zich aankleedde, Ik
legde voor mijn dochter een kroon en elke goede beloning voor haar klaar, terwijl ze arbeidde."
(IV Bir. 38:22).
Hoofdstuk 39
AQ. 2
De woorden van de Moeder aan de Zoon over de bruid, en Christus antwoord hierop aan zijn
Moeder. Vervolgens de woorden van de Moeder over wat bedoeld wordt met de leeuw en het lam, en
over hoe God een aantal dingen laat gebeuren als gevolg van de menselijke ondankbaarheid en
ongeduld die anders hen niet zouden zijn overkomen.
De Moeder sprak tot haar Zoon, zeggende: "Onze dochter is als een lam die haar kop in de bek van
de leeuw zet." De Zoon antwoordde haar: "Het is beter voor het lam om haar kop in de bek van de
leeuw te zetten en één te worden in vlees en bloed met de leeuw dan dat het lam bloed zou zuigen
uit het vlees van de leeuw en zo de leeuw razend zou maken en dat vervolgens het lam, wiens
voedsel hooi is, ziek zou worden. Maar, lieve Moeder, omdat u alle wijsheid en de volheid van
alle intelligentie in uw schoot droeg, zal onze dochter de betekenis verkrijgen van de leeuw en
van het lam." (IV Bir. 39:1/3).
De Moeder antwoordde: "Zalig zijt gij, mijn Zoon, die eeuwig verblijft bij de Vader, en die
afdaalde naar mij, echter nooit gescheiden van de Vader. U bent de Leeuw uit Juda's stam. U bent
het Lam zonder vlek naar wie Johannes wees met zijn vinger. Een persoon steekt haar hoofd in de
bek van de leeuw als zij haar hele wil aan God toevertrouwt en niet van plan is haar eigen wil uit te
voeren, zelfs niet als zij daar toe in staat zou zijn, tenzij zij weet dat het God een welgevallen is.
(IV Bir. 39:4/7).
Een persoon zuigt bloed van de leeuw wanneer deze ongeduldig wordt met het plan van Uw
rechtvaardigheid, als zij wenst en streeft naar andere dingen te verwerven dan dat U hebt besloten
voor haar te verkrijgen of dat zij wil leven in een toestand die anders is dan die waarin het U
welgevallig is en goed is voor haar om in te leven. God is niet blij met zulke verlangens sterker
nog God wordt eerder vertoornd hierdoor. Net zoals het lam zich voedt met hooi, evenzo moet een
persoon zich tevreden stellen met nederige omstandigheden en een nederige staat van leven. Het is
omwille van de menselijke ondankbaarheid en ongeduld dat God veel dingen toestaat om te laten
gebeuren voor het heil van de mensheid die niet zouden gebeuren wanneer mensen meer geduldig
waren. (IV Bir. 39:8/11).
Daarom, mijn dochter, geef je wil aan God. Als je soms het gevoel hebt minder geduldig te zijn,
begin dan helemaal opnieuw door middel van boetedoening, want boetedoening werkt als wat een
goede wasvrouw doet met vlekken, en berouw is als een goede bleker." (IV Bir. 39:12/13).
Hoofdstuk 40
AQ. 3
De uitleg van Christus aan de bruid over de betekenis van een Christelijke dood en op welke wijze
een persoon sterft goed of slecht, en over hoe de vrienden van God niet verontrust moeten worden
als zij Gods dienaren een harde lichamelijke dood zien sterven.
De Zoon sprak: "Wees niet bang, dochter: Deze zieke vrouw zal niet sterven, want haar werken zijn
een lust voor Mij." Toen de vrouw stierf, zei de Zoon opnieuw: "Zie je, dochter? Dat wat Ik je
vertelde waar was: De vrouw is niet dood, want haar glorie is groot. De scheiding van lichaam en
ziel is voor de rechtvaardige niet meer dan een droom, voor dat ze wakker worden om eeuwig te
leven. Dat wat de dood zou moeten worden genoemd is wanneer de ziel gescheiden leeft van het
lichaam in een eeuwige dood. (IV Bir. 40:1/4).
Er zijn veel mensen die, hoewel niet bewust van het leven dat komen gaat, graag een Christelijke
dood willen sterven. Welnu, wat heeft een Christelijke dood te betekenen, als het niet steven is
zoals Ik stierf: onschuldig, gewillig en geduldig? Ben Ik dan verachtelijk omdat mijn dood
verachtelijk en hard was? Of zijn mijn uitverkorenen dwaas, omdat ze verachtelijk lijden moesten
dragen? Of was dit de wil van het lot of was de stand van de sterren hier de oorzaak van? Natuurlijk
niet. Ik en mijn uitverkorenen hebben inderdaad zwaar geleden, maar dit was om zo te laten zien
door woord en voorbeeld dat de weg naar de hemel moeilijk is, en ook om mensen geheel te
laten beseffen hoe noodzakelijk de zuivering is voor de goddelozen, aangezien dat de onschuldige
uitverkorenen zo zwaar hebben geleden. (IV Bir. 40:5/11).
Weet dan, dat een persoon een verachtelijke en kwade dood sterft wanneer hij sterft terwijl hij een
losbandig leven leidt en met de intentie om te zondigen, of wanneer hij wereldse succes heeft en
verlangt om lang te leven, maar zich niet realiseert om God te danken. Een persoon leeft en sterft
gelukkig als hij God liefheeft met geheel zijn hart, hoewel hij neergeslagen kan worden door een
afschuwelijke dood of wordt geteisterd door een chronische ziekte, vanwege zijn harde dood
verminderen zijn zonden als ook de straf voor de zonden en het verhoogt zijn beloning.
(IV Bir. 40:12/13).
Kijk, Ik zal je laten herinneren aan twee mannen, die beiden een verachtelijke en bittere dood stierven
volgens de menselijke mening. Maar als ze niet zo'n dood door mijn grote barmhartigheid hadden
bekomen, zouden ze niet zijn behouden. Echter, omdat de Heer niet twee keer een berouwvol hart
slaat, bereikten beiden hun kroon. (IV Bir. 40:14/16).
Dit is de reden waarom de vrienden van God niet bedroefd moeten worden als zij tijdelijk hevige
pijn lijden of sterven een bittere dood. Het is een gezegend iets om te huilen voor een tijd en te
worden ontroerd in deze wereld, om zo niet de zwaarste straffen te moeten lijden in het vagevuur,
daar waar geen ontsnappen mogelijk is en de tijd van werkem voobij is." (IV Bir. 40:17/18).
Hoofdstuk 41
AQ. 4
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe priesters met wettige faculteiten van
absolutie, niet uitmakende wat voor zondaars ze zelf zijn, in staat zijn mensen vrij te spreken van
zonden; hetzelfde geldt voor het sacrament van de Eucharistie.
De Moeder sprak tot de dochter: "Ga naar hem die de faculteit van absolutie heeft. Ongeacht hoe
melaats de portier is, hij kan nog steeds de deur openen, evenals een gezonde man, op voorwaarde
dat hij over de sleutels van de deur beschikt. Het is hetzelfde met de absolutie en het sacrament van
het altaar. Ongeacht wie dient, op voorwaarde dat hij een wettige faculteit van absolutie heeft, kan
hij mensen ontslaan van zonden. Daarom moet geen priester worden afgewezen. (IV Bir. 41:1/5).
Toch zou ik je vooraf willen waarschuwen over twee dingen. Het eerste is dat hij niet krijgt wat hij
zo verlangt in het vlees. Het tweede is dat zijn leven binnenkort zal worden doorgesneden. Net als
bij een mier, die zijn lading graan dag en nacht draagt, somtijds naar beneden valt en juist sterft op het
moment dat het in de buurt van het nest komt, en het graan blijft buiten, evenzo, juist op het moment
dat deze man is begonnen om het doel van zijn inspanningen te bereiken, zal hij sterven en gestraft
worden, en zullen zijn lege inspanningen op niets uitlopen." (IV Bir. 41:6/9).
Hoofdstuk 42
AQ. 5
De woorden van de Moeder aan de dochter waarin zij beschrijft de goede karaktereigenschappen
en de rechtvaardige werken in Gods vrienden als deurposten; en over de manier waarop Gods
dienaren moeten wegblijven van geringschatting.
De Moeder sprak: "Er wordt gezegd dat de vrienden van God moeten worden vergeleken met twee
deurposten waardoor anderen kunnen binnengaan. Daarom moet men zorgvuldig waken tegen alles
wat ruw of hard of enige andere vorm heeft wat een obstakel in de weg kan zijn voor degenen die
willen binnengaan. Deze deurposten symboliseren niets anders dan de morele zelfbeheersing en
rechtvaardige werken en stichtelijke woorden die dagelijks moeten worden gevonden in het leven
van de vrienden van God. Men moet dan ook aandachtig waken tegen harde voorwerpen, dat wil
zeggen, kleinerende of grove taal, die worden gevonden in de monden van Gods vrienden, of enige
vorm van wereldse neigingen merkbaar in hun acties die er toe kunnen leiden dat degenen die de
ingang zoeken huiveren en weglopen om daar naar binnen te gaan." (IV Bir. 42:1/4).
Hoofdstuk 43
AQ. 6
De woorden van de Moeder aan de dochter waarbij zij slechte pastoors worden vergeleken met
een worm die knaagt aan de wortels van een boom.
De Moeder sprak: "Ze zijn als een worm die uitstekend zaad ziet, maar het niet kan schelen hoeveel
fruit er verloren gaat of uitvalt, zolang het zich maar een weg kan vreten in de wortels of in
onderdelen die op of dicht bij de grond liggen. Op dezelfde manier handelen deze mannen, die het
niet schelen kan hoeveel zielen er verloren gaan, zolang ze maar hun winsten en aardse bezittingen
kunnen krijgen. De rechtvaardigheid van mijn Zoon zal daarom over hen komen, en zij zullen
binnenkort worden weggenomen." De dochter antwoordde: "Wat voor ons een hele lange tijd
lijkt is voor God niet meer dan de kleinste graankorrel op de weegschaal. Het geduld van uw Zoon
met boosdoeners is inderdaad geweldig." De Moeder antwoordde: "Ik zeg je in waarheid, dat hun
oordeel niet zal worden uitgesteld, maar het zal tot hen komen met afgrijzen, en zij zullen weg
worden gedragen van het plezier de schaamte in." (IV Bir. 43:1/6).
Hoofdstuk 44
AQ. 7
De woorden van Christus aan de bruid waarbij het lichaam wordt vergeleken met een schip en de
wereld met de zee, en over hoe de vrije wil de ziel kan leiden naar de hemel of naar de hel, en
de aardse schoonheid die wordt vergeleken met een glas.
De Zoon sprak: "Luister, jij die na de stormen van deze wereld verlangt naar de haven. Wie op zee
is heeft niets te vrezen zo lang als die Persoon bij hem blijft, die de wind kan stoppen met blazen, die
elk lichamelijk letsel kan voorkomen door weg te blijven van de steile rotsen of ze te verpulveren,
die de storm-winden kan bevelen om het schip te leiden naar een rustige haven. Zo is het in de
fysieke wereld. (IV Bir. 44:1/3).
Er zijn mensen die leiden hun lichaam als een schip over de wateren van de wereld, en brengen
sommige mensen troost, maar anderen nood, want de menselijke vrije wil leidt sommige zielen naar
de hemel, anderen naar de diepten van de hel. De menselijke wil behaagt God als het niets vuriger
wil horen dan Gods lof noch voor iets anders wil leven dan in dienst te staan voor God, want God
woont gelukkig in zo'n wil en verlicht elk gevaar en strijkt glad alle rotsen waar de ziel zo vaak
door wordt bedreigd. (IV Bir. 44:4/5).
Wat betekenen deze steile rotsen als het niet het vertegenwoordigen is van de kwade wil? Het is
heerlijk om te zien en te hebben eigen wereldse bezittingen, om zich te verheugen in de elegantie
van het eigen lichaam en te proeven alle vleselijke lekkernijen. Zulke dingen brengen de ziel
vaak in gevaar. Maar wanneer God aan boord is van het schip, groeien al deze dingen zwak, en
de ziel minacht ze allemaal, want alle lichamelijke en aardse schoonheid is als een glas dat is
beschilderd aan de buitenkant, maar zit vol aarde aan de binnenkant. Wanneer het glas wordt
gebroken, is het van niet meer waarde dan de donkere ondergrond van de aarde, die is gevormd voor
geen ander doel dan te worden gebruikt als men de eigenaar is, teneinde de hemel te verwerven. Al
die mensen die niet meer verlangen om te horen hun eigen of de wereldse waardering voor hen dan
dat zij de schadelijke lucht in ademen, die elke ledemaat van hun lichaam doet afsterven en haten de
gruwelijke lusten van het vlees, zij allen kunnen hier rusten in stilte en zullen in vreugde wakker
worden, want God is met hen te allen tijde." (IV Bir. 44:6/11).
Hoofdstuk 45
AQ. 8
De klaagzang van de bruid voor de goddelijke majesteit, omdat de toestand van vier zusters,
Nederigheid, Onthouding, Tevredenheid, en Naastenliefde, dochters van Jezus Christus de Koning,
nu helaas worden beschouwd als waardeloos, en de vier zusters Trots, Begeerte, Buitensporigheid
en Simonie, dochters van de duivelse koning, nu worden genoemd adelijke vrouwen.
Ik doe mijn beklag, niet alleen namens mijzelf maar ook namens vele van Gods uitverkorenen, voor
Uwe Majesteit, over de toestand van vier zusters, dochters van een machtige Koning, elk van hen
houdt een positie en macht in haar op basis van verworven goed. Al degenen die willen kijken
op de schoonheid van deze zusters ontvangen troost uit hun schoonheid en door hun goede
voorbeeld van vroomheid. De eerste zuster werd Nederigheid genoemd omdat ze nederig was in
elke daad die gedaan moest worden. De tweede zuster heette Onthouding omdat ze zich onthield
van alle zondige geslachtgemeenschap. De derde zuster heette Tevredenheid omdat ze geen
overtollige dingen bezat. De vierde zuster werd Naastenliefde genoemd met de betrekking tot de
genegenheid van iemands naasten. Deze vier zusters worden nu beschouwd als waardeloos met hun
eigen verworven goed en door bijna iedereen geminacht. (IV Bir. 45:1/7).
In hun plaats zijn vier onwettige zusters gekomen. Hoewel ze nakomelingen zijn van een hoereerder,
worden ze toch genoemd vrouwen van adel. De eerste onwettige zuster heet Trots, die leeft om de
wereld te behagen. De tweede onwettige zuster heet Begeerte, die iedere begeerte in het lichaam
volgt. De derde onwettige zuster heet Buitensporigheid en huist buiten de genzen van de noodzaak.
De vierde onwettige zuster heet Simonie, tegen deze misleiding kan vrijwel niemand zich
beschermen, omdat, of de dingen nu terecht of onterecht worden verworven, ze neemt ze allemaal
gretig in. Deze vier onwettige zusters zijn in tegenspraak met de geboden van God, en we wensen ze
waardeloos te maken, want zij zijn een aanleiding van eeuwige verdoemenis aan vele zielen.
(IV Bir. 45:8/14).
Daarom, handel in overeenstemming met de liefde die God je heeft laten zien, en help snel de vier
zusters op te richten die we deugden noemen, die voortkomen uit de bijzondere deugd van Jezus
Christus de hoge Koning, en die nu laag is gelegd in de Heilige Kerk, het erfelijke landgoed van
Christus. Hij ligt laag in tegenstelling tot de ondeugden die vrouwen van adel worden genoemd in
deze wereld, de verraadsters van de zielen, geboren uit die verrader de duivel, de verdorvenheid
zelf. (IV Bir. 45:15/16).
Hoofdstuk 46
AQ. 9
De waarschuwing van de bruid aan een zekere edelman over het herstellen van onterechte
verworven eigendommen, en over de aankondiging van de engel aangaande het strenge vonnis
tegen hem.
Meneer, ik waarschuw u over het gevaar waar uw ziel zich in bevindt, en u eraan herinneren dat
we lezen over een zekere koning in het Oude Testament, dat hij verlangde naar de wijngaard van een
ander en bood hem de volle prijs hiervoor aan. Echter omdat de eigenaar van de wijngaard het aan
hem niet wilde verkopen, werd de koning boos en onterecht onteigende hij hem de wijngaard voor
zichzelf met geweld. Even later sprak de Heilige Geest tot hem via de mond van een profeet, en
veroordeelde de koning en de koningin om een ellendige dood te steven voor hun onrecht. De
profetie werd vervuld in hen, en hun kinderen haalden niet het minste voordeel uit de wijngaard
die in bezit was genomen. (IV Bir. 46:1/4).
Nu dan, omdat u Christen bent en geloof hebt en met zekerheid weet dat God nu dezelfde is in
macht en rechtvaardigheid als toen, moet u weten dus, dat, wanneer u een verlangen hebt om iets te
bezitten wat onrechtvaardig is, hetzij door de eigenaar te dwingen om het te verkopen tegen zijn wil
in of door het niet geven van een eerlijk aanbod, dat dan dezelfde machtige en rechtvaardige rechter
de wreker zal zijn. Bovendien moet u vrezen voor zo'n vonnis die over u wordt uitgesproken zoals
het ook die koningin is overkomen. U moet verdriet hebben van het feit dat uw kinderen niet rijk
zullen worden van uw onrechtvaardig verkregen goederen, maar eerder zullen lijden onder de
ellende van de armoede. (IV Bir. 46:5/7).
Door de lijdenweg van Jezus Christus naar het kruis, is uw ziel verlost met Zijn kostbare bloed,
daarom vermaan en waarschuw ik u om uw ziel niet te laten vernietigen in het belang van vluchtige
bezittingen, maar om volledige schadeloosstelling te maken aan al degenen die schade hebben
geleden van of door uw handelen. Herstel wat u onterecht hebt verworven, door zowel te verlichten
degenen die nu leed lijden als ook om een voorbeeld voor anderen te dienen, als u teminste de
vriendschap met God wilt verwerven. (IV Bir. 46:8/9).
God is mijn getuige dat ik u dit niet schrijf uit eigen beweging, want ik ken u niet, maar omdat er
iets gebeurd is met een persoon die me gedwongen heeft om te schrijven uit heilige mededogen voor
uw ziel. Want die persoon, niet slapende maar wakker in gebed, hoorde de stem van de engel
zeggen: "Björn, Björn, hoe overmoedig bent je tegenover God en richting de gerechtigheid! Je
wilskracht heeft zo je geweten overwonnen in jou, dat je geweten volledig zwijgt, terwijl je spreekt
en handelt. Dit is de reden waarom je spoedig je oordeel in de goddelijke rechtbank zult
ontvangen. Dan zal je wil zwijgen en je geweten spreken in overeenstemming met de juiste
gerechtigheid. (IV Bir. 46:10/14).
Hoofdstuk 47
AR. 0
De woorden van de Zoon aan de bruid over hoe we moeten oppassen voor de verleidingen van de
duivel en Zijn beschrijving van de duivel als een vijand van de staat, en God als de moeder hen,
Zijn kracht en wijsheid als vleugels, Zijn barmhartigheid als veren, en de mensen als kuikens.
De Zoon sprak: "Als de vijand beukt aan de stadspoorten, moet je niet zijn als geiten die bij de
muren omhoog willen rennen of als rammen die op hun achterste poten gaan staan en elkaar stoten
met hun horens. In plaats daarvan moet je als kuikens zijn die, bij het zien van een roofvogel
aan de hemel die zich richt om hen te schaden, dekking zoeken onder moeders veren.
(IV Bir. 47:1/2).
Wie is je vijand zo niet de duivel, die kwaadwillig naar iedere goede daad ziet en gewoon is om de
menselijke geest te bestoken en op te hitsen met verleidingen? Soms gaan zijn bestokingen gepaard
met woede en laster, soms met ongeduld en kritiek in de richting van Gods beslissingen wanneer
dingen niet blijken te gaan zoals iemand wenste. Heel vaak bestookt en verstoort hij je met talloze
gedachten om je weg te houden van de goede werken die in dienst staan van God en werpen een
schaduw over je goede werken voor God. (IV Bir. 47:3/5).
Daarom, ongeacht welke verleidingen je bestoken, je moet niet je positie verlaten, noch zijn als de
geiten die bij de muren omhoog willen rennen, dat wil zeggen, hard van hart zijn, of de acties van
andere mensen bekritiseren in je hart, omdat iemand die vandaag slecht is vaak morgen goed is. In
plaats daarvan moet je je voelsprieten lager zetten, stil staan en luisteren, dat wil zeggen, verneder
jezelf en wees vreesachtig, en geduldig smeken tot God zodat een slecht begin kan worden
veranderd in een goed einde. Noch moet je zijn als de rammen zwaaiend met hun hoorns, dat wil
zeggen, het terugbetalen van beledigingen met beledigingen en beschimpingen met
beschimpingen. (IV Bir. 47:6/8).
In plaats daarvan zou je standvastig op je voeten moeten staan, dat is, controleer je gedrevenheid,
zodat je uitspraken en reacties voorbedachtzaamheid en sterke geduldigheid vertonen, omdat de
rechtvaardige zichzelf overwint en zichzelf weerhoudt van legale opmerkingen om zo
aanstootgevende spraakzaamheid te vermijden. Wanneer een persoon onrustig is in gedachten en
alles laat gaan wat hij voelt van binnen, lijkt hij op de één of andere manier zichzelf van verdenking
te hebben gezuiverd en van het blootleggen van de instabiliteit van zijn eigen geest. Dit is de reden
waarom hij achtergelaten zal worden zonder beloning omdat hij niet bereid was geduldig te zijn
voor een bepaalde tijd. Had hij geduldig geweest, hij zou beide hebben gewonnen zowel over
zijn beledigende broer als zichzelf voorzien van een grotere beloning. (IV Bir. 47:9/12).
Wat vertegenwoordigen de vleugels van de moeder hen, zo niet de goddelijke kracht en wijsheid? Je
ziet, Ik ben als die moeder hen die krachtig beschermt tegen de valstrikken van de duivel voor die
kuikens die zich omdraaien wanneer Ik roep, dat wil zeggen, degenen die wensen de bescherming
van mijn vleugels en Ik roep ze naar hun verlossing door mijn wijze inspiraties. Wat doet de veer
vertegenwoordigen als het niet Mijn genade is? Iemand die Mijn barmhartigheid verkrijgt kan zich
zo veilig voelen als een kuiken die beschut zit onder de vleugels van zijn moeder. Dus, wees als
kuikens en loop naar Mijn wil. Zeg zowel hardop in alle verleidingen en tegenslagen als in je
daden: Moge Gods wil geschiede! Want, Ik bescherm hen die in Mij vertrouwen met Mijn macht; Ik
verkwik hen met Mijn genade; Ik houd hen met mijn geduld; Ik bezoek hen met mijn troost; Ik
verlicht hen met mijn wijsheid; Ik beloon hen honderdvoudig met mijn liefde." (IV Bir. 47:13/24).
Hoofdstuk 48
AR. 1
De woorden van de Zoon aan de bruid over een koning en hoe hij zou moeten werken om
Gods eer te verhogen en de liefde voor de zielen, en over zijn veroordeling, als hij dit nalaat.
De Zoon sprak: "Als deze man me wil eren, laat hem eerst werken om mijn ten schande maken te
verminderen en mijn eer te vergroten. Mijn ten schande maken bestaat uit het feit dat geboden en
woorden die Ik persoonlijk heb gesproken, volledig worden genegeerd en door bijna iedereen worden
geminacht. Als hij van Me houdt, moet hij vanaf nu laten zien een grotere naastenliefde aan alle
zielen voor wie Ik de hemel opende met het bloed van Mijn hart. Als hij meer verlangt om te rusten
met God dan om zijn erfenis te vergroten, dan zal hij zeker een groter verlangen vinden evenals de
hulp van God om terug te winnen die plaats, Jeruzalem, waar Mijn dode lichaam lag.
(IV Bir. 48:1/4).
Zeg hem, jij die deze dingen hoort: Ik, God, die toestond om hem tot koning te laten kronen. Dit is
de reden waarom het vooral zijn plicht is om Mijn wil te volgen en Mij lief te hebben en te eren
boven alles. Als hij dit niet doet, zullen zijn dagen worden ingekort. Bovendien zullen mensen die
emotioneel gehecht zijn aan hem, pijnlijk worden gescheiden van hem, en zijn koninkrijk zal
worden opgesplitst in verschillende delen." IV Bir. 48:5/8).
Hoofdstuk 49
AR. 2
Een symbolisch visioen aan de bruid over de kerk, de uitleg, die betrekking heeft op de
gematigheid en houding die de paus zou moeten handhaven met betrekking tot zijn eigen persoon
en over de kardinalen en andere prelaten van de Heilige Moeder Kerk, en vooral over de houding
van nederigheid.
Het scheen aan een bepaald persoon dat ze zich in een groot koor bevond, en een grote stralende
zon verscheen aan hen. Er waren als het ware twee kansels in het koor, één ter rechterzijde en de
andere ter linker zijde, met een lange tussenliggende ruimte tussen hen en de stralende zon. Twee
stralen van de zon vielen op de kansels. (IV Bir. 49:1/3).
Vervolgens werd van de kansel ter linkerzijde een stem gehoord, zeggende: "Wees gegroet
eeuwige Koning, Schepper en Verlosser, en rechtvaardige Rechter! Ziedaar! Uw vicaris, die zit op
Uw stoel in de wereld, heeft nu zijn stoel terug gebracht naar zijn oude en eerdere plaats, daar waar
zat de eerste paus, Petrus, prins der apostelen." Een stem van de kansel ter rechterzijde antwoordde
en sprak: "Hoe kan hij de Heilige Kerk binnengaan als de loop van de deurscharnieren vol roest en
vuil zitten? Dit is waarom de deuren richting de grond hellen, omdat er geen loopruimte is voor de
scharnierpennen die de deuren moeten ondersteunen. De scharnier-pennen in de deuren zijn volledig
naar buiten gebogen en zijn in het geheel niet op een dusdanige wijze gekromd zodat ze de deuren
op hun plaats kunnen houden. De vloer is geheel omgegraven en veranderd in kuilen zo diep als
bodemloze putten. Het plafon is besmeurd met pek en brand met zwavelachtige vlammen, die neer
druppelen als dichte regen. Dikke zwarte rookdampen stijgen op uit de kuilen en van de
neerdruppelende vlammen en maken dat de muren dezelfde lelijke kleur krijgen om naar te kijken als
bloederig bloed met pus. Het is daarom niet passend voor Gods vriend om zijn onderkomen in een
dergelijke tempel te hebben." (IV Bir. 49:4/12).
De stem ter linkerzijde antwoordde, zeggende: "Geef een geestelijke uitleg van wat je fysiek
beschreven hebt." De stem ter rechterzijde zei vervolgens: "De paus wordt gesymboliseerd en
vertegenwoordigd door de deuren; de loop van de deurscharnieren betekenen nederigheid. Dit
moet vrij zijn van alle trots, zodat er niets anders te zien is dan wat betrekking heeft op de nederige
ambt van paus zijn, net zoals de loop vrij moet zijn van alle roest. Echter, de loop, dat wil zeggen,
de insigne van nederigheid, zijn nu zo vol van overdaad, rijkdom en middelen, dat ze gehouden
worden voor geen ander doel dan trots, zodat enige bescheidenheid niet meer te vinden lijkt,
aangezien al zijn nederigheid is omgebouwd tot wereldse pracht en praal. Daarom is het niet
verwonderlijk dat de paus, vertegenwoordigd door de deuren, in de richting van de wereldse
gezindheid helt, zoals het wordt gesymboliseerd door de roest en het vuil. Daarom, laat de paus
beginnen met ware nederigheid in zichzelf: in de eerste plaats in zijn pracht en praal, zijn kleding,
zijn goud, zijn zilver, en zijn zilveren vaten, zijn paarden en andere uitrustingen, van alles afstand
doen, behalve van het noodzakelijke, en schenk de rest aan de armen en vooral aan degenen van
wie hij weet dat het vrienden van God zijn. (IV Bir. 49:13/18).
Laat hij er voor zorgen dat zijn gevolg met mate is en dat hij alleen dienaren nodig heeft om hem
te beschermen. Alhoewel het in Gods handen ligt om hem te roepen naar het oordeel, toch is het
alleen maar goed voor hem om dienaren te hebben zowel om de zaak van de rechtvaardigheid te
versterken om zo degenen die in opstand komen tegen God te kunnen vernederen als ook het
beschermen van de heilige gebruiken van de kerk. (IV Bir. 49:19/20).
De scharnier-pennen die aan de deuren zijn gehecht vertegenwoordigen de kardinalen die al naar
buiten zijn gebogen en zo ver mogelijk zijn uitgestrekt richting alle hoogmoed, hebzucht, en
lichamelijk genot. Dit is de reden waarom de paus een hamer en een tang bij zich moet houden
om zo de scharnieren naar zijn wil om te buigen, door hen niet meer kleding, dienaren, en
uitrusting te laten houden dan nut en noodzaak vereisen. Laat hen ombuigen met de tang, dat wil
zeggen, met zijn kalmerende woorden en goddelijke raad en vaderlijke liefde. Als zij weigeren te
gehoorzamen, zou hij de hamer richting hen moeten oppakken en tonen dit ernstig te nemen, en hij
zal doen met hen alles wat in zijn vermogen ligt maar wat niet tegen de rechtvaardigheid in gaat,
totdat ze zijn omgebogen naar zijn wil. (IV Bir. 49:21/24).
De vloer vertegenwoordigt de bisschoppen en de seculiere geestelijkheid, wier hebzucht
bodemloos is. Van hun trots en luxe manier van leven komen de rookdampen wat maakt dat alle
engelen in de hemel en alle vrienden van God op aarde hen schuwen. (IV Bir. 49:25/26).
De paus kan de situatie sterk verbeteren door hen te geven alleen wat ze nodig zijn en niets
overbodig te hebben, en hij moet elke bisschop opdracht geven te waken over de wegen van hun
eigen geestelijkheid. Iedereen die weigert om zijn leven te beteren en er een wereldse levenstijl op
nahoudt, moet worden ontdaan van zijn prebenden, omdat God liever noch heeft dat een mis niet
wordt uitgesproken op een aangegeven plaats, dan een hoerige hand het lichaam van God aan te
laten raken. (IV Bir. 49:27/28).
Hoofdstuk 50
AR. 3
Het ondoorgrondelijke visioen van de bruid over het oordeel aan een veelheid van personen die
nog leven op aarde, waarin ze hoorde: "Als mensen hun zonden zouden corrigeren, dan zal ook
Ik hun straf verlichten."
Het leek me alsof er een Koning gezeten zat op de Rechterstoel, en dat elk levend persoon voor hem
stond. Elk persoon had twee wezens naast hem staan, van wie er één leek op een gewapende
soldaat, de andere op een donkere Ethiopische man. Een kansel of preekstoel stond voor de
Rechterstoel. Hierop lag een boek, gerangschikt op dezelfde manier zoals ik al eens eerder heb
gezien, toen ik drie koningen voor Hem zag staan. Het leek me dat de hele wereld voor de kansel
stond. Toen hoorde ik de Rechter tegen de gewapende soldaat zeggen: "Roep degenen die je met
liefde hebt gediend!" (IV Bir. 50:1/6).
Degenen die werden genoemd vielen onmiddelijk naar beneden. Sommigen lagen er voor een
langere tijd, anderen voor een kortere, voordat hun zielen werden gescheiden van het lichaam. Ik ben
niet in staat om alles te begrijpen van wat ik toen zag en hoorde, want ik hoorde de veroordeling
van vele mensen die nog in leven waren op aarde, maar die binnenkort zullen worden geroepen.
Echter, het volgende werd aan mij gezegd door de Rechter: "Als mensen hun zonden zouden
corrigeren, dan zal ook Ik hun straf verlichten." Vervolgens zag ik dat vele mensen werden
veroordeeld, sommigen tot het vagevuur, anderen tot eeuwige wee. (IV Bir. 50:7/11).
Hoofdstuk 51
AR. 4
Het bewonderenswaardig en verschrikkelijke visioen van de bruid over een ziel die voor de Rechter
wordt geleid, en over de argumenten van God en over het oordeel van het boek tegen de ziel en
het bewijs van de ziel tegen zichzelf, en over de verschillende verbazingwekkende straffen opgelegd
aan haar in het vagevuur.
Het leek mij dat ik een ziel zag die werd voorgeleid aan de Rechter door de gewapende soldaat en
de donkere Ethiopische man die ik eerder had gezien. Er werd tegen mij gezegd: "Alles wat je nu ziet
vond plaats ten aanzien van die ziel toen ze werd vrijgelaten uit het lichaam." Toen eenmaal de ziel
was voorgebracht in de aanwezigheid van de Rechter, stond ze alleen, en was niet langer in de handen
van één van haar begeleiders. Ze stond daar naakt en bedroefd, niet wetende naar welke plaats ze
zou worden gestuurd. Het leek mij dan dat elk woord in het boek zijn eigen antwoord gaf op
elk en ieder ding dat de ziel zei. (IV Bir. 51:1/5).
Bij het horen van de Rechter en van de gehele gastheer, sprak de gewapende soldaat als eerste,
zeggende: "Het is niet goed om de zonden die ze tijdens de biecht heeft herstelt als verwijt tegen de
ziel te gebruiken." Ik zag en hoorde dit alles, maar besefte toen heel goed dat de soldaat die hier
sprak van alles in God kennis had, maar zo sprak dat ik het zou begrijpen. Een antwoord kwam
vervolgens uit het boek van de rechtvaardigheid: "Hoewel deze ziel boete deed, ging het niet gepaard
met een berouw of echte voldoening die in verhouding staat tot haar grote zonden. Ze moet daarom
nu lijden voor de zonden die zij niet vergoed heeft terwijl ze de mogelijkheid er wel voor heeft
gehad. (IV Bir. 51:6/9).
Toen dit werd gezegd, begon de ziel zo hevig te wenen dat het leek alsof ze tot beneden toe
helemaal was gebroken, en toch, hoewel haar tranen konden worden gezien, was er geen geluid te
horen. Toen sprak de Koning tot de ziel: "Laat nu uw geweten die zonden die niet gepaard gingen
met een evenredige voldoening verklaren." Toen hief de ziel haar stem met zo'n kracht dat het was
alsof het in de gehele wereld zou kunnen worden gehoord. Ze zei: "Wee mij, dat ik niet handelde
naar Gods geboden, die ik gehoord heb en wist!" Vervolgens voegde zij vol van schuldbesef er aan
toe: "Ik vreesde Gods oordeel niet." Het boek antwoordde haar: "Je moet dus daarom nu vrezen
voor de duivel." Meteen begon de ziel te vrezen en te beven, en het was alsof ze volledig weg
smolt, en ze zei: "Ik had bijna geen liefde voor God. Dat is de reden waarom ik zo weinig goed
deed." Een onmiddelijk antwoord volgde vanuit het boek aan haar: "Dit is de reden waarom het
rechtvaardig is om je dichter tot de duivel te laten naderen dan tot God, omdat de duivel jou
lokte en verleidde naar hem toe met zijn verleidingen. (IV Bir. 51:10/18).
De ziel antwoordde: "Ik begrijp nu dat alles wat ik deed werd gedaan op de ingevingen van de
duivel." Een antwoord vanuit het boek volgde: "Gerechtigheid schrijft voor dat de duivel
het recht heeft om je schulden te laten inlossen doormiddel van bestraffingen en pijnen." De ziel
zei: Van hoofd tot hiel er was niets dat ik niet kleedde met trots. Sommige van mijn ijdele en trotse
omgangsnormen bedacht ik zelf, anderen volgde ik gewoon naar de gewoonten van mijn
geboorteland. Ik waste mijn handen en mijn gezicht niet alleen om schoon te zijn, maar ook om
mooi gevonden te worden door de mensen." Een antwoord kwam vanuit het boek: "Gerechtigheid
zegt dat de duivel het recht heeft om je te laten terug te betalen voor wat je verdiend hebt,
aangezien jij jezelf hebt gekleed en getooid zoals hij je inspireerde en vertelde te doen.
(IV Bir. 51:19/24).
De ziel sprak opnieuw en zei: "Mijn mond was vaak open voor liederlijke taal, want ik wilde
anderen behagen, en mijn hart verlangde naar al die dingen op voorwaarde dat het niet leidde tot
wereldse schande of afkeuring." Een antwoord kwam vanuit het boek: "Dit is de reden waarom je
tong moet worden uitgerekt en je tanden naar binnen gebogen. En alle dingen die je het meest
verafschuwt zullen je worden aangedaan, en alle dingen die je het meest lief hebt zullen worden
weggenomen van je. De ziel zei: "Ik heb bijzonder genoten wanneer veel mensen mij als voorbeeld
namen en zagen wat ik deed en mijn manieren kopiëerden." Een antwoord kwam vanuit het
boek: "Daarom is het rechtvaardig dat iedereen die in deze zonde gevangen zit waarvoor jij nu
wordt gestraft, ook dezelfde straf moet ondergaan die evenzo ook aan jou weer wordt gegeven.
Dan zal je pijn elke keer toenemen wanneer er iemand komt die je mode heeft gekopieerd."
(IV Bir. 51:25/30).
Na deze woorden, leek het me dat een keten als een kroon om haar hoofd werd gewikkeld en dan
zo strak dat de voor- en achterkant van haar hoofd met elkaar werden verbonden. Haar ogen vielen
uit hun kassen en bungelden aan hun spieren over haar wangen. Haar haar zag eruit alsof het door de
vlammen was verschroeid, en haar hersenen werden verbrijzeld en stroomde door haar neusgaten en
oren naar buiten. (IV Bir. 51:31/33).
Haar tong werd uitgerekt en haar tanden naar binnen gedrukt. Haar armen werden gedraaid als
touwen en haar botten braken. Haar handen, waarvan de huid was afgepeld, werden vastgemaakt aan
haar keel. Haar borst en buik werden zo hard gebonden met haar rug dat haar ribben braken en haar
hart samen met al haar ingewanden naar buiten kwamen; haar dijen bungelden aan haar flanken,
en haar gebroken botten werden uiteen getrokken, net als bij een dunne draad die wordt gebruikt
om door een naald te rijgen. (IV Bir. 51:34/37).
Na het zien van dit tafereel, antwoordde de Ethiopische man: "O, Rechter, de zonden van de ziel
zijn nu gestraft volgens het gerecht. Breng ons nu samen, deze ziel en mij, zodat we nooit van
elkaar kunnen worden gescheiden!" Maar de gewapende soldaat antwoordde: "Hoor naar mij,
Rechter, Gij die alles weet! Schenk aandacht aan haar laatste gedachte en gevoel die deze ziel had
aan het einde van haar leven. Op het allerlaatste moment had ze de volgende gedachte: 'O, als God
mij nu alleen nog genoeg leven zou geven om eerherstel voor mijn zonden te kunnen maken, ik
zou dit graag doen en Hem de rest van mijn leven dienen en Hem nooit meer beledigen.' Och
Rechter, dit waren haar laatste gedachten en wensen. Herinner U, evenzo Heer, dat deze persoon
niet lang genoeg leefde om een volledig gewetensvol inzicht te verwerven. Daarom, Heer, denk
aan haar jeugdigheid en behandel haar barmhartig!" (IV Bir. 51:38/45).
Een antwoord kwam vervolgens uit het boek der rechtvaardigheid: "Een ziel met zulke laatste
gedachten verdient niet de hel." Toen sprak de Rechter: "Laat door Mijn lijden de hemel
geopend worden voor deze ziel als ze eenmaal haar loutering heeft ondergaan voor haar zonden voor
zo veel tijd ze is gebonden om te lijden, tenzij ze steun ontvangt van de goede werken van anderen
die nog in leven zijn. (IV Bir. 51:46/47).
Commentaar:
Deze vrouw deed de gelofte van maagdelijkheid in de aanwezigheid van een priester, maar trouwde
later. Ze stierf tijdens de bevalling.
Hoofdstuk 52
AR. 5
Een verschrikkelijk visioen van de bruid over een man en een vrouw, en de geestelijke uitleg
hierover van een engel aan de bruid over dit verbazingwekkende visioen met de vele
verbazingwekkende eigenaardigheden.
Er verscheen aan mij een man wiens ogen uit de oogkassen waren gehaald en hingen aan hun
twee spieren op zijn wangen. Hij had de oren van een hond, de neusgaten van een paard, zijn
mond geleek op de bek van een woeste wolf, zijn armen en handen waren gelijk aan de poten van
een grote os en zijn voeten gelijk aan de poten van een gier. Ik zag een vrouw die aan zijn zijde
stond wiens haar was als een braamstruik, wiens ogen zich aan de achterzijde van het hoofd
bevonden en wiens oren waren afgesneden, wiens neus vol zat met pus en geronnen bloed, wiens
mond geleek op de bek van een slang met giftanden en giftige weerhaken op haar tong, wiens
handen waren als de staart van een vos, en wiens voeten waren als twee schorpioenen.
(IV Bir. 52:1/3).
Ik was wakker en sliep niet, toen ik dit alles zag, en zei: "O, wat is dit?" Onmiddelijk sprak een zoet
klinkende stem tot mij zo troostend dat al mijn angst verdween. De stem zei: "Jij die dit ziet, wat
denk je dat dit is?" Ik antwoordde: "Ik weet niet of de wezens die ik nu zie duivels zijn of beesten
die geboren zijn met zo'n beestachtige natuur of mensen die zo gevormd zijn door God." De
stem antwoordde me: "Het zijn geen duivels, omdat duivels geen lichamen hebben en zoals je ziet
hebben dezen dat wel, noch zijn ze een soort beest, want ze zijn geboren uit Adam's voorraad,
allhoewel zij niet werden gemaakt in een dergelijke vorm door God. Integendeel, ze verschijnen
voor God lelijk gemaakt in hun zielen door de duivel. Dit is wat je ziet als gevolg van lichamelijke
mode, maar ik zal de geestelijke betekenis van dit alles aan je openbaren. (IV Bir. 52:4/10).
Je ziet dat de ogen van de man eruit zien alsof ze uit de oogkassen waren gehaald en hangen
aan hun twee spieren. Je moet bij die twee spieren twee dingen begrijpen. Ten eerste, dat hij God
geloofde om eeuwig te zullen leven. Ten tweede, dat hij geloofde dat na de dood van het lichaam
zijn ziel eeuwig zou leven ten goede of ten kwade. Je moet bij die twee ogen evenzo twee dingen
begrijpen. Ten eerste, dat hij moet hebben nagedacht over hoe hij de zonde had kunnen vermijden,
en ten tweede hoe hij goede daden zou hebben kunnen verrichten. Deze twee ogen zijn uit zijn
oogkassen gehaald omdat hij geen goede daden heeft gedaan uit een verlangen naar hemelse
heerlijkheid en niet de zonde ontvluchtte uit vrees voor de straf van de hel. Hij heeft de oren van
een hond, omdat, een hond niet zo geïnteresserd is in de naam van zijn meester of in de naam van
een andere hond als in zijn eigen naam, als hij die zou horen, zo ook deze man die niet zoveel
zorgen had om de eer van Gods naam als om de eer van zijn eigen naam. (IV Bir. 52:11/18).
Hij heeft de neusgaten van een paard, want net als bij een paard die zich heeft ontdaan van mest, er
van houdt om haar neus er in te steken, deze man doet evenzo. Wanneer hij een zonde heeft begaan,
die voor God net zo verachtelijk is als mest, lijkt hij het prettig te vinden om over de stank na te
denken. Zijn mond lijkt op de bek van een woeste wolf die, hoewel hij zijn mond en buik gevuld
heeft met dingen die hij al gezien heeft, nog steeds verlangt naar het verzwelgen van ieder levend
wezen die zijn oren detecteren. (IV Bir. 52:19/21).
Zijn armen en handen zijn gelijk aan de poten van een grote sterke os. Een boze os vernietigt een
zwakker dier in de hevigheid van zijn toorn door hem te vertrappen met zijn hoeven zonder
onderscheid te maken tussen vlees, ingewanden of wat dan ook, totdat het laatste beetje leven is
weggenomen. Deze man doet hetzelfde. Wanneer hij boos is, trakteert hij zijn vijand lukraak,
zonder er over na te denken over hoe zijn ziel zou kunnen eindigen in de hel of hoe zijn lichaam
zal lijden in de dood, op voorwaarde dat hij het leven van de man (zijn vijand) weg kan nemen. Zijn
voeten zijn gelijk aan de poten van een gier. Wanneer een gier iets krijgt wat hij graag in zijn
klauwen wil hebben, dan knijpt hij zo hard dat de kracht in zijn poten door de pijn wegvalt, en
loslaten wat het had vastgegrepen zonder het zelf te weten. Deze man werkt op dezelfde manier. Hij
is van plan om zijn onrechtvaardige bezittingen te houden tot aan zijn dood, maar hij zal worden
gedwongen om het los te laten wanneer zijn kracht faalt. (IV Bir. 52:22/29).
Het haar van zijn vrouw was als een braamstruik. Het haar op de bovenkant van het hoofd, dat het
gezicht van een persoon siert beduidt op een wil die sterk verlangt om God de allerhoogste te
behagen. Dit is wat in de ogen van God een ziel siert. Maar omdat de wil van deze vrouw sterk werd
in het behagen van de wereld in plaats van God, de allerhoogste, ziet haar haar eruit als een
braamstruik. Haar ogen leken aan de achterzijde van haar hoofd te zitten, want ze draaide haar
geestesoog weg van wat Gods goedheid voor haar had gedaan in het creëren en verlossen van
haar en in het voorzien van haar behoeften. Ze blijft haar blik aandachtig houden op dat wat
vluchtig is, maar deze dingen zullen dag op dag van haar wijken en zullen aan het einde van haar
leven volledig aan haar zicht verdwijnen. In geestelijke zin lijken haar oren te worden afgesneden,
want ze geeft weinig om de leer van de Heilige Evangeliën of over haar preken te horen.
(IV Bir. 52:30/36).
Haar neus zit vol met geronnen bloed, want, net zoals een zoete geur aangenaam is aan de
hersenen doorgegeven via de neus zodat het bemoedigend kan werken, zo is zij, in haar verlangens,
verheugd uit te voeren wat haar vergankelijke lichaam vraagt om het zo op deze manier comfort te
bieden. Haar mond en lippen gelijken op de bek van een giftige slang met giftanden en weerhaken
op haar tong. Zelfs wanneer een slang zijn tanden strak op elkaar houdt om zo te voorkomen dat per
ongeluk haar weerhaken breken, stroomt het vuil uit haar mond door de opening tussen haar tanden
naar buiten. Op dezelfde manier, sluit ze haar lippen voor ware belijdenis om zo niet het plezier van
de zonde te breken, dat is net als de giftige weerhaak van haar ziel te breken, maar het vuil van haar
zonde is duidelijk te zien in de ogen van God en zijn heiligen. (IV Bir. 52:37/40).
Commentaar:
"Ik vertelde je eerder over de beslissing en afwijzing van een huwelijk die ze hadden gesloten tegen
de statuten van de kerk in. Ik zal je het nu duidelijker uitleggen. Je zag de handen van de vrouw
waren als de staarten van vossen en haar voeten als schorpioenen. Dit is omdat, net zoals ze
ongedisplineerd was in haar hele lichaam en in haar verlangens, zo ook door de lichtheid van
haar handen en manier van lopen. Ze zette haar man in vuur en vlam van lichamelijk genot en stak
zijn ziel erger dan enige schorpioen had kunnen doen."
Op dat moment verscheen een Ethiopische man met een drietand in zijn hand en drie scherpe
klauwen aan zijn voeten. Hij schreeuwde en zei: "Rechter, het is nu mijn uur. Ik heb gewacht en
gezwegen. Het nu tijd voor actie!" Onmiddelijk zag ik een naakte man en vrouw voor de Rechter
terwijl ook hij daar aanwezig was met zijn ontelbare menigte.
De Rechter zei tot hen: "Hoewel Ik alle dingen weet, vertel ons wat je hebt gedaan!" De man
antwoordde: "We hoorden en wisten over de geestelijke binding en we gaven er geen aandacht
aan, maar verachten het." De Rechter antwoordde: "Omdat je weigerde om de Heer te volgen,
zegt de Rechtvaardigheid nu dat je de boosheid van de beul zult ervaren." Juist op het monent toen
de Ethiopische man zijn klauwen in hun harten stak en hen zo hard samen drukte dat ze eruit zagen
alsof ze in de wijnpers waren. Zei de Rechter: "Kijk, dochter, dit is wat de mensen verdienen
wanneer ze bewust afstand nemen van hun Schepper omwille van de schepping.
De Rechter sprak werderom de man en de vrouw aan en zei: "Ik gaf je een zak te vullen met de
vruchten van mijn lekkernijen. "Wat is het wat je me gaat brengen?" De vrouw antwoordde: "O,
Rechter, we zochten de geneugten van onze buik en brengen niets anders dan schande tot U." Toen
zei de Rechter tot de beul: "Laat ze hun rechtvaardige beloning krijgen!." En hij stak onmiddeijk zijn
tweede klauw uit in hun buiken en verwondde hen zo erg dat al hun darmen door en door leken te
worden doorboord. De Rechter zei: "Kijk, dochter, dit is wat mensen verdienen als ze de Wet
overtreden en dorsten naar gif alsof het een medicijn zou zijn."
De Rechter sprak nogmaals tot de man en de vrouw en zei: "Waar is mijn schat, die Ik jullie
verschafte voor gebruik?" Beiden antwoorden: "We vertrappen Uw schat onder onze voeten, want
wij zochten een aardse schat en niet een eeuwige schat." Toen zei de Rechter tot de beul: "Laat ze
hebben wat je aan hen moet en kan geven!" Hij stak onmiddelijk zijn derde klauw uit in hun hart,
buik en voeten op een zodanige wijze dat alles één grote bal leek te zijn. De Ethiopische man zei:
"Heer, waar zal ik met hen heen gaan?" De Rechter antwoordde: "Het is niet voor jullie om op te
stijgen of te verheugen." Op dat moment verdwenen de man en de vrouw met veel gejammer uit
het zicht van de Rechter. De Rechter sprak opnieuw tot de bruid: "Verheug je dochter, want jij
bent apart gehouden van dergelijke wezens."
Hoofdstuk 53
AR. 6
De woorden van de Maagd aan de bruid over de manier waarop ze is bereid om elke weduwe en
elke maagd en elke vrouw in wie ze een oprechte intentie ziet en liefde voor haar Zoon boven
alles te verdedigen.
"Luister," zei de Moeder van God, "jij die bidt tot God met geheel je hart, dat je zonen welgevallig
mogen zijn voor Hem. Zo'n gebed doet God werkelijk behagen. Er is niet een moeder die mijn
Zoon boven alles liefheeft en die hetzelfde gebed maakt tot God voor haar kinderen waar ik niet
meteen bereid ben om te helpen om het doel van haar verzoek te verkrijgen. Noch is er een
weduwe die standvastig vraagt om Gods hulp om in de staat van haar weduwschap te blijven tot
aan haar dood voor de glorie van God, waar ik niet meteen bereid ben om haar wil samen met haar
uit te voeren. Ik was zelf een weduwe in die zin, ik had een Zoon op aarde die geen vader had van
vlees en bloed. Ook is er geen maagd die haar maagdelijkheid wil behouden voor God tot haar
dood van wie ik niet bereid ben om haar te verdedigen en troost te geven, want ik ben werkelijk
zelf een Maagd. (IV Bir. 53:1/6).
Je moet je niet afvragen waarom ik dit zeg. Het is geschreven, je weet wel, David begeerde Sauls
dochter toen ze een maagd was. Vervolgens had hij Batseba, de vrouw van Uria, terwijl haar man
nog leefde. Davids begeerte was zondig, maar de geestelijke voldoening van mijn Zoon, Davids
Heer, is vrij van alle zonde. (IV Bir. 53:7/10).
Dienovereenkomstig, omdat deze drie staten van leven, maagdelijkheid, huwelijk, en weduwschap,
lichamelijk genot verstrekte aan David, zo ook behaagd het mijn Zoon hen te houden voor de meest
kuise bevrediging in geestelijke zin. Het is dus geen wonder dat ik help de geestelijke voldoening
van deze staten van leven naar mijn Zoon te brengen om Hem te behagen, want dezen behagen
Hem. (IV Bir. 53:11/12).
Hoofdstuk 54
AR. 7
De woorden van de Moeder aan de bruid over de gelukkige geestelijke geboorte van iemand die
werd opgevoed in de ergste soort van zonden en hoe hij behouden werd door de gebeden en tranen
van Gods dienaren.
"Zie, de zoon van de tranen, die onlangs is geboren uit de wereld in geestelijke zin! Hij werd eerst
op een natuurlijke manier geboren uit zijn moeder in de wereld. Net zoals de vrouw die hem voort
trok uit de schoot van zijn moeder, hem eerst trok aan zijn hoofd, toen aan zijn handen, toen aan zijn
gehele lichaam totdat hij op de grond viel, ik heb hetzelfde voor hem gedaan vanwege de tranen en
de gebeden van mijn vrienden. Ik trok hem weg uit de wereld, zodat hij nu geestelijk gezien is als
een pas geboren baby jongen. Dienovereenkomstig moet hij zowel geestelijk als lichamelijk
worden grootgebracht. (IV Bir. 54:1/5).
De man naar wie ik je zal zenden moet hem groot brengen en hem beschermen met zijn gebeden
en goede daden en raadgevingen. De vrouw waar aan jou over gesproken is, zal voor hem bidden
en hem geestelijk beschermen als ook bezoeken voor enkele lichamelijke behoeften die hij
mogelijk nodig heeft, want hij was zo diep in doodzonde gevallen, dat alle duivels in de hel dit
over hem te zeggen hadden: 'Als hij komt, laten we onze muil openen om hem te vermorzelen
met onze tanden om hem zo op te kunnen vreten. Laten we met onze voeten klaar staan om
hem te kunnen vertrappen en neer te schoppen.' (IV Bir. 54:6/8).
Dit is waarom tegen je gezegd werd dat hij geestelijk geboren is, omdat hij bevrijd is uit de
macht van de duivels, zoals je kunt opmaken uit de woorden die je gehoord hebt over hoe lief
hij God in zijn hart en lichaam heeft boven alles." (IV Bir. 54:9).
Hoofdstuk 55
AR. 8
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe, als gevolg van de gebeden van Gods dienaren,
ze graag een zekere jongen lief wil hebben en hem wil uitrusten met geestelijke wapens.
"Vergeet niet wat er geschreven staat over Mozes: De dochter van de Farao vond hem drijvend op
het water in een kistje en had hem lief als een zoon. Er staat ook geschreven dat Mozes een
land veroverde door vogels die giftige slangen aten. Ik ben een koningsdochter uit het geslacht
van David, en ik wil dit jongentje liefhebben, dat ik gevonden heb op de golven der tranen, die
voor zijn ziel vergoten werden, verborgen in het omhulsel van zijn lichaam. En gij, mijn vrienden,
zoals ik u gezegd heb, zult hem opvoeden, totdat hij op een leeftijd is gekomen, dat ik hem
wapenen wil en hem zenden om het koninkrijk der hemelen te winnen. Maar hoe dat gebeuren zal,
is u onbekend en mij bekend. Want ik wil hem zo uitrusten, dat van hem gezegd zal worden: 'Hij
leefde als een man, stierf als een held en kwam voor het oordeel als een goede ridder.'"
(IV Bir. 55:1/6).
Commentaar:
Gods Zoon sprak: "Als een uitgehongerd dier weggedreven wordt van zijn prooi, wacht het op een
afstand om gelegenheid te vinden naar de prooi terug te keren, en daarom gaat het niet naar zijn
hol terug. Zo heb Ik gedaan met de vorst van dit land. Ik heb hem gemaand met mijn weldaden, Ik
heb hem gemaand met woord en met tucht, maar hij is des te ondankbaarder en nalatiger, hoe
zachter Ik mij tegenover hem toon. Daarom roep Ik hem nu van de kroon, zodat hij vertrapt zal
worden, omdat hij niet in de kroon wil zijn. En Ik zal hem en zijn vleiers een gevaarlijke adder
zenden, broedsel van een vrouwelijke adder en een arglistige vos, die onrust over het land en zijn
inwoners zal brengen, de eenvoudigen uitplunderen en hij zal opstijgen naar de hoogste toppen van
het land en de hoorvaardigen omverwerpen en vertrappen. Maar de knaap, die mijn vrienden zullen
opvoeden, zal Ik naar een andere weg leiden, totdat hij op een eervoller plaats komt."
Gods Zoon sprak verder: "Daarbij zal gezegd worden van die jongeling, dat hij leefde als een man
en streed als een dappere ridder. En hij zal gekroond worden als een vriend Gods. O, dochter waar is
het geloof, of wat menen de vrouwen, die zich er op beroemen, dat hun zonen leven in overdaad?
Het is geen eer, maar een gebrek de overdaad des konings na te volgen. Maar een eer is het, en hij
is een ridder van eer, die er zich op beroemt, God eer te geven, zoveel hij kan, en zich daarvoor
beijvert. En hij, die bereid is te lijden, wat God wil dat hij lijden zal, zulk één is Gods ridder, en
zulk één zal gekroond worden met het ridderschap der hemels."
Hoofdstuk 56
AR. 9
De woorden van de Moeder aan de dochter over een man die niet bedroefd moet zijn vanwege
een terechteijzing.
De Moeder sprak: "Waarom is die man van streek? Een vader geeft soms zijn zoon lichte slagen
met zijn roede. Hij heeft geen reden om verdrietig te zijn." (IV Bir. 56:1/3).
Hoofdstuk 57
AS. 0
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe Rome eerst moet worden gereinigd van het
onkruid met een scherpe ijzeren sikkel, daarna met vuur, en daarna met een paar ossen.
De Moeder sprak: "Rome is gelijk aan een gebied waar het onkruid is gaan woekeren. Het moet
eerst worden weggehaald met een scherpe ijzeren sikkel, daarna gezuiverd met vuur, en daarna
worden omgeploegd met een ploeg getrokken door een paar ossen. Ik zal met u handelen gelijk aan
een persoon die planten overbrengt naar een andere plaats. Een straf wordt voorbereid voor deze
stad, alsof de Rechter zou zeggen: 'Strip geheel zijn huid, verwijder al het bloed uit zijn vlees,
snij al zijn vlees in stukjes, en verbrijzel al zijn botten zodat alle beenmerg wordt afgevoerd.'"
(IV Bir. 57:1/4).
Hoofdstuk 58
AS. 1
Christus figuratieve woorden aan de bruid, en hun verklaring waarin Christus wordt beschreven als
een heerser die trouw gevochten heeft in het land van zijn pelgrimstocht, zijn lichaam als een
schat, de kerk als een huis, de priesters als bewakers. De ware Heer heeft deze priesters met een
zevenvoudige eer geëerd. Evenzo klaagt God ook over goddeloze priesters die Hem op een
zevenvoudige manier misbruiken, en hoe zij de zeven gewaden, die ze zouden moeten hebben,
veranderen in zeven ondeugden.
De Zoon sprak: "Ik ben als een Heerser die trouw gevochten heeft in het land van zijn
pelgrimstocht, en terugkeerde met blijdschap naar zijn geboorteland. Deze Heerser had een zeer
kostbare schat. Deze schat leidde er toe dat hun wazige blikken veranderden in een heldere blikken,
de treurenden werden getroost, de zieken hun kracht herwonnen, en de doden herrezen. Met de
bedoeling een veilige en oprechte bescherming te hebben voor deze schat, werd een prachtig huis
met een geschikte hoogte gebouwd en afgewerkt met zeven stappen die leiden naar en tot de schat.
De Heerser vertrouwde zijn schat aan zijn dienaren toe om er over te waken, te beheren, en deze
trouwvol en in waarheid te beschermen. Dit was met het oog op dat de liefde van de Heerser voor
zijn dienaren kan worden aangetoond en dat de trouw van de dienaren in de richting van de
Heerser zou kunnen worden gezien. (IV Bir. 58:1/6).
Naarmate de tijd verstreek, begon de schat veracht te worden en zijn huis werd zelden meer bezocht,
terwijl de bewakers lauw groeiden, en de liefde voor de Heerser werd verwaarloosd. Toen
overlegde de Heerser met zijn vertrouwelingen over wat er gedaan moest worden met zulke
ondankbaarheid, en één van hen antwoordde: 'Er staat geschreven dat de nalatige rechters en
bewakers van de mensen dienen te worden opgehangen in de zon. Echter, genade en oordeel is Uw
karakter; U bent mild jegens allen, want alle dingen zijn van U en U bent barmhartig jegens allen.'
(IV Bir. 58:7/9).
Ik ben de Heerser in deze gelijkenis. Ik zag eruit als een pelgrim op aarde op grond van mijn
menselijkheid, hoewel Ik machtig was in de hemel en op de aarde op grond van mijn
goddelijkheid. Ik vocht zo hard op aarde dat alle spieren van mijn handen en voeten waren
gescheurd uit ijver voor de redding van de zielen. Toen Ik op het punt stond de wereld te
verlaten en op te stijgen naar de hemel, liet Ik een zeer waardevolle gedachtenis achter, Mijn
meest heilige lichaam, zodat, op dezelfde manier dat het Oude Testament kon verheerlijkt worden
in de ark, bij het manna, en bij de tafelen der wet, en bij andere ceremonies, de nieuwe mens zich
kan verheugen in het Nieuwe Testament, niet zoals voorheen, in een schaduw maar in de
waarheid, inderdaad, in Mijn gekruisigde lichaam die in de Wet werd aangekondigd. Om er voor
te zorgen dat aan Mijn lichaam de eer en de glorie kan worden gegeven, stichtte Ik het huis van de
Heilige Kerk, waar het in moest worden gehouden en bewaard, evenals de priesters als zijn speciale
bewakers, die in een bepaalde manier boven de engelen staan met het oog op hun ambt. Degene
die de engelen vrezen om aan te raken als gevolg van eerbiedige vrees, raken de priesters aan met
hun handen en hun mond. (IV Bir. 58:10/15).
Ik eerde de priesters met een zevenvoudige eer, als het ware, door zeven stappen. Bij de eerste
stap, moeten ze mijn vaandeldragers en speciale vrienden zijn op grond van hun zuiverheid van
lichaam en geest, want zuiverheid neemt de eerste positie in, in de buurt van God, die niets fout kan
aanraken noch sieren. Het was niet vreemd dat een echtelijke relatie was toegestaan aan de priesters
van de wet in de tijd waarin zij niet offeranden aanboden, want zij droegen de schillen, en niet de
noot zelf. Nu echter, met de komst van het Ware en het verdwijnen van de figuurlijke afbeelding,
moet men nu des te meer streven naar een volledige zuiverheid met wel de noot die zoeter is dan
de schil. Als teken van dit soort kuisheid, wordt eerst de kruin geschoren (tonsuur), zodat het
verlangen naar genot niet heerst over de geest of het vlees. (IV Bir. 58:16/20).
Bij de tweede stap, worden de geestelijken aangesteld opdat zij engelachtige mensen kunnen
worden in alle nederigheid, om zo de hemel te bereiken en de trots van de duivel te overwinnen
door nederigheid van geest en lichaam. Als een teken van een dergelijke stap, zijn de geestelijken
bevoegd om demonen uit te drijven, want de nederige mens wordt verhoogd naar de hemel waar
de verheven duivel is uitgevallen door zijn trots. (IV Bir. 58:21/22).
Bij de derde stap, zijn geestelijken aangesteld met als doel om discipelen van God te zijn door
constante lezing van de Heilige Schrift. Om deze reden is een boek in hun handen gelegd door de
bisschoppen, net zoals een zwaard wordt gegeven aan een ridder, zodat ze begrijpen wat ze moeten
doen en te streven door middel van gebed en meditatie om Gods toorn tevreden te stellen in het
belang van de mensen bij God. (IV Bir. 58:23/24).
Bij de vierde stap, zijn geestelijken aangesteld als hoeders van Gods tempel en wachters van de
zielen. Om deze reden geven de bisschoppen hen sleutels, opdat zij diep bezorgd kunnen zijn voor
het heil van hun broeders en hen aanmoedigen door woord en daad en de zwakkeren aanzetten tot
grotere perfectie. (IV Bir. 58:25/26).
Bij de vijfde stap, worden ze aangesteld als rentmeesters en verzorgers van de altaren en het
minachten van wereldse dingen, opdat zij kunnen dienen bij het altaar, leven bij het altaar, en zich
bezig houden met aardse zaken voor zover dit voor hun positie gepast is. (IV Bir. 58:27).
Bij de zesde stap, worden ze gewijd als apostolische mannen die het ware evangelie prediken
en hun gedrag aanpassen die bij hun prediking horen. (IV Bir. 58:28).
Bij de zevende stap, zijn ze gewijd om bemiddelaars tussen God en de mens te zijn door het offer
van Mijn lichaam. In een bepaalde manier, op dit punt, staat de priesters rang in waardigheid
boven de engelen. (IV Bir. 58:29/30).
Mijn klacht nu, echter, is dat deze stappen zijn mislukt. Trots is meer geliefd dan nederigheid,
onzuiverheid wordt beoefend in plaats van zuiverheid, de goddelijke lessen worden niet gelezen,
maar het boek met de wereldse verhalen, nalatigheid is te zien op de altaren, Gods wijsheid wordt
beschouwd als dwaasheid, om de redding van de zielen maken ze zich geen zorgen. Alsof dit nog niet
genoeg is, gooien ze zelf mijn gewaden weg en minachten mijn wapens. Op de berg toonde Ik Mozes
de gewaden die de priesters van de wet moesten gebruiken. Het is niet zo dat er materiele dingen
kunnen worden gevonden in Gods hemelse woning, maar het is omdat geestelijke dingen niet
begrepen kunnen worden, behalve door middel van fysieke symbolen. Zo, dus, Ik openbaar een
geestelijke waarheid door middel van iets fysieks, zodat mensen zouden beseffen hoeveel eerbied en
zuiverheid nodig zijn voor degenen die de waarheid zelf hebben, Mijn lichaam, gezien het feit dat
zij die het droegen maar een schaduw en een afbeelding waren, toch zoveel zuiverheid en eerbied
hadden. (IV Bir. 58:31/36).
Waarom heb Ik zulke prachtige gewaden in materiele zin aan Mozes geopenbaard? Het was,
natuurlijk, om ze te gebruiken om er in te onderwijzen en het symboliseerde de pracht en de
schoonheid van de ziel. Omdat de gewaden van de priesters zeven in getal waren, zo moet ook de
ziel die het lichaam van God nadert zeven deugden hebben, zo niet, er zal geen zaligheid zijn.
Het eerste gewaad van de ziel, dan, is berouw en belijdenis. Deze hebben betrekking op het hoofd.
Het tweede gewaad is het verlangen naar God en het verlangen naar kuisheid. Het derde gewaad is
werken ter ere van God als ook het geduldig zijn in tegenspoed. Het vierde gewaad is het niet
geven om menselijke lof noch verwijten, maar geven om de eer van God alleen. Het vijfde gewaad
is onthouding van het vlees, samen met ware nederigheid. Het zesde gewaad is het overwegen van
de gunsten van God als ook de vrees voor zijn uitspraken. Het zevende gewaad is de liefde voor
God boven alles en het volharden in goede ondernemingen. (IV Bir. 58:37/47).
Deze gewaden, echter, zijn veranderd en worden nu veracht. Mensen houden ervan om excuses te
zoeken en hun zonden glad te strijken dan in plaats van belijdenis te geven. Ze houden van een
constante schandelijkheid in plaats van kuisheid. Ze houden van te werken ten behoeve van het
lichaam in plaats van te werken voor de redding van de ziel. Ze houden van wereldse ambitie en
trots in plaats van de eer en de liefde van God. Ze houden van alle soorten van redunantie in
plaats van prijzenswaardige spaarzaamheid. Ze hebben een verwaandheid en bekritiseren
Gods oordelen in plaats van God te vrezen, en hebben een geestelijke ondankbaarheid tegenover
iedereen in plaats van Gods liefde jegens allen. Daarom, zoals Ik gesproken heb door de profeet,
zal Ik komen in verontwaardiging, en verdrukking zal hen inzicht geven." (IV Bir. 58:48/55).
Toen antwoordde de Moeder van Barmhartigheid, die aanwezig was en sprak: "Gezegend zijt Gij,
mijn Zoon, voor Uw rechtvaardigheid. Ik spreek tot U, die alle dingen weet in het belang van deze
bruid. U wilt dat ze de geestelijke waarheden zal begrijpen, maar ze is niet in staat de geestelijke
betekenis te begrijpen, behalve door middel van beelden. Voordat U Uw menselijke natuur
ontving van mij, sprak U eens als God, zeggende, dat als er tien rechtvaardige mensen konden
worden gevonden in de stad, U Uw genade wilde tonen aan de gehele stad omwille van die tien.
Er zijn nog steeds talloze priesters die U tevredenstellen met het aanbieden van Uw lichaam.
Daarom, omwille van deze priesters, heb medelijden met degenen die weinig goeds in hen
hebben. Dit smeek ik U, ik, die geboorte gaf aan U in Uw menselijke natuur. Al Uw
uitverkorenen vragen dit samen met mij." (IV Bir. 58:56/63).
De Zoon antwoordde: "Gezegend zijt gij en gezegend is uw mond! Je ziet dat Ik vergeving
schenk op drie manieren als gevolg van het drievoudige goed in het aanbieden van Mijn
lichaam. Drie goede dingen werden geopenbaard in Me door de onbeschaamdheid van Judas. Op
dezelfde manier komen drie goede dingen tot de zielen door middel van het aanbieden van dit
offer. Ten eerste, Mijn geduld is om geprezen te worden omdat, hoewel Ik wist wie Mijn verrader
was, Ik zijn aanwezigheid niet afwees. Ten tweede, werd Mijn macht openbaar gemaakt toen, in het
bijzijn van mijn verrader, allen die met hem waren op de grond vielen bij één enkel woord van mij.
Ten derde, de goddelijke wijsheid en liefde werden geopenbaard, omdat Ik al de boosheid van
Judas en van de duivel transformeerde tot redding voor de zielen. (IV Bir. 58:64/70).
Op dezelfde manier, komen drie goede dingen uit de offerande van de priesters. Ten eerste, wordt
mijn geduld geprezen door het gehele hemelse leger, omdat Ik dezelfde blijf zowel in de handen van
goede als slechte priesters, en omdat er in Mij geen partijdigheid is, en omdat dit sacrament niet
door menselijke verdienste tot stand is gekomen, maar door Mijn woorden. Ten tweede, iedereen
heeft baat bij deze offerande, ongeacht welke priester het aanbiedt. Ten derde, degenen die het
aanbieden profiteren er eveneens van, hoe slecht ze ook mogen zijn. Net zoals de enkele zin 'Ik
ben' mijn vijanden lichamelijk deed neerstorten ter aarde, zo ook wanneer Mijn woorden 'Dit is Mijn
lichaam' wordt uitgesproken. De duivels vluchten en stoppen met het verleiden van de zielen van de
predikant, en ze zouden niet durven terug te keren naar hen met een dergelijke vermetelheid, als
de wens tot zondigen er niet was. (IV Bir. 58:71/76).
Mijn genade toont dus vergiffenis aan allen en verdraagt ze allemaal. Maar Mijn gerechtigheid
roept op tot vergelding, want Ik roep elke dag tot hen en je ziet duidelijk genoeg hoeveel mij
antwoorden. Toch zal Ik nog altijd mijn woorden uit Mijn mond verzenden. Degenen die luisteren
zullen de dagen van hun leven voltooien in zo'n vreugde die noch kan worden uitgedrukt noch
bedacht vanwege zijn zoetheid. Aan hen, echter, die niet luisteren, zal overkomen zoals er
is geschreven, zeven plagen in de ziel en zeven plagen in het lichaam. Zij zullen dit ontdekken,
als ze er over lezen en over nadenken wat er is gebeurt. Anders zullen benauwdheid en angst
het hen doen beseffen." (IV Bir. 58:77/83).
Hoofdstuk 59
AS. 2
De woorden van Christus aan de bruid over de manier waarop drie taken behoren tot een priesters:
ten eerste, het wijden van het lichaam van Christus; ten tweede, de zuiverheid van lichaam en geest
te hebben; ten derde, om te zorgen voor zijn gemeente. Ook over hoe hij een boek en olie moet
hebben; en over hoe een priester een engel van de Heer is, omdat zijn ambt groter is dan die van
een engel.
De Zoon sprak: "Drie taken behoren tot een priester: ten eerste, om het lichaam van God te wijden;
ten tweede, de zuiverheid van lichaam en geest te hebben; ten derde, om te zorgen voor zijn
gemeente. Maar, je kunt je afvragen: 'Wat voor goed doet het om een kerk te hebben als hij een
gemeente heeft?' Ik antwoord je: Een priester die de intentie heeft om goed te doen voor iedereen
en preekt uit liefde voor God, heeft zo'n grote gemeente dat deze is alsof hij de hele wereld als
gemeente had, want als hij de hele wereld kon spreken, zou hij geen moeite sparen. Zijn goede
bedoelingen zullen hem als daden worden aangerekend. In feite, als gevolg van de
ondankbaarheid van de luisteraars, spaart God vaak zijn uitverkorenen de inspanning van de
prediking, maar ze zijn niet beroofd van hun beloning als gevolg van hun goede gezindheid.
(IV Bir. 59:1/5).
De priester moet ook een boek en olie hebben. Het boek is nodig als instructie voor degenen die
onvolmaakt zijn, de heilige olie is voor de zalving van de zieken. Net zoals een boek geestelijke en
lichamelijke lessen bevat, zo moet ook de priester kennis hebben over het tuchtigen van zijn
lichaam, zodat het niet geruïneerd wordt door gebrek aan zelfbeheersing, met als gevolg dat het een
schandaal zou geven aan de parochianen. Hij moet weten hoe te vluchten van hebzucht, die de
schoonheid van de kerk ondermijnt, en hoe wereldse manieren te vermijden, die de waardigheid
van de geestelijken onteren. Geestelijke kennis brengt met zich mee om onwetenden te
onderrichten, het corrigeren van de losbandigen, en het aansporen tot bekwaamheid. De olie
symboliseert de zoetheid van het gebed en een goed voorbeeld zijn. Olie heeft een rijkere smaak
dan brood, zo'n liefdevol gebed en voorbeeld van een goed leven, zijn effectiever in het
aantrekken van mensen en hebben een rijkere smaak om God gunstig te stemmen.
(IV Bir. 59:6/12).
Ik zeg je, Mijn dochter, het is een groot ding om priester te worden genoemd. Een engel van de
Heer is ook een bemiddelaar, maar het priestersambt is groter, want hij raakt de ondoorgrondelijke
God aan, en in zijn handen zijn de laagste dingen verbonden aan de dingen van de hemel."
(IV Bir. 59:13/14).
Hoofdstuk 60
AS. 3
De woorden van de bruid aan God over een aangename manier van bidden in Gods ogen.
"Gezegend zijt Gij, mijn Schepper en Verlosser. Wees niet boos als ik tot U spreek als een gewonde
patiënt bij een dokter, als een onrustige ziel tot de trooster, als een arm persoon tot een rijk en gul
iemand. U ziet, de gewonde patiënt zegt: 'O, dokter, astublieft deins niet terug van mijn pijn, want u
bent mijn broeder!' De onrustige ziel zegt: 'O, grootste van alle troosters, astublieft veracht me niet,
want ik zit vol angst, daarom verleen rust aan mijn hart en schenk mijn geest verlichting!' De arme
persoon sprak: 'O, gij die rijk is en het aan niets ontbreekt, kijk naar me, want ik sterf een pijnlijke
hongerdood. Zie mijn naaktheid, en geef me kleding om me warm te houden!' (IV Bir. 60:1/6).
Op dezelfde manier zeg ik nu: O Heer, Almachtige en Allerhoogste, ik kijk op naar de wonden
van mijn zonden die mij hebben verwond van kindsbeen af en ik zucht, want ik heb mijn tijd
nutteloos besteed. Mijn kracht is niet besteed aan de taak die nodig was, want het is verspild in
ijdelheden. En daarom, aangezien U de bron bent van alle goedheid en genade, smeek ik U: Wees
mij genadig; raak mijn hart met Uw liefdevolle hand aan, want U bent de beste onder de dokters;
troost mijn ziel, want U bent de goede Trooster!" (IV Bir. 60:7/9).
Hoofdstuk 61
AS. 4
Over hoe de duivel aan de bruid verscheen tijdens de verheffing van het lichaam van Christus, en tot
haar sprekende om te proberen te bewijzen door argumenten dat wat werd verheven niet het lichaam
van Christus was. Een engel van de Heer verscheen meteen aan haar om haar te troosten en te
vertellen om de duivel niet te vertrouwen. Eveneens, over de manier waarop Christus verschijnt en
de duivel dwingt om haar de waarheid te vertellen, en over de manier waarop het lichaam van
Christus wordt ontvangen door de goddelozen alsmede de goede, en over de juiste remedie tegen
verleidingen met betrekking tot het lichaam van Christus.
Een monsterlijk wezen verscheen aan de bruid bij de verheffing van het lichaam van Christus en
sprak: "Geloof je werkelijk, dwaze vrouw, dat dit water en brood God is? Zelfs als Hij de hoogste
berg was geweest, zou Hij al lang geleden zijn geconsumeerd. Geen van de wijze Joden aan wie
God wijsheid heeft gegeven gelooft dit, noch kan iemand geloven dat God zichzelf zou toestaan om
te worden aangeraakt en geliefd door een zeer onzuivere priester met het hart van een hond. Als je
de waarheid van wat ik je nou zeg wil vaststellen, welnu, deze priester is de mijne en wanneer ik
ook wil, en hij is op dit punt nu, zal ik hem wegnemen en voor mezelf houden." (IV Bir. 61:1/4).
Op dat moment verscheen een goede engel aan haar en zei: "O, dochter, antwoord niet een zot in
zijn dwaasheid! Het is de vader van de leugen die aan je verschenen is. Maar maak je klaar, want
onze Bruidegom is nabij." Jezus de Bruidegom kwam en sprak tegen de duivel: "Waarom
verontrust je mijn dochter en bruid? Ik noem haar dochter, omdat Ik haar geschapen heb, en Ik
noem haar bruid, omdat Ik haar verlost heb en heb zich met haar verbonden door Mijn liefde." De
duivel antwoordde: "Ik spreek met haar, zodat ze koud zal groeien in Uw dienst, want ik heb
toestemming gekregen." (IV Bir. 61:5/10).
De Heer sprak: "Ze ervaarde dat gisteren toen je haar ogen naar beneden drukte net als de rest van
haar lichaam en je zou het erger hebben gedaan, als het je was toegestaan. In plaats daarvan, elke
keer dat ze jouw indringing weerstaat, zal haar beloning verdubbeld worden. Echter, duivel, zoals je
vertelde dat Ik al lang geleden zou zijn geconsumeerd, antwoord Mij terwijl ze luisterd met haar
fysieke gehoor. De Schrift zegt dat, toen het volk verloren was, werd een koperen slang gemaakt op
een staak en iedereen die was gebeten, werd genezen bij het zien van dit beeld. Zeg Me of deze
genezende kracht kwam van het koper, of door de aard van de slang of door de deugt van
Mozes, of was het een Goddelijke en verborgen kracht?" De duivel antwoordde: "De genezende
kracht kwam uit niets anders dan Gods eigen kracht en van het geloof van gelovige en gehoorzame
mensen die geloofden dat God, die alle dingen uit niets heeft gemaakt, evenzo in staat was allerlei
dingen te doen die nog nooit eerder waren gedaan." (IV Bir. 61:11/16).
De Heer sprak opnieuw: "Vertel Me, duivel, de staf die in een slang veranderde kwam dit
omdat Mozes dit bewerkstelligde of was het omdat God dit had bevolen? Gebeurde dit omdat
Mozes heilig was of was het omdat Gods woord werd gezegd?" De duivel zei tegen Hem: "Mozes
was een mens die uit zichzelf zwak was en die God rechtvaardig had gemaakt. Op zijn woord, omdat
God het bevolen had en toestond, werd de staf veranderd in een slang. Aangezien God het
werkelijk had bevolen werd Mozes Zijn inschikkelijke dienaar. Voorafgaand aan Gods bevel en
woord, bleef de staf een staf. Toen de ware God het bevel gaf, werd de staf werkelijk een slang,
zozeer zelfs dat zelfs Mozes angstig werd." (IV Bir. 61:17/23).
Toen zei de Heer tot de bruid die dit alles aanschouwde: "Dit is nu wat er plaatsvindt op het
altaar. Voor dat de sacramentele woorden, is het brood op het altaar brood. Pas wanneer de
woorden: 'Dit is mijn lichaam' worden uitgesproken, wordt het brood het lichaam van Christus die
mensen ontvangen, zowel de goede als de boze, één Persoon gelijk aan duizend, volgens dezelfde
waarheid maar niet met het zelfde effect, want de goede ontvangt het tot leven, terwijl de
goddeloze het ontvangt tot oordeel. Wat de duivel zei over God dat deze wordt verontreinigd door
de onzuiverheid van de aanbiedende priester is werkelijk onwaar en vals. Het is alsof een dienaar
die melaats is sleutels bezorgt aan zijn meester, of als een ziek persoon medicinale mengsels
gemaakt van krachtige kruiden zou aanbieden, hun toestand zou geen belemmering vormen voor de
ontvanger van de dienst, voor zover de objecten op zichzelf dezelfde macht hebben, ongeacht wie
het hen brengt. Daarom, God wordt niet slecht gemaakt door de slechtheid van een slechte priester
noch beter omdat de priester goed is, want God is onveranderlijk en altijd hetzelfde. De duivel
sprak in waarheid over deze man dat hij op het punt staat om te sterven, hoewel hij dit wist door
middel van zijn natuurlijke sluwheid en door externe oorzaken, maar hij zal niet in staat zijn om
hem weg te grissen zonder mijn toestemming. (IV Bir. 61:24/30).
Deze priester behoord tot hem, echter, tenzij hij zichzelf hervormd tot verbetering. Er zijn drie
redenen voor de uitspraken van de duivel toen hij over deze man in zoveel woorden zei, dat hij
stinkende ledematen en het hart van een hond had. Hij stinkt echt en is een zieke met koorts,
want hij is uitwendig warm, maar inwendig koud. Hij heeft een ondraaglijke dorst, een slapheid
in zijn ledematen, een afkeer van brood en een afkeer van elke beminnelijkheid. Hij is inderdaad
warm in de richting van het wereldse en koud in de richting van God. Hij dorst naar vleselijk genot,
maar heeft een afkeer naar de schoonheid van de deugd. Hij heeft geen smaak voor Gods geboden,
maar is vol van ijver van alles wat vleselijk is. Het is dan ook niet vreemd dat mijn lichaam geen
andere smaak voor hem houdt dan die van het brood gebakken in de oven, omdat hij niet nadenkt
over of enige smaak heeft voor geestelijk werk, dan alleen die voor het vlees.
(IV Bir. 61:31/38).
Zodra het Agnus Dei is gezegd, en mijn lichaam is ontvangen in zijn lichaam, de macht van de
Vader verlaat hem en de zoete aanwezigheid van de Zoon verdwijnt. Zodra hij de heilige gewaden
heeft afgelegd, heeft hij niet langer de gunst van de Heilige Geest, die onderdeel is van de Drie-
éénheid. Alleen de vorm en de nagedachtenis van het brood blijven voor hem over. Echter, je
moet niet denken dat hij of enig ander persoon zonder God is, hoe verdorven hij of zij ook mag zijn.
God laat hem in die zin geworden door hem geen grotere troost te geven, maar blijft bij hem om zo
Zijn tolerantie aan hem te tonen en door hem te verdedigen tegen de duivel. (IV Bir. 61:39/43).
Met betrekking tot wat de duivel zei over hoe geen van de wijze Joden bereid is te geloven in dit,
is mijn antwoord: De opstelling van deze Joden is alsof ze hun juiste kijk op goddelijke zaken
hebben verloren. Ze hinken op hun beide geestelijke voeten mee en zijn daarom leeg van wijsheid
en dat zal tot het einde zo blijven. Het is dus niet vreemd dat de duivel hun harten verblindt en
verhardt en hen er toe beweegt tot schaamteloosheid en te handelen die tegen het geloof
indruisen. Daarom, als een dergelijke gedachte met betrekking tot het lichaam van Christus zich
voordoet aan je geest, zoek een toevlucht tot je geestelijke vrienden en wees standvastig in het
geloof, omdat je er geheel zeker van mag zijn dat het lichaam dat Ik aannam het vlees was dat
afkomstig was van de Heilige Maagd, dat gekruisigd werd en nu regeert in de hemel, dit zelfde
lichaam is te vinden op het altaar, en wordt zowel door goede als slechte mensen ontvangen.
(IV Bir. 61:44/47).
Net zoals Ik mij in een andere vorm aan de Emmaüsgangers toonde hoewel Ik waarlijk God en
mens was toen Ik mij door de gesloten deuren aan de discipelen toonde, zo ook laat Ik mezelf zien
in een andere vorm door middel van priesters, zodat geloof zijn beloning mag hebben en dat de
menselijke ondankbaarheid wordt geopenbaard. Dat is geen wonder: Ik ben nu dezelfde als toen
Ik de kracht van mijn goddelijkheid onthulde door middel van vreesachtige tekenen en wonderen,
en toch zei het volk op dat moment, 'Laat ons goden maken die ons vooraf kunnen gaan.' Ik
openbaarde ook mijn menselijkheid aan de Joden, en ze kruisigden het. Ik ben elke dag hetzelfde
op het altaar, en zij zeggen: 'Wij zijn verontwaardigd en worden uitsluitend beproefd door dit
voedsel. (IV Bir. 61:48/51).
Welke grotere ondankbaarheid kan er zijn dan proberen God te begrijpen met iemands beredenering
en te veroordelen de geheime adviezen en mysteries van God die in zijn eigen macht te vinden
zijn en ook bezit? Vandaar dat, door middel van een onzichtbare uitwerking en een zichtbare vorm,
Ik wil openbaren aan de eenvoudigen en nederigen wat de zichtbare vorm van brood is zonder de
substantie van brood, wat substantie is in zijn vorm, wat de verdeeldheid is in de vorm zonder
substantie, en waarom Ik zulke vernederingen en verontwaardigingen verdraag op mijn lichaam.
Het is omdat zo de nederige kan worden verhoogd en de trotse beschaamd zal worden."
(IV Bir. 61:52/54).
Commentaar:
Het Agnus Dei maakt deel uit van het ordinarium van de Mis. Het is een gebed dat stamt uit de
oud-Joodse tijd van de sacramentele opofferingen. Het Agnus Dei of het Lam Gods wordt
gezongen terwijl de priester het heilige brood breekt en de vermenging plaatsvindt: de priester
laat een deeltje van de hostie in de kelk vallen.
Agnus Dei,Lam Gods,qui tollis peccata mundi,dat wegneemt de zonden der wereld,miserere nobis.ontferm U over ons.Agnus Dei,Lam Gods,qui tollis peccata mundi,dat wegneemt de zonden der wereld,miserere nobis.ontferm U over ons.Agnus Dei,Lam Gods,qui tollis peccata mundi,dat wegneemt de zonden der wereld,dona nobis pacem.geef ons de Vrede.
Hoofdstuk 62
AS. 5
In de aanwezigheid van de bruid, berispt de Heer een priester die een persoon begraaft die na
geduldig lijden was overleden. Over hoe Christus zal komen tot goddeloze priesters met zeven
geestelijke plagen en zeven lichamelijke plagen, en over hoe de ziel van die persoon de hemelse
heerlijkheid heeft verworven door het geduldig lijden en andere verdiensten.
Toen een zekere priester een persoon begroef die drie en een half jaar ziek op bed had gelegen,
hoorde de bruid de Geest zeggen: "Mijn vriend, wat doe je? Waarom denk je te veronderstellen om
de doden aan te mogen raken met je bebloede handen? Waarom maak je een luide smeekbede
aan de Almachtige voor het belang van deze man met een kikkerachtige stem? Hoe denk je te
veronderstellen de Rechter te sussen in zijn belang als je eigen moraal en manieren meer lijken op die
van een nar dan op die van een vrome priester? Het is de kracht van Mijn woorden en niet jouw
manieren van doen, waar de dode man van zal profiteren. Het is zijn geloof en lankmoedigheid
die hem naar zijn beloning zal brengen." (IV Bir. 62:1/6).
De Geest zei toen tegen de bruid: "Deze man zijn handen zijn bebloed in die zin dat al zijn daden
zijn van een wellustige natuur. Zijn handen zijn niet waardig om de dode man aan te raken in die
zin dat hij hem niet kan helpen op grond van zijn eigen waarde, maar alleen door de nobelheid
van het sacrament. Goede priesters brengen zielen vooral op twee manieren profeit: ten eerste, door
de kracht van het lichaam van Christus en, ten tweede, door de liefde die in hen brandt. Zijn stem is
als die van kikkers in die zin dat deze vol vuile daden en zinnelijk genot zijn. Zijn morele gedrag is
als die van een nar. Wat anders doet een nar dan zich conformeren aan wereldse moraliteit? Wat
ander liedje doet hij zingen dan 'Laat ons eten en drinken en genieten van de geneugten des levens'?
Dat is wat deze man doet. Hij conformeert zich aan iedereen in zijn kleding en gedrag om hen zo
te behagen. Hij nodigd hen allen uit om zijn voorbeeld van overmaat en buitensporigheid te volgen,
zeggende: 'Laat ons eten en drinken, want de vreugde van de Heer is onze kracht. Het is genoeg
voor ons om de poorten van de glorie te bereiken. Zelfs als ik niet wordt binnengelaten, is het voor
mij genoeg om buiten de poorten te zitten. Want ik heb niet de wens perfect te zijn.'
(IV Bir. 62:7/19).
Deze manier van uiten en leven is inderdaad ernstig. Niemand zal de poorten van de glorie bereiken,
tenzij perfect of voor degenen die door zuivering de perfectie of volmaaktheid hebben bereikt.
Niemand zal mijn glorie hebben behalve zij die naar perfectie verlangen en worstelen om het te
bereiken terwijl ze kunnen. Maar Ik, de Heer van het universum, zal deze priester binnengaan
zonder te worden gesloten of verontreinigd. Ik voer binnen als een bruidegom, Ik verlaat hem als
de toekomstige Rechter, geminacht door de ontvanger. Ik zal daarom, zoals Ik al zei, komen tot de
priesters, en hen brengen zeven plagen. Zij zullen worden beroofd van alles wat hen dierbaar is. Zij
zullen worden uitgeworpen buiten het aangezicht van God en worden veroordeeld in Zijn toorn.
(IV Bir. 62:20/27).
Ze zullen worden overhandigd aan demonen om te lijden zonder rust, geminacht door allen, bij
gebrek aan goede dingen en overmand door alle kwaad. Zij zullen ook worden gegeseld door
zeven lichamelijke plagen, zoals bij Israël. Daarom moet je je niet verwonderen wanneer Ik
tolerant ben met een slecht iemand of wanneer door iemand oneerbiedigheid aan mijn sacrament
wordt getoond. Ik verdraag dit tot het einde om zo Mijn geduld alsook menselijke
ondankbaarheid te onthullen. Noch moet je je zorgen maken wanneer overtredingen tegen Mijn
lichaam worden begaan, zoals je toen hoorde dat het werd uitgespuugd. De gevoelige types onder
ons tonen hun tekort wat zo eigen is aan hen, en toch, onthullen ze de menselijke ondankbaarheid
en laten mensen zien dat ze schuldig en onwaardig zijn om de heilige communie te ontvangen."
(IV Bir. 62:28/33).
De Geest sprak opnieuw tot de ziel van de dode man en zei: "O, ziel, verheug u en jubel, want uw
geloof heeft u afgescheiden van de duivel. Uw eenvoud heeft de weg door het vagevuur ingekort.
Uw geduld heeft u naar de poorten van de glorie gebracht, waar Mijn genade u zal leiden en
kronen." (IV Bir. 62:34/36).
Hoofdstuk 63
AS. 6
Hoe de duivel aan de bruid verscheen met de bedoeling om haar te misleiden door middel van
misleidende argumenten met betrekking tot het sacrament van het lichaam van Christus, en over de
manier waarop Christus haar te hulp kwam en de duivel dwong om haar de waarheid te vertellen, en
over de zekerheid en heilzame onderricht Christus geeft aan de bruid over zijn verheerlijkt lichaam
in het sacrament.
Een demon met een enorme buik verscheen aan de bruid en zei: Vrouw, wat geloof je? Aan welke
grote dingen denk je? Ook ik weet vele dingen en wat ik zeg zal ik bewijzen met duidelijke
redeneringen, maar ik zou je willen adviseren om te stoppen met het denken over ongelooflijke
dingen en in plaats daarvan op je zintuigen te vertrouwen. Zie je niet met je eigen ogen en hoor je
niet met de oren van je lichaam het geluid van het breken van het materiaal brood van de host? Je
hebt gezien dat het werd uitgespuugd, dat het werd aangeraakt, dat het schandelijk op de grond werd
gegooid, en dat het vele andere vernederingen moet lijden die ik nooit zou hebben toegestaan te
worden gedaan aan mij. Zelfs als het mogelijk is om God te zijn in de mond van de rechtvaardige,
hoe kan Hij buigen om te komen tot een onrechtvaardige wier hebzucht zonder beperking of te
meten is?" (IV Bir. 63:1/6).
Ze wendde zich tot Christus, die onmiddellijk na de verleidingen, in menselijke gedaante was
verschenen. Ze zei: "O Heer Jezus Christus, ik dank U voor alles en vooral voor deze drie. Ten
eerste, dat U mijn ziel bekleed met de inspiratie van boete en berouw waarmee elke zonde, hoe
ernstig ook, kan worden weg gewassen. Ten tweede, dat U mijn ziel voedt door de instorting van
Uw naastenliefde en de gedachtenis aan Uw lijden waardoor de ziel wordt verfrist als met de
beste voedingsmiddelen. Ten derde, dat U allen die U aanroepen te midden van ontberingen zal
troosten. Daarom, Heer, ontferm U over mij en versterk mijn geloof, want, hoewel ik verdien te
worden overgelaten aan het bedrog van de duivel, toch denk ik dat hij niets kan doen zonder Uw
toestemming en dat Uw toestemming nooit wordt gegeven zonder troost." (IV Bir. 63:7/12).
Toen zei Christus tot de duivel: "Waarom spreek je tot mijn nieuwe bruid?" De duivel antwoordde:
"Omdat ze is gebonden aan mij, en ik hoop haar nog steeds te verstrikken in mijn strikken. Ze is
gebonden aan mij toen, door toe te geven aan mij, ze heeft geprobeerd me te behagen en heeft mij
meer behaagd dan U, haar Schepper. Ik heb haar doen en laten bekeken, en ze is nog niet uit
mijn geheugen ontsnapt." De Heer antwoordde: "Ben je een onderhandelaar dan, een spion van
elke weg naar de hemel?" De duivel antwoordde: "Ja, ik ben een spion, maar in duisternis. U zette
mij in duisterheid." De Heer vroeg: "Wanneer heb je kunnen zien en hoe ben je in de duisterheid
terecht gekomen?" (IV Bir. 63:13/20).
De duivel sprak: "Toen U mij prachtig geschapen had kon ik zien, maar, omdat Ik onbezonnen
mijzelf opdrong boven Uw pracht, verblindde het me als een basilisk. Ik kon U zien als Ik uw
schoonheid wenste. Ik kon U zien en erkende U in mij geweten toen U mij afwees. Ik erkende U ook
in Uw aangenomen vlees, en ik deed waar U toestemming voor had gegeven aan mij om te doen. Ik
erkende U toen U me beroofde van Uw gevangenen. Elke dag erken ik de macht waarmee U mij
bespot en beschaamd. (IV Bir. 63:21/26).
De Heer sprak: "Als je de waarheid over me weet en begrijpt, waarom lieg je dan tegen mijn
uitverkorenen? Heb Ik niet gezegd dat wie mijn vlees eet het eeuwige leven zal hebben? En jij zegt
dat het een leugen is en dat niemand mijn vlees eet. Vandaar, dat mijn uitverkorenen meer blinde
vereerders zijn dan zij die stenen en bomen aanbidden. Hoewel Ik alle dingen weet, maar toch, geef
Mij antwoordt terwijl deze vrouw luistert, want ze is niet in staat om geestelijke waarheden te
begrijpen, behalve door middel van beelden. Was mijn lichaam dat Thomas aanraakte na mijn
opstanding een geestelijk of een stoffelijk lichaam? En als het stoffelijk was, hoe is het dan de
gesloten deuren gepasseerd? En, als het geestelijk was, hoe was het dan zichtbaar voor de
lichamelijke ogen?" (IV Bir. 63:27/34).
De duivel antwoordde: "Het is zwaar om te spreken wanneer de spreker door iedereen met
wantrouwen wordt aangehoord en hij niet bereid is maar toch gedwongen wordt om de waarheid
te spreken. Echter, aangezien ik gedwongen wordt, zal ik zeggen dat U zowel lichamelijk als
geestelijk bent opgestaan uit de doden. Het is omwille van de eeuwige kracht van Uw goddelijkheid
en als gevolg van een bijzonder voorrecht van Uw verheerlijkte vlees, dat U overal kunt binnengaan
en aanwezig zijn." De Heer sprak verder: "Vertel me, wanneer de staf van Mozes veranderde in
een slang, was het alleen een beeld van een slang of was het een echte levende slang zowel van
binnen als van buiten? En nogmaals, vertel me, het overgebleven brood in die manden, was het
werkelijk één en al brood of was het gewoon het beeld van brood?" De duivel antwoordde: "De
gehele staf werd een echte levende slang, en wat er in de manden lag was werkelijk brood, en
het was tot stand gekomen door Uw kracht en macht." (IV Bir. 63:35/40).
De Heer zei: "Is het moeilijker of meer wonderbaarlijker voor mij om een soortgelijk wonder te
verrichten nu dan toen, als Ik wil? Of, als mijn verheerlijkte lichaam door de gesloten deuren kon
gaan dan, waarom kan het nu niet in de handen van de priesters zijn? Heeft het misschien tot een
inspanning geleid om mijn goddelijkheid te verenigen dat wat het minste is in de hemel met dat wat
het meest verheven is in het aardse? Zeer zeker niet. Maar vader van de leugen, net zoals je
uitblinkt in goddeloosheid, zo is en zal ook mijn liefde altijd op alle schepselen zijn. Zelfs als één
persoon het sacrament met vuur lijkt te verbranden, of dat een andere het vertrapt onder zijn
voeten, Ik alleen ken het geloof van allen en regel alles met de juiste maat en geduld. Ik maak uit
niets iets en een zichtbaar ding uit een onzichtbaar ding. Ik kan iets openbaren door een zichtbaar
teken en vorm die, echter, werkelijk als een ding wordt aangeduid, maar moet worden gezien als
iets anders." (IV Bir. 63:41/48).
De duivel antwoordde: "Ik ervaar de waarheid van dit dagelijks wanneer mensen die mijn vrienden
zijn van mij wijken en Uw vrienden worden. Maar wat zal ik nog meer zeggen? De slaaf die aan
zichzelf is overgelaten toont goed genoeg, door zijn wil, wat hij wil uitdragen door zijn handelen
indien toegestaan." Toen sprak de Zoon van God opnieuw: "Mijn dochter, geloof dat Ik de
Christus ben, de hersteller van het leven en niet de verrader, de Enige ware, de echte waarheid zelf
en niet de leugenaar, de eeuwige macht waarbuiten niets en nooit iets zal zijn of is geweest. Als je
gelooft dat Ik in de handen van de priester ben, zelfs als de priester twijfelt, dan ben Ik echt in zijn
handen als gevolg door het geloof van de gelovigen en de aanwezigen, maar ook als gevolg
van de woorden die Ik zelf opstelde en uitte. Iedereen die Mij ontvangt, ontvangt beide zowel
Mijn goddelijke als Mijn menselijke natuur, alsmede de vorm van het brood. (IV Bir. 63:49/54).
Wat is God, zo niet het leven en de zoetheid, het verlichtend licht, de verrukkelijke goedheid, de
oordeelkundige rechtvaardigheid, de reddende genade?Wat is Mijn menselijkheid als het niet een
werkzaam lichaam is, de verbinding tussen God en de mens, het Hoofd van alle Christenen?
Daarom, zij die in God geloven en Zijn lichaam ontvangen, ontvangen de Goddelijke natuur
eveneens, want ze ontvangen leven. Ze ontvangen ook de menselijke natuur waardoor God en mens
met elkaar zijn verbonden. Nogmaals, zij ontvangen het in de vorm van brood, omdat Degene die
verborgen is, als ook Zijn eigen vorm, wordt ontvangen onder een andere vorm als een test voor hun
geloof. Ook slechte mensen krijgen dezelfde Goddelijke natuur, maar als een strenge Rechter in
plaats van een toegenegen Vriend. Ze krijgen Zijn menselijke natuur eveneens, ofschoon minder snel
verzoenend. Ze krijgen ook de vorm van het brood, omdat ze de waarheid ontvangen verborgen
onder de zichtbare vorm, maar het is niet zoet voor hen. (IV Bir. 63:55/62).
Zodra ze Mij in hun mond brengen en kauwen, is het sacrament vervuld, maar Ik verlaat hen met
Mijn goddelijkheid en menselijkheid, en alleen de vorm van het brood blijft over voor hen. Het is
niet dat Ik niet werkelijk aanwezig ben in de goddelozen evenals in goede mensen als gevolg van
de instelling van het sacrament, alleen het effect is voor de goddeloze niet hetzelfde als die voor
goede mensen. God, het leven zelf, wordt aangeboden aan de mens in dit offer. Dus, het leven komt in
de goddelozen, maar het blijft niet in hen, omdat ze hun boosheid niet opgeven. Dus, alleen de vorm
van het brood blijft over voor hun zintuigen om waar te nemen. Nochtans, dit is niet omdat de vorm
van het brood achter de broodsubtantie enig effect op hen heeft, maar omdat ze denken niet meer te
ontvangen dan wat ze zien en waarnemen bij de vorm van brood en wijn. Het is alsof een machtige
heer op het punt stond binnen te gaan in iemands huis en zijn verschijning was om opgemerkt te
worden, maar de aanwezigheid van zijn goedheid wordt genegeerd." (IV Bir. 63:63/69).
Hoofdstuk 64
AS. 7
De woorden van de Moeder aan de dochter die haar Zoon vergelijkt met een arme boer, en over
hoe problemen en vervolgingen plaatsvinden aan zowel goede als slechte mensen, echter leidt
het bij de goede mensen door geduld richting zuivering en beloning.
De Moeder sprak: "Mijn Zoon is als een arme boer die noch os, noch ezel heeft, maar in plaats
daarvan zelf hout draagt uit het bos evenals andere gereedschappen die nodig zijn om zijn werk te
voltooien. Te midden van zijn gereedschappen, draagt hij berken-roeden. Hij heeft dezen om twee
redenen nodig: ten eerste, om ongehoorzame kinderen te geselen en ten tweede, warmte te creëren
voor koud geworden mensen. Mijn Zoon, de Heer en Schepper van het heelal, maakte zichzelf zeer
arm om zo iedereen te verrijken niet met vluchtige, maar met eeuwige rijkdom. Dragende op zijn
rug het zware gewicht van het bittere kruis, reinigt Hij ieders zonde en wist deze uit met zijn eigen
bloed. Onder zijn verschillende werken, selecteerde hij gereedschappen voor de deugd, dat wil
zeggen, deugdzame personen door wie de harten van velen zijn ontstoken met de liefde van God
door de werking van de Geest van God, waardoor het pad van de waarheid bekend werd.
(IV Bir. 64:1/6).
Hij selecteerde ook berken-roeden, die staan voor de liefhebbers van deze wereld, door wie de
kinderen en vrienden van God worden gegeseld voor hun eigen verbetering en zuivering en voor
hun grotere voorzorg en beloning. De roeden verwarmen ook koud geworden kinderen, en zelfs
God groeit warm door hun vuur. Hoe gaat dit gebeuren? Welnu, wanneer de wereldgezinden
problemen veroorzaken voor de vrienden van God, alsmede voor degenen die bijna alleen maar uit
angst van God houden, draaien dezen in hun problemen met meer ijver naar God toe, gezien de
leegte van de wereld. Dan heeft God medelijden met hun problemen en geeft hen bemoediging en
liefde. (IV Bir. 64:7/11).
Maar wat zal er met de roeden worden gedaan zodra de kinderen zijn gegeseld? Ze zullen zeker
worden weggeworpen in het brandende vuur. God minacht zeker niet zijn eigen volk wanneer
Hij hen overlevert in de handen van de goddeloze. Integendeel, Hij is als een vader die zijn
kinderen verhoogt en maakt op deze manier gebruik van de slechtheid van de goddelozen als
een middel tot hun beloning. (IV Bir. 64:12/15).
Hoofdstuk 65
AS. 8
De vermaning van de Moeder aan de dochter doormiddel van een vergelijking om te laten
zien dat Gods vrienden niet hun werk van prediking noch door vermoeidheid moeten
verlaten; eveneens, over de grote beloning voor deze predikers.
De Moeder sprak: "Je zou moeten zijn als een leeg vat klaar om te worden gevuld, niet zo breed
met als gevolg dat het niet kan houden wat er in wordt gegoten, en niet zo diep dat het aan een
bodem ontbreekt. Dit vat is je lichaam die leeg is wanneer je niet meer naar aardse zaken of
goederen verlangd. Het heeft de juiste breedte wanneer het vlees met inzicht wordt gedisciplineerd
zodat de ziel in staat is om geestelijke dingen te begrijpen en het lichaam toch sterk genoeg is om
te werken. Het vat is bodemloos wanneer het vlees niet wordt geremd door enige vorm van
onthouding en het lichaam niet onkend wat de geest wil. (IV Bir. 65:1/4).
Luister nu wat ik te zeggen heb: Mijn knecht uitte een oneerbiedig woord toen hij zei: 'Wat gaat
het mij aan om te spreken over dingen die niet op mijn leven betrekking hebben.' Woorden die
niet passend zijn voor een dienstknecht van God. Iedereen die de waarheid hoort en kent maar
hierover zwijgt is strafbaar, zo niet wordt volledig afgewezen. (IV Bir. 65:5/7).
Een zekere heerser had een sterk kasteel en daarin waren vier goede dingen, namelijk:
onvergankelijk voedsel dat alle honger stilde, gezond water dat de dorst leste, een welriekende
geur die alle giftige dampen verdreef, en de onmisbare wapens om hiermee elke vijand te
verzwakken. Terwijl de heerser andere zaken bijwoonde, werd het kasteel uiteindelijk belegerd.
Toen de heerser erachter kwam, zei hij tegen zijn heraut: 'Ga en verkondig het volgende met
luide stem aan mijn soldaten: Ik, jullie heerser, zal mijn kasteel bevrijden. Iedereen die mij volgt
met een goede wil zal met mij zijn in mijn glorie en ontvangt een soortgelijke eer. Als iemand in
de strijd valt, ik zal hem doen opstaan naar een leven zonder behoefte of angst. Ik zal hem een
blijvende eer en een onuitputtelijke overvloed geven.' De heraut ontving zijn orders en maakte de
afkondiging, maar hij was niet voorzichtig genoeg om dit goed tot uitvoer te kunnen bengen en de
afkondiging bereikte niet de oren van de dapperste soldaat. Zo, deze soldaat werd weggehouden
van de strijd. Wat zal de heerser doen met deze soldaat die graag zou hebben gevochten, maar die
niet de woorden van de heraut kreeg te horen? Inderdaad, hij zal worden beloond omwille van zijn
goede wil, maar de nalatige heraut zal niet worden vrijgesteld van straf. (IV Bir. 65:8/17).
Dit kasteel is de Heilige Kerk gesticht door het bloed van mijn Zoon. In de kerk is Zijn lichaam
die alle honger weg jaagt. Hierin is het water van de evangelische wijsheid, de geur van het
heilige voorbeeld, en de wapens van Zijn hartstochtelijke liefde. Dit kasteel is nu omringd door
vijanden, want velen zijn er te vinden in de Heilige Kerk, die mijn Zoon prediken met hun stem, maar
niet instemmen met Hem in hun gedrag. Wat ze spreken met hun stemmen, spreken ze tegen in
hun bedoelingen, want zij hebben geen zorgen over hun hemelse vaderland, maar willen alleen
hun eigen plezier verwerven. Daarom, opdat de vijanden van God kunnen afnemen in aantal,
moeten de vrienden van God zonder ophouden doorgaan met hun inspanningen, zodat hun
beloning niet een tijdelijke zal zijn maar een beloning zonder einde zal worden."
(IV Bir. 65:18/23).
Hoofdstuk 66
AS. 9
De woorden van de Moeder aan de dochter over hoe het verstandig bezitten van tijdelijke
goederen geen kwaad kan, mits het verlangen om ze te bezitten niet verstorend wordt.
De Moeder sprak: "Wat voor kwaad doet het als iemands kleren door een naald of een stukje ijzer
wordt doorstoken, zolang de huid niet verwond wordt? Op dezelfde manier kan een verstandig bezit
van tijdelijke goederen geen kwaad, mits het verlangen om ze te bezitten niet verstorend wordt.
Daarom, onderzoek je hart goed om ervoor te zorgen dat je intentie zuiver is, want de woorden
van God moeten door je heen om naar anderen te worden verspreid. (IV Bir. 66:1/3).
Zoals de sluisdeur van een watermolen het water blokkeert en daarna laat stromen omdat het
nodig is, evenzo moet jij zorgvuldig onderzoeken de verschillende gedachten en verleidingen die
zich aan jou vertonen om zo je te ontdoen van ijdele en wereldse ideeën, maar wel continu in het
achterhoofd houdende degenen die van goddelijke aard zijn. Er staat geschreven, je weet wel, dat de
lagere wateren naar beneden stromen, maar dat de opperwateren staan als een muur.
(IV Bir. 66:4/5).
De lagere wateren staan voor vleselijke gedachten en nutteloze verlangens. Deze moeten
wegstromen zonder er enige aandacht aan te schenken. De opperwateren staan voor de inspiraties
van God en de woorden van de heiligen. Deze moeten in je hart verblijven als standvastige muren
zodat verleidingen geen weg naar je hart kunnen slaan." (IV Bir. 66:6/9).
Hoofdstuk 67
AT. 0
De woorden van Christus aan de bruid om Zijn pracht openbaar te maken, en hoe alle dingen
verlopen volgens zijn plan, met uitzondering van de ellendige zielen der zondaren. Figuurlijke
voorbeelden worden gegeven voor dit alles. Ook over hoe de wil moet worden bewaakt in
iemands acties.
De Zoon sprak tot de bruid: "Ik ben één God samen met de Vader en de Heilige Geest. Alle dingen
zijn voorzien en vastgesteld door mijn goddelijke voorzienigheid vanaf het begin en voor de
eeuwigheid. Alle dingen, zowel lichamelijke als geestelijke dingen, zijn voorzien in een bepaald
plan en orde, en ze bestaan en bewegen volgens Mijn voorkennis ze heeft verordend en tevoren
gekend heeft. Ik zal je drie voorbeelden geven om je te helpen dit te begrijpen. Ten eerste, kun je
het begrijpen van levende wezens als ook uit het feit dat de vrouw baart en niet de man.
(IV Bir. 67:1/5).
Ten tweede, kan het worden gezien uit het feit dat zoete bomen zoete vruchten dragen, terwijl
bittere bomen bittere vruchten dragen. Ten derde, kan het worden gezien aan de sterren, dat wil
zeggen, dat de zon en de maan en alle overige hemellichamen hun loop voltooien die vooraf
bepaald is door Mijn goddelijkheid. Rationele zielen zijn ook te voren gekend in mijn
goddelijkheid. Ik weet van tevoren wat ze zullen worden, maar mijn voorkennis is in geen geval
een obstakel of belemmering voor hen, want Ik heb ze een vrije ruimte gegeven om in te
bewegen, dat wil zeggen, een vrije wil en de macht om te kiezen wat ze willen.
(IV Bir. 67:6/9).
Aangezien de vrouw baart en niet de man, zo ook de goede ziel, Gods vrouw moet bevallen met
Gods hulp, want de ziel is geschapen om vooruitgang te boeken in de deugd en vruchtbaar te
groeien door het zaad van de deugden, zo dat zij kan worden omvat in de armen van de
goddelijke liefde. De ziel die weg valt van haar oorspronkelijke uitmuntendheid en van haar
Schepper handelt in strijd met Gods plannen en is daarom onwaardig voor Gods zoetheid.
(IV Bir. 67:10/11).
Ten tweede, Gods onveranderlijke plan blijkt uit de bomen, want zoete bomen dragen zoete
vruchten en bittere bomen dragen het tegenovergestelde. Een datum hebben beide zowel het zoete
vruchtvlees als de harde pit. Op dezelfde manier is het in alle eeuwigheid voorzien dat waar de
Heilige Geest woont, alle wereldse lust verandert in verachtelijke lust, en alle wereldse eer wordt
een drukkende last voor de ziel. In een dergelijk hart, echter, is zoveel kracht en hardheid van de
Heilige Geest aanwezig dat het niet naar beneden wordt geworpen door enige tegenslag, noch
overdreven opgetogen is bij enig succes. Het is op soortgelijke wijze voorzien van alle eeuwigheid
dat waar dan ook de duivelse roos mag zijn, de vrucht zal rood aan de buitenkant zijn, maar geheel
onrein en vol met stekels van binnen. Dus, terwijl er tijdelijke en schijnbare zoetheid is in de
duivelse verrukking, is het vol van doornen en beproevingen, want hoe meer iemand verstrikt raakt
in de wereld, des te zwaarder die persoon gebukt gaat onder de last van de rekenschap die zal
worden opgemaakt. En dus, net zoals iedere boom haar vruchten voort brengt op basis van de aard
van de wortels en de stam die het heeft, zo wordt ook elke persoon beoordeeld op basis van
de intentie achter zijn of haar daden. (IV Bir. 67:12/18).
In de derde plaats, om alle elementen te houden aan hun eigen rangorde en beweging, zoals dat
voorzien is vanuit de eeuwigheid, en zich verplaatsen naar de wil van hun Schepper. Zo moet ook
elk rationeel wezen zich bewegen en voorbereiden op basis van de door de Schepper ingestelde orde.
Wanneer een rationeel wezen het tegenovergestelde doet, is het duidelijk dat het de keuzevrijheid
misbruikt. Dus, terwijl irrationele wezens zich houden aan hun beperkingen, verlagen rationele
mensen hun oorspronkelijke uitmuntendheid en verschaffen zich een zwaardere straf door geen
gebruik te maken van hun verstand. (IV Bir. 67:19/22).
Dus, de menselijke wil moet bewaakt worden. Ik doe niet meer schade aan de duivel dan aan mijn
engelen. Zoals God verlangt naar een bruid die kuis en van een onbeschrijfelijke zoetheid is, zo
zoekt de duivel voor doornen en stekels naar zijn bruid. Toch kan de duivel op geen enkele wijze
de overhand krijgen, tenzij de kracht van de wil is beschadigd." (IV Bir. 67:23/26).
Hoofdstuk 68
AT. 1
De woorden van de moeder aan haar dochter over een vos, en over hoe de duivel is als een vos, en
over hoe de duivel, zoals een slimme vos, mensen misleidt met vele en gevarieerde verleidingen,
en alles probeert wat hij kan om degenen te bedriegen die hij vooruitgang ziet boeken in de
deugd.
De Moeder sprak: "Het kleine dier dat een vos wordt genoemd is zeer ijverig en slim in het krijgen
van alles wat het nodig heeft. Soms doet het alsof het slaapt of zelfs dood te zijn, zodat de vogels
hun voorzichtigheid verliezen en neerstrijken op de rug of de kop van de vos en kan ze zo
vervolgens gemakkelijk vangen en verslinden. Hij kijkt hoe de vogels vliegen, en grijpt en verslindt
elke één die hij ziet rusten op de grond of onder een boom door vermoeidheid. Echter, de vogels
die vliegen en fladderen met hun beide vleugels om hem heen frustreren hem in zijn inspanningen.
(IV Bir. 68:1/4).
Deze vos vertegenwoordigt de duivel. Hij volgt altijd Gods vrienden en vooral degenen die zijn
kwaadaardige gal en boze gif ontberen. Hij doet alsof hij slaapt of dood is in die zin dat hij soms
een persoon vrij laat van meerdere ernstige verleidingen om hem zo onverhoeds te verleiden en te
verstrikken in kleine gemakkelijke verleidingen. Soms maakt hij zelf ondeugd lijkend op deugd en
deugd lijkend op ondeugd, opdat een persoon wordt betrapt en valt in een gat en te gronde gaat,
tenzij de voorzichtigheid hem te hulp komt. Ik zal je een voorbeeld geven zodat het je zal helpen
om dit te begrijpen. (IV Bir. 68:5/9).
Soms kan genade een ondeugd zijn, namelijk, wanneer het alleen wordt toegepast om mensen te
behagen. Strenge rechtvaardigheid kan onrechtvaardig zijn, wanneer het wordt uitgeoefend als
gevolg van hebzucht of ongeduld. Nederigheid kan trots zijn, wanneer iemand zich nederig toont
om zo de aandacht te kunnen trekken. Geduld lijkt een deugd te zijn, maar niet in een situatie
waar iemand wraak tracht te nemen als hij kon, maar hij moet dit strafbaar feit simpelweg verduren
omdat er geen kans is om wraak te nemen. Somtijds voert de duivel de mensen tevens vol met
beproevingen om hen door overmatig verdriet te breken. Somtijds vult de duivel de harten van de
mensen ook met angst en zorgen zodat ze lauw worden in Gods dienst of, wanneer ze
onzorgvuldig zijn in kleine beleefdheden, om ze te laten vallen in grotere. (IV Bir. 68:10/15).
Het was op deze wijze dat de persoon van wie ik nu spreek werd bedrogen door de vos. Toen hij
oud was geworden en alles had wat hij wilde, en zichzelf gelukkig verklaarde en wenste zo te
blijven leven, werd hij weggerukt zonder de sacramenten en zonder boete te doen voor zijn leven en
daden. Als een mier, verzamelde hij zijn voorraden bij dag en bij nacht, maar niet in de
voorraadkamer van de Heer. Maar toen hij de ingang van de mierenhoop, waar hij zijn graan had
heengebracht, had bereikt, stierf hij en liet zijn werk aan anderen over. Hij die niet vruchtbaar
verzameld in de tijd van de oogst zal niet het genoegen van het graan smaken. (IV Bir. 68:16/ 20).
Gelukkig zijn die vogels van de Heer, die niet slapen onder de bomen van de wereldse
geneugten, maar in de bomen van hemelse verlangens. Als er ooit een verleiding van die slechte
vos, de duivel, houvast op hen krijgt, vliegen ze snel weg op de vleugels van nederige belijdenis
en de hoop op hemelse bijstand." (IV Bir. 68:21/22).
Commentaar:
Christus, de Zoon van God, sprak: "Deze provoost is materiaal voor het episcopaat. Wie in een
boom met zoete vruchten wil klimmen moet vrij zijn van elke last, omgord en klaar zijn voor het
verzamelen, en het hebben van schone vaten waarin het fruit wordt verzameld. Laat deze man nu
gretig zoeken om zijn lichaam te versieren met deugden. Hij moet het voorzien van de nodige
behoeften, maar niet met de overbodigheden van het leven. Hij zou moeten ontvluchten de
momenten van gebrek aan zelfbeheersing en hebzucht en zich tonen aan een schone spiegel en een
voorbeeld zijn voor onvolmaakte mensen. Anders zal hem een vreselijke val overkomen, en een
plotseling einde door de slag van Mijn hand." Dit alles geschiedde.
Hoofdstuk 69
AT. 2
De woorden van Christus aan de bruid die de goede houding en goede daden van geestelijken
vergelijkt met helder water en hun slechte houding en slechte daden met smerig, troebel water.
De Zoon sprak: "Je kunt zeggen dat het water van een bron niet goed is, dit is afhankelijk van drie
dingen. Ten eerste, als het water niet de juiste kleur heeft; ten tweede, als het troebel is; ten derde, als
het stilstaand water is dat niet in beweging komt, waardoor het water onrein wordt omdat het niet wordt
afgevoerd. (IV Bir. 69:1/2).
Ik heb bij deze wateren de houding en de harten van geestelijken in gedachten. In de goedheid van
hun houding, moeten ze worden als bronwater dat zoet is om te drinken, en ongevoelig voor al het
vuil van de ondeugd. Daarom is de juiste kleur van een priester ware nederigheid. Hoe meer hij
zichzelf ziet als verplicht om te werken voor God, hoe meer hij zich zal vernederen in denken en
doen. De kleur van de duivel is te vinden overal waar trots is. Trots is als een melaatse hand die
water opschept uit een bron en die het water zelf weerzinwekkend lijkt te maken aan hen die
toekijken. Op dezelfde manier, toont een trotse priester zijn werken om te worden verontreinigd.
(IV Bir. 69:3/9).
Het water is troebel als een priester hebzuchtig is en niet te vreden is met de noodzakelijke
levensbehoeften. Wanneer hij angstig is, is hij nutteloos naar zichzelf toe en schadelijk voor anderen
door zelf een voorbeeld van hebzucht te zijn. Het water is onrein wanneer het binnenkomt, maar
zich niet ontdoet van allerlei vuil. Dit ontstaat zowel bij de uitweg die gesloten is en omdat er geen
beweging in is. Een priester is dus onrein wanneer hij houdt van vleselijke genoegens in zijn hart
en lichaam en zich niet ontdoet van onreine dingen die in hem opkomen. Vlekken op het lichaam
zijn lelijk maar vooral de vlekken die zich op het gezicht bevinden. Op dezelfde manier moet
onzuiverheid voor iedereen hatelijk zijn, maar vooral voor degenen die geroepen zijn tot hogere
dingen. Bijgevolg, moeten die priesters worden gekozen voor mijn werk die niet vol met
uitgebreide kennis zijn, maar vol van nederigheid en zuiverheid, die zich goed gedragen en
anderen onderwijzen in woord en door goed voorbeeld. Zelfs een melaatse hand kan nuttig zijn
voor Mijn werk, op voorwaarde dat de gedachten goed zijn en de geestelijke kant niet
ontbreekt." (IV Bir. 69:10/18).
Hoofdstuk 70
AT. 3
De woorden van de Moeder aan haar dochter om te vertellen de lijdensweg van haar gezegende
Zoon, en de beschrijving van de schoonheid en de lichaamsvormen van haar Zoon.
De Moeder sprak: "Toen de lijdensweg van mijn Zoon op handen was, vulde Zijn ogen zich met
tranen en zweet bedekte Zijn lichaam uit angst voor het lijden. Vervolgens werd Hij weggenomen
uit mijn zicht en ik heb Hem niet meer gezien totdat Hij werd geleid om gegeseld te worden. Hij
werd vervolgens over de grond gesleept en Zijn hoofd stuiterde zo wreed en geweldadig op de grond
dat één van Zijn tanden afbrak. Hij werd zo heftig op Zijn nek en wangen geslagen dat het geluid van
de slagen mijn oren bereikte. Op bevel van de beul ontdeed Hij zich van Zijn kleding en omhelse de
pilaar. Hij werd gebonden met koorden of touwen en vervolgens gegeseld met zwepen die van
weerhaken waren voorzien. De weerhaken sloegen in Zijn huid en werden vervolgens naar
achteren getrokken, waardoor niet alleen Zijn huid scheurde maar ze ploegden zich ook in Hem
zodat Zijn gehele lichaam verwond raakte. (IV Bir. 70:1/7).
Bij de eerste slag was het alsof mijn hart doorboord werd en ik viel flauw. Toen ik weer
bijgekomen was, zag ik Zijn gehele lichaam, want Hij was geheel naakt tijdens Zijn geseling. Toen
zei één van Zijn vijanden tegen de beulen: 'Bent u van plan om deze man te doden zonder een
veroordeling en brengt u Hem zelf ter dood?' Hij sneed de touwen door toen hij dit zei. Eenmaal
vrij gekomen van de pilaar, draaide mijn Zoon zich eerst om, om Zijn kleren te pakken, maar
Hem werd niet de tijd gegeven om deze aan te trekken, Hij werd weggevoerd terwijl Hij nog bezig
was zijn armen in de mouwen te steken. De voetafdrukken die Hij achterliet zoals bij de pilaar waren
zo vol van bloed dat ik gemakkelijk kon opmaken of zien langs welke weg ze Hem hadden geleid.
En Hij veegde Zijn bebloede gezicht af met Zijn tuniek. (IV Bir. 70:8/14).
Na het vonnis werd Hem, het kruis dragende, uitgeleide gedaan, maar langs een omweg, een andere
man hielp Hem zijn kruis te dragen. Toen Hij arriveerde op de plaats van de kruisiging, lag een
hamer en vier scherpe nagels daar klaar voor Hem. Op bevel trok Hij zijn kleren uit maar bedekte
Zijn geslachtsdelen met een klein doekje. Hij bond dit om evenwel verschafte het Hem enige troost
daartoe. Het kruis werd stevig geplant, en de dwarsligger werd zo geplaatst dat de kruis-verbinding
in het middelpunt van de schouderbladen uitkwam. Het kruis had geen hoofdsteun. Het bord met
Zijn straf erop werd vastgemaakt aan de arm die boven Zijn hoofd uitstak. (IV Bir. 70:15/21).
Op bevel ging Hij liggen met Zijn rug op het kruis, toen Hij werd gevraagd om dit te doen, strekte
Hij eerst Zijn rechterhand uit. Dan, omdat Zijn linkerhand het andere uiteinde van de kruisarm niet
kon bereiken, moest het bij de volle lengte worden uitgerekt. Zijn voeten werden op dezelfde
manier uitgerekt om de plaats van de nagels te bereiken en werden kruiselings geplaatst, en, het
leek alsof ze waren losgemaakt van het scheenbeen, en werden vastgemaakt aan het kruishout door
twee nagels die waren geslagen door de solide botten, zoals ook gedaan was bij zijn handen. Bij
de eerste hammerslag werd ik geworpen in een verdoving van verdriet, en toen ik bij kwam zag ik
dat mijn Zoon al aan het kruis was bevestigd. Ik hoorde mensen zeggen tegen elkaar: 'Wat heeft deze
man begaan, diefstal, roof, of bedrog?' Anderen antwoorden dat Hij een bedrieger was. Toen werd
de kroon met doornen op Zijn hoofd gedrukt en zo hard dat de kroon zakte tot het midden van Zijn
voorhoofd. Daar waar de doornen zaten stroomde het bloed naar buiten en vulde zo Zijn gezicht, en
haar en ogen en baard dat er bijna niets anders te zien was dan bloed. Hij kon me niet eens zien staan
daar bij het kruis zonder te knipperen met zijn ogen om zich te ontdoen van het bloed.
(IV Bir. 70:22/30).
Nadat Hij me Zijn discipel had toevertrouwd, tilde Hij zijn hoofd op, en hief Zijn wenende ogen ten
hemel en riep met een stem diep uit Zijn borst en zei: 'Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij
verlaten.' Nooit was ik in staat om die kreet te vergeten, niet totdat ik naar de hemel kwam, de kreet
die Hij uitte, uitte Hij meer door mijn lijden dan Zijn eigen lijden. Nu verscheen de kleur van de
dood (lijkkleur) aan die delen van Zijn lichaam die onder het bloed zichtbaar waren. Zijn wangen
vielen naar binnen. Je zou Zijn dunne, naakte ribben kunnen tellen. Zijn maag die nu ontdaan was
van al zijn sappen, werd aangezogen in de richting van Zijn rug, en zelfs zijn neus leek nu dun.
Toen Zijn hart op het punt stond te breken, schudde Zijn gehele lichaam en Zijn baard viel in de
richting van Zijn borst. Op dat moment, stortte ik levenloos ter aarde neer. Zijn mond bleef
openstaan, omdat Hij Zijn laatste adem had uitgeblazen. Zijn tong en tanden en het bloed in Zijn
mond waren zichtbaar voor de toeschouwers. Zijn half gesloten ogen waren naar achteren gerold.
Zijn dode lichaam hing nu slap naar beneden, met Zijn beide knieën naar buiten gebogen, en
zijn voeten bogen op de nagels, gelijk scharnieren. (IV Bir. 70:31/42).
Ondertussen zeiden andere mensen die in de buurt stonden bijna beledigend, 'O, Maria, uw Zoon
is dood. Anderen, die edelmoediger waren, zeiden: 'Vrouw, het lijden van uw Zoon is nu geëindigd
tot Zijn eeuwige heerlijkheid.' Even later, nadat Zijn zijde was geopend, werd de lans er
uitgetrokken met bloed dat donker van kleur was aan zijn spits, wat betekende dat de lans Zijn hart
had doorboord. Die doordringende lans werd ook gevoeld door mijn eigen hart, en het is een wonder
dat mijn hart niet is gebarsten. Hoewel de anderen weggingen, kon ik niet weggaan. Ik voelde me
bijna getroost toen ik in staat was Zijn lichaam aan te kunnen raken toen het van het kruis werd
genomen naar beneden, en in mijn armen kwam, en Zijn wonden kon onderzoeken en Zijn bloed
kon wegvegen. Ik sloot Zijn mond met mijn vingers en eveneens Zijn ogen. Ik kon Zijn verstijfde
armen niet helemaal terugbuigen om ze op Zijn borst te kunnen laten rusten, maar liet ze gekruist tot
over Zijn buik. Zijn knieën konden niet worden rechtgetrokken, maar wezen naar buiten in
dezelfde positie waarin ze aan het kruis waren verstijfd." (IV Bir. 70:43/51).
De Moeder sprak opnieuw: "Hoewel je mijn Zoon niet kunt zien zoals Hij in de hemel bestaat, hoor
in ieder geval hoe Hij in lichamelijke vorm was op aarde. Hij was zo eerlijk van gezicht dat
niemand, zelfs niet iemand die erg verdrietig in zijn hart was, niet werd aangemoedigd bij het zien
van Zijn aangezicht. De rechtvaardigen werden bemoedigd met geestelijke troost, maar zelfs de
goddelozen vonden vrijstelling van het verdriet van de wereld voor zo lang zij de ogen op Hem
hielden. Om die redenen, plachten mensen die verdrietig waren te zeggen: 'Laten we gaan om
Maria's Zoon te zien, zolang we daar zijn, vinden we op zijn minst enige verlichting.'
(IV Bir. 70:52/55).
In Zijn twintigste jaar, was Hij perfect in maat en mannelijke kracht, Hij was in die dagen lang
voor mannen met een gemiddelde lengte, niet vlezig, maar goed gebouwd in spieren en botten. Zijn
haar, wimpers en baard waren goudbruin van kleur. Zijn baard was een palm-breedte in de lengte.
Zijn voorhoofd was niet gezonken, maar recht. Zijn neus was gelijkmatig gebouwd, niet te klein
en niet te groot. (IV Bir. 70:56/60).
Zijn ogen waren zo helder, dat zelfs Zijn vijanden Hem graag aanschouwden. Zijn lippen waren niet
al te dik en waren helder rood. Zijn kaak stak niet uit en was niet te lang, maar aantrekkelijk en fijn
van lengte. Zijn wangen waren mooi afgerond. Hij had een lichte huid met een rode tint, en een rechte
houding. Op Zijn gehele lichaam was geen vlek te vinden, zoals Zijn geselaars kunnen bevestigen die
Hem helemaal naakt gebonden aan de pilaar hebben gezien. In Zijn haar bevonden zich nooit
knopen, ongedierte of andere vuiligheid. (IV Bir. 70:61/67).
Hoofdstuk 71
AT. 4
Christus vraagt liefdevolle vragen aan de bruid, en ze geeft nederige antwoorden aan Hem, en over
de manier waarop Christus drie prijzenswaardige staten voorlegd aan de bruid om te kiezen: de
staat van maagdelijkheid, de gehuwde staat, en de weduwe staat.
Gods Zoon sprak tot Zijn bruid: "Antwoord Mij op vier dingen, die Ik je vraag: Indien iemand zijn
vriend een vruchtbare wijnrank gaf, maar die toch aan zijn huis hield, omdat de geur en het gezicht
hem genoegen deed, wat zou de gever moeten antwoorden, indien hij, die de tak gekregen had,
hem verzocht die op een andere plaats te planten, waar die meer vrucht gaf?" (IV Bir. 71:1).
Zij antwoordde: "Indien de vriend verstandig was en uit liefde gaf en hem, die de wijnrank kreeg,
goed wenste, zou hij voorzeker zijn vriend met de rank laten doen wat hij wilde en hem zeggen: O,
mijn vriend, hoewel ik er genot van heb dat de wijnrank bij mij is, toch, omdat hij mij geen rijke
vrucht geeft, verheugt het mij, dat gij die op een vruchtbaarder plaats zet, indien gij wilt."
(IV Bir. 71:2).
Verder sprak onze Heer: "Ten tweede, indien vader en moeder hun dochter geven aan een jonge man
en de maagd wilde hem hebben, maar de jonge man op de vraag of hij de maagd wilde hebben of
niet, niet antwoordde, was de maagd dan gebonden of niet?" Zij antwoordde: "Het schijnt mij, dat de
maagd niet gebonden was, want de jongeling gaf zijn wil niet te kennen." (IV Bir. 71:3/4).
Onze Heer sprak een derde maal: "Een geëerd jongeling, die tussen drie jonkvrouwen te kiezen
had, zei tot hen, dat wie van de drie het woord sprak dat hem de grootste en warmste liefde geven
kon, krijgen zou, wat zij het vurigst liefhad. Toen antwoorde de eerste jonkvrouw: "Zo warm bemin
ik de jongeling, dat ik liever sterven zou dan mij te bezoedelen met een ander!" De tweede
antwoordde: "Liever wil ik alle smart lijden dan een woord te zeggen tegen zijn wil in, of dat hem
zal bedroeven!" De derde antwoordde: "Liever wil ik alle schade lijden en bittere smart dan dat hij
de minste smaad of schade lijden moest." Zeg mij daarom", sprak onze Heer, welke van de drie de
jonge man het meest liefhad, of welke van hen recht heeft op de eerste plaats in zijn liefde?" Zij
antwoordde: "Mij dunkt, dat zij hem allen even zeer beminden, want zij hadden allen hetzelfde
gevoel voor hem. En daarom hadden zij allen evenveel recht op zijn liefde." (IV Bir. 71:5/11).
Onze Heer sprak een vierde maal: "Een persoon vroeg zijn vriend om raad: Ik heb vruchtbare
tarwekorrels. Indien die in de aarde gezaaid worden, geven zij een grote oogst en veel vrucht. Maar
daar ik zeer hongerig ben, wat dunkt u is beter, dat ik haar zaai, of dat ik haar nu eet?" De vriend
antwoordde: "Iets anders moet de honger stillen, het is nuttiger dat de tarwe gezaaid wordt."
(IV Bir. 71:12/15).
Deze vier verklaringen betreffen u. Want uw dochter, die gij Mij hebt beloofd en gaf, is als een
wijnrank. En daar Ik nu een geschikter plaats voor haar weet, wil Ik haar planten, waar het Mij
behaagt. En gij moet er niet bedroefd over zijn dat gij er uw toestemming voor geeft, dat zij elders
geplant wordt. Gij gaf Mij uw dochter, maar Ik toonde u niet wat Mij aangenamer was, haar
maagdelijkheid of haar huwelijk, en evenmin of uw offer mij aangenaam was, of niet. En de dingen,
die onverstandig zijn geweest, moeten veranderd en verbeterd worden, nu gij de waarheid weet."
(IV Bir. 71:16/21).
Verder zei onze Heer: Maagdelijkheid is goed en staat het hoogst en maakt gelijk aan de engelen,
indien zij bewaard wordt op de juiste en zedige wijze. Maar indien een maagd slechts lichamelijk
maagdelijk is en de wens koestert die met haar maagdelijkheid in strijd is, dan is de
maagdelijkheid misvormd, want God vindt meer behagen in een ootmoedige gehuwde vrouw dan
in een hoorvaardige en schaamteloze maagd. Een welvoegelijke, getrouwde vrouw, die in
godvrucht leeft overeenkomstig haar staat, kan een groot loon verkrijgen. Want het is groot om in
het vuur der reinheid te zijn zonder onreine begeerten, maar het is even groot om niet in het vuur
der reinheid te zijn maar er zich in te wensen en van grotere liefde voor God te branden buiten het
vuur, dan iemand die er in is. (IV Bir. 71:22/25).
Ik wil u drie voorbeelden geven, namelijk, Suzanna, Judith en Tekla de maagd. De eerste was
getrouwd, de tweede weduwe, de derde maagd. Dezen hadden allen een verschillende levenswijze
en beoogden allen een ander doel, en toch hebben zij allen gelijke verdiensten en eenzelfde loon
voor hun werk ontvangen. Toen Suzanna onrechtvaardig werd aangeklaagd door de priesters,
verkoos zij de dood boven de zonde. En daar zij Mij als overal tegenwoordig zijnde vreesde, was zij
waardig om gered en geëerd te worden. Judith zag de misbruiken en het ongeluk van haar volk en
was zo bedroefd, dat zij zich niet alleen blootstelde aan spot en smaad uit liefde voor God, maar
zij was ook gereed om pijnen te lijden ter wille van Mij. (IV Bir. 71:26/31).
En Tekla, die maagd was, wilde liever bittere pijn lijden dan een woord spreken dat tegen Mij
getuigen zou. Hoewel deze drie niet hetzelfde verrichtten, is hun verdienste toch gelijk; daarom
kunnen beiden, maagd en weduwe, Mij evenzeer behagen indien dit met een goede levenswijze
gepaard gaat en met een uitsluitend verlangen naar Mij." (IV Bir. 71:32/33).
Verder zei onze Heer: "Het is Mij even lief of uw dochter maagd verkiest te blijven of in het
huwelijk treedt, indien zij zich schikt en richt naar Mijn wil. Want wat zou het haar helpen of zij
lichamelijk opgesloten was, indien haar begeerte toch naar buiten uitgaat? Of, wat is eervoller voor
haar: eenzaam te leven ten voordele van zichzelf, of anderen te helpen? En Ik, die alles weet en
voorzie, Ik doe niets zonder reden. Daarom zal zij niet tot een bepaald doel komen door de eerste
vrucht, want die is van vrees, en niet door de tweede, want die is van traagheid, maar door de
middelste, want die heet de vrucht der redelijke liefde en zedigheid. Maar die haar tot vrouw
neemt, moet drie dingen hebben, namelijk een huis, kleding en de middelen om haar te
verzorgen. (IV Bir. 71:34/39).
Commentaar:
De Zoon sprak: "Je vraagt je af waarom deze maagd niet gekomen is om te trouwen in de manier
waarop je gehoopt had. Ik antwoord je door middel van een gelijkenis. Een zekere edelman regelde
dat zijn dochter zou trouwen met een arme man. Deze man, die verloofd was met het meisje,
overtrad de wetten van het land en werd oneervol verdreven door de inwoners en kreeg niet het
meisje die hij wenste te krijgen. Ik heb gehandeld op dezelfde manier met de heerser van dit land. Ik
heb beloofd om grote dingen te doen voor hem, maar in plaats daarvan sloot hij zich aan bij mijn
vijanden en daarom verkreeg hij niet de dingen die ik hem beloofd had.
Maar je zou je nu kunnen afvragen: Had Ik dit niet kunnen voorzien? Natuurlijk, heb Ik dit
voorzien, op dezelfde manier als er kan gelezen worden over Mozes en zijn volk. Ik heb
geopenbaard en openbaar veel dingen, zodat mensen zich kunnen voorbereiden op de goede
dingen en weten wat te doen en geduldig wachten. Weet echter dat wanneer één wee voorbij is een
andere zal komen op de ondankbare mensen van dit koninkrijk, opdat Mijn zegen daarna kan komen
over de nederige mensen die om mijn genade smeken. Weet ook dat het beter zou zijn voor deze
maagd om het advies van de wijze en van Mij op te volgen.
Deze maagd is naar alle waarschijnlijkheid Cecilia, een dochter van Birgitta.
Hoofdstuk 72
AT. 5
De woorden van Christus over de zusters van de opgestane Lazarus, en over (zoals ik geloof) de
zusters staan voor de bruid en haar dochter, Lazarus voor de ziel, de Joden voor jaloerse mensen, en
over de manier waarop God heeft laten zien de laatstgenoemden een grotere genade dan dat Hij
deed voor de zusters van Lazarus, en over mensen die veel praten maar weinig verontwaardigd
zijn tegen degenen die goede daden verrichten.
De Zoon sprak: "Er waren eens twee zusters, Marta en Maria, wiens broer Ik heb laten opstaan uit
de dood. Na zijn opstanding, diende hij Me meer dan voorheen. Zijn zusters, hoewel ze Mijn
dienaressen waren geweest en ijverig in het bezoeken van Mij voor de opstanding van hun broer,
toonden zich veel meer bezorgd en toegewijd daarna. Ik heb je behandeld op dezelfde wijze
geestelijk. Zo verhief Ik je broer, dat wil zeggen, je ziel die, stinkende na voor vier dagen dood te
zijn geweest, zichzelf had afgescheiden van Mij door het overtreden van Mijn geboden, op basis van
verlangen en plezier in de zoetheid van de wereldse zonden. (IV Bir. 72:1/5).
Er waren echter vier redenen die Mij er toe brachten om Lazarus te doen opstaan. Ten eerste, dat hij
mij vriend was geweest in die tijd dat hij leefde. De tweede, was het door de liefde van zijn zusters.
Ten derde, dat Maria's nederigheid een dergelijke beloning had verdiend toen ze Mijn voeten waste.
Ze verdiende te worden verblijd en vereerd om de mate waarin zij zich had verlaagd ter wille van
Mij in de ogen van de gasten. Ten vierde, was het om de glorie van Mijn memselijke natuur te
manifesteren. Deze vier redenen zijn echter niet van toepassing op jou, omdat je de wereld meer lief
hebt dan dat zij deden. Daarom, Mijn barmhartigheid naar jou toe is groter dan Mijn
barmhartigheid richting deze zusters. Het is des te groter aangezien een geestelijke dood
gevaarlijker is dan een lichamelijke dood en de opstanding van de ziel glorierijker is dan bij
een lichamelijke opstanding. (IV Bir. 72:6/14).
Vandaar, omdat mijn genade je werken overtreft, verwelkom Mij als die zusters deden, in het huis
van jouw gedachten met de meest vurige liefde, en heb zoals Mij de wereld niet lief, met een totaal
vertrouwen in Mij, verneder jezelf elke dag samen met Maria door te huilen voor je zonden, leef
onbeschaamd en nederig onder de trotse, kuis onder de onkuise, laat uitwendig aan anderen zien
hoeveel je innerlijk van Me houdt. Bovendien, net als die zusters, moet je één van hart en één van
geest zijn, sterk in het minachten van de wereld en snel in het prijzen van God. Als je dat doet, zal
Ik je broer, dat is je ziel, op laten staan en het beschermen om te voorkomen dat het wordt
gedood door de Joden. (IV Bir. 72:15/17).
Wat zou het Lazarus baten om op te staan uit zijn huidige dood, tenzij, door meer deugdzaam te
leven in zijn huidige leven, zou hij dan des te meer in heerlijkheid opstaan bij een tweede en
eeuwigdurend leven? En wie zijn die Joden die verzochten om Lazarus te doden als niet degenen die
verontwaardigd waren omdat je een beter leven leidt dan die van hen, die geleerd hebben om uit de
hoogte te spreken, maar weinig doen, die, op zoek gaan naar de goedkeuring van anderen, en
minachten de daden van hun voorvaderen waarbij des te groter de minachting des te minder ze
zichzelf verwaardigen om de hogere waarheden te begrijpen? (IV Bir. 72:18/19).
Er zijn veel van zulke mensen. Ze weten hoe ze moeten redevoeren over de deugden, maar niet hoe
zij ze in acht moeten nemen om een vooraanstaand deugdzaam leven te lijden. Hun zielen zijn
daarom in gevaar, omdat hun woorden veel zijn, maar hun daden hierin niet worden gevonden.
Handelden Mijn predikers op deze manier? In geen geval! Ze vermaanden zondaars zeker niet met
verheven woorden, maar met weinige en barmhartige woorden, en waren gereed om hun eigen ziel
te geven voor de zielen van zondaars. Door hun liefdadigheid, verkregen anderen liefdadigheid,
want de leraars ijver in de geest van luisteraars doet meer dan dat louter woorden kunnen doen.
Vele predikers zeggen tegenwoordig diepzinnige dingen over Mij, maar er komt geen vrucht van,
omdat het hout niet in vuur en vlam is gezet omdat er alleen maar naar geblazen wordt maar
hierbij geen vuurvonken aanwezig zijn. (IV Bir. 72:20/27).
Ik zal waken en je beschermen tegen deze Joden, zodat je Me niet zal verlaten omwille van wat ze
doen of zeggen. Maar toch, Ik zal je niet op een zodanige wijze beschermen dat je aan elk lijden zal
ontsnappen, maar wel dat je niet zal bezwijken door gebrek aan lijdzaamheid. Blijf bij je besluit, en
Ik zal je wil in vuur en vlam zetten met Mijn liefde." (IV Bir. 72:28/30).
Hoofdstuk 73
AT. 6
De woorden van de Maagd aan de bruid over de manier waarop ze niet ontdaan moet zijn over een
ridder waarvan werd uitgeroepen dat hij gestorven was maar nog leefde en die aan haar verscheen
alsof hij gestorven was.
Een zekere ridder die nog leefde werd van verklaard gestorven te zijn. In een geestelijk visioen werd
hij ook getoond aan de bruid alsof hij in zijn dood smeekte om hulp. Omdat Birgitta werd verstoord
door zijn dood, zei de Moeder van genade tegen haar: "Dochter, je zult te zijner tijd uitvinden of de
ridder wel of niet dood is, maar we willen ons voor hem nog steeds inspannen, zodat hij een beter
leven zal kunnen leven." (IV Bir. 73:1/3).
Hoofdstuk 74
AT. 7
De woorden van Christus aan de bruid; woorden van lof voor Christus van Johannes de Doper, en
de vrome gebeden die hij uitstort in de aanwezigheid van Christus ten bate van Christenen en vooral
voor een zekere ridder. Door deze gebeden, is deze ridder, met zijn eigen handen en met de
helpende hand(en) van de glorieuze Maagd en van Petrus en Paulus, gewapend en versierd met
geestelijke wapens, dat wil zeggen, met de deugden. Evenzo, wat elk van deze lichamelijke
wapens betekenen, en over hoe goed te bidden.
De Zoon van God sprak tot Zijn bruid, en zei: "Je refereerde er vandaag aan dat het beter is te
voorkomen dan te genezen. Inderdaad, Ik voorkwam voor je met Mijn zoete genade, dat de
duivel controle zou verkrijgen over je ziel." (IV Bir. 74:1/2).
Johannes de Doper verscheen plotseling en zei: "Zalig zijt Gij, God! U bestond al voordat alle
dingen geschapen werden. Er is nooit een andere God met U of naast U geweest noch zal er ooit
één komen na U, want U bent één God voor altijd. U bent de waarheid beloofd door de profeten.
Terwijl ik nog geboren moest worden verheugde ik mij in U. Ik herkende u te meer toen ik U heb
aangewezen. U bent onze vreugde en glorie, ons verlangen en onze verrukking. De aanblik van U
vervult ons met een onbeschrijfelijk genoegen, die niemand kent, behalve degene die er van
geproefd heeft. U bent onze enige liefde. Het is geen wonder dat we van U houden, want U bent de
liefde zelf, en U houdt niet alleen van degenen die U lief hebben maar U bent zelfs barmhartig aan
degenen die U verachten om U te leren kennen, U de Schepper van alle dingen. Nu dan, mijn Heer,
want wij zijn rijk geworden door U en in U, wij vragen U geef onze geestelijke rijkdom aan
degenen die geestelijke rijkdom ontberen, zodat meer mensen kunnen deelnemen aan ons geluk,
net zoals wij niet in onze eigen verdiensten verheugen maar in de Uwe." (IV Bir. 74:3/13).
Christus antwoorden: "Je bent inderdaad een bovenste ledemaat langs en naast het hoofd. Maar de
hals is dichterbij en meer voortreffelijk. Zoals Ik het hoofd van allen ben, zo is Mijn Moeder als de
hals, en dan komen de engelen. Jij en Mijn apostelen zijn als de gewrichten van de ruggengraat,
want je houdt niet alleen van Mij, maar je eert Mij ook door mensen te helpen die van Me houden.
Wat Ik zei derhalve staat vast. De werken die Ik doe, zult gij ook doen, en uw wil is Mijn wil. Als
het hoofd van het lichaam niet beweegt zo ook zijn ledematen niet, evenzo is het in je geestelijke
verbinding en vereniging met Mij, is het niet een ding is te willen en een andere te kunnen doen,
maar eerder dat je alle mogelijkheden hebt om te doen wat jij of ieder van jullie wenst te doen.
Daarom zal aan je verzoek worden voldaan." (IV Bir. 74:14/21).
Nadat deze woorden gesproken waren, bracht Johannes een zekere ridder die bijna half dood was in
hun midden en zei: "Heer, hier is een man die zijn ridderschap heeft gewijd aan U. Hij probeert te
strijden maar is niet sterk genoeg, want hij is ongewapend en zwak. Ik ben gebonden om hem te
helpen om een tweevoudige reden, zowel vanwege de verdiensten van zijn ouders als vanwege de
liefde die hij voelt in de richting van mijn eer. Daarom, voor Uw eigen eer, geef hem kledij van
een ridder zodat de schande van zijn naaktheid niet zal worden gezien." (IV Bir. 74:22/25).
De Heer antwoordde: "Geef hem wat je wilt en rust hem uit zoals je wilt!" Toen zei Johannes:
"Kom, mijn zoon, en ontvang van mij het eerste kleed van je ridderschap. Zodra je die hebt, zul je
gemakkelijker in staat zijn om te ontvangen en te dragen de rest van je ridderlijke spullen. Het is
passend voor een ridder om een zacht en glad tuniek dicht op je huid te dragen. Het lichamelijke
tuniek is zacht en glad, en evenzo moet ook je geestelijke tuniek God dierbaar om je ziel houden
en aan je genegenheid heerlijk zijn. (IV Bir. 74:26/30).
Vreugde in God komt van twee dingen: de beschouwing van Zijn goedheid, en de herinnering aan
de zonden die je begaan hebt. Ik had als jongen beide. Je ziet, ik overwoog wat een genade God had
voorbereid voor mij, terwijl ik nog niet geboren was, en wat een zegen hij mij had gegeven na mijn
geboorte. Ik zuchtte om na te gaan hoe ik mijn God waardig zou kunnen terugbetalen. Ik
beschouwde, evenzo, de instabiliteit van de wereld, en dus rende ik weg naar de woestijn waar
mijn Heer Jezus zo lief voor me was dat de gedachte van alle geneugten van de wereld mij
vermoeiden en de loutere verlangens naar hen een last was geworden. Kom, dan, en trek deze
tuniek aan, want de rest zal worden gegeven aan je te zijner tijd." (IV Bir. 74:31/36).
Toen verscheen de Gezegende Apostel Petrus en zei: "Johannes gaf je een tuniek, maar ik, die
laag viel maar opstond als een man, zal een maliënkolder voor je verschaffen, dat wil zeggen, de
Goddelijke liefde. Net zoals een maliënkolder bestaat uit vele ijzeren ringen, zo ook beschermt
liefdadigheid een man tegen vijandige projectielen en maken hem zelfs geduldiger in het verdragen
van het kwaad die hem bedreigen, en wenbaarder in het eren van God en vuriger in de goddelijke
werken, als ook onoverwinnelijk in tegenspoed, kalm in de hoop, en standvastig in de taken die hij
onderneemt. Deze maliënkolder moet schitteren als goud en zo sterk zijn als staal en ijzer, want
iedereen met goede bedoelingen moet zo kneedbaar zijn als goud in de lijdzaamheid van tegenspoed,
als ook schitteren in wijsheid en onderscheidingsvermogen om zo een goed geloof niet te ruilen
voor ketterij, noch een zekere waarheid voor twijfel. (IV Bir. 74:37/39).
De maliënkolder moet zo sterk zijn als ijzer. Net zoals ijzer alles bedwingt, zo moet ook een man
van liefdadigheid allen vernederen die in de weg staan van het geloof en de goede zeden zonder toe
te geven als gevolg van grove taal. Hij moet niet buigen vanwege vriendschappen of lauw worden
omwille van zijn eigen materieel comfort. Hij moet zich niet verbergen omwille van het lichamelijk
gemak, noch bang zijn om te sterven, want niemand kan iemands leven weg nemen zonder de
toestemming van God. Welnu, hoewel een maliënkolder bestaat uit vele ringen, is niettemin de
maliënkolder van de liefde voorzien van twee belangrijke ringen. De eerste ring van
liefdadigheid is de kennis van God en de veelvuldige aandacht voor de Goddelijke goedheid en
voorschriften. (IV Bir. 74:40/45).
Dit maakt dat een man kan herkennen hoe hij zich moet gedragen ten opzichte van God, in de
richting van zijn naaste, en in de richting van de wereld. De tweede ring is het beteugelen van
iemands zelfzuchtige wil voor Gods zaak. Iedereen met een perfecte en een gehele liefde voor God
houdt niets van zijn eigen wil voor zichzelf als het in gaat tegen God. Hier mijn zoon, God geeft
je deze maliënkolder, die ik voor je heb gewonnen als was voorzien door Gods genade."
(IV Bir. 74:46/49).
De Gezegende Paulus verscheen en zei: "O, mijn zoon, Petrus, de pastoor-overste van de
schapen, gaf je een maliënkolder. Uit liefde voor God, zal ik je een borstharnas geven, dat is de
liefde voor je naaste, de bereidheid om vrij te sterven voor de redding van je naaste met behulp
van Gods genade. Net zoals vele platen worden verenigd in een borstharnas met nagels, zo zijn er
vele deugden die bij elkaar komen in de liefde voor iemands naaste. Iedereen die zijn naaste
liefheeft is gebonden aan verdriet, in de eerste plaats, omdat niet allen van hen die worden
verlost door het bloed van Jezus Christus, God met liefde terug betalen. In de tweede plaats, zou hij
verdriet moeten voelen, omdat de Heilige Kerk, Gods Bruid, niet in de meest lovenswaardige
conditie verkeerd. Ten derde, omdat er maar zeer weinig zijn die Gods lijden herinneren met angst
en liefde. Hij moet ook op zijn hoede zijn, zodat zijn naaste niet zou kunnen worden beschadigd
door een slecht voorbeeld van zijn eigen. Hij moet zijn bezittingen blijmoedig geven aan zijn naaste
en voor hem bidden tot God opdat hij voortgang mag boeken en volmaakt zal worden in alle
goedetierenheid. (IV Bir. 74:50/57).
De nagels die de platen bij elkaar houden zijn de Goddelijke woorden. Wanneer een barmhartige
man zijn naaste in de problemen ziet, zal hij hem troosten met de woorden van naastenliefde; hij
zal hem ook verdedigen wanneer zijn naaste ten onrechte wordt aangevallen; hij zou de zieken
moeten bezoeken; losgeld regelen voor gijzelaars, en schaamt zich niet voor de armen. Hij moet
altijd van de waarheid in acht houden, en plaatst niets boven de liefde van God, en dwaalt nooit af
van de weg der rechtvaardigheid. Ikzelf was uitgerust met dit harnas, want ik was zwak met de
zwakken, onbeschaamd om de waarheid voor de ogen van koningen en vorsten te spreken, en klaar
om te sterven voor het heil van mijn naaste. (IV Bir. 74:58/61).
Toen verscheen de Moeder van God en zei tegen de ridder: "Mijn zoon, wat heb je nog nodig" En
hij zei: "Ik heb geen helm op mijn hoofd" De Moeder van de genade zei toen tegen de
beschermengel van zijn ziel: "Hoe heeft jouw bescherming de ziel voordeel opgeleverd en wat
heb je aan onze Heer te presenteren?" De engel antwoordde: "Ik heb inderdaad iets te presenteren,
maar het is niet veel. Somstijds gaf hij een aalmoes en somstijds sprak hij gebeden uit. Somtijds
ook, ontkende hij zijn eigen wil in godsnaam, door oprecht God te vragen om de wereld
onsmakelijk aan hem te maken en God dierbaar te hebben boven alle dingen."
(IV Bir. 74:62/67).
De Moeder antwoordde: "Het is goed dat je iets hebt kunnen presenteren. Wij zullen doen wat een
bekwame goudsmit doet als hij op het punt staat om een aantal grote objecten van goud te maken.
Als hij goud nodig heeft en het niet heeft, richt hij zich voor hulp naar zijn vrienden die het wel
hebben. Zijn vrienden die goud hebben helpen hem om zijn werk te voltooien. Als iemand een
object maakt van klei, wie zal hem dan enig goud geven? Het is niet passend om goud te mengen
met klei. Daarom, alle heiligen, die rijk zijn in goud, zullen samen met mij een helm voor je
verdienen om te houden. Deze helm is bedoeld om alleen God te behagen. Zoals een helm het
hoofd beschermt tegen pijlen en slagen, zo ook goede bedoelingen alleen richting God
de ziel beschermt, zodat de verleidingen van de duivel de ziel niet zal overweldigen, en het
introduceert God in de ziel. (IV Bir. 74:68/76).
De goede ridder George had dit voornemen, net als Maurice en vele anderen, met inbegrip van de
dief die aan het kruis hing. Zonder dit, kan niemand een goede basis leggen of komen tot zijn
beloning. De helm moet twee openingen hebben aan de voorkant voor zijn ogen zodat bij
benadering hij ze vooraf kan zien aankomen. Deze openingen hebben een
onderscheidingsvermogen met betrekking tot dingen die moeten gebeuren en een voorzichtigheid
met betrekking tot dingen die moeten worden weggelaten, want zonder onderscheidingsvermogen
en voorbedachtzaamheid, zijn er veel dingen die goed lijken bij het begin maar slecht blijken te
zijn aan het einde." (IV Bir. 74:77/80).
De Moeder vroeg de ridder opnieuw: "Wat heb je nog nodig, mijn Zoon?" En hij antwoordde:
"Mijn handen zijn bloot en hebben geen wapens." De Moeder sprak: "Ik zal je helpen, zodat je
handen niet bloot zullen zijn. Net zoals je twee lichamelijke handen hebt, heb je ook twee geestelijke
zaken. De rechterhand waarmee het zwaard wordt vastgehouden symboliseert het werk der
rechtvaardigheid. Er moeten vijf deugden zijn gelijk aan het aantal vingers aan je hand. De eerste
vinger (of duim) betekent dat elk rechtvaardig persoon eerst over zichzelf moet oordelen. Dit wordt
gedaan door toespraak, handelen, of voorbeeld te bewaken tegen alles wat de naaste zou kunnen
beledigen, zodat iemand het niet ongedaan zou kunnen maken door eigen wanordelijk gedrag wat
men leert aan anderen of terecht berispt in hen. De tweede vinger betekent om niet rechtvaardigheid
of de daden van rechtvaardigheid uit te voeren in het belang van menselijke gunst of wereldse
hebzucht, maar alleen uit te voeren uit de liefde voor God. De derde vinger betekent geen
onrechtvaardige vrees te tonen aan iemand noch iets te veinzen uit vriendschap noch weg te lopen
voor iemands rechtvaardige zaak, of hij nu rijk of arm, vriend of vijand is. (IV Bir. 74:81/90).
De vierde vinger betekent klaar en bereid te zijn omwille van de gerechtigheid te sterven. De vijfde
vinger betekent niet alleen de rechtvaardigheid te doen, maar ook de rechtvaardigheid wijselijk
lief te hebben. Het resultaat hiervan is dat de straf beide toont barmhartigheid en gerechtigheid, en de
persoon die een kleinere zonde begaat wordt gecorrigeerd op de ene manier, terwijl de persoon
die een grotere zonde begaat wordt gecorrigeerd op een andere manier, en zo wordt een persoon die
zondigt uit onwetendheid op de ene manier gestraft, terwijl de persoon die bewust zondigt door zijn
eigen boosheid op de andere manier wordt gestraft. Wie deze vijf vingers heeft moet voorzichtig
zijn om zijn zwaard niet te scherp te maken door middel van ongeduld noch bot door het wereldse
genoegen noch te laten vallen door onvoorzichtigheid of donker te laten worden door
lichtzinnigheid. (IV Bir. 74:91/94).
De linkerhand symboliseert het Goddelijk gebed. Ook deze heeft vijf vingers. De eerste vinger
(of duim) is een vaste overtuiging in de wetten van het geloof met betrekking tot de Goddelijke en
menselijke natuur, om dit alles in de praktijk te brengen en alles te geloven wat de Heilige Kerk,
Gods bruid, belijdt. De tweede vinger is de weigering om opzettelijk tegen God te zondigen, samen
met de wens tot verzoening van alle zonden die je hebt begaan doormiddel van boetvaardigheid en
boetedoening. De derde vinger is om God te smeken om de liefde voor het vlees om te zetten in een
geestelijke liefde. De vierde vinger is te leven voor niets anders in de wereld dan voor de eer van
God en te leven om de hoeveelheid zonde te verminderen. De vijfde vinger is om op geen enkele
manier op je eigen kracht te vertrouwen, maar altijd God te vrezen en te verwachten dat elk uur je
laatste uur is. Ziedaar, mijn zoon, dit zijn de twee handen die je zou moeten hebben. Met de
rechterhand moet je het zwaard van de rechtvaardigheid gebruiken tegen de overtreders van de wet
der rechtvaardigheid. Met de linkerhand de godsdienstbeoefening door te bidden om Gods hulp en
te bepleiten dat je nooit op je eigen gerechtigheid zult vertrouwen noch onbeschaamd te worden
richting God. (IV Bir. 74:95/104).
De gezegende Maria verscheen opnieuw en zei tegen de ridder: "Wat heb je nog meer nodig, mijn
zoon?" Hij antwoordde: "Bepantsering voor mijn benen" En ze sprak: "Luister naar mij, ridder, jij
die ooit toebehoorde aan de wereld maar nu aan mij. God schiep alles in de hemel en op aarde,
maar de waardigste en mooiste onder de lagere schepselen is de ziel, overeenkomstig met een
goede wil in haar opvattingen. Net zoals er vele takken uit een boomstam schieten, zo ook
schieten uit de ziel voort iedere deugdzame perfectie door geestelijke oefening en activiteit.
Daarom, om de geestelijke been bepantsering te verkrijgen, moet je, met de genade van God,
beginnen met een goede wil. (IV Bir. 74:105/110).
Een tweevoudige overweging moet je wil steunen, als twee benen die staan op een gouden
fundament. Het eerste been van een perfecte ziel heeft de volgende overweging: dat je zou weigeren
om te zondigen, zelfs als er geen straf zou volgen. Het tweede been bestaat in het doen van goede
werken met veel geduld en liefde van God, zelfs in het staan van je eigen verdoemenis. De knieën
van de ziel zijn de opgewektheid en de vastberadenheid van een goede intentie. Zoals de knieën zich
buigen en krommen voor het gebruik van de benen, zo moet ook het voornemen van de ziel zijn
zich te buigen en te stoppen in gehoorzaamheid om te redeneren volgens de wil van God.
(IV Bir. 74:111/115).
Er staat geschreven dat geest en vlees tegengesteld zijn aan elkander. Dus zegt Paulus ook 'Ik wil
niet het goede doen dat ik wil.' Het is alsof hij zegt: 'Ik wil goed doen overeenstemmig met de ziel,
maar ik ben niet in staat om dit te doen door de zwakte van het vlees. Maar wat gebeurt er als ik soms
in staat ben om dat te doen, maar niet van harte?' Zal de apostel beroofd worden van zijn loon,
omdat hij de wil had, maar niet de mogelijkheid, of omdat hij goede dingen deed, maar niet van
harte? Zeker niet! (IV Bir. 74:116/121).
In plaats daarvan zal zijn beloning tweevoudig worden verhoogd: ten eerste, omdat met betrekking
tot de uiterlijke mens, de actie moeilijk voor hem was door de weerstand van het vlees aan het
goede; ten tweede, omdat met betrekking tot de inwendige mens, heeft hij niet altijd geestelijke
troost ontvangen. Dienovereenkomstig, veel seculiere mensen werken in de wereld, maar ontvangen
er geen beloning voor, want ze handelen uit vleselijke motieven. Want als hun werk een opdracht
van God was geweest, zouden ze niet zo zitten te popelen om het te doen. Deze twee benen van
de ziel dan, weigeren om te zondigen tegen God en hebben de intentie in het doen van goede
werken, ook als verdoemenis zou volgen, en moeten daarom worden uitgerust met een dubbel
harnas of bepantsering, namelijk met het kritische gebruik van tijdelijke goederen en de veeleisende
wens om te zoeken naar hemelse dingen. Het kritische gebruik van tijdelijke goederen betekent
deze te bezitten voor een gematigd bestaan en niet meer. Het veeleisende verlangen naar hemelse
dingen betekent de intentie te hebben om hemelse dingen te verwerven door middel van goede
werken en inspanningen. Het menselijk wezen heeft zich afgekeerd van God doormiddel van
ondankbaarheid en luiheid en moet daarom terugkeren naar God door werken van nederigheid.
Dus, mijn zoon, omdat je deze niet hebt, laat ons wenden tot de heilige martelaren en belijders die
zulke rijkdom in overvloed hebben en vraag hen om te helpen." (IV Bir. 74:122/129).
Toen verschenen de heiligen en zeiden: "O, Gezegende Maagd, u gaf geboorte aan de Heer des
Leven en u bent de Moeder van de gehele schepping. Wat is er wat u niet kan doen? U wenst, en
het wordt gedaan. Uw wil is altijd onze wil. U bent waarlijk de Moeder der liefde, want u bezoekt
iedereen met liefde." De Moeder verscheen opnieuw en zei tegen de ridder. "Zoon, we missen nog
steeds het schild. Een schild is nodig voor twee dingen: aan de ene kant, kracht, en, aan de andere
kant, het embleem van de heer onder wie degene dienst doet als een ridder. Het geestelijke schild
staat voor de beschouwing van Gods bittere lijdensweg. Dit moet worden geplaatst op je linker arm
naast je hart, zodat zo vaak als vleselijk genot je geest verleidt, je de kneuzingen van Jezus Christus
mag herdenken. Wanneer 's werelds minachting en verzet je geest steken en bedroeven, moet je
denken aan de armoede en de schande over Christus. Wanneer eer of een lang leven je in het
vlees verleiden, moet je denken in je geest aan het bittere lijden en sterven van Christus.
(IV Bir. 74:130/140).
Een dergelijk schild moet zowel bezitten de kracht van de volharding in het goede als de breedte
van de liefde. Het embleem op het schild moet bestaan uit twee kleuren, omdat niets duidelijker op
afstand te zien is dan iets wat uit twee heldere kleuren bestaat. De twee kleuren die het schild van de
beschouwing der goddelijke lijdensweg verfraaien zijn, aan de ene kant, zelfbeheersing op
wanordelijke emoties en, aan de andere kant, zuiverheid en terughoudendheid ten aanzien van de
ingevingen van het vlees. (IV Bir. 74:141/143).
Inderdaad, de hemel wordt verlicht door deze twee kleuren, en de engelen zien hen en juichen met
blijdschap, zeggende: 'Zie, het teken van zuiverheid en het teken van onze gemeenschap! We
moeten deze ridder helpen.' De demonen zien de ridder versierd met deze tekens op zijn schild en
roepen uit: 'Wat moeten we doen, kameraden? Deze ridder is vreselijk om te ontmoeten en glorieus
bewapend. Aan zijn zijden zijn de wapens van de deugd, achter hem staat een leger van engelen, aan
zijn linkerhand heeft hij een uiterst waakzaam bewaarder, God zelf, en om hem heen tal van ogen
die aandachtig zijn op onze slechtheid. We kunnen de strijd met hem alleen aan in onze schaamte,
want we kunnen in geen geval over hem zegevieren.' Hoe heerlijk is dat ridder die de engelen eren en
waar de demonen voor sidderen! Maar, mijn zoon, omdat je dit schild nog niet hebt verworven,
laat ons vragen de heilige engelen, die schitteren in geestelijke zuiverheid om je te helpen."
(IV Bir. 74:144/151).
De Moeder sprak opnieuw: "Mijn zoon, we missen nog een zwaard. Een zwaard heeft twee
eigenschappen: ten eerste, moet het scherpe kanten hebben en, ten tweede, moet het voortdurend
scherp worden gehouden. Het geestelijke zwaard is het vertrouwen in God te hebben en te vechten
voor rechtvaardigheid. Dit vertrouwen moet twee kanten hebben: een oprechte rechtvaardigheid in
voorspoed, als het ware, aan de rechterkant, en dankzegging in tegenspoed, als het ware, aan de
linkerkant. De goede Job had zo'n zwaard. Toen hij welvarend was, bood hij een offerande voor zijn
kinderen aan en was als een vader voor de armen, en zijn deur stond open voor de reiziger. Hij liep
niet de weg der ijdelheid, noch begeerde hij goederen van anderen maar vreesde God als iemand die
op de golven van de zee zit. Dan weer, dankte hij in tegenspoed. Toen hij zijn kinderen verloor,
en hem dit verweten werd door zijn vrouw en gekweld werd met verschrikkelijke bloedzweren,
verdroeg hij dit alles met geduld en zei: 'De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen.
Gezegend zij de Heer.' Dit zwaard moet voortdurend scherp worden gehouden door het verpletteren
van de vijanden der rechtvaardigheid zoals Mozes en David dit deden, door het tonen van ijver
voor de wet gelijk Pinechas deed, en door standvastig te spreken gelijk Elia en Johannes deden. O,
hoeveel mensen hebben tegenwoordig een bot zwaard! Ook al spreken ze in woorden, ze steken
geen vinger op en schenken geen aandacht aan Gods heerlijkheid in hun zoektocht naar menselijke
gunst. En dus, want jij hebt zo'n dergelijk zwaard niet, laten we de patriarchen en profeten vragen
die zo'n dergelijk groot vertrouwen in God hadden, en een zwaard zal aan ons gegeven worden.
(IV Bir. 74:152/165).
De moeder verscheen opnieuw en zei tegen de ridder: "Mijn Zoon, je hebt nog steeds iets nodig
om je wapens te bedekken en te beschermen tegen roest en schade door regen. Deze bedekking is
barmhartigheid, de bereidheid om voor God te willen sterven, en zelfs, als het mogelijk was, te
scheiden van God in het belang voor de redding van je broeders. Dit soort barmhartigheid bedekt
alle zonden, behoudt de deugden, brengt verzoening aan Gods toorn, maakt alles mogelijk, doet
demonen schrik aanjagen waardoor ze vluchten, en brengt vreugde aan de engelen. Deze bedekking
moet wit aan de binnenkant zijn en glanzend gelijk goud aan de buitenkant, want waar de ijver
van de goddelijke liefde wordt gevonden noch de ene soort van zuiverheid noch de andere soort van
zuiverheid wordt verwaarloosd. De apostelen waren vol van deze barmhartigheid. We moeten hen
vragen om je te helpen. (IV Bir. 74:166/171).
De moeder verscheen opnieuw en zei: "Mijn zoon, je hebt nog nodig een paard en een zadel. De
geestelijke betekenis van het paard is de doop. Net zoals een paard vier benen heeft en een mens
draagt op de reis die hij of zij moet vervullen, zo ook de doop, draagt een mens in de ogen van
God en heeft vier geestelijke effecten. Het eerste effect is dat de gedoopten bevrijd zijn van de
duivel en gebonden aan de geboden en de diensten van God. Het tweede effect is dat ze worden
gereinigd van de erfzonde. De derde is dat zij Gods kinderen en medeerfgenamen zijn
geworden. De vierde is dat de hemel voor hen is geopend. (IV Bir. 74:172/178).
Maar hoeveel zijn er vandaag de dag die, na de leeftijd van de rede bereikt te hebben, trekken aan
de teugels op het paard van de doop en rijden van het ware pad af het verkeerde pad op! Het pad van
de doop is het ware en oprechte pad die mensen volgen wanneer ze worden onderricht in de goede
morele gewoonten die evenzo worden nageleefd voor het bereiken van de leeftijd van de rede en
wanneer, bij het bereiken van de leeftijd van de rede, zorgvuldig wordt overwogen wat was beloofd
aan het doopvont, ze houden hun geloof en liefde van God intact. Echter, tegenwoordig rijden ze weg
van het oprechte pad en beteugelen het paard wanneer ze willen in de wereld van het vlees naar
God en weer terug. (IV Bir. 74:179/181).
Het zadel van het paard of van de doop is het effect van het bittere lijden en sterven van Jezus
Christus, die de doop zijn werkzaamheid gaf. Wat is water, zo niet een element? Zodra Gods
bloed werd vergeoten, voerde Gods Woord en de kracht van Gods uitgestorte bloed in het element.
Dus, door het Woord van God, werd het water van de doop het middel van verzoening tussen
mens en God, de poort van genade, de verdrijving van demonen, de weg naar de hemel, en de
vergeving van zonden. Dus zij die grootspreken over de kracht van de doop moeten eerst nagaan
hoe het effect van de doop door de bittere pijn werd ingesteld. Wanneer hun geest zwelt van trots
tegen God, laat hen nadenken over hoe bitter hun verlossing was, hoe vaak ze de beloften van hun
doop gebroken hebben, en wat ze verdienen voor hun terugval in de zonde. (IV Bir. 74:182/187).
Om vast te zitten in het zadel van de doop, zijn er twee beugels nodig, dat wil zeggen twee
overwegingen in het gebed. De eerste moet men op zo'n manier bidden: 'Here God almachtig,
zalig zijt Gij die mij gemaakt en verlost heeft. Hoewel ik het waard ben om verdoemd te worden,
toonde U tolerantie voor mijn zonden en bracht mij terug naar berouw. Heer, in het bijzijn van Uwe
Majesteit, ik geef toe dat ik nutteloos en verwijtbaar heb verspild alles wat U mij hebt gegeven
voor mijn redding. Ik heb de tijd verspild aan boetedoening en ijdelheden, ik gaf mijn lichaam over
aan buitensporigheden, en gebruikte de genade van de doop voor trots. Ik had dit alles meer lief dan
U, mijn Schepper en Verlosser, mijn Levensader en Beschermer. En zo, ik smeek om Uw
genade, want ik ben ellendig in mijzelf. Omdat ik niet erkende Uw welwillend geduld richting mij
of vreesde Uw verschrikkelijke billijkheid, ik gaf geen aandacht aan over hoe ik U moet terug
betalen voor Uw ontelbare goede gaven. Integendeel, elke dag heb ik geprobeerd U te tergen met
mijn boosheid. Daarom, heb ik maar één ding te zeggen aan U: Wees mij genadig, God, naar Uw
grote barmhartigheid!' (IV Bir. 74:188/197).
Het tweede gebed is als deze: Here God almachtig, ik weet dat alles wat ik heb komt van U en dat ik
niets ben zonder U en niets kan doen zonder U anders dan wat ik zelf heb bewerkstelligd, wat niets
anders is dan zonde. Daarom, smeek ik U nederig heb medelijden met mij. Handel niet met
mij op basis van mijn zonden, maar op basis van Uw grote barmhartigheid. Stuur Uw Heilige
Geest om mijn hart te verlichten en vorm mij naar de weg van Uw geboden, zodat ik in staat zal zijn
te volharden in datgene wat ik heb leren kennen door middel van Uw ingevingen en nooit zal
worden gescheiden van U door een verleiding.' Daarom, mijn zoon, omdat je dit niet hebt, laat het
ons vragen aan hen die met meer verdriet Gods lijdensweg vast in hun hart hebben om hun
barmhartigheid met jou te laten delen." (IV Bir. 74:198/202).
Toen dit gezegd was, verscheen plotseling een paard uitgerust met vergulde ornamenten. En de
Moeder sprak: "De ornamenten van het paard symboliseren de gaven van de Heilige Geest, die
worden gegeven in de doop. Ongeacht of het wordt toegediend door een goede of een slechte
predikant, de doop neemt de voorouderlijke overtredingen weg, verhoogt de genade, vergeeft elke
zonde, geeft de Heilige Geest als een belofte, engelen als hoeders en de hemel als een erfenis. Zie
mijn Zoon, dit zijn de uiterlijke sieraden van een geestelijke ridder. Een ridder die ze draagt zal
ontvangen een onuitsprekelijk loon, waarmee hij kan kopen eeuwige vreugde, de meest
vreedzame eer, eeuwige overvloed en een eeuwigdurend leven. (IV Bir. 74:203/207).
Commentaar:
De naam van deze ridder was Karl, een zoon van de heilige Birgitta.
Hoofdstuk 75
AT. 8
Woorden van gebed en lofprijzing van de bruid aan Christus en de Heilige Maagd. Het troostende
antwoord van de Heilige Maagd aan de dochter, die haar toont dat God in Zijn rechtvaardige
beslissing vaak Zijn macht duidelijker laat openbaren door de leugens van de duivel. En over
hoe beproevingen leiden tot geestelijke voordelen.
"Gezegend zijt Gij, mijn God, mijn Schepper en Verlosser. U bent het losgeld waardoor we
werden bevrijd van onze gevangenschap, waardoor we werden geleid naar behoud en delen in de
Eenheid en Drievuldigheid. Daarom, zelfs als ik bloos over mijn eigen lelijkheid, toch verheug ik
me, omdat U eenmaal bent gestorven om ons te redden, en nimmer meer zal sterven. U bent
werkelijk Degene die voor de aanvang der eeuwen bestond, U die macht heeft over leven en dood.
U alleen bent God, almachtig en ontzagwekkend. Moge U voor altijd gezegend zijn!
(IV Bir. 75:1/6).
Maar wat zal ik over u zeggen, o gezegende Maria, redding van de hele wereld? U bent als iemand
die een vriend heeft die bedroefd is omdat hij iets verloren heeft en u plaatst dat verlorene bezit
opeens voor zijn ogen, waardoor zijn verdriet wordt verlicht, zijn vreugde zich zal verhogen en
zijn gehele geest doet ontvlammen met blijdschap. U, Moeder de meest lieflijke van allen, toonde de
wereld zijn God, die de mensen hadden verloren. U gaf geboorte aan Hem die werd geboren in
tegenwoordigheid van tijd en bij wiens geboorte hemel en aarde zich verheugden. Daarom, lieve
Moeder, ik vraag u om me te helpen, zodat mijn vijand zich niet kan verblijden over mij, noch
de overhand krijgt tegen mij met zijn machinaties." (IV Bir. 75:7/11).
De Moeder antwoordde: "Ik zal je helpen. Maar waarom ben je zo ontdaan omdat één ding geestelijk
aan je werd getoond en een andere ding fysiek werd gehoord. Ik bedoel met betrekking tot die
ridder, die fysiek in leven was, maar aan jou werd getoond geestelijk dood te zijn en had in zijn
nood toch geestelijk hulp nodig? Hoor nu iets dat zeker is. Elke waarheid komt van God en elke
leugen van de duivel, die de vader van de leugen is. En toch, hoewel de waarheid van God komt,
niettegenstaande dat, door de boosheid en de valsheid van de duivel, die God soms toestaat
overeenstemmend naar Zijn geheime besluit, wordt Gods kracht hierdoor duidelijker geopenbaard,
zoals ik je zal laten zien door middel van een vergelijking. (IV Bir. 75:12/17).
Er was eens een meisje dat teder hield van haar bruidegom, en hij hield van haar op dezelfde manier.
God werd verheerlijkt door hun liefde, en de ouders van beiden waren blij. Hun vijand zag dit en
dacht bij zichzelf als volgt: 'Ik weet dat de bruid en bruidegom bij elkaar komen op drie manierem,
door middel van brieven, door middel van onderlinge gesprekken, en door hun lichamelijke
vereniging. Daarom zal ik het volgende doen, ik zal alle wegen bezaaien met spiezen,
braamstruiken, en haken om zo de toegang van de boodschappers en briefdragers te blokkeren. Om
hun gesprekken te belemmeren, zal ik het kabaal en het geroddel verhogen om ze zo af te leiden in
hun gesprek. Om te voorkomen dat ze samen naakt in bed komen, zal ik bewakers voorschrijven om
in elk hoekje en gaatje te kijken, zodat ze niet de gelegenheid zullen hebben om samen te komen.
(IV Bir. 75:18/24).
De bruidegom, slimmer dan zijn vijand, realiseerde deze dingen en zei tegen zijn knechten: 'Mijn
vijand is valstrikken aan het zetten voor mij op die en die plaatsen. Sta daarom op de uitkijk op die
plaatsen, en als je het ontdekt, laat hem blijven werken totdat hij zijn strikken heeft gelegd, en sla
hem dan neer zonder hem te doden. In plaats daarvan, schreeuw en bespot hem, zodat je
mededienstknechten te zien krijgen de listen van de vijand en zo meer zorgvuldiger zullen worden in
het bewaken en opletten.' Iets soortgelijks gebeurt ook in geestelijke zaken. De brieven waarmee de
bruidegom en de bruid, dat wil zeggen, God en de goede ziel, bij elkaar komen zijn gewoon de
gebeden en de aspiraties van goede mensen. Net zoals fysieke brieven een indicatie zijn van de
gevoelens en intenties van de zender, zo ook de gebeden van goede mensen en voeren in het hart van
God en verenigen de ziel aan God in een enkele band van liefde. De duivel echter voorkomt soms
dat mensenharten vragen naar hetgeen dat bevordelijk is voor de redding van de ziel of in strijd is
met vleselijk genot. Bovendien voorkomt hij degenen die bidden voor andere zondaars dat ze worden
gehoord, omdat het zondaren zijn, zoeken ze geen verbetering voor hun eigen ziel of vragen om iets
wat van eeuwige waarde is. (IV Bir. 75:25/32).
De onderlinge gesprekken waardoor bruidegom en bruid één worden in hart en ziel staan voor
niets anders dan voor boete en berouw. Soms zorgt de duivel voor zoveel kabaal tussen hen dat ze
elkaar niet kunnen horen. Dit kabaal staat voor niets anders dan voor de hoeveelheid aan
duivelse suggesties of verleidingen aan het hart om geen vruchtbare boetedoeningen te doen. Hij
zegt dit via zijn ingevingen zoals: 'O, mijn sierlijke ziel, is het niet moeilijk om onbekende en
ongewone praktijken te ondernemen? Het is genoeg voor je om één van de velen te zijn. Waarom
probeer je grotere dingen na te jagen? Waarom doe je dit terwijl niemand anders het doet? Je zal niet
in staat zijn om het te volbrengen. Iedereen zal je uitlachen als je jezelf zal verlagen en overdreven
onderdanig zal worden. (IV Bir. 75:33/41).
Misleid door dergelijke suggesties, denkt de ziel bij zichzelf: 'Het is een zware opgave om
gebruikelijke gewoonten op te geven. Ik zal gewoon een bekentenis geven over mijn zonden die ik
begaan heb. Het is genoeg voor mij om het pad of de weg van de meerderheid te volgen. Ik ben niet
in staat om perfect of volmaakt te worden. Voorzeker, God is genadig. Hij zou ons niet hebben
verlost als hij ons wilde laten vergaan.' Door middel van dit soort kabaal voorkomt de duivel dat
God de ziel kan horen. Het is niet zo dat God niet alles hoort, maar dat Hij niet voldaan wordt bij
het horen van dergelijk spreken, wanneer de ziel meer genegen is aan de verleidingen dan aan
haar eigen reden. (IV Bir. 75:42/49).
De naakte vereniging van God met de ziel staat voor niets anders dan het hemelse verlangen en de
pure naastenliefde waarmee de ziel in elk uur zou moeten branden. Dit goede doel wordt op vier
manieren belemmerd. Ten eerste, de duivel dringt er bij de ziel op aan om iets tegen God te
ondernemen, hoewel de schijn op te houden als iets wat niet ernsig is, om zo de geestelijke
geneugten te kunnen behouden. Deze soort geneugten, maken het leven genoeglijker en maakt om
geen zorgen over het andere te hebben, dit is hatelijk voor God. Ten tweede, de duivel inspireert de
ziel om bepaalde goede daden te doen om anderen te plezieren en soms, uit angst omwille van
wereldse eer, om bepaalde goede daden die ze kon doen hierdoor weg te laten. Ten derde, de duivel
veroorzaakt vergeetachtigheid en lusteloosheid in de ziel met betrekking tot goede daden die ze zou
moeten uitvoeren, en haar geest wordt in beslag genomen door dit en wordt vermoeid in het doen
van het goede. Ten vierde, de duivel maakt dat de ziel zich zorgen gaat maken over wereldse zorgen
of onnodig verdriet of vreugde heeft of buitensporige angsten. (IV Bir. 75:50/56).
Zulke dingen, dan, belemmeren de brieven, dat zijn, de gebeden van de rechtvaardigen, evenals de
onderlinge gesprekken van de bruidegom en de bruid. Echter, hoewel de duivel scherpzinnig is, is
God des te wijzer en sterker in het vernietigen van de valstrikken van Zijn vijand, zodat de brieven
die zijn verzonden de bruidegom kan bereiken. (IV Bir. 75:57/58).
De valstrikken worden vernietigd wanneer God goede gedachten inspireert, en wanneer het hart
begeert te hebben de intentie om lage en valse handelingen te ontvluchten en goede daden te
doen die God welgevallig zijn. De vijandelijke valstrik wordt weggenomen als de ziel een
onopvallende boetvaardigheid heeft met de bedoeling om de beleden zonden niet te herhalen.
(IV Bir. 75:59/60).
Weet dat de duivel niet alleen kabaal maakt en roddel voor mensen die vijandig tegenover God
zijn, maar evenzo voor de vrienden van God. Je kunt dit beter begrijpen door middel van een
vergelijking. Een zeker meisje sprak eens met een man met een gordijn tussen hen in. De man zag het
gordijn maar niet het meisje. Aan het eind van hun gesprek hief het meisje haar ogen op en zag het
gordijn. Bevreesd, zei ze bij zichzelf: 'God help me, zodat ik niet kan worden misleid door de
valstrikken van de vijand!' Toen de bruidegom het verdriet van het meisje zag, verwijderde hij het
gordijn en liet haar de waarheid van de hele zaak zien. Evenzo kunnen perfecte personen Goddelijke
inspiraties ontvangen, maar dan wekt de duivel weer het nodige kabaal op wanneer ze worden
opgeblazen met een plotselinge trots of worden neergeslagen met overmatige angst of tolereren de
zonden van anderen met buitensporige neerbuigendheid of worden zwak door overmatige vreugde
of verdriet. (IV Bir. 75:61/68).
Iets dergelijks is jou overkomen. De duivel wekte sommige mensen op om je te schrijven dat hij die
leefde dood was, en dat je dan overmand zou worden met groot verdriet. Maar God openbaarde aan
je zijn geestelijke dood, en zo, voor jou vertroosting, God bewees de waarheid in geestelijke zin dat
wat in fysieke zin aan jou was gezegd door degenen die aan je schreven. Je ziet, dat het waar is wat
ze zeggen over beproevingen die leiden tot geestelijke voordelen. Als je niet bedroefd was
geworden om de leugen die je had gehoord, zo'n grote kracht en geestelijke schoonheid zou niet
aan je getoond worden. Om die reden, zo dat je Gods verborgen dispensatie kunt begrijpen, werd
een soort gordijn neergelaten tussen je ziel en God zoals Hij vertelt heeft, want de ziel van die man
verscheen in de vorm van iemand die hulp nodig heeft, en God maakte de volgende opmerking op
het einde van elke frase: 'Je zult te zijner tijd weten of hij dood of levend is.' Zodra je de geestelijke
schoonheid en versiering waarmee een ziel moet worden uitgerust met het oog om in de hemel te
voeren werden getoond, werd het gordijn verwijderd, en de waarheid werd aan je getoond, namelijk
dat de man fysiek in leven was maar geestelijk dood, en dat wie ook komt in het hemelse
Vaderland, moet worden bewapend met dergelijke deugden. (IV Bir. 75:69/75).
Echter, de bedoeling van de duivel was om je te verleiden met leugens en je overstuur te maken en
zo af te leiden van de liefde van God door het verdriet over het verlies van iemand die je zo
dierbaar is. Maar zodra je zei: 'God help me als dit een illusie is!' werd vervolgens de sluier
verwijderd en werden zowel de fysieke als de geestelijke waarheid aan je geopenbaard. Het is de
duivel zelfs toegestaan om de rechtvaardige te treffen opdat hun beloning verhoogd kan
worden. (IV Bir. 75:76/78).
Hoofdstuk 76
AT. 9
De woorden van de Maagd aan de dochter die haar laat zien wie Gods vrienden zijn. Evenzo over
hoe weinig er van hen zijn in de moderne tijd, niet uitmakende of iemand de toestand van de leken
of geestelijken aanvoert. En waarom God die rijk is van armoede houdt, en waarom hij de armen
kiest en niet de rijken, en met welk doel rijken werden toegestaan de kerk binnen te komen.
De Moeder sprak tot de bruid van Christus: "Waarom ben je zo verontrust, mijn dochter?" Ze
antwoordde: "Omdat ik bang ben te worden gezonden naar verharde zondaars." En de Moeder zei:
"Hoe weet je of ze hardvochtig zijn of vrienden van God zijn?" Ze sprak: "Ik weet niet hoe dit te
onderscheiden. Zeker, ik zou niet iemand durven te veroordelen, want twee mannen werden aan me
getoond. De eerste was zeer bescheiden en heilig in de ogen van de mensen, terwijl de andere een
verkwister was en ambitieus. Maar hun intenties en wil kwamen niet overeen met hun daden. Ze
waren erg beangstigend voor mijn geest." (IV Bir. 76:1/8).
De Moeder antwoordde: "Het is toegestaan om in je geest te oordelen op basis van duidelijke
zichtbare tekenen van goed of slechtheid om zo medeleven te kunnen tonen of om correcties aan te
brengen. Echter, het is niet veilig voor de geest om te oordelen in twijfelachtige en onzekere gevallen.
Dit is de reden waarom ik je wil aangeven wie de vrienden van God zijn. Weet dat Gods vrienden zijn
degenen die Gods geschenken met vrome vrees aannemen, die Hem altijd voor alles bedanken en niet
begeren onnodige bezittingen en zich tevreden stellen met wat hen gegeven is. (IV Bir. 76:9/12).
Maar waar zijn zulken als deze te vinden? Laten we eerst eens zoeken onder het gewone volk. Wie
van hen zegt: 'Ik heb genoeg, ik verlang niets meer'? Laten we eens onderzoek doen bij de ridders en
de landheren. Wie van hen denkt als volgt: 'Ik erfde de goederen die ik heb, en ik verlang alleen een
redelijke manier van onderhoud van hen wat passend is voor God en de mensen. Ik zal de rest met
God en de armen delen. Maar als ik zou ontdekken dat mijn erfelijke goederen onrechtvaardig
waren verkregen, dan zal ik ofwel dit teruggeven of laten onderwerpen aan het oordeel van Gods
uitverkoren geestelijke dienaren.' Zulke gedachten, mijn dochter, zijn hier op aarde zeldzaam.
(IV Bir. 76:13/20).
Laat ons ook eens zoeken onder koningen en generaals. Wie van hen is in een lovenswaardige staat?
Een man mag zich koning noemen wanner hij hetzelfde karakter als Job heeft, zo nederig als David
is, zoveel ijver voor de wet heeft als Pinechas, en zoveel geduld en zachtmoedigheid als Mozes. Een
man mag zich generaal noemen als hij het leger van de koning leidt en klaar maakt voor de strijd, als
hij, net als Joab, zoekt naar het voordeel van zijn heer in plaats van zijn eigen voordeel, net als
Judas de Makkabeeër, ijver toont voor de wet en het beste wil voor zijn naaste. Een dergelijke
generaal is als een eenhoorn met een scherpe hoorn op zijn voorhoofd en een kostbaar juweel onder
de hoorn. Wat vertegenwoordigd de hoorn van de generaal, als het niet zijn mannelijke hart is waar
hij krachtig mee moet vechten en moet slaan de vijanden van het geloof? Het juweel onder zijn hoorn
is de Goddelijke naastenliefde van de generaal die stevig blijft in zijn hart en maakt hem zo
wendbaar en onoverwinnelijk in elke onderneming. Tegenwoordig, echter, lijken generaals meer op
welig tierende bokken dan op eenhoorns, want zij strijden overal ter wille van het vlees, en
niet ter wille van hun ziel of voor God. (IV Bir. 76:21/28).
Laat ons eens verder zoeken onder de koningen. Wie van hen draagt de last van zijn onderdanen niet
in zijn trots? Wie van hen onderhoudt zijn status op basis van de inkomsten van de kroon? Wie geeft
terug wat de kroon onterecht in zijn bezit heeft verkregen? Wie is er die de tijd neemt om recht te
spreken in godsnaam? Mijn dochter, zouden dergelijke koningen kunnen verschijnen in wereld
om de eer aan God te geven? (IV Bir. 76:29/34).
Laten we bovendien eens zoeken onder geestelijken, die verplicht zijn tot kuisheid, armoede en
vroomheid. Wees zeker, zij zijn eveneens afgedwaald. Wat zijn priesters zo niet Gods arme
aalmoezeniers? Leven van de geestelijke offergave, moeten ze des te nederiger en vuriger naar
God worden in de mate waarin zij zich hebben verwijderd van wereldse zorgen. De kerk rees in het
begin op vanuit ontbering en armoede, zodat God hun erfdeel zou kunnen zijn, en dat ze zich
niet lieten eren in de wereld of in het vlees maar in God. (IV Bir. 76:35/39).
Maar, mijn dochter, had God niet koningen en heersers kunnen kiezen als apostelen, en zou dan
de kerk niet zijn verrijkt door hun aardse erfenis? God had het kunnen doen, natuurlijk, maar God die
rijk is kwam in de wereld als een arme man om zo aan te tonen dat aardse bezittingen vluchtig zijn,
en dat mannen en vrouwen kunnen leren van het voorbeeld van de Heer en niet beschaamd moeten
zijn voor armoede maar eerder zich haasten in de richting van de ware rijkdom van de hemel. Dus,
richtte Hij de prachtige structuur van de kerk op, op een arme visser en plaatste hem in Zijn plaats om
te leven in de wereld op basis van de goddelijke voorzienigheid en niet op basis van een erfenis.
(IV Bir. 76:40/42).
Zo begon de kerk op basis van drie goede werken: ten eerste, een vurig geloof; ten tweede, leven in
armoede; ten derde, leven met de kracht van de deugden en de wonderen. Deze drie zaken werden
gevonden in de gezegende apostel Petrus. Hij had een vurig geloof toen hij openhartig aan zijn
God verkondigde niet te zullen aarzelen om voor Hem te willen sterven. Armoedig was hij eveneens,
toen hij ging rond bedelen en zich ging voeden door middel van handenarbeid. Maar hij toonde zich
rijk aan geestelijke goederen, wat belangrijker is, want, hij gaf bijvoorbeeld de verlamde man de
mogelijkheid om te lopen, hoewel hij geen zilver of goud had om het aan hem te kunnen geven.
(IV Bir. 76:43/47).
Maar kon Petrus, die gestorven personen tot leven riep, geen goud hebben kunnen verkrijgen als hij
het had gewild? Zeker, hij zou het hebben kunnen doen, maar hij had zich bevrijd van de last van de
rijkdom om zo onbezwaard de hemel binnen te gaan, en om zo als meester van de schapen hen een
voorbeeld van nederigheid te kunnen geven, waaruit blijkt dat nederigheid en armoede (hetzij
geestelijk of fysiek) deel uitmaken van de weg naar de hemel. Als derde, had hij de kracht om
wonderen te verrichten, want afgezien van zijn grotere wonderen, werden de zieken genezen door
zijn bijzondere schaduw. Omdat Petrus in zichzelf de perfectie van de deugden bezat, voor zichzelf
alleen de noodzakelijke benodigheden, werd zijn tong de sleutel naar de hemel en zijn naam is
gezegend in de hemel en op aarde. (IV Bir. 76:48/51).
Echter, degenen die hun eigen naam op aarde aanroepen en houden van uitwerpselen, dat wil
zeggen, de aardse dingen, worden vergeten op aarde en ontvangen een angstaanjagende
beschrijving in het boek der gerechtigheid. (IV Bir. 76:52).
Maar God wilde laten zien dat de armoede van zowel Petrus als de andere heiligen niet gedwongen
maar vrijwillig was. Daarom inspireerde Hij vele zielen om royaal aan hen te geven. Echter, de
heiligen zelf vonden hun glorie meer in de armoede dan in de doornen van de rijkdom. Vandaar dat
hoe groter de armoede was waarin zij leefden, hoe overvloediger hun toewijding werd. Is dat niet
vreemd? (IV Bir. 76:53/57).
Hoe konden zij die God had gemaakt hun deel en hun vreugde zijn zonder Hem? Of hoe konden zij
die wereldse geneugten zochten enige vreugde vinden in God? Hij was eerder nog een arme pelgrim
in hun ogen. In de loop van de tijd, echter, zodat de vrienden van God vuriger zouden worden en
klaar zouden staan om het Woord van God te verkondigen, en opdat de mensen zouden weten dat
het niet de rijkdom is die slecht is, maar alleen hun misbruik, werden tijdelijke goederen verleend
aan de kerk onder het Pausschap van Silvester en anderen. Deze werden voor een lange tijd alleen
gebruikt door de heilige mannen voor hun eigen behoeften maar ook voor hen die Gods vrienden
waren en voor het onderhoud van de armen. (IV Bir. 76:58/62).
Weet dan ook dat Gods vrienden zijn degenen die tevreden zijn met Gods voorzienigheid. Zelfs als
ze niet bij je bekend zijn, mijn Zoon heeft een scherp beeld van hen. Goud wordt inderdaad vaak
gevonden in hard metaal, en men kan een vonk van vuur uit vuursteen verkrijgen. Ga daarom door
zonder je te bekommeren. Roepen komt voor het ten uitvoer brengen. Zelfs toen mijn Zoon in het
vlees was heeft Hij niet in één keer heel Judea bekeerd, noch hebben de apostelen de heidenen in
één keer voor altijd allemaal bekeerd. Nee, er is meer tijd voor nodig om al het werk van God uit
te voeren. (IV Bir. 76:63/69).
Hoofdstuk 77
AU. 0
De woorden van de bruid aan Christus waarin zij aangeeft de grote genade die Hij aan haar heeft
laten zien. Christus woorden aan de bruid die bevestigen de zoete genade naar haar toe. En over de
manier waarop Hij haar koos om een vat te zijn die gevuld moet worden met wijn om zo Gods
dienaren, door haar, deze wijn te laten drinken. Eveneens het dankbare en nederige antwoord
van de bruid aan Christus.
"Eer de Almachtige God voor Zijn gehele schepping! Looft Hem voor al zijn deugden! Mag
een glorieuze dienst aan Hem worden gegeven voor al Zijn barmhartigheid! Ik, onwaardig als
persoon, die zoveel tegen U gezondigd heeft, mijn God, van mijn jeugd af, ik dank U, mijn meest
lieve God, en vooral omdat er niemand zo slecht is dat U hem geen genade schenkt, op voorwaarde
dat hij U genade vraagt met liefde en ware nederigheid en met het doel om zich veranderen.
(IV Bir. 77:1/4).
O God, U bent de meest liefdevolle en liefste van allen! Wat U voor mij gedaan hebt is
wonderbaarlijk voor iedereen die het horen wil. Wanneer het U behaagt laat U mijn lichaam slapen,
niet met een lichamelijke slaap, maar met een geestelijke rust. Dan wekt U mijn ziel echter tot leven
uit mijn slaap, zodat ik hoor en voel op een geestelijke manier. O, Heere, hoe lieflijk zijn de woorden
die komen uit Uw mond! Het lijkt werkelijk aan mij, zo vaak als ik de woorden hoor van Uw Geest,
dat de ziel in mij ze inslikt met een onbeschrijfelijk zoet gevoel als dat van het zoetste voedsel dat
lijkt te vallen in mijn hart met grote vreugde en een onbeschrijfelijke troost. Het is geweldig voor
mij dat terwijl ik luister naar Uw woorden, helemaal tevreden ben en toch hongerig. Ik voel me
tevreden omdat er niets anders is wat mij behaagt dan Uw woorden. Toch voel ik me hongerig omdat
mijn eetlust naar deze woorden blijft toenemen. Dus, gezegend bent U, mijn God, Jezus Christus!
Geef me Uw hulp, Heer, zodat ik in staat zal zijn al de dagen van mijn leven die dingen te doen die
voor U aangenaam zijn!" (IV Bir. 77:5/15).
Christus antwoordde en zei: "Ik heb noch begin noch einde. Alle dingen zijn geschapen door
Mijn macht en worden geregeld door Mijn wijsheid. Alles wordt bestuurd door Mijn beslissing, en
niets is onmogelijk voor Mij en al Mijn werken zijn met liefde tot stand gekomen. Om deze
reden is dat hart wat niet van me houden wil of me wil vrezen buitengewoon hard, hoewel Ik de
Voeder en Rechter van allen ben. Toch doen de mensen de wil van de duivel, Mijn eigen beul en de
verrader van de mensheid. Hij heeft in deze wereld zulk een verderfelijk gif te drinken gegeven dat
een ziel, die het eenmaal met plezier heeft geproefd, niet kan leven maar dood neervalt de hel in en
nochtans voor altijd zal leven in ellende. Dit is het gif van de zonde, dat voor velen zoet smaakt, maar
dat op het einde verschrikkelijk bitter zal blijken te zijn. Dit gif wordt zeer zeker gedurende de tijd
met plezier uit de hand van de duivel gedronken. Wie heeft er ooit gehoord van zoiets vreemds?
Mensen wordt leven aangeboden, en toch kiezen ze vrijwillig om de dood te omarmen.
(IV Bir. 77:16/25).
Maar Ik, het meest krachtige wezen van allemaal, heb medelijden met hun grote ellende en angst. Ik
handelde als een rijke en liefdevolle koning die dure wijn naar zijn vertrouwelijke knechten zond,
zeggende: 'Geef deze wijn behalve aan uzelf aan vele anderen te drinken, want deze is erg gezond.
Het verleent gezondheid aan de zieken, het geeft troost aan de terneergeslagenen, en geeft een
moedig hart aan degenen die gezond zijn. (IV Bir. 77:26/28).
Noch is de wijn verzonden zonder vat. Dit is inderdaad wat Ik in dit koninkrijk heb gedaan. Tot
mijn knechten stuurde Ik mijn woorden, die kunnen worden vergeleken met de beste wijn, en zij
zullen deze geven aan anderen, omdat Mijn woorden gezond zijn. (IV Bir. 77:29/31).
Bij het vat bedoel Ik jouw, die mijn woorden hoort. Je hebt beide dingen gedaan, want je hebt mijn
woorden gehoord en overgebracht. Jij bent Mijn vat. Ik zal je vullen wanneer Ik wil en laten lopen
wanneer Ik wil. Zo zal Mijn Geest je laten zien waar je heen moet gaan en wat je moet zeggen.
Moge je niemand vrezen behalve Mij. Je moet in blijmoedigheid daarheen gaan waar Ik wil en
vrijmoedig zeggen wat Ik je opdraag, want niets kan Mij weerstaan. Ik zal bij je zijn."
(IV Bir. 77:32/39).
Toen sprak de bruid: "Ik hoorde deze stem, en ik antwoordde met tranen: O, mijn Here God, ik ben
als de kleinste mug in het gezicht van Uw Majesteit, ik vraag Uw toestemming om te antwoorden."
De stem antwoordde en zei: "Ik wist je antwoordt voordat je het bij jezelf had bedacht. Maar Ik geef
je toestemming om te spreken." De bruid sprak toen: "Koning van alle glorie, Ingever van alle
wijsheid, Arbeider van alle deugd, inderdaad de deugd zelf, waarom selecteert U mij voor een
dergelijke missie, wiens lichaam in zonde is, die niet wijzer is dan een ezel en niet in staat is om een
deugdzame actie te volbrengen? Astublieft wees niet boos op mij, lieve Here Jezus Christus, omdat
ik zo'n vraag aan U stel. Iemand zou nooit verbaasd moeten zijn over iets wat afkomstig is van U,
want U bent is staat alles te doen wat U maar wilt, maar ik ben verbaasd aangaande mijzelf,
want ik heb U op vele manieren beledigd en maak maar weinig herstel." (IV Bir. 77:40/45).
De stem antwoordde en sprak: "Ik zal je antwoorden met een vergelijking. Als verschillende
geldstukken werden aangeboden aan een rijke en machtige koning, en de koning liet ze vervolgens
omsmelten en bracht ze in de vorm die hij wilde, zoals kronen of ringen van de gouden geldstukken
afkomstig, borden en drinkbekers van de zilveren geldstukken afkomstig, potten en pannen van de
koperen geldstukken afkomstig, die de koning dan kon gebruiken voor zijn eigen comfort en
versiering, waarom zou je dan verbaasd zijn als hij dat had gedaan? Daarom moet je niet meer
verbaasd zijn als Ik de harten van Mijn vrienden neem, die ze Mij vrij hebben aangeboden, en maak
wat Ik wil van hen. Hoewel sommige van hen meer besef hebben en anderen minder, nog steeds, als
ze Mij hun hart aanbieden, gebruik Ik sommige van hen voor het ene ding, anderen voor het andere,
maar allemaal voor Mijn eer en glorie, want een rechtvaardig hart is een geldstuk dat Mij enorm
bevalt. (IV Bir. 77:46/49).
Dus regel Ik de dingen die van Mij zijn op de wijze zoals Ik het wil. En omdat jij van Mij bent, moet
je niet verbaasd zijn over de dingen die Ik wil doen met je. Integendeel, wees standvastig en ferm in
doorzettingsvermogen en bereid dat te doen wat Ik je gebied. Ik ben machtig genoeg om je overal te
voorzien in alle dingen die je nodig hebt." (IV Bir. 77:50/53).
Hoofdstuk 78
AU. 1
De bruids prachtige geopenbaarde woorden of, liever gezegd, woorden uit de zoete mond van de
glorieuze Maagd, duidelijk afgekondigd, direct, en op een ongesluierde manier, instrueren en
troosten van de bruid, en hoe deze woorden naar de paus moeten worden verzonden, aan de vicaris
van de Heer, en hoe ze te waarschuwen voor de ondergang van de kerk.
Eervolle Vader, ik, een weduwe, verklaar dat vele, zeer verbazingwekkende onthullingen werden
gedaan aan een vrouw terwijl ze verbleef in haar vaderland. Nadat er een naarstig onderzoek is
gedaan door bisschoppen, religieuze geleerden en seculiere priesters, blijken deze openbaringen
afkomstig te zijn van de heilige en wonderbare verlichting van de Heilige Geest en nergens anders
vandaan. Zelfs de koning en koningin van het koninkrijk erkenden dit aan de hand van geloofwaardig
bewijs. Bovendien reisde dezelfde vrouw in het buitenland naar de stad Rome, waar, toen ze op een
dag aan het bidden was in de Basiliek van Santa Maria Maggiore, werd gevangen in een geestelijk
visioen, terwijl haar lichaam leek te vallen in een verdoving, maar niet de verdoving van een
slaap. (IV Bir. 78:1/4).
Op dat moment verscheen de meest eerbiedwaardige Maagd aan haar. De genoemde vrouw hier
ontroerde met verbijstering op het visioen. Zich bewust van haar eigen zwakheid, vreesde ze voor
sommige misleidingen van de duivel, en innerlijk smeekte ze voor Gods barmhartigheid om haar
niet te laten vallen in de duivelse verleidingen. Echter, de Maagd verscheen aan haar en zei: 'Wees
niet bang voor de dingen die je zult zien en horen, wetende dat ze afkomstig zijn van een boze
geest. Net zoals licht en warmte de opkomst van de zon begeleiden, maar niet volgen na een donkere
schaduw, op dezelfde manier begeleiden twee dingen de komst van de Heilige Geest in het hart:
vurige liefde voor God en een perfecte verlichting van het Katholieke geloof. Beide dingen ervaar je
nu. Je voelt dat je niets anders lief hebt dan God alleen en dat geen enkel punt ontbreekt aan jou
aangaande de totaliteit van het Katholieke geloof. Deze twee dingen volgen niet de boze geest,
die we kunnen vergelijken met een donkere schaduw." (IV Bir. 78:5/12).
Toen ging de Maagd verder en zei tegen de vrouw: "Je moet van mij een bericht verzenden naar een
zekere prelaat." De vrouw antwoordde haar met grote droefheid: "Mijn eerwaardige Maagd, hij
zal mij niet geloven maar zal, denk ik, mijn woorden eerder met minachting aanschouwen dan als
Goddelijke waarheid bezien." De Maagd antwoordde haar en zei: "Hoewel ik de gezindheid van zijn
hart goed genoeg ken en weet hoe hij zijn antwoord zal uitstellen, als ook hoe hij zijn leven zal
eindigen, moet je het volgende bericht nog steeds naar hem verzenden. (IV Bir. 78:13/15).
Ik zou hem hebben laten weten dat het fundament van de Heilige Kerk zo zwaar is verslechterd aan
de rechterzijde dat zijn gewelfde dak aan de top vele scheuren bevat, en dat dit ervoor zorgt dat de
stenen zo gevaarlijk naar beneden vallen en dat degenen die getroffen worden door deze stenen hun
levens verliezen. Een aantal kolommen die rechtop horen te staan zijn bijna aan de grond gelijk,
en zelfs de vloer is vol gaten dat blinde mensen die de kerk binnentreden gevaarlijk vallen. Soms
gebeurt het zelfs dat naast de blinde mensen ook goed ziende mensen een slechte val maken
vanwege de gevaarlijke openingen in de vloer. Door dit alles is de kerk van God gevaarlijk gaan
wankelen. Het resultaat van dit alles zal binnenkort te zien zijn. Ik verzeker u dat ze een zware val
zal lijden als ze de hulp van de reparaties niet zal ontvangen. En haar ondergang zal zo groot zijn, dat
het in alle hoeken van het Christendom zal worden gehoord. Dit alles zal gebeuren in geestelijke
zin. (IV Bir. 78:16/23).
Ik ben de Maagd in wiens schoot de Zoon van God zich verwaardigde om in te gaan, zonder het
minst besmettelijke spoor van vleselijk genot. De Zoon van God werd geboren uit mijn gesloten
baarmoeder, gevende mij troost en geen pijn. Ik stond naast het kruis toen Hij zegevierende de hel
overwon door Zijn geduldig lijden en opende de hemel met het bloed van Zijn hart. Ik was ook op
de berg toen Gods Zoon, die ook mijn Zoon is, naar de hemel opsteeg. Ik heb de duidelijkste kennis
van het gehele Katholieke geloof, dat Hij predikte en leerde aan iedereen die verlangde om de hemel
binnen te gaan. Nu sta ik over de wereld voortdurend in gebed, als een regenboog boven de wolken
uitkomende die lijkt te buigen in de richting van de aarde en dit aanrakende met beide uiteinden.
(IV Bir. 78:24/29).
Ik zie mezelf als een regenboog naar beneden buigen in de richting van zowel de goede als de
boze bewoners van de aarde door middel van mijn voortdurende gebeden. Ik buig naar beneden in
de richting van goede mensen, zodat zij standvastig blijven in de geboden van de Heilige Kerk, en
ik buig naar beneden in de richting van slechte mensen, zodat zij niet meer slechtheid aan hun
boosheid toevoegen en nog bozer worden. Daarom verkondig hem, aan wie ik deze woorden zend,
dat donkere en verschrikkelijke wolken opstijgen vanuit een zeker punt naar de stralende
regenboog. Bij deze wolken bedoel ik degenen die een leven leiden van vleselijke losbandigheid,
degenen die zo onverzadigbaar als de diepten van de oceaan in hun zucht naar geld. Zo arrogant en
irrationeel hun middelen besteden dat het zo verkwistend is als een stromende beek die zijn water
uitstort. Veel opzichters van de kerk maken zich schuldig aan deze drie dingen, en hun afschuwelijke
en bevuilde zonden stijgen op naar de hemel voor de ogen van God, zoveel in tegenstelling tot mijn
gebeden als donkere wolken die er zijn tegenover een heldere regenboog. Deze mannen, die samen
met mij Gods toorn zouden moeten verzoenen, zijn in plaats daarvan tegen henzelf Gods toorn aan het
opwekken. Zulke mensen moeten niet worden bevorderd maar verworpen worden in Gods kerk.
(IV Bir. 78:30/37).
Als Koningin van de Hemel, zal ik tot iedereen komen die zijn eigen tekortkomingen kent, maar
bereid is de taak op zich te nemen om de fundamenten en de vloer van de kerk te stabiliseren, en die
verlangd te herstellen de gezegende wijngaard die God met Zijn bloed heeft gesticht. Samen met
de engelen zal ik met wortel en al uittrekken elke onvruchtbare boom en gooien in het vuur om te
branden, en ik zal op hun plaats nieuwe vruchtbare scheuten planten. Bij deze wijngaard bedoel ik de
Heilige Kerk van God waarin de twee deugden van nederigheid en goddelijke naastenliefde moeten
worden hersteld." (IV Bir. 78:38/40).
De glorieuze Maagd, die aan de vrouw verscheen, beval dat dit alles naar u verzonden moest
worden, Eerwaarde Vader. Ik, die deze brief aan u heeft verzonden, zweer bij Jezus, de ware en
almachtige God, en bij Zijn meest waardige Moeder Maria, dat ik deze brief niet in het belang van
enige wereldse eer of gunst heb verstuurd, zo helpe mij, lichaam en ziel! Ik heb dit verzonden
omdat dezelfde vrouw, aan wie vele andere woorden in geestelijke openbaring zijn gesproken, werd
bevolen om dit allemaal bij u Excellentie bekend te laten maken. (IV Bir. 78:41/43).
Commentaar:
Deel van deze teksten in dit hoofstuk vergelijkbaar met de teksten in hoofdstuk (III Bir. 10).
Hoofdstuk 79
AU. 2
Een opmerkelijk inleiding van de nuttige instructie over het verloop van het leven dat Christus
voorschreef aan de bruid voor een priester die gehecht aan haar was, met vele goede punten.
Lof en glorie aan de almachtige God voor al Zijn werken! Eeuwige eer aan Hem die met Zijn
werken van genade begonnen is in U. Wanneer de aarde bedekt is met sneeuw en vorst, weten we
zeker dat de zaden die hierin gezaaid worden niet zullen ontkiemen behalve op die weinige plaatsen
die verwarmd worden door de stralen van de zon waar planten en bloemen opkomen door toedoen
van de zon. Door de natuur en de inherente deugdzaamheid van de zaden kunnen ze worden
onderscheiden van deze. (IV Bir. 79:1/4).
Op een vergelijkbare manier, lijkt de hele wereld voor mij nu te worden bedekt met de strenge
vorst van trots, hebzucht en wellust, zozeer zelfs dat, helaas, er maar weinig mensen zijn in wier
hart de volmaakte liefde van God kan wonen, te oordelen naar hun woorden en daden. Men kan er
dus zeker van zijn dat net als voorheen toen de vrienden van God blij waren toen ze zagen dat
Lazarus uit de doden was opgewekt voor de glorie van God, zo ook nu de vrienden van God zich
verheugen wanneer ze iemand zien opstaan uit de drie genoemde ondeugden, die echt zorgen voor
een eeuwige dood. (IV Bir. 79:5/6).
Men moet er ook rekening mee houden dat, net zoals Lazarus een tweevoudige vijandschap na zijn
opstanding had opgelopen (want hij had zowel fysieke vijanden, dat waren, mensen die Gods
vijanden waren, en die Lazarus haatte op een fysieke manier, als ook de geestelijke vijanden, dat
wil zeggen, de duivels, die nooit vrienden van God willen zijn, en deze haatte hem op een
geestelijke wijze), zo ook al degenen die nu opstaan uit doodzonden, die kuis willen blijven en
willen vluchten van trots en hebzucht, ook zij hebben een tweevoudige of dubbele vijandschap.
(IV Bir. 79:7).
De menselijke vijanden van God willen een tweevoudige fysieke schade toebrengen aan hen.
Ook de duivels proberen hen te verwonden en pijn te doen op een tweevoudige manier maar dan in
geestelijke zin. Als eerste, wereldse ingestelde mensen verwijten hen met woorden. Ten tweede,
als ze kunnen, veroorzaken ze hen problemen met hun daden, en proberen hen te maken zoals ze
zelf zijn in hun handelingen en gedrag om hen zo weg te trekken uit hun goede ondernemingen.
Echter, deze man van God, die onlangs was bekeerd tot het geestelijke leven, kan deze
kwaadwillende mensen gemakkelijk overwinnen, indien hij geduldig blijft in het weerstaan van
de woorden die rechtstreeks tegen hem gericht worden, en als hij voor hun ogen nog vaker en
vuriger zijn goede daden van een geestelijk en goddelijk karakter ten uitvoer brengt.
(IV Bir. 79:8/12).
De duivels doen een beroep op twee andere methoden om hem te verijdelen om goed te doen. Hun
grote wens in de eersre plaats is om Gods nieuwe dienaar terug te laten vallen in de zonde. Als ze
niet in staat zijn om dit te doen, dan leggen ze zichzelf de taak op om zijn goede werken te laten
verrichten op een onredelijke en onverantwoordde manier, zoals onverstandig vasten of
buitensporig waken. Hun bedoeling is om hem uit te putten en hem zo zwakker te maken in de
dienst van God. De beste remedie voor het eerste gevaar is regelmatig een heilzame belijdenis te
geven van de zonden, en een ware innerlijke berouw hebben in zijn hart over zijn tekortkomingen.
De beste remedie tegen het tweede gevaar is een soort nederigheid hebben dat maakt dat hij eerder
gehoorzaam is aan een ervaren geestelijk leider dan dat hij zijn eigen persoonlijke beslissingen
neemt over wat te doen en welke boetedoeningen uit te voeren. Dit medicijn is inderdaad zo
heilzaam en voortreffelijk dat, zelfs als de gever van het advies minder achtenswaardig is dan de
ontvanger, God zelf, zal de gever van het advies helpen om zijn ontvanger de meest nuttige raad te
geven, op voorwaarde dat beiden het perfecte verlangen hebben om voor de eer en de glorie
van God te werken. (IV Bir. 79:13/19).
Nu dan, mijn geliefde vriend, omdat wij beide onszelf hebben verkregen uit onze zonden, laat ons
daarom God vragen zich te verwaardigen om Zijn hulp aan ons beiden te verlenen, voor mij spreekt,
om aan u te gehoorzamen. We moeten God des te meer smeken voor Zijn hulp omdat u, die rijk, wijs
en edel is zich moet verwaardigen om advies aan mij te vragen, die onwaardig, onwetend, en niet
erg intelligent is. Ik hoop werkelijk dat God respect voor uw nederigheid zal hebben en maakt dat
wat ik aan u schrijf zeer gunstig zal zijn voor u, zowel in lichaam als in ziel. (IV Bir. 79:20/22).
Hoofdstuk 80
AU. 3
Een wijze en heilzame leer aan een zekere priester over hoe hij zijn leven zowel geestelijk als
lichamelijk, gegeven door de bruid van Christus, geïnspireerd in haar door God, moet leiden.
Ik adviseer je om eerst te verblijven in de verblijven naast de kerk van de Heilige Maagd Maria.
Je moet alleen één dienaar bij je houden. Nadat je de noodzakelijke kosten van je inkomen
hebt afgetrokken, moet je wat overgebleven is teruggeven aan je schuldeisers en je schulden
volledig terug betalen. Het is niet goed of redelijk om veel geld te geven aan de armen of aan rijke
vrienden en familieleden, voordat al je schulden zijn afgelost. Als je eenmaal je schulden hebt
afgelost, en na aftrek van de kosten voor jezelf en je dienaar, verdeel dan alles wat over
is aan de armen en de behoeftigen. (IV Bir. 80:1/5).
Je moet goede en bruikbare kerkelijke kledij hebben, en deze goed verzorgen zonder het te
gebruiken voor ijdelheden of uiterlijk vertoon door de kwaliteit van de kleding of een stijl van
kleding aan te nemen die buiten de eerlijke noodzaak of het fysieke nut gaat. Wees slechts
tevreden met twee stel kleren, één voor de feestdagen en één voor de gewone dagen, en gebruik niet
meer dan twee paar schoenen en kousen. Geef alle overbodige kleding die je hebt aan andere
gebruikers of gebruik ze om je schulden af te lossen. Geef dit jaar alle linnen kleding weg, voor
zowel 's nacht als overdag. (IV Bir. 80:6/9).
Beschouw dan dit jaar, jouw kerk, de Heilige Maria, als een afgezonderde kerk om de
volgende drie redenen. Ten eerste omdat, of misschien, je ooit daar verbleef om een trots
motief, dus in de toekomst zul je daar verblijven uit Goddelijke gehoorzaamheid ter ere van de
meest nederige Maagd Maria. En als misschien wel de canons en de beneficies je ooit leiden met
schandelijke woorden weg van de dienst van God en in de richting van het kwade verlangen, moet
je nu proberen met Gods hulp en met behulp van goddelijke en geestelijke woorden om mensen
weg te leiden van het kwade verlangen en in de richting van de heerlijke liefde van God. Als je
misschien ooit een slecht voorbeeld hebt gegeven aan iemand die je gedrag zag op een ontoelaatbare
manier, moet je er nu voor zorgen om een nuttig en deugdzaam voorbeeld te zijn voor hun zielen
door middel van goede daden te doen en door een oprechte houding te hebben.
(IV Bir. 80:10/13).
Vervolgens, mijn lieve vriend moet je de tijd van je dag en je nacht verstandig en efficient
inplannen voor de glorie van God. Ik heb wel gemerkt dat je kerkklokken nauwkeurig op het
afgesproken uur luiden. Zodra je ze 's nachts hoort, raad ik je aan om onmiddelijk op te staan van
je plaats en denk aan de vijf wonden van Jezus Christus en het verdriet van Zijn meest waardige
moeder met vijf kniebuigingen en vijf Onze Vaders en vijf weesgegroetjes. Daarna moet je beginnen
met de metten van de Heilige Maagd en andere gebeden zeggen die je wil totdat de canons
gezamelijk in het koor worden gezongen. Het is beter dat je onder de eersten de kerk binnenkomt
dan onder de laatsten. Je moet de metten van het getijdengebed devoot zingen, dit behorende te doen
tot het einde staande en zittende wanneer het juist is om dat te doen, en niet sprekende tenzij je
wat wordt gevraagd, en dan alleen antwoorden met een paar fluisterende woorden en geen tekenen
van boosheid of ongeduld laten blijken als je het kan vermijden. Je zal je bescheiden opstellen als
ware je in de aanwezigheid van een tijdelijke of aardse heer. Op dezelfde manier, met des te meer
fatsoen en bescheidenheid en nederige eerbied, zowel naar binnen als naar buiten toe, moet je zijn
in de aanwezigheid en in dienst van de eeuwige Koning van de hemel die altijd en overal
aanwezig is en alles ziet. (IV Bir. 80:14/21).
Als je toevallig wordt gedwongen door een noodzaak te spreken over belangrijke zaken die je
aangrijpen of iemand anders tijdens deze half-uren, treedt uit het koor naar buiten en geef je mening
in een paar woorden zonder stemverheffing en ga dan terug naar je plaats zonder vertraging. Als
het mogelijk is, regel het zo dat de zaak op een ander tijdstip en plaats behandeld kan worden om
zo niet de goddelijke eredienst en glorie gegeven aan God zal worden verminderd of belemmerd.
Zorg ervoor niet te dwalen over de kerk alsof je een wandeling maakt, her- en derwaarts lopende,
terwijl de uren worden gezongen. Dergelijk gedrag hoort bij een instabiele dolende geest en een
lauwe geest met weinig liefde en toewijding. (IV Bir. 80:22/25).
In de tussenliggende tijd, dat wil zeggen tussen het zingen van de uren, jezelf wijden aan gebed of
iets lezen wat godvruchtig is of nuttig is voor je geest of gunstig voor anderen, oftewel het dragen
van constante zorg, vanaf het uur waarin je opstaat uit je bed voor de metten totdat de hoogmis is
voltooid, is het niet de tijd dat je dan vrijwillig betrokken raakt bij iets anders dan zingen, lezen,
bidden, of studie, tenzij het gebeurt dat je iets moet bespreken of moet omgaan met bepaalde
zaken die jou aangaan in het belang van de kerk, hetzij met verbeteringen of organisatie. Zodra de
hoogmis is gevierd, is de tijd daar om te spreken en te overleggen over de behoeften en het comfort
van het lichaam of voor goed en deugdzaam tijdverdrijf. (IV Bir. 80:26/27).
Als je aan tafel gaat, moet je een dankgebed spreken. Of je nu bij iemand anders te gast bent of
zelf gasten aan tafel hebt, spreek eerst over God of Zijn meest waardige Moeder of over een
heilige tijdens de maaltijd voor de stichting en het voordeel van je tafelgenoten als ook voor hen die
het eten serveren, of op zijn minst een paar woorden of zelfs de anderen iets te vragen dat betrekking
heeft op God of Zijn Moeder of op Gods heiligen. Doe evenzo, zelfs als je alleen aan tafel zit en je
dienaar is bij je aanwezig, en laat een aantal dergelijke lezingen worden gedaan die gebruikelijk
zijn te worden gelezen onder broeders die samen dineren in een klooster. Als je klaar bent met eten
en je hebt je dank gegeven aan God en aan je weldoeners, spreek een korte tijd met wat oprechte
personen die je wenst, over allerhande zaken die op jou betrekking hebben. Ga daarna direct
naar je kamer, kniel vijf keer en zeg vijf Onze Vaders en vijf weesgegroetjes ter herinnering aan de
wonden van onze Heer Jezus Christus en het verdriet van Zijn Moeder. Gebruik de helft van de
resterende tijd voor de vespers (of avondgebed) voor het studeren of lezen en voor enige vorm van
rust, tenzij je verhinderd bent door je vrienden als gevolg van zaken die hen aangaan. Gebruik de
andere helft van de resterende tijd om een wandeling te maken om zo een goede ontspanning van je
lichaam te verkrijgen, zodat je sterker wordt voor de glorie van God. (IV Bir. 80:28/34).
Wanneer de tijd voor de vespers daar is, treedt direct tot het koor van de kerk om te zingen op
de manier die hier beschreven is. Zodra de completen zijn gezegd, wordt er elke dag in de vigilie (of
nachtwake) gebeden voor de doden, samen met de drie lezingen voor het avondmaal. Na het
avondmaal, worden dezelfde beoefeningen uitgevoerd als hier na het middagmaal zijn beschreven.
Nadat je het dankgebed hebt gezegd, ga een wandeling maken en breng de tijd door met een
heilzaam en prettige conversatie, totdat je het gevoel krijgt om naar bed te gaan. Zelfs dan, voor
het slapen gaan, plaats jezelf aan de voorkant van je bed en bidt devoot vijf Onze Vaders en vijf
weesgegroetjes ter herinnering aan het lijden van Jezus Christus. Kruip daarna in je bed en geef je
lichaam voldoende slaap en rust zodat je niet door slaperigheid overwonnen zult worden tijdens de
vigilie als gevolg van te weinig slaap en rust. Bidt elke vrijdag met toewijding de zeven psalmen en
de litanie, en geeft op die dag vijf zilveren munten aan vijf arme en behoeftige personen ter
verering van de vijf wonden van Jezus Christus. (IV Bir. 80:35/41).
Bovendien, mijn lieve broeder en vriend, raad ik je aan je te onthouden dit jaar op de volgende
manier als boetedoening voor je zonden. Elke dag gedurende de vastentijd en ook tijdens de Advent,
zou je vasten uit slechts één maaltijd van vis moeten bestaan. Op de vooravond van de feestdagen
van de Heilige Maria, eet een maaltijd die bestaat uit brood en water; op de vooravond van de
feestdagen van de apostelen, eet één maaltijd bestaande uit vis. Elke woensdag eet één maaltijd
bestaande uit kaas, eieren en vis. Elke vrijdag eet één maaltijd bestaande uit alleen brood en wijn, en
als je de voorkeur geeft aan water in plaats van wijn, zal ik je het niet weerhouden, en op zaterdag,
eet één middagmaal bestaande uit vis en olie. Op zondag, maandag, dinsdag en donderdag, eet
twee maaltijden bestaande uit vlees, mits door de kerk niet is voorgeschreven om te vasten.
(IV Bir. 80:42/47).
Alstublieft neem in acht, lieve broeder, dat ik heb besloten om je dit advies te geven en schrijf dit
alles op om drie redenen. In de eerste plaats, zodat de afgunst en sluwheid van de duivel je niet
mag leiden om jezelf zo snel mogelijk te laten uitputten zodat je kracht en je verstand spoedig
zouden beginnen te verzwakken met als gevolg dat je hele leven minder in dienst van God zou
komen te staan dan het zou moeten. Ten tweede, als wereldse ingestelde mensen een gebrek aan
verstand of kracht in je merken als gevolg van overwerk, of als ze zien dat je vermoeid oogt door
het werk dat je hebt gedaan, dan zou het hen schrik kunnen aanjagen en krimpen ineen om zich te
onderwerpen aan Gods werk. Ten derde, omdat ik er op vertrouw dat je werk meer een welgevallig
zal zijn voor God te meer omdat je eerder jezelf nederig zal opstellen om advies te vragen aan
anderen dan jezelf te leiden op basis van je eigen persoonlijk oordeel. (IV Bir. 80:48/51).
'
Maak jouw eigen website met JouwWeb